Inleiding
Jaren geleden waren we al eens bezig geweest om een reis naar The Deep South voor te bereiden. Maar uiteindelijk viel onze keus toch weer op Utah en New Mexico, onze Deep South-plannen verdwenen naar de achtergrond. Maar vandaar bleven ze ons wel hardnekkig toefluisteren: “Die swamps zien er toch echt erg mooi uit…… De Plantations, die wil je zeker eens met eigen ogen zien….. De muzieksteden, dat is vast ontzettend sfeervol…..”
En ja hoor, uiteindelijk heeft dat fluisterstemmetje ons toch overgehaald…. in januari 2017 boekten we tickets naar Atlanta, Georgia. En konden we aan de slag met het uitzoeken van de mooiste bestemmingen in de zuidelijke staten. De planning leek heel wat minder tijd in beslag te gaan nemen dan gebruikelijk: ik las een aantal reisverslagen, en op grond daarvan koos ik twee swamptours en een stuk of zes verschillende plantages uit. Makkelijk zeg, we hoefden niet uit te zoeken of er lastige dirtroadroutes waren, of moeilijke wandelingen. Alleen even uitzoeken waar we het beste zouden kunnen overnachten, en het eerste stuk van de route was al klaar. De eerste hobbel in de planning ontstond toen ik me ging verdiepen in de drie muzieksteden: Memphis, Nashville en New Orleans. Ook nu stortte ik me vol energie op het lezen van diverse reisverslagen, maar ik merkte al snel dat ik dat mijn enthousiasme al lezende flink minder werd. Ook Hans was niet echt gecharmeerd van het idee om in elk van die drie steden een paar dagen door te brengen. En zo werd Memphis rigoureus uit de route geschrapt, even later onderging Nashville datzelfde lot. En wat New Orleans betrof…. één volle dag in die stad voelde voor ons ook als ruim voldoende aan.
En zo hielden we ineens een heel stel dagen over, en moesten we op zoek naar nieuwe plekjes die we zouden kunnen gaan bekijken. Hans stuitte op een foto van de bijzonder mooie kloof Dismals Canyon, ik vond een stel mooie watervallen, in de stad Charleston bleek een zeer markante boom te staan. Ook Great Smoky Mountains National Park en Congaree National Park werden aan de planning toegevoegd.
Tien jaar geleden bezochten we de PowWow (een Indiaans dansfeest) in de plaats Cody, in de staat Wyoming. Dat was zo’n ontzettend fijne ervaring geweest, we wilden dan ook erg graag nog eens naar zo’n PowWow toe. Maar het lukte steeds maar niet om een PowWow te vinden die qua datum én qua locatie in te plannen was. Totdat we tijdens de voorbereidingen voor deze Deep South trip ontdekten dat er op 13 en 14 mei een PowWow werd georganiseerd in de plaats Canton, vlak bij Atlanta. Om precies in dat weekend in Canton te kunnen zijn moesten we wel een paar rare kronkels in de route aanbrengen, maar ach, een mijltje meer of minder is voor ons geen enkel probleem.
En toen vonden we ook nog een foto van de grot Stephens Gap, een grot die wordt beheerd door de vrijwilligersorganisatie Southeastern Cave Conservancy Incorperated. Om die grot te mogen bezoeken, hadden we een permit nodig. We namen contact op met de SCCi, en na wat over en weer mailen mochten we ons de zeer gelukkige bezitters van twee permits noemen. En, nog mooier, we ontdekten dat in dezelfde omgeving nog een andere grot bezocht kon worden, en die zag er nog veel spannender uit. Toen we ook voor een bezoek aan deze grot een permit bemachtigden, waren we echt de koning te rijk. En met deze twee zeer bijzondere bestemmingen in de planning was onze route compleet!
DAG 1 : MAANDAG 1 MEI : DÜSSELDORF – ATLANTA – COLUMBUS
Gereden: 101 mijl
Vliegen vanaf Düsseldorf was een primeur voor ons. En het is ons prima bevallen, ik denk dat we voor eventuele volgende reizen (nou ja, laat dat woordje ‘eventuele’ maar weg, eigenlijk) Düsseldorf opnieuw in aanmerking zullen nemen. De afgelopen nacht hadden we geslapen in het Van der Valk Airport Hotel, waar we voor een heel schappelijke prijs een grote kamer hadden gekregen – compleet met ligbad – en waar we ook nog eens 3 weken lang onze auto konden laten staan. Bovendien zat ook het vervoer van het hotel naar de luchthaven bij de prijs inbegrepen; dat vervoer vond niet – zoals we hadden verwacht – plaats met een shuttlebus, nee, er kwam speciaal voor ons een heuse taxi voorrijden.
De luchthaven van Düsseldorf is klein en overzichtelijk. En het personeel was hartstikke vriendelijk, we leverden de koffers in bij een heel aardige dame en maakten daarna het welbekende securitycheckpraatje met een gemoedelijke man. Kijk, dat was nu eens een lekker ontspannen begin van de reisdag. En ’t werd helemaal leuk toen we tijdens het wachten op onze vlucht nog een telefoontje kregen vanuit Nederland, onze kleindochter Oona wenste ons een fijne vlucht en liet weten dat ze élke ochtend op de computer naar onze foto’s zou gaan kijken. En o ja, we moesten toch zeker een filmpje maken van de PowWow, want dat wilde ze erg graag zien.
Er waren veel lege plekken in het vliegtuig. Handig, ik kon een plaatsje naar rechts opschuiven en zo hadden we een lege stoel tussen ons in. Daar konden we de spullen op leggen die we tijdens de vlucht wel (tijdschrift, e-reader) of juist niet (deken en kussen) wilden gebruiken. Lekker hoor, zoveel ruimte tijdens de lange zit van ruim 9 uur. Hans zette al snel een koptelefoon op, en zocht een film uit. Ik lees liever, maar toen ik zag dat Hans naar de film Manchester by the Sea zat te kijken bedacht ik me. Even later had ik dus diezelfde film aan staan. Hans wist nu precies welke scene er voor mij aan zat te komen….. diverse keren reikte hij me – heel demonstratief – alvast een zakdoekje aan. Ja hoor, ik wist het eigenlijk vooraf al, dit soort emotionele films moet ik niet kijken als ik op zo’n ‘iedereen-kan-je-zien’-plek zit. Maar ik kon echt niet stoppen met kijken, Manchester by the Sea is naar mijn bescheiden mening een van de allerbeste films die de laatste jaren zijn gemaakt.
Mooi op tijd landden we in Atlanta. Een paar maanden geleden hadden we onze paspoorten vernieuwd, en daardoor konden we geen gebruik maken van de ‘Returning Esta-rij’. Ik vermoedde dat de wachtrijen bij Immigrations wel eens lang zouden kunnen zijn, en dat vermoeden was helaas helemaal correct. Heel langzaam schuifelden we tussen de Efteling-lijntjes door naar voren, samen met de andere reizigers. Onder hen bevonden zich diverse gezinnen met jonge kinderen, voor wie het wachten wel heel erg moeilijk was. Er waren een paar weglopertjes (zie zo’n kind maar eens terug te commanderen als je zelf klem staat tussen de lange rij wachtenden!), één jochie begon tot schrik van z’n ouders bijna een striptease uit te voeren, en een klein meisje lag loodzwaar op de arm van haar moeder te slapen. Bij het boarden mogen gezinnen met kleine kinderen altijd vóór… eigenlijk zouden ze dat hier ook in moeten voeren. Enfin, na zo’n anderhalf uur schuifelen mochten we ons eindelijk melden bij een Immigration Officer, die ons gelukkig zonder moeilijk te doen toegang tot de USA verleende.
Met een shuttlebus reden we naar het autoverhuurcentrum. Dat lag best nog een eind van de luchthaven vandaan, we moesten verder rijden dan dat we gewend zijn. We hadden deze keer – ook al een primeur – een auto gehuurd bij Thrifty. De lange rij mensen bij Immigrations hadden we verwacht, het grote aantal mensen dat bij de balie van Thrifty stond te wachten hadden we echter niet aan zien komen….. En wat ging het langzaam….. Er stonden maar twee medewerkers bij de balie, en één van hen was iemand aan het helpen bij wie blijkbaar een probleem moest worden opgelost. Dat duurde oneindig lang, dus in feite moest de hele rij mensen door slechts één medewerker worden weggewerkt. Toen we zowat een half uur stonden te wachten, werden sommige mensen naar een kiosk verwezen. Via die kiosk kon je telefonisch in contact komen met iemand van Thrifty, en zo het ophalen van je auto regelen. We stonden dat zo van een afstandje te bekijken, heel erg soepel leek het niet te gaan. We hoopten maar dat – op het moment dat wij het voorste plekje in de wachtrij zouden bereiken – de live medewerker beschikbaar zou zijn en niet die medewerker-op-afstand. Gelukkig, na ruim een uur wachten mochten we inderdaad naar de medewerker aan de balie. Niet dat we blij met hem waren, het was een vervelende man die heel erg aandrong op allerlei extra’s waar we volgens hem toch écht niet zonder konden. Bah, dit is vaak het meest vervelende moment van de hele vakantie……
Even later reden we met een grijze Nissan Rogue de parkeergarage uit, en de file in. Even leek het verkeer behoorlijk vast te zitten, maar dat viel uiteindelijk toch best wel mee. Zo nu en dan stonden we even stil, maar meestal konden we in een redelijk tempo doorrijden. Uiteraard wisten we al precies waar we een Walmart konden vinden die gunstig op onze route lag, er moesten immers nog boodschappen worden gedaan. Normaal gesproken is zo’n winkel al van ver te zien (dankzij de hoge reclamepalen), maar dit exemplaar lag enigszins verstopt achter wat andere winkels. Heel even dachten we zelfs dat het adres niet klopte maar gelukkig, na wat gezoek zagen we het grote pand ineens toch tevoorschijn komen. En zo konden we een uurtje later compleet met stoelen, koelbox en etenswaren aan de laatste etappe van deze lange dag beginnen, het was al bijna half 9 in de avond toen we bij ons motel aan de rand van de stad Columbus arriveerden.
DAG 2 : DINSDAG 2 MEI : PROVIDENCE CANYON STATE PARK – USS ALABAMA – GULFPORT
Na een korte maar wel zeer goede nachtrust stonden we lekker vroeg klaar om aan de eerste echte vakantiedag te gaan beginnen. Tijdens het uitchecken mocht ik meteen al een voorproefje ervaren van de manier waarop Amerikanen hier in The Deep South met elkaar omgaan. Net vóór mij stond een man aan de balie (aan zijn kleding te zien was het een arbeider), die door de dame aan de balie zeer nadrukkelijk met “My love” werd aangesproken. Ze stond hem zo familiair te woord dat ik dacht dat die twee elkaar al jaren kenden. Zou kunnen, natuurlijk, misschien was het wel een vaste klant. Maar ik – toch een vreemde voor haar – kreeg precies dezelfde behandeling. Ze stond me te woord compleet met drukke handgebaren, ook ik kreeg de titel “My love” toebedeeld, ze tuitte tijdens het praten zelfs haar lippen waardoor het leek alsof ze me ter plekke wilde gaan kussen. Gelukkig maar dat die balie tussen ons in zat…… Hans had de auto ondertussen al voor gereden, ik kon bij hem meteen mijn verhaal over de opmerkelijke receptioniste kwijt. Voor ons nuchtere Nederlanders is zo’n manier van met elkaar omgaan wel even wennen. We doen er zelf niet zomaar aan mee, dat zit niet in onze genen, maar tegelijkertijd vind ik het wel heerlijk hoor, om dit zo mee te maken.
We besloten om nog even net te doen alsof we in het zuidwesten van de USA zaten, er stond namelijk een park met kleurrijke rotsen op het programma. Dat park, Providence Canyon State Park genaamd, bestaat uit lagen zand, leem en klei, waarin door erosie enkele kloven zijn ontstaan. Dat die eroderende krachten grip hebben gekregen op de aardlagen is overigens niet op natuurlijke wijze gebeurd, maar doordat de kolonisten die zich hier in de 19e eeuw hebben gevestigd tijdens hun landbouwwerkzaamheden op de verkeerde manier met de grond zijn omgegaan.
Providence Canyon State Park wordt ’s ochtends om 7 uur geopend, een paar minuten na dat tijdstip reden wij het park al in. Geen verrassing dus dat wij de eerste bezoekers waren. Volgens de weersvoorspelling zou het vandaag 16 graden worden, met een gevoelstemperatuur van slechts 13 graden. Best wel fris dus, voor dit zuidelijke stukje Amerika. We hadden dan ook onze vesten nog aan, toen we begonnen aan de wandeling die we hier hadden gepland. We waren nog maar net onderweg, toen Hans ineens merkte dat hij zijn gewone schoenen nog aan had. Hij besloot om toch maar even naar de auto terug te gaan, een paar minuten later kwam hij terug met nu zijn stevige wandelschoenen aan zijn voeten.

