Inleiding
Ik hoef niet uit te leggen dat de USA ons favoriete vakantieland is. Het is vooral de combinatie van de prachtige natuur, het gemak waarmee je daar rond kunt reizen, en het gevoel van vrijheid, dat ons steeds opnieuw naar de USA trekt. Maar natuurlijk zijn er nog veel andere landen waar de natuur minstens net zoveel te bieden heeft…..
IJsland, bijvoorbeeld. Al een paar jaar hadden we vaag het idee dat we dáár toch ook wel eens heel graag naar toe zouden willen gaan. En toen we in augustus 2015 onverwacht zo’n anderhalve week vrij konden krijgen van ons werk, was er ineens geen sprake meer van ‘een vaag idee’ maar van een concreet plan. En mochten we ons gaan inlezen over bestemmingen met onuitsprekelijke namen zoals Ingjaldshólskirkja, Fjaðrárgljúfur en Svínafellsjökull. De autohuur was ook belangrijk, want uiteraard wilden we wel graag een stoere 4WD auto waarmee we de binnenlanden in zouden kunnen gaan. Toen we de huurprijzen zagen was ’t wel even flink slikken: voor 11 dagen autohuur in IJsland zouden we zowat evenveel kwijt zijn als voor 3 weken autohuur in Amerika. De reden daarvoor was wel logisch, de 4W-drive auto’s worden alleen maar verhuurd tijdens de zeer beperkte periode waarin de highlands bereikbaar zijn, slechts enkele maanden per jaar. Gelukkig vonden we een maatschappij die de auto’s tegen redelijke prijzen verhuurde. Redelijke prijzen voor IJslandse begrippen, moet ik er dan wel even bij zeggen.
Toen de vliegtickets, de route en de autohuur geregeld waren, bleef er nog één belangrijk punt over waarmee we rekening moesten houden: onze kleding! We zorgden voor regenkleding en laarzen, voor warme jassen, handschoenen en mutsen. En natuurlijk gingen er ook stevige wandelschoenen de koffer in. Laat maar komen dus, dat wispelturige weer waar IJsland om bekend staat. We waren er prima op voorbereid!
DAG 1 : ZATERDAG 22 AUGUSTUS : GERWEN – SCHIPHOL – KEFLAVIK – BORGARNES
Gereden: 130 kilometer
Voor het eerst sinds jaren zijn we weer eens met de eigen auto naar Schiphol gereden. We parkeerden op P3, reden met de shuttlebus naar de vertrekhal en gingen daar op zoek naar uitzwaaiers Melanie, Marcel en Oona die hadden laten weten dat ze ook net waren gearriveerd. Allereerst zijn we onze koffers in gaan leveren. Pfff, daar stond een lange rij zeg….. we hadden tijd genoeg maar van die tijd werd zo toch wel meteen al een heel stuk opgeslokt. Terwijl we in de rij stonden gaf Oona een van haar knuffels aan ons, die zouden we dan in IJsland op de foto kunnen zetten. Zoals we dat eerder in 2006 ook al hadden gedaan met Ducky en in 2014 met Moosie. Tien minuutjes later, we waren inmiddels weer een klein beetje naar voren geschuifeld in de lange rij van koffer-inleveraars, zag het gezichtje van Oona er toch wel een beetje sip uit…… ze wilde haar knuffel toch eigenlijk liever zelf houden! Waarop die weer verhuisde van onze rugzak naar de hare, we zouden in IJsland vast wel een leuke plaatsvervanger kunnen vinden. Toen we onze koffers eindelijk kwijt waren, hadden we nog net genoeg tijd over om met z’n allen een hapje te gaan eten. Maar daarna moesten we toch echt richting de gate.
Wat was het warm zeg, daar in die wachtruimte. En wat waren die medewerkers van Icelandair toch allemaal aan het doen met die apparaten waarmee de boarding-passes gescand worden? Toen er ook nog eens twee monteurs verschenen, voelden we nattigheid. Ja hoor, er was sprake van een storing…. En dus ook van vertraging. De zweterige warmte begon nu echt vervelend te worden; wat jammer zeg dat we niet nog een flesje water hadden gekocht want we hadden ongelooflijk veel dorst. En geen enkel idee hoe lang het zou gaan duren voordat we eindelijk het vliegtuig in zouden mogen. Uiteindelijk viel de vertraging toch nog mee, het was zowat kwart voor 3 ’s middags toen we vertrokken, drie kwartier later dan dat op onze tickets stond.
Na een rustige vlucht, met een zéér welkom glaasje water dat na een uurtje vliegen door de stewardess werd uitgereikt, zagen we IJsland onder ons verschijnen. Links van ons zagen we het water van de Atlantische Oceaan, maar daarachter een hoge besneeuwde bergtop die prachtig in de zon stond. Ik wist ’t niet zeker, maar ik vermoedde dat dat de Snæfellsnesjökull was, de vulkaan op het schiereiland Snæfellsnes waar we morgen omheen zouden gaan rijden. Meestal is de top van die vulkaan vanaf de grond niet te zien, omdat die schuil gaat achter de wolken. Maar zo vanuit het vliegtuig hadden we er een prachtig zicht op. Toen we verder daalden was er van dat mooie zonnetje niets meer te zien, we doken de wolken en daarmee ook de regen in. Welkom in IJsland!
De piloot had ons beloofd dat hij onderweg nog een groot deel van de vertraging goed zou kunnen maken. En afgaande op de informatie die we tijdens de vlucht op het beeldscherm konden raadplegen leek dat ook daadwerkelijk te gaan lukken. Maar het allerlaatste stukje nam toch nog heel veel tijd in beslag, nabij luchthaven Keflavik werden er nog wat cirkeltjes gedraaid voordat we uiteindelijk dan toch mochten gaan landen, van de onderweg goedgemaakte tijd bleef vrijwel niets meer over. Iets na half vier ’s middags (IJslandse tijd) stonden we aan de grond, ruim een half uur later dan gepland. Op de luchthaven zelf ging ’t verder wel heel vlot, we hoefden hier immers niet langs Immigration Officers en douane-beambten.
Elke keer als we ergens op een luchthaven aankomen, zien we daar de ‘mannen-met-bordjes’ staan. Bordjes met daarop de namen van passagiers die door hen worden opgehaald. En hé, deze keer stond er zowaar ook zo’n mannetje voor ons klaar. Wat een luxe, zeg! Helemaal bovenaan op zijn bordje prijkte de naam “Hans Meulenbroeks”, daaronder stonden nog diverse andere namen vermeld. Al vrij snel meldden zich de andere passagiers die blijkbaar ook bij Icerental 4×4 hun auto hadden gehuurd, en in kolonne liepen we netjes achter de ‘man-met-bord’ aan naar buiten. Ik was er niet eens aan toegekomen om mijn regenjas snel uit de koffer op te diepen, ik had niet meer dan een t-shirt en een dun vest aan. Ik vreesde al dat onze eerste stappen buiten in IJsland meteen al een koude en natte kennismaking met het weer zouden worden, maar dat viel gelukkig reuze mee. Het regende nog maar nauwelijks, en het was helemaal niet koud. En bovendien was de parkeerplaats ook nog eens hartstikke dicht bij de gebouwen. “We will have to squeeze”, kondigde de jongeman van Icerental 4×4 aan. En inderdaad, het busje waarmee hij ons naar het autoverhuurstation zou gaan brengen was eigenlijk net te klein voor het aantal personen. Hans en ik zaten knus samen heel close op de voorbank, de andere passagiers kregen de twee banken daarachter toebedeeld.
Zo, die jongeman wist het gaspedaal flink te raken. In een behoorlijk tempo reden we van de luchthaven naar het autoverhuurstation, dat zich ergens achteraf op een industrie-achtig terrein bleek te bevinden. Het kantoortje waar we werden ontvangen was onooglijk klein, ook hier was het weer even passen en meten om iedereen binnen te krijgen. Een vriendelijke jongeman legde de belangrijkste regels uit. Zoals het ongebruikelijke “Houd de deur van de auto altijd goed vast als je in- of uitstapt!” De harde wind, heel gebruikelijk hier in IJsland, was de reden voor deze nuttige tip. De papieren werden getekend, en daarna mochten we mee naar buiten waar we een rode Jeep Cherokee kregen toegewezen. We begonnen nu te snappen waarom Icerental 4×4 zoveel goedkoper was dan hun concurrenten, de auto had al ruim 130.000 kilometer op de teller en bovendien zat er ook nog eens een flinke deuk aan de achterzijde. Dat werd overigens wel netjes op de papieren aangetekend, zodat wij daarvan straks niet de schuld zouden kunnen krijgen. En zo reden we even later in onze stoere Jeep weg bij het autoverhuurstation. Als eerste riepen we de hulp in van onze IJslandse TomTom, die standaard was meegeleverd. Tommie sprak gelukkig geen IJslands, maar helaas wel Frans. En dat was niet veel beter! Na wat zoeken en proberen slaagden we er gelukkig in om hem Engels te laten spreken.

Hotel Hafnarfjall
Eigenlijk hadden we nog wel even Reykjavik willen gaan bezoeken. Maar we waren later op pad dan we vooraf hadden verwacht, en bovendien hadden we van de man van Icerental 4×4 gehoord dat het in de stad erg druk zou zijn omdat er festiviteiten waren. En omdat het ondertussen ook weer was gaan regenen, besloten we Reykjavik nu nog links te laten liggen. Op de laatste dag van onze vakantie zouden we er alsnog naar toe kunnen gaan. Ter hoogte van Reykjavik zagen we ineens een Subway langs de kant van de weg liggen…… Yes!! Daar willen we naar toe!! Want dat ene kleine glaasje water tijdens de afgelopen zes uren was toch echt veel te weinig geweest om onze zeer grote dorst te lessen. Maar verdorie, op het moment dat we de Subway zagen waren we ook de afslag al voorbij. En datzelfde gebeurde een klein stukje verder zowaar nog een keer.
We waren Reykjavik nog maar net voorbij toen de vlakke omgeving veranderde, we reden nu tussen lage bergen door die prachtig groen waren. Niet omdat er bomen of struiken stonden, nee de bergwanden zelf waren groen. In een weiland rechts van ons zagen we een heel stel paarden staan, de eerste van de vele IJslandse paarden die we tijdens deze vakantie nog tegen zouden gaan komen. Vijf van die paarden renden met wapperende manen langs een hek af……. schitterend……. Dit gaf ons een “de-vakantie-is-nu-écht-begonnen“-gevoel!
We kwamen nu vrijwel geen huizen of andere bebouwing meer tegen. En dus ook geen restaurants of eetcafés, daar ging ons mooie plan om onderweg ergens een hapje te gaan eten. We waren wel blij dat de IJslanders aan het einde van de vorige eeuw een tunnel hebben aangelegd onder het water van Hvalfjörður door. Dat scheelde ons toch maar mooi zo’n 45 kilometer rijden. De Hvalfjarðargöng (op goed Nederlands: de Walvisfjordtunnel) is bijna 6 kilometer lang, en da’s best wel een eind hoor, om daar zo doorheen te rijden. Op het diepste punt bevonden we ons 165 meter onder de zeespiegel, al merk je daar tijdens de rit uiteraard niets van. Toen we de tunnel weer uitreden, moesten we tol betalen: duizend IJslandse kronen kostte het. Dat klinkt duur, maar omgerekend waren we toch echt niet meer kwijt dan 7 euro.
Het was nu nog maar een klein stukje naar onze overnachtingsplaats Borgarnes. TomTom bleek het adres van ons hotel niet te kennen. Gelukkig hadden we vooraf de route naar het hotel al bestudeerd, we konden Hotel Hafnarfjall heel makkelijk vinden. Voor het eerst mochten we onze bagage een hotelkamer binnendragen, in de stromende regen! De kamer was klein, maar wel heel netjes. Alleen mochten we niet naast elkaar slapen deze nacht, er stonden alleen twee smalle eenpersoonsbedden op de kamer. We zijn nog even Borgarnes ingereden, waar we al snel een restaurant vonden. Het eten smaakte voortreffelijk, en de cola (ja hoor, die hebben ze in IJsland ook volop!) was zelfs nog veel meer welkom….
DAG 2 : ZONDAG 23 AUGUSTUS : BORGARNES – GRUNDARFJÖRÐUR
Gereden: 236 kilometer
Wat een héérlijk ontbijt hadden ze daar, in Hotel Hafnarfjall. Diverse soorten brood, volop keus in beleg, eigengemaakte jus d’orange…. hier kan een ontbijt in een gemiddeld Amerikaans motel echt niet aan tippen. ’t Enige nadeel was dat het zo laat werd geserveerd, we zijn immers gewend om lekker vroeg op pad te gaan en tja, dat kan niet als het ontbijt pas om 8 uur klaar staat.
Vandaag was het schiereiland Snæfellsnes aan de beurt. We hadden allerlei mooie plekjes in ons reisplan opgenomen; het waren er te veel om ze allemaal te kunnen gaan bekijken dus we zouden keuzes moeten gaan maken. Als eerste stond Gerduberg op het programma, dat is een rotswand die uit basaltkolommen bestaat. Om die van dichtbij te kunnen zien, mochten we meteen een stukje dirtroad gaan rijden. Wat met onze stoere Jeep Cherokee uiteraard geen enkel probleem was. Direct vóór de rotswand lag een korte steile helling, vol met door groene mossen overwoekerde basalt brokstukken. Hans is daar tegenop gelopen, hij wilde de rotswand graag van heel dichtbij op de foto zetten. Zeker die ene basaltkolom die wat naar voren helde, los van die andere kolommen die allemaal netjes naast elkaar stonden, bleek een leuk fotomodel te zijn.
Natuurlijk wisten we vooraf dat tijdens deze vakantie het risico op slecht weer groot zou zijn, IJsland staat nu eenmaal niet bekend om z’n lekker warme en zonnige klimaat. Maar uiteraard hoopten we wel dat de kou en de regen IJsland net nu even over zouden slaan. Maar helaas, de weergoden lieten ons in de steek, toen we bij Gerduberg wegreden begon het te regenen. Hard te regenen, we konden echt niets meer van de omgeving zien. Verschillende keren zeiden we tegen elkaar: “We dénken dat het hier heel mooi is”; zeker weten konden we het niet want alle bergen waren niet meer dan vage silhouetten in een dikke mist. Jammer…..
Onze tweede stop was bij de waterval Bjarnafoss. In de stromende regen hebben we nog geprobeerd om deze mooie, slanke waterval op de foto te zetten. Tevergeefs, op de foto’s die we hebben gemaakt gaan alle details verloren, de bovenzijde van de waterval is zelfs helemaal niet te zien. Ook ons bezoek aan het zwarte kerkje Budír Kirkja viel letterlijk in het water. We hebben daar nog wel een korte wandeling gemaakt door een mooi lavaveld, we hadden die regenkleding niet voor niets meegenomen, toch!
Rauðfeldsgjá is de naam van een kloof, vlak bij het plaatsje Arnarstapi, waar je een heel klein stukje in kan lopen. Toen we daar aankwamen was het weer grotendeels droog, het miezerde nog wel een klein beetje maar daar lieten we ons niet door tegenhouden. Via een pad van ongeveer 500 meter lang liepen we naar de ingang van de kloof toe. Of, beter gezegd, klómmen we naar de ingang toe, het pad ging behoorlijk steil omhoog. Langs het pad stroomde een beekje, en daar moesten we dus dwars doorheen om de kloof in te kunnen. Het was heel ondiep hoor, maar de keien waar we overheen moesten balanceren waren wel behoorlijk glibberig. Ik was blij dat ik mijn stokken bij me had, een beetje extra steun kon ik op dit stukje wel gebruiken. Al na een paar meter bereikten de plek vanwaar we niet meer verder konden, we stonden nu helemaal in de smalle vochtige kloof. Wat was het mooi hier, met die grillige, groen uitgeslagen rotswanden, en dat mini-watervalletje daar tussenin. De mist die bovenin de kloof hing maakte het nóg wat mooier. Op een van de rotsblokken zat een meeuw, die tot onze verbazing gewoon bleef zitten op het moment dat wij er aan kwamen. Pas toen we nog wat dichterbij kwamen, beseften we waarom hij niet meteen was weggegaan. Het arme dier was ziek, het fladderde moeizaam een klein stukje verder naar achteren en bleef daar weer zielig in elkaar gedoken zitten. We zagen nu ook diverse skeletten van andere vogels liggen, het leek wel of het hier een plek was waar ze naar toe gaan om te sterven. Sorry, arm beest, dat we je hier in je laatste uren nog komen storen.
De kustlijn tussen de plaatsjes Arnarstapi en Hellnar is een van de meest toeristische plekken op het schiereiland. En inderdaad, op het drie kilometer lange wandelpad kwamen we voortdurend andere mensen tegen. Uit allerlei verschillende landen, we hoorden Frans, Duits, Italiaans maar ook talen die nog van heel wat verder kwamen…. Niet gek hoor, dat dit zo’n populaire wandeling is. Want de omgeving was echt heel erg de moeite waard. Het lavaveld Bólhólar waar we doorheen liepen was prachtig, en regelmatig hadden we een mooi zicht op de kustlijn. Die bestond uit donkere basaltkolommen; die waren niet recht, zoals bij Gerduberg, nee, we zagen hier juist allerlei prachtige draaiïngen in het gesteente. Toen we het einde van het pad naderden, in de verte zagen we het plaatsje Hellnar al liggen, waren we nog steeds niet de bekende rotsboog-in-het-water Gatklettur tegengekomen. En omdat het pad nu van de kustlijn afboog, beseften we dat we die verderop ook niet meer zouden zien. Ergens moesten we Gatklettur dus hebben gemist. Bleek die boog, gezien vanuit Arnarstapi, net de andere kant op te liggen. Wij waren vanaf de parkeerplaats rechtsaf gelopen, de boog lag juist aan de linkerkant. Gatklettur was groter dan ik vooraf, aan de hand van de foto’s, had verwacht. Het was een prima afsluiting van een zeer geslaagde wandeling.
Om de waterval Klukkufoss te kunnen bereiken, zouden we een stukje via een ruige dirtroad moeten rijden. Nou, ruig…… met de beste wil van de wereld kon ik deze onverharde weg hooguit ‘een beetje hobbelig’ noemen. Een makkie dus….. De trailhead stond netjes met een bordje aangegeven, vanaf daar moesten we ongeveer 400 meter lopen tot aan de waterval. Het pad liep door opnieuw door een lavaveld, dit was pas onze tweede dag in IJsland maar we hadden – al rijdend en lopend – nu toch al heel wat van dit soort velden gezien. Net als bij Rauðfeldsgjá moesten we weer behoorlijk klimmen, ’t was hard werken maar moeilijk was het gelukkig niet. Even later stonden we, zonder ook maar één andere toerist in de buurt, bij de waterval. Die was niet hoog of breed, maar wel erg mooi qua vorm. Het water kwam in een paar trappen naar beneden, met een sierlijk bochtje daarin. De mooie rotswanden aan de zijkant maakten het plaatje helemaal compleet. Net toen we bezig waren om de fotocamera weer in de rugzak op te bergen, kwamen er wat andere mensen aanlopen. En begon het weer te regenen. Hadden wij even geluk gehad dat we Klukkufoss nog net op tijd hadden gezien.
We hadden ondertussen wel door dat de IJslandse TomTom niet zo accuraat was als z’n Nederlandse broertje. Gisteren wist hij ons hotel niet te vinden, en vandaag kon hij ons niet de weg wijzen naar Ingjaldshólskirkjavegur. Dat is de weg waaraan het fotogenieke kerkje Ingjaldshólskirkja ligt. Maar opnieuw bleek het niet moeilijk te zijn om de juiste route op eigen kracht te vinden, vandaar dat we hier dus toch een foto van het kerkje kunnen laten zien.
Tijdens de voorbereidingen voor deze reis hadden we volop informatie verzameld over de vele watervallen die we onderweg tegen zouden gaan komen. We waren dan ook verrast dat we zomaar langs de weg een prachtige waterval zagen waarover we nergens iets hadden gelezen. De waterval was heel hoog, en het water viel in een groot aantal trappen naar beneden. Er liep een voor auto’s begaanbaar pad in de richting van de waterval, maar dat zag er nogal privé uit, dus daar zijn we maar niet ingereden. Maar zo vanaf de kant van de weg was het ook al prima mogelijk om dit mooie exemplaar te bekijken, en die kans lieten we natuurlijk niet aan ons voorbij gaan.