Providence Canyon State Park
En dat was maar goed ook. Want beneden in de canyon liepen we niet meer over een echt wandelpad, maar door een flinterdun laagje water dat over de zeer modderige bodem van een kreekje stroomde. Onze wandelschoenen kunnen daar prima tegen, met de gewone schoenen aan zou het een ander verhaal zijn geweest. Het park bestaat in feite uit twee kloven, die elk een stel zijvertakkingen hebben. Al die zijtakken zijn netjes genummerd, in totaal zijn het er 9. Zijtak nummer 1 stond duidelijk aangegeven, het was dus heel eenvoudig om de juiste looproute te bepalen. Al snel kwamen we de eerste mooie plekken tegen, de kleurrijke rotswanden torenden hoog boven ons uit. Er groeiden ook flink wat bomen en struiken in de kloven, en al die groenigheid zorgde voor een welkom contrast met de rode, witte en grijze rotswanden.
Tijdens het begin van de wandeling prezen we nog de mensen die het park onderhouden, omdat alles zo duidelijk stond aangegeven. Maar naarmate we verder kwamen, moesten we onze goedkeurende opmerkingen intrekken. De canyons nummer 7 en 8 zouden het mooist zijn, en juist daar liet de bewegwijzering ons in de steek. We hebben het modderige kreekje en de aftakkingen daarvan zo ver mogelijk gevolgd, maar we kwamen de juiste bordjes niet meer tegen. Er waren eigenlijk niet echt andere mogelijkheden, dus we hebben het sterke vermoeden dat we toch wel alle canyons hebben gezien. Maar we konden niet echt zeggen dat het hier mooier was dan in de eerste kloven.

Uss Alabama Battleship
Zoals ik al schreef: de gevoelstemperatuur zou vandaag uitkomen op zo’n 13 graden Celcius. Nou…. toen we weer omhoog klommen voelde het toch echt héél wat warmer aan, de vesten zaten al lang in onze rugzak opgeborgen. Eenmaal boven troffen we tot onze verrassing een heus autokerkhof aan, er lagen – enigszins verspreid – een stuk of tien verroeste auto’s uit de jaren ’50 midden tussen de bomen. Blijkbaar zou het te veel schade aan de natuur aanrichten als de wrakken zouden worden weggehaald, daarom heeft men besloten ze gewoon te laten liggen. Via de bovenzijde van de canyon liepen we nu terug, richting de auto. We kwamen daarbij langs een paar uitkijkpunten, we konden de diverse kloven nu dus ook van bovenaf bekijken. En, ik moet zeggen, dat beviel ons beter dan de aanblik van beneden uit. Enkele plekken gaven zicht op een bijzonder mooie combinatie van rode en witte rotsen, met heel veel groen daar tussendoor. Onze tip voor als je dit park zelf ooit wil bezoeken is dan ook: als je genoeg tijd hebt voor een wandeling van ongeveer 8 kilometer, dan kan je de rotsen zowel van beneden- als van bovenuit bekijken. Maar als je tijd beperkt is, kies dan voor de Rim Trail. Da’s een heel stuk korter, en mooier!
We reden het park uit, en wilden linksaf slaan. Een verkeersregelaar dacht daar anders over; hij vertelde dat een stuk verderop een vrachtwagen de weg blokkeerde, we moesten dus de andere kant op. Daar zat ik met mijn zorgvuldig uitgewerkte route in mijn roadbook, ik had geen idee waar we precies uit zouden gaan komen. Maar gelukkig was TomTom graag bereid om voor ons een alternatieve route uit te stippelen. Het werd een route waarlangs we enorm veel kleine kerkjes zagen, steeds met bijbehorende kerkhoven. Iets dat ons ook de rest van deze vakantie op zou blijven vallen.
TomTom deed ’t prima. Moeiteloos navigeerde hij ons tijdens een vier uur durende rit via lange Interstates, die we nagenoeg voor onszelf alleen hadden, tot in de stad Mobile. Maar op het moment dat we ons daar midden in het drukke stadsverkeer stortten, zei Tommie: “Zoek het nu zelf maar uit!” Potverdorie, dat was wel even lastig zeg. We keken goed naar de namen van de straten die we passeerden, zochten een plek waar we konden parkeren, en haalden onze laptop tevoorschijn. Van elke bestemming had ik een bestandje aangelegd, compleet met plattegrond van de nabije omgeving, en zo konden we dus nakijken welke straten in de buurt van ons volgende doel te vinden waren. Hé, we waren zojuist Government Street overgestoken, die naam zag ik ook op het plattegrondje staan. En zo hadden we precies genoeg informatie om ons te kunnen oriënteren, ook zonder de hulp van TomTom reden we in één keer naar de Battleship Parkway toe. Waar de USS Alabama al op ons bezoek lag te wachten.
In zijn jonge jaren heeft Hans enkele jaren gevaren op de onderzeebootjager Hr. Ms. Drenthe. Voor hem was het bezoek aan het museumschip USS Alabama dan ook echt een trip down memory lane. De USS Alabama is een Amerikaans slagschip, dat in 1942 in gebruik werd genomen en dat tijdens de Tweede Wereldoorlog werd ingezet, onder andere bij een operatie om het Duitse slagschip Tirpitz uit haar Noorse schuilplaats te lokken, en bij de escort van Amerikaanse vliegdekschepen in de Stille Zuidzee. Sinds 1965 is het een museumschip, dat door het publiek bezocht mag worden.
Via de loopbrug gingen we het schip op, en meteen kwam bij Hans al de herkenning. Vooral die trappen: heel smal en heel steil….. hij herinnerde zich met welke snelheid hij als jonge kerel die trappen op- en af was gegaan. “We raakten de treeën niet eens aan”, zo vertelde hij me. Ook die smalle doorgangen overal in het schip, dat was op de Drenthe destijds precies eender. We bekeken allerlei ruimtes in het schip, zoals de ziekenboeg, het officierenverblijf en de radiokamer. De machinekamer was aanmerkelijk groter dan die in Hans z’n voormalige schip (logisch: de USS Alabama was sowieso van een heel wat groter formaat dan de Drenthe). De mannen die daar werkten hadden het heel erg zwaar, zo vertelde Hans, uiteraard vanwege de zware fysieke arbeid maar meer nog omdat de temperatuur in de machinekamer vaak opliep tot meer dan 50 graden. Ook de granaten die nog in het schip stonden opgesteld waren beduidend groter dan die van de Drenthe (de groene exemplaren waren ongeveer even groot als dat ik ben, 1.70 meter dus!).
Nadat we ook nog buiten op het dek hadden rondgelopen, en even een kijkje hadden genomen bij de vliegtuigen die op de kade stonden tentoongesteld, werd het tijd om weer een stuk te gaan rijden. TomTom weigerde nog steeds, daarom was het wel makkelijk dat we geen hotel hadden geboekt en dus niet naar een specifieke locatie hoefden te rijden. We hoefden er nu alleen maar op te letten dat we richting New Orleans zouden rijden, en dat was uiteraard makkelijk zat. Op de Interstate staat meestal wel aangekondigd welke afslag je moet nemen om uit te komen in een omgeving waar hotels staan. En zo belandden we in de plaats Gulfport, waar we al snel een Best Western vonden die plek voor ons had.

Uss Alabama Battleship
Op het moment dat we onze kamer binnen wilden lopen, kwam er een vliegtuig voorbij. Niet heel bijzonder, ware het niet dat dat ding zo laag vloog dat we het bij wijze van spreken bijna konden aanraken! Niet veel later kwam vliegtuig nummer 2 overvliegen, o jee, dat beloofde niet veel goeds voor vannacht. We hoopten maar dat we een beetje zouden kunnen slapen met dat vliegtuiggeweld zo vlak boven onze hoofden. Met de deur dicht viel het lawaai overigens best wel mee. “Beter dit dan een trein die bij de spoorwegovergang moet toeteren”, vond Hans, en ik was het roerend met hem eens.
Nadat we naar bed gingen, hebben we nog maar twee vliegtuigen gehoord. Dat viel reuze mee dus, we sliepen al gauw als roosjes. Maar om 10 voor 2 ’s nachts schrokken we allebei tegelijk wakker…….. van het geluid van een toeterende trein! We keken elkaar aan, dachten allebei meteen aan Hans z’n opmerking, en schoten onbedaarlijk in de lach!
DAG 3 : WOENSDAG 3 MEI : GULFPORT – HONEY ISLAND SWAMP TOURS – NEW ORLEANS
Het ontbijt was, voor Amerikaanse begrippen, redelijk uitgebreid. We roosterden een paar sneetjes brood en belegden die met ei en met jam. Glaasje sinaasappelsap erbij, en we konden er voorlopig weer even tegen. Terwijl we zaten te eten wees ik Hans op een bordje dat naast het ontbijtbuffet stond: “Room key required for breakfast”. Zo’n mededeling had ik nog nooit eerder gezien. Maar dat dat bordje er niet voor niets stond bleek wel toen we weer naar buiten liepen, een man van wie Hans had gezien dat ie behoorlijk veel had opgeschept, stond daar met een tas vol eten bij zijn fiets….. dat was duidelijk geen hotelgast!
Voor vandaag hadden we bij de organisatie “Dr. Wagner” de Honey Island Swamp Tour geboekt. De tour zou om 9 uur beginnen, we moesten een half uur van te voren aanwezig zijn. Doordat we gisteren best ver waren doorgereden, hoefden we nu nog maar zo’n drie kwartier de auto in. We hadden TomTom weer aan de praat gekregen, maar we vertrouwden ‘m niet meer…… Stel je voor dat ie zometeen weer zou laten afweten, dan zouden we de weg naar Dr. Wagner niet kunnen vinden. Voor de zekerheid zette ik, voordat we vertrokken, het laatste stukje van de route uitgebreid op papier, gewoon ‘voor het geval dat’. Maar dat had ik dus niet hoeven te doen. Want TomTom bracht ons heel braaf naar de juiste plek, het was nog maar iets na achten toen we daar al arriveerden. We moesten dus nog een uurtje wachten voordat de tour zou gaan beginnen.
Twaalf jaar geleden was het alweer, dat orkaan Katrina zo’n vreselijke verwoestingen had aangericht in New Orleans en omgeving. Bij een van de medewerkers van Dr. Wagner zat deze gebeurtenis – begrijpelijkerwijs – nog heel vers in het geheugen. Hij had altijd in New Orleans gewoond, zo vertelde hij, maar heel toevallig was hij net één week voordat Katrina toesloeg naar Slidell verhuisd. Zijn oude woonwijk was overstroomd, maar ook zijn nieuwe woning was niet gespaard gebleven. Maar doordat die nieuwe woning on higher ground stond, was het water daar wel vrij snel weer weggestroomd. Zijn woning had maar kort in het water had gestaan, de schade was uiteindelijk meegevallen. Zijn familie die in New Orleans woonde was veel harder getroffen…. hun woonwijk was overstroomd doordat de dijk was doorgebroken, en dat water kon dus niet meer vanzelf wegstromen. Het duurde geruime tijd voordat het water uiteindelijk werd weggepompt, het vocht was toen al diep in de muren doorgedrongen. De schimmel was niet meer weg te krijgen en de woningen waren dan ook reddeloos verloren.

Honey Island Swamp Tours
Zeventien van zijn familieleden waren hun huis kwijtgeraakt, het had een half jaar geduurd voordat ze weer naar New Orleans terug konden keren. De tranen stonden in zijn ogen toen hij dit vertelde….. En even werd hij boos….. boos op de verzekeringsmaatschappijen die zo moeilijk hadden gedaan….. Veel mensen hadden, zo zei hij, twee verschillende verzekeringen: een verzekering tegen windschade, en een verzekering tegen waterschade. En, je voelt ‘m vast al aankomen, verzekeringsmaatschappij 1 oordeelde dat de schade was ontstaan door het water, verzekeringsmaatschappij 2 oordeelde dat de schade was ontstaan door de wind. Met als gevolg dat geen van hen beiden uitkeerden.
Het boeiende en ook zeer aangrijpende relaas zorgde er voor dat de wachttijd voorbij vloog. Dus ineens was het voor Hans, voor mij en voor 7 andere toeristen tijd om plaats te nemen in de boot. De gids begon met een aantal stevige waarschuwingen: tijdens het varen moesten we absoluut blijven zitten, en we mochten zeker niet onze handen buitenboord steken! Want – en ja, dat was precies wat we graag wilden horen – er zaten alligators in het water!
We waren nog maar een paar minuten aan het varen, toen er al twee alligators werden gespot. Super….. uiteraard had ik hierop gehoopt maar ja, je weet vooraf natuurlijk nooit zeker of je ook daadwerkelijk het geluk hebt om die beesten tijdens zo’n tour tegen te komen. Ze kwamen ook helemaal naar de boot toe, geweldig…. zo konden we ze heel goed zien. Hans maakte volop foto’s, en ik maakte met mijn fotocamera een filmpje van een van de alligators. Leuk om dat straks thuis aan Oona te kunnen laten zien.
Ik dacht altijd dat alligator gewoon een ander woord was voor krokodil. Nee hoor, dat had ik mis. Van de gids hoorden we dat alligators en krokodillen weliswaar veel op elkaar lijken, maar dat het toch echt twee verschillende diersoorten zijn. De kop van een alligator is iets korter en ook iets breder dan die van een krokodil. Als een alligator de bek gesloten heeft, dan zie je alleen de boventanden, bij een krokodil zijn dan ook de ondertanden te zien. En een alligator is zwaarder en sterker dan een krokodil, ze zijn daardoor minder snel en dus ook minder gevaarlijk voor de mens. De gids lokte de alligators door wat marshmallows in het water te gooien, daarna stak hij een stuk worst aan een stok en hield die net boven de kop van een van de beesten. Met een felle beweging schoot de alligator een stuk omhoog en greep de worst…… Wat een kracht, geweldig om dat van zo dichtbij te kunnen zien.

Honey Island Swamp Tours
We zetten koers naar een deel van Honey Island waar veel knoestige cypress trees in het water stonden. Zo nu en dan filmde ik een stukje, maar het grootste deel van de tijd besloot ik de fotocamera gewoon lekker uit te laten. Zodat ik de prachtige omgeving volop op me kon laten inwerken, en me even lekker kon overgeven aan deze ervaring. In sommige bomen hing het welbekende Spanish Moss, dat bestaat uit lange slierten van aan elkaar vast zittende gekrulde langwerpige blaadjes. Spanish Moss heeft geen wortels, voedingstoffen en water worden door de bladeren rechtstreeks uit de lucht en uit regendruppels opgenomen. De gids legde nog uit hoe de naam Spanish Moss was ontstaan, helaas heb ik het niet precies onthouden. Het had iets te maken met Spaanse ontdekkingsreizigers die lange baarden hadden, of zoiets. Regelmatig legde de gids de boot even stil, fijn was dat om zonder beweging van de boot en zonder het geluid van de motor van de omgeving te kunnen genieten. Terwijl we daar zo lagen te dobberen kwamen er ook nog een paar alligators langs.