Kirkjufellfoss
Over watervallen gesproken: de bekendste waterval op het schiereiland is Kirkjufellfoss. En die lag op maar een paar minuten rijden van onze overnachtingsplek vandaan, we hadden dus mooi twéé kansen om deze waterval te gaan bekijken. Vandaag, en ook nog morgenvroeg. Kirkjufellfoss is een kleine waterval, bestaande uit een paar naast elkaar omlaag vallende stroompjes. Je kan de waterval vanuit allerlei hoeken fotograferen, het mooiste shot is wel dat waarbij je de spitse berg Kirkjufell op de achtergrond ziet staan. Helaas was het grauw en grijs weer op het moment dat we bij de waterval stonden, eigenlijk verdient de compositie “waterval+berg” toch echt een mooie blauwe lucht op de achtergrond. Maar dat zat er duidelijk niet in, vandaag.
Even kijken of TomTom wél zou weten waar we in het plaatsje Grundarfjörður onze sleutel op zouden moeten halen. En zowaar, hij bracht ons rechtstreeks naar het adres dat ik had ingevoerd. Dat adres bleek in een woonwijk te liggen, via een trap aan de buitenzijde kwamen we terecht in een kantoortje ergens in een kelder onder een woonhuis. De receptioniste gaf ons de sleutel en ook een plattegrondje waarop de locatie van het hotel stond aangegeven. En ze wist ons ook nog te vertellen dat direct naast het hotel een gloednieuw restaurant lag, het was pas drie weken geleden geopend. Het hotel bleek meer een soort hostel te zijn, we kwamen binnen in een hal waar we een bordje aantroffen waarop het verzoek stond om je schoenen uit te doen, en achter te laten op een van de bankjes daar in die hal. Aan dat eerste verzoek voldeden we graag, maar onze schoenen achterlaten ging ons toch net wat te ver. Ik ben veel te blij dat ik – met die moeilijke voeten van mij – dé perfecte wandelschoenen heb gevonden, die dingen zijn heilig voor me. Dus met de schoenen in de hand (we hebben ze in de hotelkamer netjes op een plastic tas neergezet) zijn we op zoek gegaan naar onze kamer. Een nette, maar wel erg simpele kamer. Gelukkig wel met eigen toilet en douche, iets dat hier in IJsland niet vanzelfsprekend is.
In de meeste restaurants in Amerika kan je, zonder dat je daarbij uit de toon valt, rustig in je hike-kleding naar binnen toe. Ook hier zijn we, op onze slippers en met onze bepaald niet meer brandschone kleren, naar het naast het hotel gelegen restaurant gelopen. Oeps….. dit was wel heel erg chique, daarbinnen……. Ik voelde me nu toch wel een beetje opgelaten in mijn niet zo restaurantachtige kloffie. De menukaart was vaag, we hadden van diverse gerechten geen idee wat het nu eigenlijk voorstelde. Uiteindelijk kozen we allebei voor een salade; een prima keus want het smaakte ons allebei bijzonder goed. Ook de homemade icecream die we als toetje namen was voortreffelijk….
Vanuit onze hotelkamer keken we zowaar uit op Kirkjufellfoss. Als het weer nog op zou klaren, dan zouden we er nog even naartoe zijn gegaan, zo hadden we afgesproken. Maar stiekem was ik best wel blij dat het de hele avond bleef regenen, het was een lange dag geweest en ik had niet meer de puf om nog eens op pad te gaan. Morgenvroeg hadden we nog een kans……
DAG 3 : MAANDAG 24 AUGUSTUS : GRUNDARFJÖRÐUR – ÁRBAKKI
Gereden: 370 kilometer
Maar het was al snel duidelijk dat we een extra kans voor Kirkjufellfoss maar gauw uit ons hoofd moesten zetten….. het regende hard en afgaande op de weersvoorspelling zou dat nog een hele tijd gaan duren. Pas zowat halverwege de middag zou de ergste buienkans voorbij zijn, zo werd voorspeld. Ons hotel in Grundarfjörður was het enige tijdens deze reis, waar geen ontbijt bij zat inbegrepen. We moesten dus zelf op zoek naar een plekje waar we zouden kunnen gaan eten. Viel dat even tegen, zeg. Er was nergens iets open, zelfs bij het self-service benzinestation was geen winkel te bekennen. We besloten dan ook om naar de wat grotere plaats Stykkishólmur te rijden, daar zouden we vast wel iets kunnen vinden.
Onderweg kwamen we langs het lavaveld Berserkjahraun. Even aarzelden we, had het wel zin om in de stromende regen dat lavaveld in te rijden? Maar ach, waarom ook niet…… We gingen rechtsaf, en meteen al bevonden we ons midden tussen de grillige lavablokken, begroeid met groene mossen en kleine bloempjes. Gelukkig regende het niet meer voortdurend zo hard, we zijn dan ook regelmatig uitgestapt om de prachtige omgeving goed te kunnen bekijken. We kregen gezelschap van een groepje van zeven schapen die het totaalplaatje helemaal compleet maakten. Alleen bleken ’t niet zo’n goede fotomodellen te zijn, de meeste tijd stonden ze heel stoïcijns met hun achterwerk naar ons toe gericht. Niet zo fotogeniek, dus. Ondanks de regen bleek de route prima begaanbaar te zijn, sneller dan verwacht bereikten we alweer het einde ervan. Jammer, we hadden helemaal nog geen zin om weer de verharde weg op te gaan. Spontaan zijn we omgedraaid, we hebben de 9 kilometer lange route gewoon nog een keer gereden.
In Stykkishólmur stuitten we al snel op Nesbraud Bakkari. Toen we zagen dat we daar belegde broodjes konden bestellen die we ook nog eens ter plekke op konden eten, kwamen we al gauw tot de conclusie dat we dit de IJslandse Bakker Bart was. Maar die vergelijking bleek een beetje te veel eer te zijn. Voor Bakker Bart dan….. de broodjes bij Nesbraud Bakkari waren veel lekkerder. Met onze magen weer heerlijk gevuld gingen we ook nog even bij de plaatselijke supermarkt langs, waar we wat drinken en wat lekkers voor onderweg hebben gekocht. We hadden immers nog een lange rit voor de boeg.
Volgens de borden zouden we op de onverharde weg die langs de noordzijde van het schiereiland loopt 80 kilometer per uur mogen rijden. De vele potholes brachten ons al gauw op andere gedachten, we wilden onze auto toch graag nog wat langer kunnen gebruiken…… De sowieso al behoorlijk lange rit naar het watervallengebied Hraunfossar kostte door dit langzame begin dan ook meer tijd dan we vooraf hadden ingeschat. En eigenlijk was dat best wel gunstig, want tegen de tijd dat we onze bestemming bereikten was de regen gestopt en kwam zowaar de zon heel voorzichtig door. De weersvoorspelling die we deze ochtend hadden gezien bleek prima te kloppen!

Hraunfossar
Hraunfossar is een zeer populaire toeristische bestemming. De drukte viel ons overigens wel mee, er waren veel andere bezoekers maar aan de deels nog lege parkeerplaats konden we zien dat het soms nog veel drukker kan zijn. We liepen allereerst naar een waterval die een klein stukje verderop lag. Deze kleine Barnafoss maakte niet heel veel indruk op ons, ’t was eigenlijk niet echt een waterval maar meer een stroomversnelling. Gauw verder dus naar de hoofdattractie…. Hraunfossar is de naam van een reeks van watervallen die over een afstand van maar liefst 900 meter in de rivier Hvíta stromen. En, heel apart, het water komt niet via een rivier naar deze plek, nee, het stroomt ondergronds door een lavaveld heen. Je ziet al die waterstromen dus zomaar vanuit de wand van het lavaveld tevoorschijn komen….. Nabij de parkeerplaats zijn een aantal platforms aangelegd vanwaar je dit schitterende natuurverschijnsel prima kan bekijken. En wat waren we blij met het weer, de zon ging nog schuil achter wat sluierbewolking, waardoor de watervallen precies goed in het licht stonden. Geen grauwe regen, geen al te felle zon, gewoon perfect dus! De meeste bezoekers beperkten zich tot het gedeelte dat vanaf de platforms te zien was. Maar wij wilden graag de volle 900 meter bekijken, we zijn via een half overwoekerd pad tot het einde toe doorgelopen. Leuk om Hraunfossar zo over de hele afstand in één keer te kunnen zien.
Opnieuw hadden we een lange rit voor de boeg, naar onze volgende overnachtingsplaats. We hadden de keuze tussen 140 kilometer via de verharde weg, of 110 kilometer waarvan bijna de helft via een onverharde weg zou gaan. Omdat we vanmorgen al zoveel dirtroad hadden gereden, kozen we deze keer voor het asfalt. We stelden TomTom in, maar die stuurde ons heel eigenwijs toch richting de onverharde route. Na een korte aarzeling besloten we om toch maar het advies van Tommie op te volgen. En zo maakten we even later kennis met onze eerste Highlandroute van deze vakantie, de Kaldidadur.

Strokkur
Kaldidadur betekent “Het Koude Dal”; de route die daar dwars doorheen loopt is vijftig kilometer lang. We reden langs velden die helemaal bezaaid waren met grote rotsblokken. Door een dal met links en rechts om ons heen hoge bergen en gletsjers. En zowaar ook nog direct langs een gletsjertong af, die lag op slechts enkele meters afstand parallel aan de weg. Zo nu en dan reden we door flinke plassen water, onze auto is tijdens deze rit dan ook ongelooflijk smerig geworden. En daar was Hans uitermate tevreden mee, hij houdt tijdens een vakantie niet van een schone auto. Thuis, tijdens de voorbereidingen, had ik al gemerkt dat er van de Kaldidadur-route maar heel weinig foto’s op internet staan. Waaruit ik de conclusie had getrokken dat er onderweg geen echte hoogtepunten te zien zouden zijn. Dat klopte. Toch waren we blij dat we voor deze route hadden gekozen, want ook al waren er dan geen spectaculaire blikvangers, ’t was wél een leuke route om te rijden.
We reden Het Koude Dal uit, en zo vanzelf het Nationale Park Þingvellir in. Dit park wordt in elk reisboek en op elke IJsland-website vermeld als een van belangrijkste toeristische bezienswaardigheden, ik had het in eerste instantie dan ook in onze routeplanning opgenomen. Maar toch…. de verhalen die ik las en de foto’s die ik zag slaagden er steeds maar niet in om me enthousiast te krijgen. En Hans voelde dat precies zo. Vandaar dus dat we uiteindelijk besloten om het park links te laten liggen…. Er zullen vast niet veel First-Time-IJslandbezoekers zijn die Þingvellir aan de noordzijde inrijden en zonder ook maar één stop er aan de oostzijde meteen weer uitgaan. Tja, misschien hebben we wel iets geweldig moois gemist….