Honey Island Swamp Tours
We waren ervan uitgegaan dat we volop Deet nodig zouden hebben, om ons de muggen van het lijf te houden. Maar nee hoor, er was geen mug te zien. Dat komt, zo legde de gids uit, omdat hier veel vogels leven die op muggen jagen. Overdag, als de vogels actief zijn, heb je dan ook totaal geen last van die steekbeesten. Pas als de vogels verdwijnen, rond de schemering, komen er hele zwermen muggen opzetten. Maar daar hadden wij op deze zonnige ochtend dus mooi geen last van. Tussen de bomen spotten we nog enkele mooie vogels, een paar daarvan lieten zich nog netjes door Hans op de foto zetten. Zoals de Anhinga, dat is een vogel uit de familie van de Slangenhalsvogels. Op gegeven moment stond die met z’n vleugels helemaal wijd uitgespreid, mooi was dat!
De tweede helft van de tour was compleet anders. We gingen nu Pearl River op, eerst vrij langzaam – er lagen veel woningen en vakantiehuizen aan de oever – en daarna op volle snelheid. Wat erg leuk was, even lekker vol de wind in ons gezicht….. Verderop ging het weer wat langzamer, langs de oever zagen we diverse bouwvallige huisjes staan, ook zagen we boten waarop een flinke stellage was aangebracht, bestemd voor de garnalenvangst. Op een in het water drijvende boomstam zaten een stuk of vijf schildpadden gezellig naast elkaar, en in het struikgewas naast de oever vond onze gids nog diverse slangen. Hoewel ik dit deel van de tour aanmerkelijk minder mooi vond dan het begin, vond ik het toch wel fijn dat het erbij inbegrepen zat. Want dit was toch wel ’n stukje Amerika dat ik tot nu toe alleen uit films en series kende, leuk om het nu ook eens met eigen ogen gezien te hebben.
De tour was om 11 uur afgelopen. Ons volgende doel was de stad New Orleans, we zouden onderweg daarnaartoe vast geen goede picknickplaats meer tegen gaan komen. Dus besloten we om onze stoelen op de parkeerplaats uit te klappen, en daar onze boterhammen te smeren. Terwijl we daar lekker zaten te eten, pakte zich boven onze hoofden de bewolking samen. Dat zag er best dreigend uit, die laag hangende wolkenmassa die in snel tempo donkerder werd. Was dit een voorbode van de thunderstorms die voor deze middag voorspeld waren? Ja, dat was inderdaad een voorbode van het slechte weer. We zaten nog maar nauwelijks in de auto of het begon al te regenen en te bliksemen. En zo kwamen we dus in de stromende regen in New Orleans aan.

Honey Island Swamp Tours
Ons hotel, de French Market Inn, was veruit het duurste hotel van deze vakantie. We moesten maar liefst 157 dollar betalen voor één nachtje, en daarvoor kregen we dan een kamer waar niet eens ramen in zaten! En we moesten ook nog eens 36 dollar dokken om de auto te mogen parkeren. Maar….. we zaten dan wel in het meest toeristische gedeelte van New Orleans, het bekende French Quarter. Lekker makkelijk, alles op loopafstand.
We kwamen rond 12 uur bij het hotel aan, te vroeg om op onze kamer te mogen maar – als we geluk hadden – niet te vroeg om de auto al te mogen parkeren. We zetten de auto pal voor de ingang op een kort-parkeren-plek, daarna even snel een paar passen door de regen en we stonden al in de lobby. De receptioniste liet ons weten dat we de autosleutels achter mochten laten, de auto zou dan door iemand van het hotel naar de parkeerplaats worden gebracht. Zeven straten verderop!! O jee, dan moesten we nu meteen beslissen welke spullen de auto uit moesten. Nou, in elk geval onze regenjassen, dat was wel duidelijk. We lieten 1 koffer achter bij de receptie, propten de regenjassen en de fotospullen in een rugzak, en we konden de stad in.
Tja, New Orleans in de regen….. dat was natuurlijk niet wat we ons er van hadden voorgesteld. We hadden gehoopt om veel straatmuzikanten tegen te komen, maar ja, die laten zich natuurlijk niet nat regenen. Er liepen alleen wat verregende toeristen rond. Eén van de bestemmingen die we in the French Quarter wilden gaan bezoeken was de St. Louis Cathedral, en vanwege het slechte weer besloten we om daar nu direct naartoe te gaan. Daarbinnen zaten we tenminste droog! Het was niet druk in de kerk, er liep maar een handjevol toeristen rond. Midden in het gangpad stond een gids enkelen van hen toe te spreken. Hans moest dus wel even geduld hebben voordat hij het interieur van de kerk kon fotograferen, het groepje mensen stond daar vrij hinderlijk in beeld. Ach, geen probleem, we hadden tijd zat……
Jee, die gids was wel lang van stof zeg….. hij blééf maar praten. De toeristen leken weinig aandacht meer te hebben voor zijn verhaal, een man stond erg verveeld rond te kijken, een vrouw was met haar telefoon bezig, de twee andere mensen luisterden nog wel maar dat leek meer uit beleefdheid te zijn dan uit interesse. Eindelijk, na lang wachten, liet de gids hen gaan en kon Hans z’n foto’s maken. Ondertussen kwamen er weer nieuwe ‘slachtoffers’ binnen….. de gids liep op hen af, zei dat er geen officiële tour in de kerk bestaat, maar dat hij graag vrijwillig als gids optrad. En hij begon opnieuw zijn hele verhaal tegen hen af te steken. Laat ik nou toch heel stellig de indruk hebben dat ook deze mensen daar niet echt op stonden te wachten…… waren wij even blij dat de gids ons niet had aangesproken!

St. Louis Cathedral
Toen we weer naar buiten gingen, regende het nog volop. We gingen terug naar ons hotel, onze kamer was inmiddels wel beschikbaar. Een jongeman bracht ons ernaartoe, via een bijzonder sfeervol binnenpleintje (helemaal verregend, helaas), een paar gangen en een lift….. het was echt een klein doolhof. Onze kamer viel ons reuze mee, die was groter en ook mooier dan we op grond van de foto’s op internet hadden verwacht. Okay, er zaten geen ramen in de muren, wel hadden we hoog boven ons bed een zolderraampje in een schuin gedeelte. We hadden dan ook geen weerbericht nodig, de regen was duidelijk hoorbaar en dankzij wat bliksemflitsen zo nu en dan kregen we er ook nog wat extra verlichting bij.
Ondanks dat we zo live op de hoogte waren van de weersomstandigheden, leek het ons ook wel verstandig om de korte-termijn-voorspellingen op internet te raadplegen; we hoopten dat er zich nog ergens een gaatje in de bewolking zou voordoen waardoor we er toch nog even op uit zouden kunnen gaan. Laat in de middag leek het inderdaad net even wat minder slecht te worden, reden genoeg dus om nog even de deur uit te gaan. Okay, het was droog, maar daar was dan ook alles mee gezegd. Nergens waren er straatmuzikanten te vinden, slechts weinig andere toeristen waagden zich op straat, en de gietijzeren balkonnetjes die er in het zonlicht zo sfeervol uitzien hadden in deze grauwe omstandigheden ook niet echt zin om gefotografeerd te worden. Binnen was het beter dan buiten, we zijn dan ook een leuk restaurant ingegaan waar we werden verwelkomd door sfeervolle jazz-muziek. Normaal gesproken zijn wij niet van die uitgebreide eters, en jazz is ook al niet echt ons ding. Maar hier klopte ’t gewoon helemaal…… we hebben ruimschoots de tijd genomen voor een lekkere maaltijd, heerlijk koud biertje erbij, en daarbij dus de muziek die perfect bij de omgeving paste. Dit voelde echt als vakantie aan……
DAG 4 : DONDERDAG 4 MEI : NEW ORLEANS – PAULINA
Gereden: 161 mijl
’s Nachts ging het buiten nog een paar keer flink te keer, het regende hard en we zagen nog behoorlijk wat bliksemflitsen. Maar toen we ’s ochtends opstonden, was het zowaar droog. Voor ons – op de bovenste verdieping – was dat letterlijk ‘hoog en droog’; datzelfde konden de mensen die een kamer op de begane grond hadden niet zeggen, vanaf de binnenplaats was regenwater de gang in gelopen en we zagen dat dat ook onder de deur van de eerste kamer door was gestroomd.
Na een smakelijk ontbijt in een nabijgelegen restaurant besloten we om weer een rondje French Quarter te gaan doen. En zowaar, ondanks het nog erg vroege tijdstip was er al meer bedrijvigheid op straat dan gisterenmiddag. We troffen zelfs een heuse straatmuzikant aan, een saxofonist die een bijzonder sfeervolle versie van ‘Somewhere over the Rainbow’ ten gehore bracht. Die man was echt goed! We hebben dan ook even bij hem staan luisteren en hem uiteraard ook een fooi toegestopt. Rondom Jackson Square waren diverse andere artiesten te zien, vooral schilders, maar ook een waarzegster en een cartoonist. En er stond een lange rij ‘paarden-met-karren’ te wachten op de eerste klanten van deze dag.
Een van de bekendste evenementen van New Orleans is Mardi Gras, dat is een Franse term die ‘Vette Dinsdag’ betekent. Het slaat op een carnavalesk feest dat wordt gevierd op de laatste dag voordat de vastentijd ingaat. Tijdens dat feest worden er parades georganiseerd, de deelnemers hebben dan vaak mooi versierde maskers op en gooien kleurrijke plastic kralenkettingen in het publiek. Uiteraard zouden we zo’n parade best eens in real life mee willen maken, maar ja, daarvoor was het nu niet de juiste periode. Maar wel leuk dat we diverse van die typische Mardi Gras-attributen tegenkwamen, in sommige etalages zagen we prachtige maskers liggen, in de art galleries vonden we schilderijen waarop op kunstzinnige wijze de parades waren afgebeeld en bij Jackson Square hing een boom helemaal vol met die goedkope kettingen. Natuurlijk bekeken we ook dat andere typische New Orleans-verschijnsel: de oude panden met rijkelijk versierde gietijzeren balkonnetjes. Vooral in Royal Street vonden we er veel. Op gegeven moment zagen we op een straathoek een aantal muzikanten, ze waren net bezig om hun instrumenten uit te pakken. Ha mooi….. daar zouden we zometeen weer een leuk fotografie-object hebben. Maar het mocht niet zo zijn, nog voordat er ook maar één noot gespeeld kon worden, begon het weer te regenen.
Een vleugje….. meer dan dat hebben we niet meegekregen van de sfeer van de French Quarter….. Natuurlijk hadden we nog wat langer kunnen blijven, maar dat zagen we allebei niet zitten. We gingen terug naar ons hotel, gaven aan de receptie door dat onze auto van ergens ver weg weer mocht worden opgehaald, en natuurlijk gingen we ook nog even naar boven om onze koffer te pakken. We gingen over op New Orleans Plan B: kerkhoven bekijken! En zo liepen we dus rond het middaguur Lafayette Cemetery op.
’t Zal vast niet ieders idee van een mooie vakantiebestemming zijn, een kerkhof bezoeken in de stromende regen. Maar man o man…. wat hebben wij daar intens staan te genieten!! We liepen door smalle straatjes met aan weerszijden oude en vaak deels vervallen graftombes, het voelde alsof we vele jaren terug in de tijd waren gegaan. Bij veel tombes waren de platen waarop de namen van de overledenen stonden deels, en soms zelfs helemaal, eruit gevallen. De kapotte platen stonden tegen de tombes aan, we konden nog halve namen daarop ontcijferen, en halve datums. Uit de stenen muren die ooit achter die platen hadden gezeten groeiden nu varens en andere planten. De weinige beelden die we zo nu en dan zagen, waren helemaal groen uitgeslagen. De meeste graven waren al erg oud, het kerkhof werd al in de jaren ’30 van de 19e eeuw in gebruik genomen. Maar zo nu en dan vonden we ook meer recente graven. Eén daarvan, uit 2010, viel me speciaal op omdat over de grafsteen een aantal Mardi Gras-kettinkjes waren gedrapeerd. Dat gaf een mooi persoonlijk tintje aan het verhaal van de vrouw die daar begraven lag.