Strokkur
We hadden een overnachting geboekt in de Árbakki Farmhouse Lodge. Op de plattegrond van Booking.com had ik al gezien dat deze Bed & Breakfast niet in de bebouwde kom lag, vandaar dat ik vermoedde dat TomTom de straatnaam niet zou kennen. En inderdaad, Tommie had geen idee hoe hij ons naar de juiste plek moest sturen. Maar hierop waren we dus voorbereid, ik had gisterenavond in ons vorige motel al gezien dat we de weg met nummer 355 zouden moeten nemen. Tot onze verbazing bleek dat een onverharde weg te zijn, blijkbaar lag de Lodge dus nog méér afgelegen dan we vooraf al vermoedden. Na een paar kilometer zagen we langs een lange bomenrij een zandpad naar rechts gaan, vooraan die weg stond een bordje waarop “Nature Spa” vermeld stond. Kort daar voorbij kwam er weer een afslag naar rechts, en ja hoor, daar zagen we de naam “Árbakki” op een bordje staan. Aan het eind van het korte pad reden we zomaar het terrein van een boerenerf op, het leek hier helemaal niet op de Bed & Breakfast van de foto’s. Nergens was er iets te zien wat op een receptie of iets dergelijks leek, dus we stonden wat onzeker om ons heen te kijken. Er kwam een jongeman op ons toelopen, die vroeg of we misschien in de Nature Spa moesten zijn. Op ons antwoord dat we op zoek waren naar de Árbakki Farmhouse Lodge zei hij dat we te ver waren gereden, we moesten omkeren en dan het pad langs de rij bomen volgen. Wat vreemd, was “Nature Spa” dan misschien een andere naam voor Árbakki?
We bedankten de jongeman, en reden terug naar het eerste zandpad. Maar aan het eind daarvan werd de situatie nog vreemder. Er stond daar een hele oude schuur, vanwaar we via een verwilderd pad wat verder konden lopen. Daar kwamen we uit bij een net wat minder oud huis met daarvoor een terrasje met tafels en stoelen. Hè gelukkig, dit zag er toch wel uit als een Bed & Breakfast. Binnen werden we te woord gestaan door een heel jonge vrouw, een meisje nog eigenlijk, die ons liet weten dat ze de naam Árbakki niet kende. Maar ja, ze werkte hier ook nog maar pas….. Voor de zekerheid keek ze nog even in de reserveringen, de naam Meulenbroeks kwam daar niet in voor, dus híer moesten we toch echt niet zijn. Ze pakte een plattegrond en tekende daar een kringetje op, dat zou de plek zijn waar we nu stonden. En opnieuw schepte dit verwarring bij ons, ze had dat kringetje niet langs weg nummer 355 gezet maar langs een weg die daar een klein stukje vandaan lag. Zaten we dan echt helemaal verkeerd?
We wisten het echt even niet meer….. Een boerenjongen die ons, na het horen van de naam Árbakki, naar de Nature Spa stuurde. Het jonge meisje dat een andere weg op de kaart aanduidde. Als zelfs de IJslanders Árbakki al niet konden vinden, hoe moesten wij er dan nog in slagen?? En we hadden toch echt, dicht bij die boerderij, een bordje met daarop de juiste naam gezien. We besloten om toch weer naar de boerderij toe te rijden. En ja hoor, daar werd het mysterie opgehelderd….. Direct langs de boererij af liep nog een zandpad, met daarnaast een rij bomen. En, heel klein onderaan in het hoekje, stond een bord met de naam Árbakki. Toen was het niet moeilijk meer, al na enkele tientallen meters bereikten we dan toch eindelijk onze overnachtingsplek.
Net vóór ons was er nog een auto aangekomen. Het Engelse stel dat daaruit stapte vroeg aan ons of wij ook zoveel moeite hadden gehad om de juiste plek te vinden. Hè, gelukkig, het lag blijkbaar toch niet aan ons dat we de juiste route niet in één keer hadden kunnen vinden. We werden welkom geheten door de eigenaar van de woning, een man die, zo schat ik, net iets ouder was dan wijzelf. We hoefden geen reservering te laten zien en zelfs onze naam niet te noemen, hij hoorde blijkbaar meteen al wel dat wij de Nederlanders waren die hier een nachtje kwamen slapen. Dus voordat we het wisten stonden we al met een sleutel in onze handen in een soort van halletje waarop twee kamers en een badkamer uitkwamen. Maar welke kamer was nu de onze? We gingen toch maar even terug om het na te vragen, bleek dat ze allebei voor ons waren. Nou, vannacht hadden we plek genoeg, dat was duidelijk. En een ruime badkamer ook, compleet met ligbad. Nou, dit zag er prima uit.
Op zo’n 20 minuten rijden van Árbakki vandaan ligt Geysir, dat net zoals Þingvellir National Park tot de belangrijkste toeristische attracties van IJsland wordt gerekend. In dat gebied liggen twee geisers en enkele heetwaterbronnen. De grootste van de twee geisers, die waarnaar het gebied vernoemd is, is nog maar heel sporadisch actief. De voornaamste bezienswaardigheid is dan ook de kleinste geiser, die Strokkur heet. Die barst zo’n beetje om de vijf of zes minuten uit, dus: succes gegarandeerd! Toen we bij Strokkur arriveerden, stonden er tientallen mensen met hun foto- of filmcamera in de aanslag om zo’n uitbarsting vast te kunnen leggen. Ook wij veroverden een plekje. Nu gaat ’t bij Strokkur niet om het omhoog spuiten van het water, maar juist om die ene seconde die daar direct aan voorafgaat. Er vormt zich dan héél even een prachtige blauwe blob op de bodem, die op het moment van de uitbarsting uiteenspat. En da’s echt heel apart om te zien. Net zoals alle andere mensen stonden we heel trigger-happy met onze vinger in de aanslag op het knopje van onze fototoestellen….. we moesten natuurlijk wel precies op het juiste moment afdrukken om de Blauwe Blob vast te kunnen leggen. Eerst begon het water te borrelen en te golven….. ja nú……. o nee, toch niet….. nú dan……. O jee, net te laat! Ach, niet getreurd, over vijf minuten mogen we in de herkansing. We hebben toch zeker een half uur daar gestaan, en diverse keren is het gelukt om de Blauwe Blob in de verschillende stadia op de foto te zetten. Missie geslaagd!
Natuurlijk hebben we de rest van het gebied ook nog even bekeken, maar we waren er niet zo van onder de indruk. Het mooist vonden we nog de kleurrijke lijnen die we hier en daar op de bodem zagen. Direct naast Strokkur vonden we er een paar die we graag op de foto wilden zetten. Net op dat moment barstte de kleine geiser weer uit…… bleek dat het water precies daar waar wij stonden naar beneden viel. We waren kletsnat! Ach, zo hadden we voor deze avond onze douche alvast gehad, toch.
DAG 4 : DINSDAG 25 AUGUSTUS : ARBAKKI – KERLINGARFJÖLL
Gereden: 119 kilometer
’s Ochtends om acht uur zaten we in de serre aan de achterzijde van de woning aan een lekker ontbijt. We deelden onze tafel met een stel uit Israël, en natuurlijk was het leuk om met hen de “mooiste-IJsland-plekjes-tot-nu-toe” en ook de plannen voor de komende dagen door te spreken. ’t Was nog een heel probleem om elkaar goed te begrijpen, want zij bleken die IJslandse namen heel anders uit te spreken dan wij (waarschijnlijk zaten we alle vier hartstikke fout!) En bovendien spraken ze ook nog eens heel slecht Engels (dat ging ons dan net weer wat beter af). Voor iemand uit IJsland moet dit gesprek vast heel grappig hebben geklonken!
Na het ontbijt wilde Hans de overnachting gaan betalen. Maar de eigenaar wimpelde dat meteen af: “Jullie komen hier morgenavond terug,” zo wist hij, “dus die betaling komt dan wel.” En dat klopte, het was ons plan om de komende nacht door te brengen in het afgelegen Kerlingarfjöll, en daarna hier terug te komen. De man reageerde heel enthousiast toen hij dit hoorde, hij was daar zelf ook geweest en hij verzekerde ons dat het rondom Kerlingarfjöll echt heel mooi is. We namen afscheid van de vriendelijke man, en gingen daarna met een “vol-verwachting-klopt-ons-hart“-gevoel op pad. We hoopten immers dat onze bestemming van vandaag één van de hoogtepunten van deze vakantie zou gaan worden.
We hadden gelezen dat de F35, de Kjolur Highlandroute, er soms heel slecht bij kan liggen. Maar het viel reuze mee, de weg was makkelijk begaanbaar dus we schoten lekker op. “Zelfs met een gewone personenauto kan je hier nog wel rijden”, was onze conclusie. Maar helaas, die conclusie was iets te voorbarig. Zo’n 30 kilometer nadat we het asfalt achter ons hadden gelaten hoorden we een “Ping!”-geluid uit het dashboard komen. Een heel onheilspellend “Ping!”-geluid. Dit was diezelfde “Jullie hebben een lekke band – Ping!” die we tijdens onze vakanties in Amerika ook al twee keer hadden moeten aanhoren. De boosdoener bleek de rechterachterband te zijn. Zo plat als een dubbeltje was ie……
’t Was wel even zoeken, waar ligt de krik, hoe kan de reserveband onder de auto vandaan worden gehaald? Maar toen we dat eenmaal door hadden ging het best wel vlot. Auto omhoog krikken, kapotte band losmaken, reserveband eronder zetten, en daarna mocht de auto weer omlaag. Terwijl Hans zo hard aan het werk was zag ik tot mijn verbazing een bobbel op de reserveband verschijnen….. Wat bleek, deze band was ook lek!!!
Daar stonden we dan. In the middle of nowhere met twee lekke banden. En da’s dan toch wel even – heel zacht gezegd – flink balen! ’t Enige dat we nu konden doen was afwachten tot er een andere auto langs zou komen, en dan vragen of iemand voor ons Icerental 4×4 zou willen waarschuwen. Want zelf bellen, dan had geen zin. We zouden hier vast geen bereik hebben met onze mobiele telefoon. Natuurlijk kon het geen kwaad om dat laatste even te checken, we hebben dus toch maar even het telefoonnummer van Icerental 4×4 ingetoetst. En tot onze stomme verbazing kregen we zowaar iemand aan de lijn!
Tijdens een wat moeizaam gesprek slaagden we er in onze situatie duidelijk te maken, en uit te leggen waar we waren gestrand. De medewerker van Icerental 4×4 beloofde een collega te sturen (met twéé banden, graag!) maar het zou nog wel een hele tijd duren voordat die er zou zijn. Drie tot drie-en-een-half uur, zo schatte hij. Natuurlijk hadden we geen zin om zo lang in de auto te blijven zitten, we besloten om even een stukje te gaan lopen. We liepen dwars door een open veld, waar we een paar gigantische rotsblokken zagen liggen. Hoe zijn die hier terechtgekomen, vraag je je dan af. Mogelijk zijn ze ooit door een vulkaanuitbarsting hierheen geslingerd, zo filosofeerden we. We vroegen ons af er ooit iemand zou lopen, hier op dat uitgestrekte veld. Waarschijnlijk niet, dachten we, want wie had hier nou eigenlijk iets te zoeken? Maar toen zagen we zomaar ineens een door mensenhanden gebouwd steentorentje (een cairn) boven op een rotsblok staan. En op de grond lag een verroeste deksel van een of andere pot. Waardoor wij dus een illusie armer werden, dit was immers onomstotelijk bewijs dat hier eerder mensen waren geweest. Vrij onverwacht zagen we, een stukje beneden ons, een rivier liggen. Op de oever was overduidelijk een koeienpad te zien. We daalden af, en zijn dat pad een stukje gaan volgen. ’t Was eigenlijk best wel mooi hier, die lekke band had zo toch z’n voordeel want anders hadden dit stukje IJsland zeker niet gezien.
Gaat ineens de telefoon. De man van Icerental 4×4 wilde de maat van onze banden weten. Zo’n vraag hadden we nou echt niet verwacht…… stonden we daar een heel stuk van de auto vandaan! We beloofden de man zo snel mogelijk terug te bellen, vervolgens is Hans snel naar de auto teruggelopen terwijl ik hem in mijn eigen tempo volgde. Jammer, dit zorgde voor weer wat extra vertraging.
Met de auto over een highlandroute rijden is al behoorlijk inspannend. En met de fiets voel je al die gaten en keien misschien nog wel véél meer. ’t Was dan ook verrassend dat er een eenzame fietser aan kwam, zijn fiets had overigens wel speciale banden die geschikt waren voor dit soort terrein. De man stopte, het was meteen duidelijk dat hij graag even met ons wilde kletsen. Toen hij hoorde dat we uit Nederland kwamen, zei hij op vragende toon “Amsterdam?” “Nee, Eindhoven,” antwoordde Hans. “Ah, PSV!” reageerde de man enthousiast. Een echte voetbalfan, dus. Zelf kwam hij uit Spanje, uit Barcelona om precies te zijn. Nu zijn wij bepaald geen voetbalkenners, maar gelukkig wisten we onze fietser wel blij te maken met de opmerking dat in die stad ook nog wel een leuk voetbalclubje is gevestigd. Hij was in zijn eentje in IJsland aan het rondtoeren, en steeds als hij met iemand in gesprek raakte vroeg hij hen om een stukje te schrijven in een boekje dat hij bij zich had. Het liefst in de eigen taal. Dat boekje gebruikte hij straks, als hij weer thuis was, om een reisverslag te kunnen maken. Natuurlijk wilde ik graag aan zijn verzoek voldoen. We hadden toch tijd genoeg, nietwaar! Xavier – zo heette de man – maakte nog een foto van ons samen, terwijl wij aandachtig in het boekje stonden te kijken. En natuurlijk lieten we hem niet vertrekken voordat wij ook hem voor ons reisverslag op de foto hadden gezet.
Hans ging nog een keer een stukje lopen, hij klom aan de andere zijde van de weg tegen een flinke heuvel omhoog. Als je ooit deze route rijdt, kijk dan even rechts op de helling van die heuvel. Dan zie je daar een grote cairn staan, die Hans daar van losse stenen heeft opgebouwd. Tja, je moet iets doen om je tijd te vullen, toch! Zelf ben ik in de auto blijven zitten, ik heb mijn e-reader erbij gepakt. En al gauw was ik helemaal verdiept in een boeiend maar wel erg droevig verhaal over een jochie van 10 jaar dat – helemaal onverwacht – zijn moeder verliest. O jee, ik kan zoiets natuurlijk niet met droge ogen lezen…… En zo meteen zou de man van Icerental 4×4 op komen dagen, als hij me helemaal betraand aan zou treffen dacht hij misschien nog wel dat ik helemaal overstuur was door die bandenpech…..
Precies 3 uur en 20 minuten nadat we Icerental 4×4 voor de laatste keer aan de telefoon hadden gehad, kwam een van hun auto’s aanrijden. Gelukkig zag ik er inmiddels weer toonbaar uit, de laatste bladzijden die ik had gelezen waren iets minder tranentrekkend geweest. In no time zat er een spiksplinternieuwe band rechtsonder onze auto, en hing een iets minder nieuwe band op de reserveband-plek. Eindelijk, we konden weer verder….. Vijf-en-twintig kilometer moesten we nog rijden tot aan onze overnachtingsplaats Kerlingarfjöll, en dat bleken vijf-en-twintig best wel spannende kilometers te zijn. Er lagen erg veel losse stenen op de weg, onze high clearance was hard nodig en onze banden hadden het zwaar te verduren. We zagen onderweg zowaar nog een andere auto met een lekke band langs de weg staan, dat was niet goed voor mijn gemoedsrust. Ik was dan ook erg blij toen we Kerlingarfjöll Mountain Resort eindelijk voor ons zagen verschijnen.
Toch leek onze pech nog niet helemaal over te zijn, want het was inmiddels heel slecht weer geworden. Nu waren we eindelijk waar we wezen moesten, maar regende het zo hard dat het geen zin zou hebben om het hetebronnengebied nabij Kerlingarfjöll te gaan bekijken. Balen, de afgelopen uren was het redelijk goed weer geweest, vanwege die lekke banden hadden we die kans dus mooi gemist. We spraken af om zo snel mogelijk wat te gaan eten, misschien zou het nog wel opklaren en konden we vroeg in de avond nog even op pad.
Vroeg eten, nee hoor, vergeet het maar. Het eenvoudige restaurant, eigenlijk was het meer een kantine, van Kerlingarfjöll Mountain Resort ging pas open om 7 uur vanavond. Maar gelukkig kregen we tijdens het inchecken ook nog een positief bericht, de jongedame achter de balie wist ons te vertellen dat het rond 5 uur weer droog zou worden. We konden haar wel zoenen…… dit gaf ons net genoeg tijd om eerst een wandeling te gaan maken, en daarna te gaan eten.
Het hetebronnengebied bij Kerlingarfjöll heet Hveradalir. We mochten eerst nog een interessante dirtroadrit van 6 kilometer naar de trailhead rijden, wat losse stenen hier en daar, een paar flinke plassen water…… ach, we zijn wat gewend inmiddels. Vanaf de parkeerplaats was Hveradalir nog niet goed te zien, we moesten eerst via een heuveltje omhoog klimmen.

Ásgarðsá Rivier
En daar lag het toen ineens aan onze voeten…… wat een prachtige kleuren, wat een mooie bergen, en dat met al dat stoom er tussendoor. De zon werkte nog even geweldig mee, niet al te fel maar wel licht genoeg om fotograaf Hans helemaal happy te maken. Wat waren we ontzettend blij dat we ondanks de tegenvallers hier nu toch stonden……
In onze GPS hadden we twee wandelroutes opgeslagen. Maar die bleken helemaal niet te kloppen, al snel konden we de door ons uitgekozen route niet meer volgen. Wat overigens niet erg was, het was helemaal niet nodig om een specifieke route te lopen. Gewoon lekker wat ronddwalen, dat beviel ons prima. We zagen dat er druk werd gewerkt om het gebied makkelijker toegankelijk te maken, op diverse plaatsen lagen gloednieuwe bruggetjes over de kreekjes die door Hveradalir heen stromen, en op de steile heuvels waren trappen aangelegd. En dat was geen overbodige luxe, de leemachtige ondergrond was vaak erg glad en glibberig, zo’n trapje was dan ook heel welkom. Aan de overkant van een van de stroompjes zagen we een paar mensen op een bergwand, druk bezig met – zo veronderstelden we – meetapparatuur. We hadden geen idee hoe ze daar terecht waren gekomen, nergens zagen we een begaanbaar pad die kant op gaan. Maar dat Hveradalir een walhalla is voor geologen, dat geloven we meteen.
Sneller dan dat we eigenlijk wilden, moesten we weer terug. We moesten immers op tijd weer in Kerlingarfjöll zijn voor het avondeten. We reden diezelfde 6 kilometer tussen de trailhead en het Resort weer terug. En tijdens deze rit bleek dat het soms echt heel veel uit kan maken in welke richting je rijdt, we keken nu in een zeer mooie kloof die we op de heenweg helemaal hadden gemist. En even verder zagen we beneden ons de Ásgarðsá Rivier kringelen, tussen prachtige wanden door. Allebei de plekken waren een korte fotostop méér dan waard.
In de kantine hadden we de keuze uit welgeteld drie verschillende gerechten. We houden allebei niet van vis, dus bleven er nog twee mogelijkheden over. Ik kan gerust zeggen dat ik nog nooit zo’n rijk gevulde maaltijdsoep hebben gezien, Hans moest de grote brokken vlees en wortel zelfs met mes en vork klein snijden voordat hij ze op kon lepelen. En de bruinebonen-tortilla die ik kreeg voorgeschoteld smaakte ook voortreffelijk. Na het eten zijn we naar ons huisje gegaan. Naast de douche bevond zich een raam zónder gordijn….. niet dat er nu heel veel mensen achter de huisjes doorliepen, maar toch….. Bovendien werkte de verwarming niet, het was echt ijzig koud daarbinnen. Om eerlijk te zijn heb ik die douche dan ook maar even overgeslagen, een supersnelle wasbeurt bij het wastafeltje vonden we wel genoeg voor deze keer. En daarna snel onder een warme deken, nog even nagenieten van een – ondanks de ongemakken – absolute topdag!
DAG 5 : WOENSDAG 26 AUGUSTUS : KERLINGARFJÖLL – ÁRBAKKI
Gereden: 129 kilometer
Meteen na het ontbijt zijn we opnieuw naar Hveradalir gegaan. Het zou deze ochtend nog mooi weer zijn, zo was ons gisteren beloofd. Maar het leek tegen te vallen, terwijl we naar de trailhead reden trokken er dikke lagen grijze mist tussen de bergen door. Zo zou het geen zin hebben om te gaan lopen, van alle prachtige kleuren zou niets te zien zijn. We weten hoe snel het weer in IJsland om kan slaan, we besloten dan ook om toch door te rijden en boven bij de trailhead af te wachten of het beter zou worden. We gaven het een uur, zo spraken we af. Maar zo lang hoefden we helemaal niet te wachten….. op het moment dat we de parkeerplaats opreden trok de mist weg en lag het hele gebied weer schitterend en wel voor onze voeten. En dan ook nog eens exclusief voor ons, we waren de eerste bezoekers vandaag.
Allereerst zijn we een heel stuk naar links gelopen. Via een trap konden we omhoog klimmen, de planken van die trap waren helemaal schots en scheef komen te liggen, en de leemlagen tussen de planken in waren hartstikke modderig en plakkerig. Onze schoenen zogen er in vast, we moesten ze voor elke stap loswrikken. We begrijpen nu heel erg goed waarom je – als je bij Kerlingarfjöll Mountain Resort binnenkomt – verplicht je schoenen uit moet doen! We zagen er echt niet meer uit, onze schoenen zaten helemaal onder dikke lagen drab en ook onze broeken waren gigantisch smerig.
Hans moest natuurlijk heel fanatiek nog een extra bergje omhoog klimmen, ik bleef ondertussen lekker op een steen zitten te genieten van het prachtige uitzicht. Zolang als dat mogelijk was, tenminste. Want de mist trok weer in het dal, het zicht reduceerde tot ‘net boven nul’. Toch wel een aparte ervaring hoor, om op zo’n desolate plek helemaal alleen op de wereld te zitten, met helemaal niets om je heen. Hans had boven op de berg precies diezelfde beleving, vertelde hij even later.

Hveradalir
We gingen naar beneden, in de hoop ook de rechterkant van het dal te kunnen gaan verkennen. We zouden daarvoor een kreekje moeten oversteken. Naast het kreekje lag een stapel hout, blijkbaar zou hier binnenkort een brugje worden aangelegd. Maar ja, daar hadden wij op dit moment natuurlijk nog niets aan. Op één plek was het stroompje heel smal, we zagen een man er overheen springen. “Durf jij dat ook?”, vroeg Hans. Ik dacht dat ik het niet zou durven, maar toen we naar de plek toeliepen zagen we dat het water zó ondiep was dat we er tot halverwege in zouden kunnen lopen zonder natte voeten te krijgen. Alleen het laatste stukje zouden we maar hoeven te springen. Een makkie, dus….. Mooi, zo konden we ook nog de andere kant van Hveradalir bekijken. Opnieuw zijn we een heel stuk omhoog geklommen. De zon kwam op dat moment net even prachtig door, zodat het dal perfect in het licht stond. Dit was echt puur genieten!
Toen we naar de auto terugliepen begon het zachtjes te regenen. Toen we bij de auto aankwamen begon het hard te regenen. En toen we wegreden begon het héél hard te regenen. Wat hebben wij ongelooflijk veel geluk gehad, dat we gisterenavond en vanmorgen net twee heel mooie momenten hebben gehad om de schoonheid van Hveradalir te kunnen ervaren. We zijn very very happy… Via dezelfde weg waarover we gisteren naar Kerlingarfjöll waren gereden, ging het nu weer richting de bewoonde wereld. Het weer was niet al te best, soms regende het, soms was het droog, maar de zon liet zich niet meer zien. Die zat verborgen achter een grauw-grijze wolkenlaag. En ’t waaide voortdurend erg hard.
Gelukkig verliep de rit nu zonder problemen, en tegen 2 uur in de middag bereikten we de parkeerplaats die hoort bij de bekende waterval Gullfoss. De gigantische parkeerplaats, met daarbij een grote souvenirwinkel en een uitgebreid restaurant. In een lange toeristenfile liepen we vanaf de parkeerplaats naar de waterval toe. Gullfoss is een brede en enorm krachtige waterval, die bestaat uit twee trappen die haaks op elkaar staan. Als eerste bereikten we een platform vanwaar we het onderste deel van de waterval konden bekijken…. of, beter gezegd, vanwaar we konden probéren het onderste deel van de waterval te bekijken. De wind, en daarmee ook het stuifwater, striemde zo snoeihard in ons gezicht dat we maar nauwelijks iets konden zien. Foto’s maken was uitgesloten, als we de camera in de richting van de waterval probeerden te richten zat de lens op datzelfde moment meteen vol met waterdruppels. Via een glibberig pad zijn we naar het bovenste deel van de waterval gelopen. Daar konden we in elk geval met onze rug naar de wind toe gaan staan, waardoor het beter lukte om de lens met behulp van een doek tegen het rondstuivende water te beschermen. Het is zowaar gelukt om nog een enkele foto te maken……
Bij Oona op school heeft elk kind een eigen stoeltje, waarop een dier staat afgebeeld. Op Oona’s stoel staat, heel toevallig, een papegaaiduiker. We hadden haar al uitgelegd dat in IJsland ook veel papegaaiduikers voorkomen, en het leek ons daarom heel erg leuk om tijdens deze vakantie een papegaaiduikerknuffel voor haar te kopen. En dan blijkt zo’n souvenirwinkel, waar we normaal gesproken het liefst met een grote boog omheen lopen, toch ineens heel nuttig te zijn….. Nadat we ook nog even een sandwich hadden gegeten (late lunch!) gingen we op de grote parkeerplaats op zoek naar onze auto. ’t Was overigens heel makkelijk om die te vinden: het meest smerige exemplaar, díe was van ons! Een ‘grappige’ Duitse toerist had op de zijkant nog een boodschap geschreven: “Wasche mich”. Maar met voor de komende dagen nog meer dirtroadritten op de planning, leek ons dat niet zo’n goed advies.
We hadden nu nog één andere plek op de planning staan: Bruarfoss. In tegenstelling tot Gullfoss is deze waterval bij het grote publiek nog vrij onbekend. Bruarfoss ligt op een paar minuten rijden van de doorgaande weg vandaan, in de buurt van een park waar een heel stel vakantiewoningen staan. Met behulp van de GPS probeerden we de plek te vinden waar we de auto zouden kunnen parkeren. Een paar keer ging het fout en kwamen we terecht op een doodlopende weg aan het einde waarvan zo’n woning lag. Maar toen vonden we dan toch het pad met daarlangs de door ons gezochte ‘parkeerplaats’ (beter gezegd: een plak zand in de berm waar twee of drie auto’s konden staan). Vandaar uit was het nog enkele minuten lopen, en toen stonden we op het bruggetje vanwaar we de waterval konden zien. En wat een prachtige waterval was dit, Gullfoss is absoluut erg mooi maar Bruarfoss is nog veel mooier! Voor ons zagen we de rivier, de bodem daarvan lijkt zich in het midden op te splitsen. En aan beide zijden van die kleine kloof stromen talrijke stroompjes water naar beneden, het water krijgt daar een prachtige blauwe kleur. Bruarfoss betekent dan ook “Blauwe Waterval”. Het was wel jammer dat de waterval heel slecht in het licht stond, de zon stond precies aan de verkeerde kant en bovendien was het ook nog steeds grauw en grijs. Waardoor die mooie blauwe kleur niet goed tot z’n recht kwam. We waren het er direct over eens dat we morgenvroeg – als het weer dan tenminste wel mee zou willen werken – nog even naar deze plek terug zouden gaan.
Deze keer wisten we de Árbakki Farmhouse Lodge uiteraard wel meteen te vinden. En werden we opnieuw welkom geheten door de vriendelijke eigenaar. Hij verraste ons met een speciale gunst, als ‘vaste gast’ kregen we deze keer geen kamer in de hoofdwoning toegewezen, maar mochten we de sleutel van ‘The Little House’ in ontvangst nemen. En ‘The Little House’ bleek dus een compleet huisje te zijn, met twee slaapkamers, een keuken met inventaris, een jacuzzi, een terras, een bankstel, een tv en een dvd-speler compleet met 100 verschillende Engelstalige films. Niet dat we nou zo’n behoefte hadden om een film te gaan kijken, maar toch, ’t was natuurlijk wel een hele leuke service. Maar de allerleukste extra ‘service’ was in mijn ogen nog wel het gezelschap dat we kregen van een van de honden van de eigenaar, het was heerlijk om even lekker met dat lieve beest te knuffelen!
DAG 6 : DONDERDAG 27 AUGUSTUS : ÁRBAKKI – HRAUNEYAR
Gereden: 130 kilometer
Terwijl de eigenaar van Árbakki Farmhouse Lodge de voorbereidingen voor het ontbijt aan het treffen was, hebben we gezellig even een praatje met hem gemaakt. Hij vertelde dat hij als jongeman een paar jaar in Denemarken had gewoond, waar hij landbouwkunde had gestudeerd. En ook Nederland had hij tot drie maal toe bezocht, hij had toen steeds overnacht in het vakantiepark De Kempervennen. In ons eigen mooie Brabantse land, dus! De man straalde helemaal toen hij vertelde over zijn grote passie: IJslandse paarden. Hij had er zelf maar liefst 25. We vroegen hem of de paarden ooit naar binnen toe gaan, het kan hier in IJsland immers ontzettend koud, winderig en nat zijn. Nee hoor, zo verzekerde hij ons, de paarden staan altijd buiten. Kou en sneeuw, dat maakt ze echt niks uit. Alleen langdurige regenval, dat was wel erg lastig bij het voeren. Als laatste hadden we het nog even over zijn Bed@Breakfast, blijkbaar loopt die prima want hij was nog extra kamers aan het bijbouwen. En omdat we het hem van harte gunnen dat daar in het volgende seizoen volop gebruik van zal worden gemaakt, maken we hier even welgemeend reclame voor hem. Als je ooit in IJsland op vakantie gaat, boek dan zeker een of meer nachten in de Árbakki Farmhouse Lodge!