Lafayette Cemetery
Het regende hard, maar het was absoluut niet koud. We hadden onze regenjacks aan met daaronder onze lange dunne zomerbroeken; het water drupte van onze jacks en al na enkele minuten waren onze broeken helemaal doorweekt. Ach, maakt niks uit, dat droogt zo wel weer. We vonden het juist fijn dat het regende, de tombes weerspiegelden prachtig in het water, en de daarin opspattende regendruppels voegden nog wat extra sfeer toe. Uiteraard was het Hans die de foto’s maakte, ondertussen beschermde ik het fototoestel tegen de regen met behulp van een paraplu. We moesten wel zoeken naar de best begaanbare straatjes, op sommige plekken stond zoveel water dat we er niet meer konden lopen.
Er zijn nog veel meer van dit soort begraafplaatsen in New Orleans. We hadden tijd genoeg om er nog een te gaan bekijken, de keuze viel op Metairie Cemetery. Maar dat was geen succes…… dit kerkhof was veel alledaagser dan Lafayette Cemetery. We voelden al snel aan dat we hier veel minder mooie plaatjes zouden kunnen maken, na een korte blik en meteen al de conclusie van ‘nee…. dit wordt ‘m niet!’ besloten we om rechtsomkeer te maken. We hadden nu nog één andere bestemming op de planning staan, namelijk de Barataria Preserve. Dat is een moerasgebied dicht bij New Orleans, waar je via boardwalks te voet doorheen kunt lopen.
’t Zou slim zijn geweest als we vooraf even goed na hadden gedacht……. boardwalks in een moerasgebied in combinatie met een etmaal lang erg veel regen, het is toch wel duidelijk dat dat niet zo’n heel goeie combinatie is. Maar wij begonnen pas nattigheid te voelen toen we een heel eind richting het park waren gereden; de plassen op de wegen werden alsmaar groter, op sommige plekken stond zoveel water dat we er alleen maar stapvoets konden rijden. ’t Kwartje viel als eerste bij Hans, hij besefte ineens dat de boardwalks waarschijnlijk niet begaanbaar zouden zijn. Onderweg hadden we een McDonalds gezien, we besloten daar even naartoe te gaan zodat we op internet konden kijken of er informatie op de website van het park zou staan. En ja hoor, het grootste deel van het park was gesloten!
We besloten om nu maar direct naar het plaatsje Paulina te rijden, waar we voor de komende twee nachten een Bed & Breakfast hadden geboekt. Dat doen we niet vaak hoor, overnachten in een dergelijke gelegenheid. Wij zijn meer van de simpele ketenmotels die je via Booking.com kunt boeken, we zijn ’s avonds immers alleen maar bezig met het bewerken van de foto’s van die dag (Hans z’n werk) en met lekker lui lezen (dat is mijn taak). En dat kan in een simpele Motel 6-kamer net zo goed als in een mooi aangeklede B&B. De belangrijkste reden waarom we nu dan toch een keer voor een Bed & Breakfast hadden gekozen was de locatie, we hadden simpelweg geen enkele andere overnachtingsplek in de nabijheid van Plantation Alley gevonden. Geen enkele betaalbare plek, moet ik er dan wel volledigheidshalve bij zeggen.
We hadden nu meer dan genoeg tijd om naar de B&B te rijden, het leek me daarom een goed idee om niet via de snelste weg te gaan, maar via de River Road. Die loopt vlak naast de Mississippi River af, ’t leek ons wel leuk om lekker op ons gemak daar langsaf te toeren. Tja, hebben ze verdorie een hoge dijk tussen de rivier en de weg ingelegd, we konden de rivier helemaal niet zien!! Toch was de rit in het begin nog wel aardig, we passeerden veel dure huizen waar in de voortuinen grote eikenbomen stonden die vol hingen met Spanish Moss. Maar de omgeving veranderde, de dure huizen maakten plaats voor eenvoudige woningen, en nog wat verderop kwamen we terecht in een heus industriegebied. We reden langs gigantische olieraffinaderijen af, de River Road was dus bepaald niet de scenic route waarop ik had gehoopt. Onze B&B lag aan de overkant, pas op het moment dat we de enorme Veterans Memorial Bridge over reden konden we de rivier eindelijk zien. Okay, ‘t was een enorm brede plas water…… maar mooi…… nee, dat was ’t helemaal niet. De naam Mississippi River heeft meer sjeu dan het daadwerkelijke plaatje.

Bed & Breakfast “Auberge Du Chene Vert”
Het was 4 uur in de middag toen we de Bed & Breakfast bereikten. Een flink woonhuis met een veranda, met een stel schommelstoelen aan de ene zijde en een leuk zitje aan de andere kant. Daarvoor een groot grasveld, en een stel imposante bomen. Zo, we hebben wel eens op lelijkere plekken overnacht. We liepen naar de voordeur, belden aan, en toen…… tja….. toen gebeurde er dus helemaal niets! Van achter de voordeur klonk alleen maar doodse stilte, nergens was een beweging te zien. We liepen wat rond, en Hans voelde eens aan een deur aan de zijkant van de woning. Hé….. die was open! Achter de deur bleek een garage te zitten, met aansluitend een woonkamer. Behalve de gewone woonkamerspullen, een bank, een tv, een barretje, zag Hans ook een wapenkast compleet met wapens daarin. Hij heeft maar niet gevoeld of de deur van die kast misschien ook zomaar open kon! Uiteraard heeft hij wél luid en duidelijk kenbaar gemaakt dat hij daar binnen rondliep, maar op zijn “Hello, is there anyone there?’ kwam geen reactie.
Tja, wat nu? We zochten het telefoonnummer van eigenaresse Mary op, maar toen we dat intoetsten bleef de lijn helemaal dood. Emailen lukte ook al niet, we hadden geen verbinding. We besloten om dan maar een tijd af te wachten, in de hoop dat er iemand op zou komen dagen. Een tijdlang lang keken we hoopvol toe bij elke auto die we aan zagen komen, maar er was er niet één die op dit adres stopte. Na een uur zagen we het niet meer zitten. We vreesden dat er iets mis was gegaan in de communicatie, misschien zou er wel helemaal niemand meer op komen dagen. We schreven twee briefjes met daarop het verzoek om contact met ons op te nemen en hingen die aan de voordeur en aan de zijdeur. En we vertrokken, op zoek naar een andere slaapplek. Maar ja, waar moesten we naartoe? We hadden immers juist voor deze B&B gekozen omdat er in de verdere omgeving niets te vinden was.
We reden naar de dichtstbijzijnde grotere plaats, waar we voor de tweede keer deze dag een korte stop maakten bij een McDonalds. Even een ijsje eten, en tegelijkertijd onze email checken. En zowaar…… Mary had gereageerd! Ze had erop gelet of er iemand arriveerde, zo schreef ze, maar blijkbaar had ze ons gemist. Nou, dat leek ons toch wel erg onwaarschijnlijk. We hadden immers volop rondgelopen, en een uur lang met onze auto naast het huis gestaan.
De opluchting dat we nu toch geen hotel hoefden te gaan zoeken was groter dan onze ergernis over de verloren tijd. Een half uur na ons email-contact waren we terug bij de B&B, Mary stond buiten al op ons te wachten. Ze vertelde dat ze gisteren – tijdens het noodweer – last hadden gehad van technische storingen. En dat was de reden waarom ze niet wist hoe laat wij aan zouden komen, we hadden dat gisteren wel naar haar gemaild maar die email had ze dus niet ontvangen. Internet deed het ondertussen weer, maar de tv werkte nog niet.
Mary liet ons onze kamer zien. Die was dubbel zo groot als de gemiddelde hotelkamer. En dat was nog niet alles, naast de slaapkamer lag ook een nog veel grotere woonkamer die ook exclusief voor Hans en mij beschikbaar was. Heel chique ingericht, met een zithoek, een grote eettafel en zelfs een piano. Wat een luxe zeg……

Bed & Breakfast “Auberge Du Chene Vert”
DAG 5 : VRIJDAG 5 MEI : PAULINA – PLANTATION ALLEY – PAULINA
Gereden: 65 mijl
’t Zou fijn zijn geweest als we buiten op de veranda hadden kunnen ontbijten. Normaal gesproken kan dat in deze tijd van het jaar ook, zo vertelde Mary ons. Maar helaas, vandaag dus niet…. het was veel te koud. Vandaar dus dat ons ontbijt werd geserveerd aan de grote eettafel in de woonkamer. Wat een luxe zeg….. speciaal voor ons stond daar een heerlijk eiergerecht klaar, compleet met brood, vers geperst sinaasappelsap en een bakje met verse aardbeien. Da’s toch even wat anders dan een Continental Breakfast in een standaard motel.
Direct na het ontbijt vertrokken we richting Oak Alley Plantation. Deze voormalige suikerrietplantage dankt haar naam aan de statige oprijlaan, waarlangs aan elke zijde veertien prachtige oude eiken staan. We hoopten dat we die oprijlaan zouden kunnen fotograferen voordat de grote meute toeristen los zou barsten. “’t Is niet erg als er een paar mensen op de oprijlaan staan” zei Hans, “zo lang het maar geen grote groep is.” Op het moment dat we bij de plantage arriveerden, zagen we dat er een raderboot in de Mississippi lag. Of, beter gezegd, we zagen het bovenste stukje van een raderboot boven de dijk uitkomen, ’t leek wel of de boot daar langs de oever lag aangemeerd. En ja hoor, dat was inderdaad het geval. We zagen tientallen mensen vanuit de boot de dijk opgaan, en vervolgens via een pad naar beneden toe lopen. Even keken we elkaar verbijsterd aan….. ’t zou toch niet zo zijn dat die mensen allemaal op weg waren naar Oak Alley!! Wat zei je ook alweer, Hans? Dat een paar mensen op de oprijlaan niet erg zouden zijn, maar liever geen grote groep?? Een paar dagen geleden lagen we nog volop te lachen in bed, toen we na Hans z’n “liever geen toeterende trein” wakker werden van, jawel, een toeterende trein. En nu, tja, wat konden we nog anders doen dan opnieuw ongelooflijk in de lach schieten. Hans heeft me ter plekke bezworen dat hij tijdens deze vakantie geen enkele “liever niet”-opmerking meer zou maken!

Oak Alley Plantation
Even leek het erop dat we de lange rij mensen vóór zouden kunnen blijven. De officiële ingang lag immers aan de achterzijde van de plantage, vanaf de dijk was dat nog best een stukje lopen. We betaalden de entree, en gingen meteen in snelwandeltempo naar de voorzijde toe. Tja, aan de voorzijde zit een hek. En dat hek was dus speciaal voor de raderboottoeristen geopend. Door Oak Alley kwam ons een onafgebroken stroom mensen tegemoet….. met rollators, in rolstoelen, langzaam lopend en fotograferend…… De afstand van het hek tot aan The Main House is 240 meter. En ja, het duurt lang, héél lang, voordat een groep van naar schatting zo’n 150 senioren die afstand heeft afgelegd!

Oak Alley Plantation
Gelukkig bleken de bomen ook aan de andere zijde bijzonder fotogeniek te zijn. De enorme takken bogen zo zwaar door dat de uiteinden ervan op de grond rustten, waardoor er een prachtige groene ‘gang’ was ontstaan. We namen ruimschoots de tijd om hier van te genieten, ondertussen hielden we natuurlijk ook de vorderingen van onze raderboottoeristen bij. En ja hoor, uiteindelijk kwam er dan toch een moment waarop zelfs de langzaamste treuzelaars het einde van de oprijlaan bereikten, en uit beeld verdwenen. Wat niet wilde zeggen dat die nu helemaal mensenloos was, want ondertussen waren er diverse andere toeristen gearriveerd die uiteraard ook de beroemde oprijlaan kwamen bekijken. Maar, zoals Hans deze ochtend al had gezegd: “’t Is niet erg als er een paar mensen op de oprijlaan staan, zo lang het maar geen grote groep is.” Toch!
Tot een paar jaar terug werd er op Oak Alley Plantation geen enkele aandacht besteed aan het slavernijverleden. Maar dat is veranderd, er staan nu diverse gereconstrueerde slavenwoningen, waarin allerlei aspecten over deze zwarte bladzijde in de geschiedenis worden tentoongesteld. We zagen het schamele meubilair waarover de slaven destijds de beschikking hadden, en de kleding die door hen werd gedragen. Aan de muur hingen voorbeelden van de werktuigen waarmee de veldslaven moesten werken, en ook de akelige attributen waarmee onwillige slaven werden gestraft stonden in een van de huisjes. Alles werd netjes aangevuld met informatieborden, oude foto’s en met namenlijsten waarop stond vermeld hoeveel dollar elke afzonderlijke slaaf waard was. Buiten stond een grote sugar kettle, dat is een ketel waarin het sap van het suikerriet werd gekookt. ’t Was erg indrukwekkend om dit allemaal te bekijken.

Oak Alley Plantation
The Main House werd ongeveer 180 jaar geleden gebouwd in opdracht van Jacques Telesphore Roman, de eigenaar van de plantage. Sinds 1972 is het het eigendom van de Oak Alley Foundation, en is het opengesteld voor het publiek. We twijfelden of we wel zin hadden om achter een gids aan door de woning heen te gaan lopen. Maar ach, we waren hier nu toch, dus waarom ook niet? Het antwoord op die vraag werd ons tijdens de rondleiding volkomen duidelijk: omdat het totáál niet interessant was! De gids dreunde braaf en vooral heel kleurloos haar uitgebreide verhaal op over de geschiedenis van het huis en haar bewoners. Veel heb ik er niet van onthouden, moet ik eerlijk zeggen, ze wist mijn aandacht totaal niet vast te houden. ’t Zou nog wel leuk zijn geweest als we hadden kunnen bekijken hoe het interieur er in de 19e eeuw had uitgezien, maar de opgestelde meubels en decoratieve stukken bleken niets met het oorspronkelijke interieur te maken te hebben. Ook al niet boeiend, dus. Eigenlijk was er tijdens de hele rondleiding maar één moment dat echt geslaagd was, namelijk toen we even naar buiten mochten, naar het balkon op de eerste verdieping. Zo zagen we de prachtige Oak Alley weer eens op een andere manier.
Een half jaar geleden had ik echt nog geen idee dat er zo veel plantages op zo’n korte afstand van elkaar liggen, en al helemaal niet dat een heel stel daarvan voor het publiek geopend zijn. Maar tijdens mijn voorbereidingen kwam ik ze allemaal tegen: Oak Alley, Laura, San Francisco, Evergreen, Whitney….. en nog een aantal meer. Lastig kiezen hoor, welke moet je nu écht gezien hebben als je in deze regio komt? Ik besloot om gewoon maar af te gaan op de reisverslagen die ik her en der op internet vond, de plantages die met het meest overtuigende enthousiasme werden beschreven, werden in ons roadbook opgenomen. En zo reden we dus, een kwartiertje nadat we bij Oak Alley Plantation vertrokken, het terrein van Evergreen Plantation op.
We meldden ons bij een klein kantoortje, waar we tickets kochten voor de tour die een half uur later zou beginnen. Even leek het er op dat er verder helemaal niemand aan de tour deel zou nemen. Maar net vóór tweeën kwamen er toch nog wat andere mensen opdagen, twee jonge stellen en een Aziatisch koppel met een tienerzoon. En toen kwam daar ineens een quad de hoek om scheuren, bestuurd door een geheel in het zwart geklede persoon. De quad kwam in een zanderige stofwolk naast het kantoortje tot stilstand, toen pas zagen we dat het een vrouw was die daar zo aan was komen racen. Een vrouw met een donkere huidskleur, zwart rastahaar, een zwart leren jack, zwarte jeans, en een haast niet te schatten leeftijd. Met een brede lach en nog bredere armgebaren liep ze naar de groep toe, ze begroette ons met een zeer uitbundig “Oh you beautiful people!!” Zo, één ding was zeker, deze gids was niet zo saai als de dame die ons door The Main House op de Oak Alley Plantation had rondgeleid.