Bruarfoss
Het was schitterend weer: volop zon, géén wind! Vandaar dus dat we direct na het ontbijt zijn teruggereden naar Bruarfoss. Die er deze keer inderdaad mooier bij lag, het water leek nog veel blauwer dan gisteren. Zo, dit was alvast een prima geslaagd begin van deze dag. We reden door naar het plaatsje Flúðir, waar we allereerst op zoek gingen naar een tankstation en vervolgens naar een winkel. In een kleine supermarkt vulden we onze voorraad aan: wat fruit, een rol koekjes, wat drinken. Bij de kassa stond een vrouw van middelbare leeftijd, die zonder ons ook maar één blik waardig te keuren de boodschappen scande. Zwijgend nam ze ons geld aan, en ook zonder een woord te zeggen gaf ze het wisselgeld terug. Wat een vreemde ervaring…… Later opperde Hans dat ze misschien geen Engels kende, en dat ze uit een soort van verlegenheid elk contact met ons had ontweken. ’t Zou een verklaring kunnen zijn….
Hjálparfoss was onze tweede waterval van vandaag. Die is vooral heel leuk omdat er twee waterstromen zijn, die samen uitkomen in een grote ronde poel. Vanaf de parkeerplaats zagen we de waterval al liggen, via een pad konden we omlaag lopen tot aan de oever van de poel. De twee waterstromen komen tevoorschijn vanuit openingen in een donkere rotswand, en vallen vandaar zo’n 20 meter naar beneden. De kleur van de rotswand was heel egaal, niet echt spannend dus. Maar de structuur was wel mooi om te zien, met allerlei draaiïngen en bochten in het gesteente. Samen met de poel op de voorgrond was het een heel mooi geheel. Een topper, nee dat niet. Maar wel zeer zeker de moeite van een bezoekje waard.

Hjálparfoss
We verlieten de verharde weg, en draaiden Route 327 op. De omgeving werd nu mooier, we zagen prachtige kleurrijke bergen om ons heen. De conditie van de weg was niet al te best, er lagen heel wat keien en er zaten ook de nodige gaten in het wegoppervlak. Zo hobbelden we naar onze volgende bestemming, de reconstructie van de oude Vikingboerderij Stöng. En dat was voor het eerst hier in IJsland dat iets ons echt tegenviel. We verwachtten hier een klein Visitor Center en wat informatie over de hoogtijdagen van deze boerderij, en misschien zelfs wel een demonstratie van oude ambachten (daarvan hadden we foto’s op internet gevonden). Maar nee hoor, niets van dat alles. De plek was van alles en iedereen verlaten. We vonden weliswaar het gebouw waar het om ging, maar wat we daarbinnen zagen kon ons niet boeien. We zijn dan ook gauw weer teruggelopen naar de auto.
De weg werd nu nóg slechter. We reden zelfs een stukje door een droogstaande rivierbedding, waarvan de bodem helemaal bezaaid was met keien. Even twijfelden we of we nog wel goed zaten, maar gelukkig kwamen we al snel weer op de weg terecht en gaf de GPS aan dat we ons volgende doel naderden. En dat volgende doel, dat was het dal Gjáin. Er zijn twee manieren om dat dal te bereiken. Je kan er vanaf de Vikingboerderij Stöng naartoe lopen, of je kan – zoals wij dat nu dus deden – een stukje met de auto doorrijden, langs de weg parkeren, en dan via de andere zijde het dal ingaan. Vanaf de parkeerplaats keken we het dal in. Begroeid met planten in allerlei tinten groen, begrensd door stoere donkere rotswanden, en doorsneden door een kreekje waarin diverse watervalletjes en stroomversnellingen te zien waren. Wat een schitterend plaatje was dit. Nu vindt Hans het nooit leuk als ik in een reisverslag iets als ‘lieflijk’ beschrijf, hij vind dat een vreselijk tuttig woord. Maar deze keer heb ik officieel toestemming van hem gekregen, voor het dal Gjáin is ‘lieflijk’ de perfecte omschrijving! We zijn via een mooi aangelegd pad naar beneden gelopen, zodat we deze sprookjeswereld ook van dichterbij konden bekijken. We begrijpen nu waarom mensen uit IJsland in trollen en elfjes geloven, we verwachtten dat er zó een ergens vanachter een struik vandaan zou kunnen komen.
Helaas konden we niet het hele dal bekijken. Over de smalle kreekjes waren bruggetjes aangelegd, maar het breedste water dat dwars door het dal heenloopt konden we niet oversteken. Het water was echt te diep om er doorheen te kunnen lopen. Een Duits stel dacht daar anders over. Op één plek was het water breder, maar ook minder diep. Er lagen diverse rotsblokken, waarvan de bovenzijde boven het water uitstak. En al stappend en springend ging de man van het ene naar het andere rotsblok. Ergens halverwege wachtte hij op z’n vrouw, hij moest haar min of meer opvangen omdat de sprong die ze daar moest maken toch wel erg groot voor haar was.

Haifoss en Granni
De tweede helft van hun oversteek zag er nog wat lastiger uit, elk moment verwachtte ik dat één van hen onderuit zou glijden op een van die groen uitgeslagen, glibberige stenen. Maar nee, ze kwamen met droge voeten aan de overkant. Hans merkte op dat dat toch wel een hele goeie vrouw was, die zo gewillig haar man volgde….. Maar gelukkig was hij zelf duidelijk niet van plan om naar de overkant te gaan, ’t risico dat we met onze fotocamera in het water zouden belanden was zelfs hem te groot.
Aan ‘onze’ kant van het dal vonden we nog een bijzonder fotogenieke serie stroomversnellinkjes. Maar daar was net (letterlijk!) een hele buslading fotografen neergestreken, die allemaal probeerden een plekje te bemachtigen vanwaar de beste foto’s gemaakt konden worden. Toch handig dat wij allebei enkelhoge waterdichte schoenen aanhadden. De meeste fotografen bleven op de drassige oever staan, wij liepen een klein stukje het water in. Waardoor we zonder mensen in beeld onze foto’s konden maken. En natuurlijk ook nog even de tijd namen om te genieten van deze mooie plek, het was echt prachtig om te zien hoe het water via allerlei stroompjes over de rotsen en door het groene mos heen liep.

Gjain
Ons volgende doel van vandaag was, hoe verrassend, weer een waterval! Maar dan wel een van een totaal andere orde dan die lieflijke watervalletjes in het dal Gjáin. Háifoss is maar liefst honderd-twee-en-twintig meter hoog, het is daarmee een van de hoogste watervallen in IJsland. Direct naast Háifoss ligt een tweede waterval, die Granni wordt genoemd. Het water stort met heel veel kracht in een kloof naar beneden, we konden dit bekijken vanaf de bovenzijde van de tegenover de watervallen liggende rotswand. Wat was dit indrukwekkend, het werd me wel duidelijk dat ik straks – terug in Nederland – onmogelijk nog zou kunnen zeggen wat nu eigenlijk de mooiste waterval van deze reis was geweest. Hraunfossar, Bruarfoss, Haifoss en Granni…… ’t waren allemaal toppers!
Net zoals gisteren was het in de loop van de middag weer heel hard gaan waaien. En terwijl we daar bij Haifoss en Granni stonden, nam de wind nog steeds in kracht toe. ’t Ging dwars door onze kleding heen, voor het eerst tijdens deze vakantie hadden we het vreselijk koud. Een tijdlang zijn we ter hoogte van Granni op de grond gaan zitten, in de hoop dat het slechte weer over zou waaien. Maar we wachtten tevergeefs, het begon alleen maar nóg harder te stormen. Ook met statief was het simpelweg onmogelijk om de fotocamera stil te houden. Soms, heel soms, leek de wind een of twee seconden wat weg te vallen. En die heel sporadische momenten hebben we gebruikt om de watervallen toch, zo goed als mogelijk, op de foto te zetten. Eerst Granni, daarna Haifoss, en vervolgens ook nog de twee gezamenlijk. Daarna hebben we ons tegen de wind in naar de auto teruggeworsteld. Wat hadden ze ook alweer gezegd toen we de auto bij het autoverhuurstation hadden opgehaald? O ja, dat was zoiets als: “Houd de deur van de auto altijd goed vast als je in- of uitstapt!” Goede tip, dat kunnen we nu wel beamen.
We hadden twee overnachtingen op rij gepland in het eenvoudige, maar wel dure Hrauneyar Highland Center. We hadden voor de minst dure kamer gekozen, ik ging er dan ook vanuit dat we terecht zouden komen in het héle kleine hokje met een uiterst primitieve badkamer waarvan ik foto’s op Booking.com had aangetroffen. Maar de receptioniste verraste ons met de mededeling dat we een upgrade hadden gekregen naar een kamer in de nieuwbouwvleugel. Dus in plaats van een onooglijk hokje kregen we zomaar een prima kamer met een nette, moderne badkamer. En met internet, ook dat hadden we niet verwacht. Dit was een mooie afsluiting van opnieuw een geslaagde vakantiedag.
DAG 7 : VRIJDAG 28 AUGUSTUS : HRAUNEYAR – LANDMANNALAUGAR – HRAUNEYAR
Gereden: 110 kilometer
We konden al om 7 uur ’s ochtends ontbijten. Een voor ons zeer welkome uitzondering op de “Ontbijt vanaf 8 uur ’s morgens”-regel die in alle andere hotels van toepassing was. Rond zeven uur liepen we via de receptie naar het restaurant toe. Toevallig keek ik even in de richting van de balie waar we gisteren waren ingecheckt, zie ik ineens een bordje staan met daarop de mededeling “F208 – road closed”. Ik schrok me rot…… als we geen gebruik zouden kunnen maken van de F208, dan zouden we een van de belangrijkste bestemmingen van deze vakantie niet kunnen bereiken!!

Ljóttipollur Trail
Op het bord stond ook de reden van de afsluiting vermeld: er werd vandaag een rally georganiseerd. Bovendien – en dat verzachtte de pijn aanzienlijk – de weg zou pas om 8.45 uur worden afgesloten, en zou vroeg op de middag tijdelijk weer even opengaan. We waren nu extra blij dat we al zo vroeg konden ontbijten, stel je voor zeg dat we dit bord pas rond 8 uur zouden hebben gezien. Wel erg slordig overigens dat dit ons gisterenavond bij het inchecken niet was verteld, ik ben er vrij zeker van dat dat bordje toen nog niet op de balie stond.
Om half 8 zaten we al in de auto, en niet veel later draaiden we de F208 op. Er was nog nergens een spoor van een afsluiting te bekennen. Het wegoppervlak was weer een hele uitdaging, overal lagen losse stenen en van een beetje doorrijden was dan ook absoluut geen sprake. Op gegeven moment werden we ingehaald door een automobilist die blijkbaar wel wat harder durfde te rijden. Al hield hij op het moment dat hij langszij was gekomen weer in, de bijrijder gebaarde dat hij ons graag even wilde spreken. Nadat we waren gestopt, vroeg hij ons of we wisten dat de weg was afgesloten. “Toch pas vanaf kwart voor negen…”, was onze reactie. “Nee hoor”, zei de man, “de weg gaat om 8 uur al dicht!” Toen we hem vertelden dat we naar Landmannalaugar wilden, keek de chauffeur heel bedenkelijk. Maar de bijrijder gaf ons toestemming om door te rijden. We zouden de rally wel voor kunnen blijven, zei hij. Pfff, wat een opluchting.
Hoe verder we kwamen, hoe mooier de omgeving werd. Wat een schitterende bergen zagen we om ons heen, we zeiden tegen elkaar dat onze dag nu al niet meer stuk kon. Maar wat denk je dat we even later hoorden…… Ja hoor, dat vreselijke “Ping” dat ons op die andere dirtroad, de F35, vele uren had gekost. In gedachten zag ik mezelf met wéér een lekke band langs de weg staan, terwijl we door tientallen rally-auto’s voorbij werden geraasd. Maar ’t viel mee….., deze “Ping” wilde ons alleen maar even laten weten dat er nog maar weinig vloeistof in het ruitenschoonmaakvloeistof-reservoir zat.
We bereikten een splitsing waar tijdelijke borden waren geplaatst. En daaruit konden we opmaken dat de rally hier rechtsaf zou gaan, wij zelf konden gewoon rechtdoor rijden. Fijn, we wisten nu dus zeker dat we het afgesloten weggedeelte tijdig achter ons hadden gelaten. Niet veel later zagen we aan de linkerzijde de trailhead voor de Ljóttipollur-hike, één van de twee wandelingen die we hier hadden uitgekozen. We besloten deze plek even voorbij te rijden, om ook een kijkje te gaan nemen bij de trailhead voor de Brenninsteinsalda-hike. Bij een splitsing gingen we rechtsaf, en daar reden we Landmannalaugar in. Er ligt daar een grote camping, om die te kunnen bereiken moet je twee keer dwars door het toch best wel diepe water heenrijden. Een parkeerplaats net vóór de eerste oversteek maakte meteen al duidelijk dat niet iedereen dat aandurfde, er stonden heel wat auto’s geparkeerd. Maar er stonden er nog veel meer aan de andere kant van het water, Hans besliste dat onze auto dit ook wel aan zou kunnen en stuurde dus resoluut het water in. En ja hoor, dat ging prima.
We hoopten wat meer informatie te kunnen vinden over de wandelmogelijkheden in Landmannalaugar. Maar het Visitor Center dat we hier dachten te vinden, bleek niet te bestaan. We zijn dan ook even op eigen houtje de omgeving gaan verkennen, en al snel vonden we een bordje waarop het begin van de Brenninsteinsalda-hike stond aangegeven. Ach, de routes van beide wandelingen stonden in onze GPS, dus ook zonder extra informatie zouden we ons hier best wel kunnen redden. We moesten alleen nog even beslissen welke hike we vandaag zouden gaan doen, en welke we voor morgen zouden bewaren. We hadden niet echt een voorkeur, dus na een beetje iene-miene-mutte besloten we om vandaag de Ljóttipollur-hike te gaan doen.
Al snel bemerkten we dat we de juiste route ook zonder GPS makkelijk hadden kunnen vinden, overal stonden blauwe paaltjes om ons de weg te wijzen. Het was de langste wandeling die we voor deze vakantie hadden gepland: 12 kilometer om precies te zijn. Al snel begon het pad te stijgen, maar omdat het vrij geleidelijk omhoog liep was het niet al te zwaar. We waren nog niet lang onderweg toen we al de plek bereikten waar de trail haar naam aan te danken heeft. We stonden boven op de rand van de Ljóttipollur, vanaf die rand keken we een roodkleurige krater in die vol stond met groenig water. Jammer genoeg kwamen die kleuren niet mooi over, het was niet echt helder weer en bovendien viel het weinige zonlicht dat wél wist door te dringen helemaal vanaf de verkeerde kant de krater in.

Ljóttipollur Trail
Voorbij de krater liep het pad naar beneden toe, een uitgestrekt dal in. Dat dal werd begrensd door de schitterende bergen van Landmannalaugar, het uitzicht was geweldig mooi. Al moet ik wel eerlijk toegeven dat ik het jammer vond dat we niet dichter bij die bergen kwamen. Dit uitzicht hadden we ook al vanuit de auto bewonderd, de wandeling voegde wat dat betreft dan ook niets toe. Via een lavaveld liepen we steeds meer richting de F208. Op gegeven moment staken we de weg zelfs over en liepen we verder via diezelfde zijweg waarover we een paar uur eerder nog met de auto hadden gereden. Vóór ons lag Landmannalaugar, maar zover kwamen we niet. De blauwe paaltjes gaven namelijk aan dat we rechtsaf moesten gaan, we liepen opnieuw een lavaveld in. En daar ging het dus écht steil omhoog…… tjonge wat moesten we hard werken om boven te kunnen komen. Maar de beloning was groot! We bevonden ons nu dicht bij de mooi gekleurde bergen, dit deel van de wandeling maakte veel meer indruk op ons dan het eerste stuk (dat overigens ook al prachtig was hoor, begrijp me niet verkeerd!) Vanaf het hoogste gedeelte hadden we een magnifiek mooi uitzicht. Voor ons zagen we Frostastaðavatn (‘vatn’ betekent: meer) midden tussen glooiende groene hellingen liggen, daarachter keken we ver over de lage bergen uit. Rechts zagen we een kleine krater net vóór wat hogere bergtoppen. En achter ons stonden die prachtig gekleurde bergen die we ook al tijdens het eerste deel van de wandeling hadden gezien. En alsof het allemaal nog niet mooi genoeg was, kregen we tijdens de afdaling ook nog een extra traktatie. Rechts van ons lag de F208, en daar zagen we tientallen paarden rennen. Een paar paarden met ruiter, maar de meesten zonder. Schitterend was dat!