Oak Alley Plantation
Desiré, zo heette ze, liet ons weten dat we in onze eigen auto achter haar aan moesten rijden. De quad voorop, vier auto’s daarachter, zo reed de kleine stoet via een oprijlaan wat verder het grondgebied van de plantage op. Ook langs deze oprijlaan stonden aan weerszijden mooie eikenbomen die vol hingen met Spanish Moss. ’t Was wel net wat minder imposant dan die beroemde oprijlaan van Oak Alley Plantation, vooral omdat er hier geen groot huis aan het einde stond. Maar desalniettemin was ook deze oprijlaan ’n plaatje!

Evergreen Plantation
Na de korte rit mochten we achter Desiré aanlopen, ze nam ons mee naar de keuken van Evergreen Plantation. Dat was een apart gebouwtje, vanwege het niet onaanzienlijke brandgevaar bevonden de keukens zich vroeger nooit in het grote woonhuis zelf. We namen plaats op de veranda van de keuken. Voor een inleidend praatje, zo dacht ik. Maar jee, wat had Desiré veel te vertellen….. dit was geen inleidend praatje, dit was een complete geschiedenisles!! Ze vertelde haar verhaal met vuur en passie; alsof ze er persoonlijk bij was geweest, zo voelde het aan. Ze wist van geen ophouden……. en helaas, dit bedoel ik vrijwel letterlijk. Ze blééf maar vertellen, ze viel vaak in herhaling, en voor de zekerheid benoemde ze dezelfde feiten nog een derde en soms zelfs wel een vierde keer. Dus wat begon als een boeiend verslag over de geschiedenis van de Evergreen Plantation, werd alsmaar langdradiger en saaier…… En uiteindelijk zaten we ons simpelweg te vervelen, daar op onze bankjes op de veranda.
Eindelijk…… de deur van de keuken ging open en we mochten binnen een kijkje gaan nemen. Hans kon vlug een paar foto’s nemen, toen ging de tour alweer verder. Nu naar de voorkant van The Main House, waar Desiré buiten op het grasveld vrolijk verder ging met haar geschiedenisles. ’t Was wel leuk om te horen dat het huis oorspronkelijk veel kleiner was; toen het in het jaar 1790 was gebouwd bestond het uit slechts drie kamers op de begane grond. Later, in 1832, besloot de toenmalige eigenaar het huis meer status te geven, hij liet er een verdieping bovenop bouwen en plaatste twee statige trappen en een stel zuilen aan de voorzijde. Echt een gevalletje ‘pimp your house’, dus. Ook tijdens het vertellen van dit verhaal viel Desiré regelmatig in herhaling….. Toch bleek de Aziatische vrouw er niet veel van begrepen te hebben. Ze vroeg aan mij om uitleg, maar helaas, ze sprak zo slecht Engels dat het me niet lukte om een echt gesprek met haar te voeren. En toen, hellup!!, vroeg ze het aan Desiré……. Je snapt vast wel wat er toen gebeurde!!!

Evergreen Plantation
Ik had de indruk dat Hans en ik niet de enigen waren voor wie het allemaal veel te lang duurde. Een van de twee jonge stellen leek ook weinig aandacht meer voor Desiré te hebben, maar wel des te meer aandacht voor elkaar. De jonge vrouw zat voortdurend aan haar partner te friemelen, regelmatig aaide ze hem over z’n kale hoofd…… Zag er best vreemd uit, hoor! Gelukkig mochten we ook nu uiteindelijk naar binnen toe, we bekeken de zes kamers van het huis, maakten snel wat foto’s, en we stonden alweer buiten.
Van de reisverhalen die ik had gelezen wist ik dat we ook naar de slavenwoningen zouden gaan, en juist dat leek me het meest interessante gedeelte. Even was ik bang dat we er geen tijd meer voor zouden hebben, de anderhalf uur tijd die voor deze tour stond was al bijna verstreken! Maar gelukkig, we liepen er toch naartoe. Op Oak Alley Plantation waren de slavenwoningen niet origineel, maar hier wel. Twee-en-twintig stuks, verdeeld in twee rijen, midden tussen magnifiek mooie bomen. Uiteraard vertelde Desiré nu over het slavernijverleden, het viel overigens op dat ze dat welhaast leek te vergoeilijken. “Natúúrlijk werden de slaven niet slecht behandeld”, zo liet ze ons weten, ‘de keukenslaven hadden immers de beschikking over scherpe messen, en als je iemand met scherpe messen slecht behandelt dan moet je altijd met één oog open slapen!!’ Ze voegde de daad bij het woord, sloot één oog en sperde het andere oog wijd open. “Kan jij zo slapen?”, vroeg ze…..
De tijd tikte alsmaar verder, de beloofde anderhalf uur waren al ruimschoots verstreken. En we hadden nóg een plantage op de planning staan, waar om vier uur de laatste tour zou gaan beginnen. ’t Werd krap….. we betwijfelden of we die nog zouden halen. Meteen na de laatste woorden van Desiré zijn we snel naar onze auto gelopen, en richting Laura Plantation vertrokken. Om klokslag vier uur liep ik het Visitor Center binnen, terwijl Hans nog snel even de auto parkeerde. De rondleiding bleek net te zijn gestart, maar we mochten gelukkig nog aansluiten. En zo stonden we dus voor de derde keer vandaag als brave toeristen naar een gids te luisteren.

Laura Plantation
Het tempo van de rondleiding was een verademing….. gewoon op elke plek even stilstaan, naar een to-the-point stukje informatie luisteren, even wat foto’s maken, en dan weer verder. En de informatie die we kregen was echt boeiend deze keer, er werd vooral veel aandacht besteed aan het slavernijverleden. En niks geen “de slaven werden niet slecht behandeld”-vertelsels, maar juist verhalen over het vreselijk harde bestaan van de slaven van destijds, en de onmenselijke manier waarop ze werden gestraft als ze bijvoorbeeld een ontsnappingspoging hadden gedaan. Schrijnend was ook het relaas over de jonge meisjes die verkracht werden door een van de blanke plantage-eigenaren, Flagy Duparc. Ze kregen diverse kinderen van hem, die net als zij zelf in slavernij opgroeiden.

Laura Plantation
Het tempo van de rondleiding was prima. De informatie die we kregen was interessant. Niks te klagen, dus….. Maar helaas, op het gevaar af dat ik nu als een zeur wordt beschouwd, ik ga toch nog even lekker negatief doen. De reden: wij zijn geen kleuters meer! Maar toch vond onze gids het nodig om de groep toeristen toe te spreken alsof ze vijf jaar waren. Ze vond ’t blijkbaar erg leuk om spannende stemmetjes te gebruiken, betekenisvolle pauzes toe te voegen en op geheimzinnige toon uitgesproken “Wat denken jullie dat er toen gebeurde???”-vragen te stellen. ’t Dieptepunt kwam toen ze eerst een verhaal vertelde over de gruwelijke dood van een jong meisje (de dochter van een van de plantage-eigenaren), vervolgens de kamer verduisterde en toen – met heel duidelijk effectbejag – onverwacht een beeltenis van het arme kind liet zien. Wat ongelooflijk jammer dat een op zich zeer boeiende tour zo tot kleuterklas-niveau werd verlaagd.
Zo, ons dagje plantages kijken zat er op! We hadden er nog een paar meer in ons roadbook staan, of we er daarvan nog een of twee daadwerkelijk zouden gaan bekijken, dat zouden we morgen wel beslissen. Maar nu eerst terug naar onze kamer in de Bed & Breakfast in Paulina. Nog even genieten van de voor ons ongebruikelijke luxe.
DAG 6 : ZATERDAG 6 MEI: PAULINA – PLANTATION ALLEY – LAKE MARTIN – PORT ALLEN
Gereden: 190 mijl
En deze ochtend was het dus wél heerlijk weer, we konden lekker buiten op de veranda ontbijten. ’t Zou voor ons niet elke dag zo hoeven, we houden er immers van om vroeg op pad te gaan en ergens onderweg een mooi plekje te zoeken voor ons ontbijt. Maar zo één of twee keer per vakantie dit soort verwennerij…, hmmm, daar zeggen we zeker geen nee tegen. We hebben ervan genoten!
We besloten om in elk geval naar Whitney Plantation te gaan. De eerste tour daar zou pas om 10 uur gaan beginnen, we hadden nog tijd genoeg om van te voren naar Oak Alley Plantation te rijden. Niet om daar weer een uitgebreid bezoek te gaan brengen, maar wel om de foto’s van de oprijlaan over te gaan doen. Want fotograaf Hans was niet helemaal content met de foto’s van gisteren, vandaar dus. We waren de plantation tot op enkele honderden meters genaderd, toen we onverwacht een wegafzetting tegenkwamen. We konden niet verder omdat er op de River Road een hardloopwedstrijd plaatsvond! Wat een ironie…… de oprijlaan zou nu vast wel vrij zijn van traag lopende raderboottoeristen. Maar we konden er niet komen vanwege al die hard lopende sporters! We hebben een tijdje toe staan te kijken, samen met een stel locals voor wie de wegafsluiting duidelijk ook als een (onaangename) verrassing kwam. De een na de ander gaf het wachten op, keerde de auto, en reed weg. Wij hebben hun voorbeeld maar gevolgd, en zijn de andere kant opgereden, naar Whitney Plantation waar we nu dus arriveerden ruim voordat de eerste rondleiding zou gaan beginnen.
Zo hadden we dus nog mooi de tijd om even rond te slenteren in de als museum vermomde giftshop. Wat me daarvan het meest is bijgebleven, dat was een display waarop ik las in welke mate ons eigen land zich destijds schuldig heeft gemaakt aan de slavenhandel. Er hebben onder Hollandse vlag ongeveer tweeduizend bootreizen plaatsgevonden, tijdens die reizen zijn een half miljoen slaven vervoerd. Een aantal waarvan ik eerlijk gezegd best wel schrok.