Ljóttipollur Trail
We kwamen weer uit op de F208, we vermoedden dat we hier over zouden moeten steken en dat de blauwe paaltjes ons dan de weg naar de auto zouden wijzen. Maar helaas, we konden geen blauwe paaltjes meer vinden. Ik begon de vermoeidheid na al die kilometers toch wel te voelen. We gingen ervan uit dat het laatste stukje terug naar de auto via de weg korter zou zijn dan wanneer we nog ergens tussen de heuvels door zouden gaan lopen. We hebben dan ook geen moeite meer gedaan om de juiste route te vinden en zijn via de F208 naar de auto teruggelopen. Wat niet zo slim was…… elke keer als er een auto langs kwam konden wij zand happen…. En verdorie, het was ook nog eens een stuk verder dan we vooraf hadden verwacht. Ik was dan ook erg blij toen de auto eindelijk in beeld verscheen.
Even overleggen. Gaan we naar Landmannalaugar, of gaan we terug naar ons hotel? Naar Landmannalaugar was eigenlijk niet zo’n goede optie, het had immers geen zin om met die vermoeide voeten nog aan een lange trail te gaan beginnen. En bovendien, op dit moment was de F208 gedurende een uurtje of twee weer open, straks zou die opnieuw worden afgesloten. Terug naar het hotel was ook niet zo aantrekkelijk, want wat zouden we dan de rest van de middag moeten gaan doen? Uiteindelijk besloten we om toch voor die tweede mogelijkheid te gaan, we gingen even lekker uitrusten op onze kamer. Misschien zouden we later vandaag nog een klein stukje de F208 op kunnen rijden, daar lag immers nog de kloof Sigöldugljúfur waar we een serie mooie watervallen wilden gaan bekijken.

Sigöldufoss
En precies zo ging het. Terwijl Hans op de hotelkamer alvast wat foto’s van de Ljóttipollur Trail uitzocht voor ons live reisverslag, heb ik heerlijk op bed liggen lezen. En daarna zijn we weer op pad gegaan. Met maar héél weinig informatie op zak, meer dan een waypoint van de parkeerplaats en een wat vage routebeschrijving hadden we niet. Dat waypoint was alvast een goed begin, de parkeerplaats was snel gevonden. En de routebeschrijving leek aardig te kloppen, we liepen inderdaad eerst over een lavaveld en vervolgens langs de hooggelegen oever van een rivier. Langzaam aan liepen we zo steeds verder de kloof in waar die rivier doorheen loopt. We verwachtten de reeks watervallen na ongeveer 2 kilometer lopen tegen te gaan komen. Maar jee, wat viel het terrein tegen zeg…… Eerst moesten we onze weg zoeken via laag staande kreekjes, even opletten dat we geen natte voeten kregen. Vervolgens lagen er overal kleine keien, het was op zich wel te doen om daar overheen te lopen maar het haalde ons tempo wel flink omlaag. En daarna waren het juist heel grote keien die ons de weg versperden…. Hans moest nu regelmatig even vooruit lopen om een begaanbare route te zoeken, waarna hij mij dan weer op sleeptouw moest nemen. Op gegeven moment sloeg de twijfel toe, zitten we hier wel goed? We liepen nu langs de rivier, maar hadden we niet eigenlijk aan de bovenzijde van de kloof moeten zijn? Voor ons zagen we een bocht in de rotswand verschijnen waarin de eerste watervallen te zien waren. We wisten dat er zich voorbij die bocht nog veel meer watervallen bevonden. Maar ja, het water van die eerste watervallen stroomde uit over het terrein waarover wij liepen, we konden niet meer verder….. Dit was de bevestiging van wat we al vreesden, we zaten gewoon hartstikke verkeerd! Ach, we kunnen nu in elk geval wél zeggen dat we de Sigöldugljúfur-watervallen vanuit een heel ongebruikelijk standpunt hebben gezien. Tenminste, een klein deel van die watervallen……
We liepen (net iets minder moeizaam, het scheelt als je de route al kent) terug naar de auto. We hoefden maar een heel klein stukje te rijden naar ons laatste doel van vandaag, de waterval Sigöldufoss. Heerlijk hoor, dat we zomaar met de auto tot aan het viewpoint konden rijden. Geen moeilijke capriolen dus, deze keer. Sigöldufoss is een lage waterval die door een rotsblok in tweeën wordt gesplitst. ’t Bleek een hele krachtige waterval te zijn, het water raasde met veel geweld naar beneden. Links naast de waterval zagen we een piepklein watervalletje vanuit een rotswand tevoorschijn komen; het water viel in een mooie ronde poel, waar het via twee mini-watervalletjes weer uit stroomde. “Lieflijk”, zo betitelde Hans dit tafereeltje. Ja hoor, Hans die zomaar uit eigen beweging het woord “lieflijk” gebruikt…… ik kon mijn oren even niet geloven. Blijkbaar heeft het bezoek aan het dal Gjáin gisteren toch iets bij hem teweeggebracht!
Terug op de hotelkamer hebben we even bekeken of we op internet nog andere informatie over de Sigöldugljúfur-watervallen konden vinden. En zowaar, we kwamen nu gegevens tegen die we tijdens onze voorbereidingen thuis niet hadden gezien. Een heel ander waypoint voor de parkeerplaats, en ook nog een waypoint voor het beste uitkijkpunt. Als de tijd het morgen toe zou laten, dan wilden we heel graag een nieuwe poging gaan doen.
DAG 8 : ZATERDAG 29 AUGUSTUS : HRAUNEYAR – LANDMANNALAUGAR – VIK
We hebben tijdens de afgelopen jaren al zo ontzettend veel moois gezien. Je zou denken dat het voor ons niet meer mogelijk is om nog steeds helemaal in extase te raken van een prachtig natuurgebied. Maar ja, dat kan dus nog wel! Vandaag hebben we in Landmannalaugar de trail naar de top van de berg Brenninsteinsalda gelopen. Een trail die meteen een plaats hoog in onze lijst van ‘mooiste wandelingen ooit’ heeft veroverd. Je moet natuurlijk wel geluk hebben met het weer. En dat geluk hadden we, volop. Toen we wakker werden stond de zon al stralend aan de hemel. En – heel ongebruikelijk hier in IJsland – de zon blééf de hele dag door voluit schijnen, beter hadden we het gewoonweg niet kunnen treffen!
De Brenninsteinsalda Trail is heel afwisselend. We begonnen met een korte maar wel vrij steile klim, daarna gingen we verder via een uitgestrekt lavaveld dat werd omsloten door de kleurrijke bergen van Landmannalaugar. Die prachtig in het zonlicht stonden te pronken. Hoeveel kleuren kan je vangen op één foto? De zwarte lava, begroeid met groen mos op de voorgrond. De bergwand met allerlei tinten rood, groen, grijs en bruin. De witte plakken sneeuw die her en der nog te zien waren. En een heldere lichtblauwe lucht daarachter. ’t Leek wel haast of we naar een schilderij keken….. de kleuren waren onwerkelijk mooi.

Landmannalaugar-Brenninsteinsalda
Direct voorbij het lavaveld lag een drassige groene vlakte vol met witte bloempjes. Het was daar even zoeken hoe we verder moesten lopen….. op gegeven moment zagen we aan de linkerkant een pad steil omhoog een bergwand opgaan. Eerlijk gezegd dacht ik dat het pad té steil was, het leek mij geen reguliere route. Maar een bordje met daarop de naam “Brenninsteinsalda” maakte duidelijk dat het toch écht de bedoeling was dat we via dat pad omhoog zouden gaan klimmen. Dus even slikken, wandelstokken stevig vastpakken, en vol goede moed aan het karwei beginnen. Nou, ik heb het gered….. al was het wel met véél moeite.
Na dit steile pad was het nog niet afgelopen met het klimwerk. Maar gelukkig, het ging nu meer geleidelijk omhoog. We bevonden ons inmiddels veel dichter bij de prachtige bergwanden dan in het begin van onze route; ze waren hier ook wat donkerder en wat ruiger. Wat zijn we vaak gestopt om foto’s te maken, en dat was echt niet om onze benen rust te gunnen (nou ja, een beetje wel, natuurlijk) maar vooral omdat er na elke 10 meter wel wéér een plek was die we niet zomaar voorbij konden lopen.

Landmannalaugar-Brenninsteinsalda
Op gegeven moment bereikten we dan toch echt de top van de Brenninsteinsalda. Vanaf de andere kant kwam een wat ouder stel aanlopen, dat ons aansprak met de woorden: “Sprechen Sie Deutsch?” Nu kunnen we allebei prima Duits verstaan, maar het spreken gaat ons wat minder makkelijk af. Hoe zeg je nu eigenlijk ‘steil’ in het Duits? Maar gelukkig begrepen ze ons prima toen we probeerden uit te leggen dat de route die zij nog voor zich hadden goed te doen was, al zou dat ene hele steile gedeelte wel wat lastig kunnen zijn. De vrouw vertelde dat wij tijdens de afdaling juist geen steile stukken meer tegen zouden komen, het was nergens ‘rutschig’, verzekerde ze me. En dat was een hele geruststelling voor me, ik ben nu eenmaal geen fan van steile afdalingen.
En inderdaad, de afdaling verliep prima. Het landschap veranderde opnieuw, we zagen nu op diverse plekken rookpluimen uit de grond opstijgen, als gevolg van thermische activiteit. Het werd steeds drukker op de trail, we kwamen voortdurend mensen tegen die de wandeling in tegengestelde richting liepen. Aan hun kleding zagen we dat het in het dal waar zij net vandaan kwamen best wel warm moest zijn, sommigen van hen liepen zelfs in t-shirts! Samen kwamen we tot de conclusie dat het een goede gok was geweest om de route tegen de klok in te lopen, we denken dat de uitzichten op deze manier het beste uitkomen.

Sigöldugljúfur
Na negen schitterende kilometers waren we terug bij de auto. Een prachtige ervaring rijker, deze wandeling was het absolute hoogtepunt van onze IJsland-reis. Ik zou willen zeggen: kijk naar de foto’s en oordeel zelf. En bedenk dan dat dit maar een heel klein deel is van het totaal aantal foto’s dat we tijdens deze wandeling hebben gemaakt, we hadden er met gemak nog tientallen anderen kunnen plaatsen die allemaal minstens even mooi zijn. Enne….. misschien denk je nu wel dat de foto’s van deze dag flink zijn bewerkt in Photoshop, maar niets is minder waar. De kleuren geven precies weer wat we met eigen ogen gezien hebben!
Als we in Amerika over dirtroads gaan rijden, dan zijn we niet verzekerd voor schade aan de auto. Hier in IJsland gelukkig wel, en ik moet zeggen, dat rijdt toch heel wat relaxter. Maar helaas, er is één uitzondering. Schade aan de motor die wordt veroorzaakt tijdens een rivierdoorsteek is niet verzekerd! We vonden het daarom een te groot risico om via de F208 naar het zuiden te rijden, we zouden dan immers diverse rivieren tegenkomen en we hadden geen idee hoe hoog de waterstand daarvan zou zijn. Vandaar dus dat we hebben gekozen voor de lange route: eerst via de F208 terug naar het noorden, en daarna via een flinke omweg alsnog naar het zuiden. Het was natuurlijk wel een heel leuke bijkomstigheid dat we nu opnieuw dicht bij Sigöldugljúfur zouden komen, die kloof waar we gisteren verkeerd waren gelopen.
Met hulp van de GPS parkeerden we de auto op een heel andere plek dan gisteren, een paar kilometer meer naar het zuiden. En deze keer was de wandeling supereenvoudig; via een vrij vlak terrein liepen we naar de rand van de kloof waar we de reeks watervallen nu wél in volle glorie konden aanschouwen. Wat waren we blij dat we deze plek nu dan toch hadden gevonden, de Sigöldugljúfur-watervallen horen net zoals Hraunfossar, Bruarfoss, Haifoss en Granni absoluut thuis in het alsmaar langer wordende rijtje ‘prachtige watervallen’ die we tijdens deze vakantie hebben gezien. ’t Enige probleem was de harde wind, net zoals eerder bij Gullfoss en bij Haifoss waaide het gigantisch hard. We hebben zowat een half uur op het uitkijkpunt gestaan, en al die tijd was het zo goed als onmogelijk om foto’s te maken. We waren al blij dat we onszelf staande konden houden! Twee keer viel de wind even weg, maar dan niet langer dan een paar seconden (en nee, daarmee overdrijf ik echt niet). En die twee momenten bleken net voldoende te zijn om een paar mooie plaatjes te kunnen schieten.

Seljalandsfoss
Dirtroads rijden is leuk. Maar toch, toen we na vele hobbelige F208-kilometers eindelijk weer asfalt onder onze wielen kregen, was dat méér dan welkom. Wat reed dat heerlijk rustig, zo op de verharde weg! Na ongeveer twintig relaxte asfalt-kilometers vertelde TomTom ons dat we linksaf moesten, richting het plaatsje Hella. Ik checkte het even op de landkaart (die IJslandse Tommie was niet zo betrouwbaar, hadden we inmiddels gemerkt). Maar deze keer gaf ik hem gelijk, we moesten inderdaad linksaf. Bleek verdorie die weg opnieuw een dirtroad te zijn, dát was nou net weer niet de bedoeling. TomTom gaf aan dat we over zestig kilometer de ringweg zouden bereiken, we vreesden dat dat zestig onverharde kilometers zouden gaan worden. Maar omdat het een heel makkelijke dirtroad leek te zijn, reden we toch maar door. Daar kregen we spijt van, de weg werd alsmaar slechter. Wat een opluchting toen er na zestien kilometer toch ineens weer asfalt bleek te liggen….
Via de ringweg reden we naar onze overnachtingsplaats Vik. Natuurlijk wist ik al dat we onderweg de bekende waterval Seljalandsfoss tegen zouden komen. Eigenlijk was het niet onze bedoeling daar vandaag te stoppen, we zouden hier immers tijdens onze laatste vakantiedag opnieuw langs komen. Maar de waterval stond zo geweldig mooi in het zonlicht te pronken, hier konden we gewoonweg niet zomaar aan voorbij rijden. Van dit prachtige licht moesten we wel profiteren, natuurlijk.
Gelukkig vonden we een plekje voor onze auto op de drukke parkeerplaats. En net zoals bij Gullfoss liepen we hier in een lange rij toeristen naar de waterval toe. Vanwege onze plotselinge stop waren we slecht voorbereid, we hadden er niet eens aan gedacht om onze regenjacks aan te trekken. En dat was niet zo handig, het wandelpad liep dicht langs de waterval af en we werden dan ook flink nat van het stuifwater. Natte kleding en wind…… da’s best wel koud! Gelukkig maar dat het hier aan de kust niet zo idioot hard waaide als een paar uurtjes eerder in het binnenland. Hans klom een stukje omhoog, zodat hij tijdens het fotograferen wat minder last van het stuifwater zou hebben. Ondertussen bleef ik beneden op het pad al koukleumend genieten van de mooie waterval. Waar je zelfs achterdoor kan lopen, maar daarvoor heb ik wijselijk bedankt.
Vanwege onze niet geplande stop bij Seljalandsfoss kwamen we later dan verwacht aan bij ons hotel in Vik. Een prima hotel, waar we heerlijk hebben gegeten van het bijzonder goed verzorgde en zeer uitgebreide buffet (waar we overigens ook dik voor hebben betaald, maar dat even terzijde!) ’t Was een lange lange dag geweest, een bezoekje aan het zwarte zandstrand van Vik zat er niet meer in. Maar wat een ongelooflijk mooie dag was dit, IJsland heeft echt ons hart gestolen!
DAG 9 : ZONDAG 30 AUGUSTUS : VIK – SKALAFELL
Gereden: 283 kilometer
Papegaaiduikers zien….. dat was een van mijn grootste wensen voor deze vakantie. Maar ik wist dat de kans daarop niet erg groot was, het seizoen waarin je deze prachtige kleine vogels kunt zien was immers al zo goed als voorbij. Maar uiteraard gingen we het wel even proberen…. Dicht bij Vik is een plek waar tijdens het seizoen een kolonie nestelt, en daar zagen we zowaar nog enkele papegaaiduikers rondvliegen. Een paar achterblijvers, denk ik. Ze lieten zich niet makkelijk fotograferen, elke keer als er een op de met gras begroeide rotswand neerstreek kroop ie meteen in een holletje…. slechts een heel enkele keer bleef er eentje wat langer zitten. Eigenlijk zaten ze net te ver weg, zelfs voor onze telelens. Het was dus een kwestie van héél veel geduld hebben, we bleven staan kijken net zolang tot een van de vogels een beetje dichterbij kwam, en bovendien ook nog eens bereid was om even stil te blijven zitten.
Naast ons stonden drie jonge Aziatische vrouwen, ook zij waren speciaal voor de papegaaiduikers naar deze plek gekomen. Een van hen vroeg of het Hans was gelukt om een foto te maken, en of ze op het scherm van zijn toestel mee mocht kijken. Natuurlijk mocht dat. Hans wil altijd meteen even weten of een foto wel scherp is, en om dat te kunnen beoordelen zoomde hij in zodat hij de net gemaakte foto tot in detail kon bekijken. Ja hoor, het was gelukt, de papegaaiduiker stond prachtig in beeld! “Ooooh”, riep de vrouw bewonderend uit. Waarop een van haar vriendinnen ook graag een kijkje wilde nemen. Precies op het moment dat zij op het scherm keek verdween de papegaaiduiker uit beeld, en was er alleen nog een schermpje vol met ingezoomd gras te zien. De vrouw reageerde met een “Ooooh” die klonk als: “Ik heb geen idee waarom ik Oooooh roep, maar mijn vriendin riep dat ook dus dan kan ik niet achterblijven.” Hans scrolde zo dat de vogel weer in beeld kwam, en er volgende opnieuw een “Oooooh”. En heel wat enthousiaster, deze keer. Om eerlijk te zijn, ik had er moeite mee om mijn gezicht een beetje neutraal te houden, inwendig lachte ik me helemaal wezenloos om haar……

Nuppstadur
Op het weerbericht hadden we al gezien dat het in de loop van de dag zou gaan regenen. Het viel wel wat tegen dat de eerste buien ons veel vroeger bereikten dan was voorspeld. Het mooie groene landschap van IJsland komt jammer genoeg veel minder goed tot z’n recht als alles schuil gaat achter een grijze mist. Zo zijn we bijvoorbeeld met een spijtig gevoel Fjaðrárgljúfur voorbij gereden, deze canyon stond hoog op ons verlanglijstje maar we beseften dat het onder deze weersomstandigheden geen enkele zin had om ernaartoe te gaan. Bij de kleine waterval Stjornafoss zijn we wel even gestopt. We hoefden daarvoor maar een paar minuten te lopen, uiteraard wel met onze regenjacks aan, en met de capuchon ver over ons hoofd getrokken. Leuke waterval hoor, die ook in de regen het bekijken zeker waard is.

Svartifoss
Wat een verrassing toen de zon even later toch weer even prominent het weerbeeld bepaalde. Net op dat moment zagen we links van ons, op kleine afstand van de weg, de oude boerderij Nuppstadur. Ooit was dit een druk bezochte toeristische bestemming, maar sinds er een bord voor aan de toegangsweg staat met de woorden “Private property” rijden de meeste mensen er aan voorbij. Was ik even blij dat ik in een Duits reisverslag had gelezen dat het nog wel steeds is toegestaan om het terrein van de boerderij op te gaan, er staat namelijk een heel oud klein kerkje dat nog steeds voor toeristen toegankelijk is. Tja, dat je om bij dat kerkje te komen wel eerst langs de boerderij en de schuurtjes moet lopen, dat is gewoon een hele leuke bijkomstigheid. Wij hebben wel iets met dit soort geschiedenisplekjes, we genoten dan ook volop van het piepkleine kerkje, en van de sfeervolle oude schuurtjes waarvan de daken helemaal door gras waren overgroeid. Van een van de schuurtjes stond de deur open, ook al behoorde dit dan officieel niet tot het voor toeristen toegankelijke gedeelte, we konden het uiteraard niet nalaten om er even binnen te gluren. En daar stonden en hingen volop oude spullen: gereedschap, laarzen, zadels…. Helemaal grijs van het stof. Ergens aan een boom hing een plakkaat waarop informatie over Nuppstadur stond vermeld, helaas alleen in het IJslands. We denken dat het een opsomming was van alle voormalige bewoners van de boerderij. De eerste naam op het lijstje was Jón Bjarnason, geboren in 1696 en overleden in 1792. De laatste bewoners waren de broers Eyjólfur en Filippus Hannesson, die beiden net als hun verre voorvader een zeer respectabele leeftijd hebben bereikt. Eyjólfur overleed in 2004 op 97-jarige leeftijd en zijn broer Filippus stierf zes jaar later, hij werd 101 jaar oud. Beide broers, die (zo wordt beweerd) de laatste jaren van hun leven geen woord meer met elkaar hebben gesproken, liggen achter het kerkje begraven.

Svinafellsjokull
Na dit bijzonder geslaagde intermezzo was het weer tijd voor wat IJslandse natuur, we reden naar Skaftafell National Park. Een van de drukst bezochte bezienswaardigheden daar is ‘de Zwarte Waterval’, beter bekend als Svartifoss. We kozen ervoor om niet het meest gebruikte wandelpad naar de waterval te nemen maar een kortere, steilere route. Nou, dat hebben we geweten hoor…… het pad ging inderdaad stevig omhoog. En dat was nog niet eens zozeer het probleem, nee, het werd vooral een pittige wandeling omdat de zon ineens besloot volop door te komen waardoor de temperatuur daadwerkelijk omhoog vloog….. Het eerste dat uitging, dat waren de regenjacks. En daarna ook nog de warme vesten die daaronder zaten, we zweetten ons het ongans….. Daarna ging het gelukkig beter, het terrein werd wat vlakker en ons zweet-level zakte tot een aanvaardbaar niveau. Op gegeven moment kwam ons alternatieve wandelpad samen met de reguliere route, en bevonden we ons weer midden in Het Toeristencircus. Eenmaal op het punt aangekomen waarop we de waterval konden bekijken, duurde het best een tijd voordat ik een beetje vooraan bij de railing kon staan en zo even van het mooie natuurverschijnsel kon genieten. Het water van Svartifoss valt zo’n 20 meter naar beneden langs een komvormige rotswand af die bestaat uit prachtige basaltkolommen. Die deels zwart van kleur zijn, vandaar dus de naam ‘Zwarte Waterval’.

Jökulsarlon
In Skaftafell National Park liggen diverse zeer grote gletsjers. Twee van die gletsjers kan je van heel dichtbij bekijken, wij kozen ervoor om naar Svínafellsjökull te gaan. Het was erg indrukwekkend om op slechts een paar meter afstand van die enorme ijsmassa te zitten, dit is echt een plek om even rust te nemen en helemaal niets te doen. Gewoon alleen maar kijken en genieten. Er liep een stel rond dat een drone had meegebracht, ze kregen gigantisch op hun kop van een IJslandse vrouw die het duidelijk niet op prijs stelde dat zo’n lawaaierig ding steeds vaker door toeristen wordt gebruikt. “Je kan toch ook met je eigen ogen kijken,” beargumenteerde ze. Het stel was duidelijk verlegen met de situatie, ze gebruikten de drone dan ook niet zo lang de vrouw nog in de buurt was. Even later wel…. we hoorden een irritant gezoem over onze hoofden heenkomen en even later zweefde het ding over de ijsmassa heen. Ik moet toegeven dat ik ook geen fan ben van dit nieuwe verschijnsel, het geluid past gewoonweg niet in zo’n omgeving. En bovendien, je maakt hiermee beelden die juist niet weergeven wat je zelf hebt gezien. Het is toch veel mooier om herinneringen vast te leggen die een beeld geven van hoe je je vakantie écht hebt ervaren!
Het weer was ondertussen opnieuw omgeslagen. Geen zon meer, alleen nog grauwe grijze wolken en zo nu en dan wat regen. Niet echt ideaal dus voor een bezoek aan het ijsschotsenmeer Jökulsarlon. Of het nu daaraan lag, ik weet het eigenlijk niet. Maar ik kreeg bij Jökulsarlon niet het wauw-gevoel waarover ik in diverse reisverslagen had gelezen. Het was absoluut erg mooi om zoveel ijsschotsen op een meer te zien drijven, maar het was voor mij zeker geen hoogtepunt van deze vakantie.
Het was wat lastig geweest om een betaalbare overnachtingsplaats in de buurt van Jökulsarlon te vinden, alles zat al vol óf was vreselijk duur. Uiteindelijk hadden we een heel stuk verderop nog een Bed & Breakfast gevonden, in het gehucht Skalafell. Terwijl we daar het terrein opreden hadden we echt even zo’n gevoel van ‘waar zijn we nou toch weer terecht gekomen!’ Het Guesthouse lag op het erf van een boerderij, we zagen tractoren rondrijden, paarden in de wei, mannen die schapen bijeen aan het drijven waren. In de verste verte waren er geen andere huizen te bekennen, laat staan een winkel of een restaurant. We vroegen ons al af waar we zouden moeten gaan eten, de bewoonde wereld was vele kilometers hier vandaan.
We gingen de woning binnen, waar we hartelijk werden ontvangen door een IJslandse vrouw. Die ons gelukkig liet weten dat ze ook avondeten serveerden, of we daarvan gebruik wilden maken? Ja hoor, heel graag zelfs! We kregen de sleutel van onze cabin, die zich recht tegenover de woning bleek te bevinden. ’t Was klein, maar wel hartstikke netjes en comfortabel. En wat is er nu leuker dan de aanblik van het echte boerenleven, als je vanuit je raam naar buiten kijkt. En we hadden zowaar nog internet ook, en dus konden we nog even Skypen met Melanie en Oona. Hans is met de laptop rond gaan lopen, kijk Oona daar is ons bed, onze douche, en daar vóór ons huisje staat de auto. En natuurlijk mocht ze ook even de paarden en de schapen zien die vlak bij onze cabin rondliepen. Samen met diverse andere gasten hebben we heerlijk gegeten van het door de boerin klaargemaakte buffet. Dat was veel minder uitgebreid dan dat van gisteren in ons chique hotel in Vik, maar minstens net zo lekker!
DAG 10 : MAANDAG 31 AUGUSTUS : SKALAFELL – SKOGAR
Gereden: 283 kilometer

Jökulsarlon
Vandaag hebben we dezelfde route gereden als gisteren, alleen in tegenovergestelde richting. Dat hadden we bewust zo gepland, met de wispelturige weer in IJsland is het immers niet verkeerd om twee kansen te hebben om de mooie plekken te zoeken. Eerst eens even kijken of deze tactiek werkte voor Jökulsarlon, het ijsschotsenmeer dat we gisteren in de regen hadden bekeken. Mwaaaah, ’t werkte een béétje…… Het was weliswaar droog deze keer, maar nog wel steeds heel somber. Grauw en grijs dus. Toch kwam de intens blauwe kleur van de ijsschotsen beter tot z’n recht dan gisteren, het was echt heel apart om dat te zien. We zijn een heel stuk langs de oever gelopen, op zoek naar de ijsschotsen met de mooiste vorm en de mooiste kleur. Wat voor mij tot hetzelfde ‘oordeel’ heeft geleid als gisteren: Jökulsarlon is mooi, maar toch blijft de werkelijke beleving ervan voor mij wat achter bij de verwachting.

Foss-á-Siðu
Net voorbij Jökulsarlon ligt nog een ijsschotsenmeer: Fjallsarlon. In diverse reisverslagen had ik al gelezen dat dit meer veel minder indrukwekkend zou zijn dan Jökulsarlon, we hebben dan ook even getwijfeld of het wel zin had om er naartoe te rijden. Maar ach, het was zo’n kleine omweg (een paar minuten rijden maar), dus waarom ook niet! Nou, wat ik in de reisverslagen had gelezen was absoluut waar: Fjallsarlon is veel kleiner dan Jökulsarlon, en bovendien drijven er naar verhouding ook nog eens veel minder ijsschotsen op het water. Maar toch waren we blij dat we er even naar toe waren gereden, want vanaf ons uitkijkpunt hadden we wel een zeer mooi zicht op het uiteinde van Fjalljökull, de gletsjer waar het meer direct onder ligt.
Aan veel van onze reiservaringen gaat een uitgebreide planning vooraf. Maar soms krijg je de meest fantastische momenten zomaar cadeau. Want wat was het prachtig toen we over de Ringweg reden, de mist in de dalen voor ons zagen, terwijl boven die mistflarden de wit besneeuwde bergtoppen prachtig door de zon werden belicht. Of die grote groep paarden die langs de weg stond in een werkelijk perfecte entourage: een prachtige groene weide waar een lieflijk kreekje doorheen stroomde, een lavaveld direct langs die weide en een aantal mooie kleine rotsen achter het groen. We zijn naar de omheining toe gelopen en hebben daar een hele tijd staan te genieten van dit prachtige plaatje, voor mij was dit zelfs een van de mooiste momenten van deze vakantie!
Een waterval hoeft echt niet groot te zijn…… Foss á Siðu is zó smal dat het water bij een beetje wind helemaal uit elkaar waaiert, er is dan geen waterval meer te zien. Maar als het windstil is, dan is het een klein juweeltje. Omdat de rotswand wat achterover helt, valt het water helemaal vrij naar beneden. Soms kwam de zon even door, en dan zagen we niet alleen het water zelf, maar ook de schaduw die door het water werd veroorzaakt, naar beneden vallen. Aan de onderzijde valt het water op de rotsen, en stroomt dan in drie trappen verder naar beneden. En ach, als echte watervallenliefhebbers zijn we ook nog even teruggereden naar Stjornafoss, de waterval waar we gisteren nog in de regen hadden staan koukleumen. Leuk om die nu nog eens te zien onder wat betere weersomstandigheden.
Ons volgende doel was Reynisdrangar, de groep basalten seastacks die nabij het plaatsje Vik net voor de kust in het water staan. Dit is een populaire toeristische attractie, op de parkeerplaats stonden dan ook behoorlijk wat auto’s. Maar toen we wat verderop liepen hadden we van de drukte totaal geen last meer, het strand was groot genoeg voor iedereen. Aan de ene kant zagen we het beroemde zwarte zandstrand, dat jaren geleden nog eens uitgeroepen is geweest tot ‘één van de tien mooiste niet-tropische stranden ter wereld”.
Naar de andere kant toe, richting Reynisdrangar, bestond het strand uit een dikke laag kiezels. Maar het mooiste aan deze plek, dat was de rotswand die dit strand begrensde. Een brede, hoge rotswand die helemaal bestond uit basalten kolommen. Op veel plekken waren die kolommen helemaal scheef gedrukt en gedraaid, ze waren vooral lichtgrijs van kleur maar er zaten ook donkergrijze en zelfs ook donkergele stukken in het gesteente. Op één plek waren de basaltkolommen kaarsrecht, ze vormden hier een soort van natuurlijke trap waartegen je zo omhoog kon klimmen. Niet dat ik me daaraan heb gewaagd, zo makkelijk zag het er nu ook weer niet uit. Maar een van de andere toeristen liet zich niet weerhouden, hij bevond zich al snel vele meters boven ons. Wij hadden het geluk dat we ook nog de twee alcoves in de rotswand konden bekijken, dat is alleen maar mogelijk als het laag water is.

Stjornafoss
We hadden een hotel geboekt in Skógar, direct langs de Ringweg. Met – vanuit het restaurant – zicht op een van de bekendste watervallen hier aan de zuidkust: Skógafoss. Hartstikke druk was het, alle toeristen die via de Ringweg rijden komen daar natuurlijk een kijkje nemen. Maar vrijwel niemand neemt de moeite om naar de waterval Kvernufoss te gaan, terwijl die toch echt maar 1 kilometer verderop ligt. En laat dat nou een van de allermooiste watervallen zijn we die tijdens deze vakantie hebben gezien! Eigenlijk is het niet eens zozeer de waterval zelf, maar meer nog de prachtige omgeving. De rotswand waar het water vanaf valt vormt het einde van een kloof, de poel waarin het water terecht komt wordt aan drie kanten omsloten. Wat een kracht had het water, toen Hans en ik slechts een klein stukje van elkaar vandaan stonden konden we al geen woord meer met elkaar wisselen, het lawaai van de waterval overstemde alles. Maar ook zonder dat we met elkaar konden praten was het al wel duidelijk dat we allebei intens stonden te genieten, de combinatie van de power waterval en de ruige rotsomgeving was super.
Na het avondeten was het tijd voor het toetje: een bezoek aan Skógafoss. Een brede muur van water valt daar naar beneden, aan de voet veroorzaakt dat een gigantische wolk aan stuifwater. Niet raar dus dat de meeste mensen niet tot helemaal naar de waterval toelopen, je wordt er hartstikke nat. We bleven lekker op veilige afstand staan (zelfs daar kregen we bij windvlagen al stuifwater over ons heen), en we profiteerden van de mensen die wat verder doorliepen en zo mooi konden figureren op onze foto’s. Handig, zo kunnen wij mooi laten zien hoe enorm groot Skógafoss is.
DAG 11 : DINSDAG 1 SEPTEMBER : SKOGAR – KEFLAVIK
Gereden: 291 kilometer
Voor deze laatste vakantiedag hadden we nog twee watervallen op de planning staan. Als eerste was dat Gljúfrafoss, een waterval die in een spelonk verborgen ligt. Als je dicht bij de rotswand staat kan je door een nauwe opening kijken waarachter je dan het water omlaag kan zien vallen. Het water stroomt vervolgens via een kreekje door die nauwe opening naar buiten, voor een goed zicht op de waterval moet je dan ook midden in dat kreekje gaan staan. Nu kan het water in dat kreekje soms best wel hoog staan, voor de zekerheid deed Hans dan ook de gummilaarzen aan die de hele vakantie al werkeloos in de achterbak van de auto lagen. Helemaal overbodig, zo bleek al snel, het waterpeil was zo laag dat we makkelijk met onze gewone wandelschoenen midden in het kreekje konden gaan staan. Het was zelfs mogelijk om door de rotsopening heen de spelonk in te lopen, zodat we heel dicht bij de waterval konden komen. Fototechnisch gezien was dat overigens geen succes, we stonden daar té dicht bij de waterval en bovendien hing er veel stuifwatermist in de spelonk. Midden in het kreekje, vanaf de buitenzijde, bleek toch echt de beste plek te zijn om een paar plaatjes van Gljúfrafoss te schieten.
En zo bleef er nog één waterval over op ons lijstje, ook deze waterval lag ergens achterin een kloof. Via een slechte dirtroad reden we naar de trailhead, vanwaar het maar een klein stukje lopen was naar de kloof Nauthusagil. Wat was dit een leuke wandeling zeg, links en rechts van ons bevonden zich grillige rotswanden, vol met groene mossen. Tussen de rotswanden in stroomde een kreekje waarvan de bodem bezaaid lag met kleine gladde stenen. Soms konden we heel even over een droog stukje bodem tussen het kreekje en de rotswand lopen, maar op de meeste plekken moesten we dwars door het water, over de glibberige stenen heen. En dat liep behoorlijk lastig! Ach, het enige risico dat ik liep was een nat pak. Voor Hans was het risico op schade iets groter, hij had immers een dure fotocamera bij zich. Maar gelukkig staat hij iets stabieler op zijn voeten dan ik, dus hij had geen problemen met de wiebelige ondergrond.
We zouden de waterval na een paar honderd meter lopen tegen moeten gaan komen. We denken dat we nog maar één, twee bochten misschien van ons doel vandaan waren toen het water plotseling dieper werd. We konden niet langer langs de rechterwand blijven lopen, we zouden het water over moeten steken. Ik zag meteen dat ik dat niet aandurfde: het water stroomde hier wat harder, ik zou geen steun meer hebben van de rotswand, en bovendien was er ook net wat hoogteverschil op de oversteekplek. Als ik hier mijn evenwicht zou verliezen zou ik best een lelijke smak naar beneden maken……. ik twijfelde geen moment, dit ging ik dus écht niet doen! Waardoor we dus de allerlaatste waterval die op onze planning stond hebben gemist. Jammer, maar helaas. Ach, de wandeling op zich was wel hartstikke leuk geweest dus we hadden zeker geen spijt van deze onderneming.

Graffiti Reykjavik
We reden terug naar de Ringweg, daarbij kwamen we langs de bekende Seljalandsfoss die we een paar dagen eerder nog hadden gefotografeerd. Toen stond ie helemaal geweldig in het zonlicht, nu was het zwaar bewolkt en zag de waterval er veel minder mooi uit. Waren wij even blij dat we hier zaterdag nog waren gestopt! En druk dat het er was, de parkeerplaats stond bomvol en ook langs de weg stonden nog tientallen auto’s geparkeerd. We reden Seljalandsfoss snel voorbij, op weg naar weer een heel ander soort drukte. Namelijk: de stad Reykjavik. We zijn niet zo’n stadsmensen, maar we vonden toch wel dat we een paar uurtjes voor de hoofdstad van IJsland moesten vrijmaken.

Seltun Geothermal Area
Ons eerste doel in de stad was niet echt een plek waar veel toeristen naartoe zullen gaan. We hadden namelijk ontdekt dat er een heel oud en sfeervol kerkhof in de stad ligt. Hólavallagarður Cemetery bestaat sinds het jaar 1838, en je vindt hier veel oude graven, beelden en hekjes die soms half zijn overwoekerd door mos en planten. We zagen hier en daar zelfs een graf waar zomaar een boom bovenop was gegroeid. Op veel plekken konden we via smalle paden tussen de graven doorlopen, maar soms lagen de graven zo dicht opeen dat er geen pad meer was te bekennen. Wat een sfeervol oud kerkhof was dit, het was een mooie ervaring om hier een uurtje rond te lopen.
De meeste toeristen gaan juist wél naar de beroemde Hallgrímskirkja. De bouw van deze 74,5 meter hoge kerk startte in 1945 en werd pas 41 jaar later, in 1986, voltooid. De buitenzijde van de kerk is heel apart, de architect heeft zich namelijk laten inspireren door de vele basaltkolommen die je overal in IJsland tegenkomt. Een prima idee, naar onze mening. De binnenzijde van de kerk sprak ons veel minder aan, we hebben er even rondgekeken maar we stonden heel snel al weer buiten. Op naar een volgend stukje Reykjavik: een oude fabriekshal met daarop kunstwerken van graffiti-artiest Guido van Helten. Het waren drie grote tekeningen, knap gemaakt. Ook hier waren we vrij snel alweer uitgekeken, en allebei hadden we eigenlijk niet veel inspiratie om nog langer in Reykjavik te blijven. We gingen liever nog even de natuur in, er was nog net tijd genoeg over om een rondje over het schiereiland Reykjanes te rijden.
Ons eerste doel daar was het kleine geothermisch gebied Seltún. We hadden er geen al te hoge verwachtingen van, we waren dan ook aangenaam verrast toen het toch best een leuk gebied bleek te zijn. We maakten een korte wandeling tussen de pruttelende en borrelende heetwaterbronnen, en maakten wat foto’s van de kleurrijke bodem. In vergelijking met dat andere geothermische gebied dat we eerder tijdens deze vakantie zagen, Hveradalir, was Seltún niet echt bijzonder. Maar ach, als je hier toch in de buurt bent is het zeker de moeite waard om er een korte stop te maken.
Een klein stukje voorbij Seltún zou zich een heel klein houten kerkje moeten bevinden, ergens zomaar midden in het open veld. Krysuvikukirja, gebouwd in 1857, was al jarenlang niet meer in gebruik maar het zou nog wel mogelijk zijn om het te bezichtigen. En zowaar, we vonden zelfs een bord met de naam Krysuvikukirkja, dat ons een zijweg in wees. Een klein stukje verder stond opnieuw een bord, met daarop ook wat informatie over het kerkje. Alleen het kerkje zelf, dat zagen we nergens! We parkeerden de auto bij het bord en besloten een stukje omhoog te klimmen via de heuvel direct naast de weg, dan zouden we vanzelf wel ergens het rode dak van het kerkje kunnen zien. Maar hoe we ook zochten, we vonden géén kerkje. Via de andere zijde van de heuvel liepen we weer naar beneden, richting de weg. Daar zagen we twee fietsers die blijkbaar net een rustpauze namen. Ze zaten met hun rug naar ons toe, ze zagen ons dus niet aankomen. Pas op het allerlaatste moment hoorden ze onze voetstappen, de vrouwelijke helft van het stel reageerde letterlijk met de woorden “Ik schrik me rot……” Ja hoor, het waren Nederlanders. Ze waren net als wij op zoek naar het kerkje, maar ook zij hadden het dus niet gevonden. En heel veel inspiratie om nog verder te zoeken hadden ze duidelijk niet meer. Ze waren via een onverharde route naar deze plek gefietst en de conditie van die weg was hen vreselijk tegengevallen, de route had hen veel meer tijd gekost dan ze vooraf hadden ingeschat. De vrouw was echt helemaal op, ze moesten nog best ver fietsen vandaag en daar zag ze vreselijk tegenop. We konden hen in elk geval wel een béétje geruststellen, de route die ze nog voor de boeg hadden was eenvoudig begaanbaar. Al zat er wel een behoorlijk steile klim in, dat dan weer wel.
We namen afscheid van het stel en begonnen aan het laatste stuk van ons rondje Reykjanes. Om eerlijk te zijn, het viel tegen. Het tweede geothermisch gebied, Gunnuhver, was veel minder mooi dan Seltún. Het landschap waar we doorheen reden was best wel saai, en het kerkje dat we als alternatief voor de spoorloos verdwenen Krysuvikukirja nog gauw aan ons to-do-lijstje hadden toegevoegd was ook niet bijzonder. En zo eindigde deze laatste vakantiedag helaas een beetje slapjes, ik zou het graag met een enthousiast stukje tekst af hebben willen sluiten maar nee, dat gaat me echt niet lukken.
DAG 12 : WOENSDAG 2 SEPTEMBER : KEFLAVIK – SCHIPHOL – GERWEN
Geheel passend bij het wat minder geslaagde vakantie-einde, bleek ook onze laatste overnachtingsplek veruit de minst aangename van de hele reis te zijn. We hadden een cabin geboekt in het Alex Guesthouse Motel, de douche was een onooglijk hokje en het bed lag niet echt lekker. En het ontbijt was werkelijk waardeloos, er was vrijwel geen keus en de sinaasappelsap was zo smakeloos dat ik mijn glas niet eens heb leeggedronken. Het enige voordeel was dat het zo dicht bij de luchthaven lag, in slechts enkele minuten tijd reden we van het motel naar de parkeerplaats toe. Daar lieten we onze auto achter, de sleutel legden we in het handschoenenvakje en daarna stuurden we een SMS-je naar Icerental 4×4, waarmee we hen lieten weten in welk vak we de auto hadden achtergelaten. Hartstikke makkelijk dus!
Omdat Keflavik zo’n kleine luchthaven is, hadden we geen lange wachtrij voorzien. Viel dat even tegen zeg, het was juist ontzettend druk in de vertrekhal. We zijn maar gauw achter in de rij aangesloten, en langzaam mee naar voren geschuifeld tot aan de balie waar we onze koffers in konden leveren. ’t Voordeel was wel dat we daarna niet lang meer hoefden te wachten voordat we het vliegtuig in mochten. Waar we midden tussen tientallen supporters van het Nationale Voetbalteam van IJsland bleken te zitten! O ja, IJsland speelt morgen in de Amsterdam Arena tegen het Nederlands elftal, zo beseften we. De supporters waren in opperbeste stemming, net zoals de stewardessen die ook al gekleed gingen in voetbalshirts! We vroegen ons af of ze morgen nog zo blij zouden zijn. (Ja dus, weten we inmiddels, IJsland versloeg Nederland met 0-1!)
Na drie rustige uurtjes vliegen landden we op Schiphol, en nog een paar uur later waren we alweer in ons eigen Gerwen. Met een harde schijf vol met foto’s, een boekje met allerlei aantekeningen, en vooral ook met heel veel prachtige herinneringen. Materiaal genoeg dus om een lekker uitgebreid reisverslag te gaan maken.
TOT BESLUIT
En dat reisverslag, dat is nu dus zo goed als af. Alleen nog even wat laatste woorden……. Dat IJsland ons hart gestolen heeft, dat zal na het lezen van dit reisverslag vast wel duidelijk zijn. Het weer is ons reuze meegevallen. We wisten dat we het risico liepen dat het 11 dagen lang zou regenen en waaien, maar gelukkig wisselden slecht weer en mooi weer elkaar regelmatig af. Waardoor we bijna alles wat op onze planning stond ook hebben kunnen zien. Ik had de route heel bewust zo ingedeeld dat we voor veel van de mooie plekken twéé kansen hadden, en dat heeft prima gewerkt. Het absolute hoogtepunt (letterlijk en figuurlijk) van deze vakantie was de wandeling naar de top van Brenninsteinsalda, in Landmannalaugar. Wat was het daar ongelooflijk mooi, en wat hadden we enorm veel geluk met het weer op die dag. Ook Hveradalir was een prachtige ervaring. En dan al die watervallen…… het is echt onmogelijk om hier een favorietenlijstje weer te geven, elke waterval, van klein tot groot, van smal tot breed, had weer z’n eigen unieke charme. Het lavaveld Berserkjahraun, de mooie kust bij Arnastapi, het lieflijke dal Gjain….. en natuurlijk ook de papegaaiduikers en de vele IJslandse paarden. Het was zo veel, en zo afwisselend, dat ik het gevoel heb dat we drie volle weken op pad zijn geweest in plaats van slechts 11 dagen.
De kans dat we ooit nog eens naar IJsland terug zullen gaan, die zit er dik in. Het zal dan wel de noordzijde gaan worden, daar zijn we het al over eens. Maar voordat er weer IJsland-plannen gemaakt gaan worden, willen we toch heel graag eerst weer een stukje Amerika aan onze ervaringen toe gaan voegen. En ach, inmiddels is het heel gebruikelijk dat ik een reisverslag afsluit met de mededeling dat de tickets voor de volgende reis alweer zijn geboekt. En die traditie wil ik natuurlijk graag in ere houden, dus bij deze: Volgend jaar, op 23 juni om precies te zijn, vliegen we naar Salt Lake City. En hopen we een mooie route te kunnen gaan rijden via Glacier National Park, North Cascades en Mount Rainier. Het plannen kan weer gaan beginnen!