Whitney Plantation
De rondleiding startte vanuit het museum, allereerst liepen we een klein kerkje in, de Antioch Baptist Church. Dat werd kort na de Amerikaanse burgeroorlog op een andere locatie gebouwd, en in het jaar 2001 aan Whitney Plantation geschonken. In het kerkje stond een heel stel van klei gemaakte beelden van de kunstenaar Woodrow Nash. De beelden worden tezamen “The Children of Whitney” genoemd, ze zijn hier geplaatst om bezoekers eraan te herinneren dat er niet alleen volwassenen als slaaf werden gehouden, maar ook veel kinderen.
De tour ging verder langs een aantal monumenten. Zoals “The Wall of Honor”, waarop duizenden namen staan van slaven die hier in de periode 1719 tot 1820 hebben geleefd. Op de 18 muren lazen we veel uitspraken die ooit door slaven zijn gedaan, onze gids gaf ons er ruimschoots de tijd voor. Dat gaf best een impact hoor, natuurlijk wéét je al lang hoeveel leed er destijds is veroorzaakt, maar als je zo de ene na de andere persoonlijke uitspraak leest, dan komt dat toch best wel behoorlijk aan. Ik vond het bijzonder indrukwekkend. En ook de rest van de rondleiding vond ik veel beter dan de drie tours die we gisteren hadden gedaan. Onze gids vertelde veel over het slavernijverleden, zo hoorden we hoe gevaarlijk het werk op de velden van de suikerrietplantage was. De hitte, de insectenbeten die ziektes veroorzaakten, het werken met scherpe gereedschappen waardoor veel slaven verwondingen opliepen. En daarbij kwamen dan nog de enorm lange werktijden, vooral tijdens het oogstseizoen. Vanaf het moment dat een slaaf op het veld tewerkgesteld werd, bedroeg zijn of haar gemiddelde levensduur slechts 10 jaar.

Whitney Plantation
Vandaar dus dat er constant nieuwe slaven nodig waren; het was erg schokkend om te lezen dat jonge slavenmeisjes tot geslachtsgemeenschap werden gedwongen, om zo voor de gewenste ‘aanvoer’ van nieuwe slavenkinderen te zorgen. Ook nadat de slaven in 1863 werden bevrijd, dankzij de door president Abraham Lincoln ondertekende Emancipation Declaration, veranderde er niet echt veel voor de slaven. Ze waren nu weliswaar vrij om te gaan, maar waar konden ze heen??? In de praktijk bleek dat de meeste slaven gewoon op de plantage bleven, ze kregen nu loon uitgekeerd maar dat werd hen weer grotendeels ontnomen doordat ze een hoge huur moesten betalen voor de slavenwoningen, en doordat ze hun aankopen alleen maar mochten doen bij aangewezen winkeliers. De gids wist ons met deze en vele andere feiten anderhalf uur lang volledig te boeien, alle lof voor haar dus. We hebben haar een mooie tip gegeven, dik verdiend!
Via Interstate 10 reden we naar het westen. Op gegeven moment zagen we dat de weg ‘op pootjes’ stond, heel begrijpelijk want we reden door een uitgestrekt moerasgebied. Rondom ons zagen we overal bomen in het water staan, een mooi voorproefje van de swamp tour die we in de planning hadden. En wat was die brug lang zeg, er kwam maar geen eind aan! We probeerden te schatten hoeveel mijl we wel niet op dat ding hadden gereden, maar natuurlijk is het slimmer om zoiets gewoon op internet op te zoeken. Dus, voor wie het interessant vindt, de Atchafalaya Basin Bridge is bijna 30 kilometer lang, het is op twee na de langste brug van de Verenigde Staten en wereldwijd gezien komt ie qua lengte op de veertiende plaats.
In de plaats Breaux Bridge liepen we binnen bij een Chinees Buffet Restaurant. Even een hapje eten, en ons tegelijkertijd verbazen over de gigantische hoeveelheden eten die sommige van onze mede-restaurantbezoekers op hun borden schepten! Waar laten ze het toch allemaal? Rond kwart over vijf zaten we alweer in de auto, we hoefden nu nog maar een klein kwartiertje te rijden tot aan Lake Martin waar we om 6 uur verwacht werden voor onze swamp tour. Tijd genoeg dus. Alleen, wat was het ongelooflijk druk geworden gedurende de korte periode dat we bij de Chinees hadden gezeten. Het was al lastig om van de zijweg op de hoofdweg te komen, en toen dat eenmaal was gelukt zaten we meteen midden in een zeer langzaam rijdende onafgebroken stroom auto’s. Eerst dachten we nog dat het aan het tijdstip lag (spitsuur!), maar even verderop zagen we de daadwerkelijke reden van al het oponthoud. Er werd een festival georganiseerd, en blijkbaar waren al die mensen in de auto’s vóór ons op zoek naar een parkeerplaats. Ik zag de ETA (estimated time of arrival) op onze TomTom langzaam maar zeker opschuiven van 5.27 uur naar 5.30 uur, naar 5.35 uur, naar 5.40 uur…… als dit nog lang zou duren dan zouden we zomaar onze tour gaan missen!! Maar gelukkig, toen we eenmaal het festivalterrein een stukje voorbij waren, loste de file zich ineens heel snel op.
Rond kwart voor 6 kwamen we aan bij Lake Martin. Van de organisatie Swamp Tours of Acadiana had ik de volgende instructie gekregen: “Walk to the red umbrella and Bryce, your tour guide, will be waiting to bring you to the boat.” Wij dus op zoek naar een rode parasol….. maar nee hoor, geen parasol te zien. Wel een rode vlag op een trailer van Swamp Tours of Acadiana, dat leek dus toch de plek te zijn waar we ons zouden moeten melden. Samen met de andere toeristen, we hadden immers gekozen voor de groepstour (à $ 20,- per persoon) en dus niet voor de privétour (waarvoor we $ 120,- zouden moeten betalen). Maar er bevond zich niemand bij de trailer, geen Bryce, en ook geen andere toeristen. Er kwam wel net een boot vol met mensen aanvaren, maar die was van een andere organisatie. Ik besloot het even na te vragen bij de man die de boot bestuurde, hij wees naar een klein plekje langs de oever en zei dat Bryce daar altijd zijn boot aanmeerde. Hij zou zo wel komen, dacht hij. Maar ’t werd 10 voor 6, ’t werd 5 voor 6, en nog altijd was er geen Bryce te zien. Opnieuw begon ik me ongerust te maken, zou de afspraak die we hadden gemaakt wel goed zijn doorgekomen?
Het was bijna 6 uur toen er een kleine boot aan kwam varen. Ja hoor, daar was Bryce! Het was, uuhhh, hoe zal ik het formuleren……, het was een man die je niet echt over het hoofd kon zien…… groot, breed, en met een stoere ‘I’m an outdoor guy’-uitstraling. Er zaten twee toeristen in de boot die, aan hun dure fototoestellen te zien, net een fototour over Lake Martin achter de rug hadden. Bryce nam afscheid van het tweetal, begroette ons, en constateerde meteen dat ook wij duidelijk van plan waren om de nodige foto’s te gaan maken. Zijn vorige twee passagiers waren erg enthousiast over de vele watervogels die ze onderweg hadden gezien, zo liet hij ons weten. En meteen beloofde hij ons ook naar de plekken te brengen waar de kans op het spotten van vogels het grootst zou zijn.

Lake Martin
Wauw, wauw, wauw…….. wat was dit een fantastische tour zeg!!! Bryce zette meteen koers naar de bomen die dicht bij de oever in het water stonden, en stuurde de boot daar dwars doorheen. Op veel plekken gingen we heel dicht langs de bomen af, een enkele keer voelde ik zelfs hoe het Spanish Moss dat in de bomen hing over ons heen veegde. En al snel zagen we onze eerste alligator, een kleintje. De boot was veel kleiner dan de boot waarmee we enkele dagen geleden de Honey Island Swamp Tour hadden gedaan, en geloof me, het was véél leuker om zo dicht op het water te zitten en zo’n beest langs je af te zien zwemmen. Bryce had niet eens worstjes nodig om de alligator te lokken. Ook de beloofde vogels lieten niet lang op zich wachten…. steeds als Bryce er ergens één spotte riep hij meteen enthousiast “Hey Hans, look there….”. En dan niet Hans op gewoon saai Nederlands, maar Háánz, met een lekker lang uitgerekte aaa. En wat is het dan toch super om een gids helemaal privé te hebben, steeds als er weer een prachtige vogel in beeld verscheen legde Bryce de boot even stil, zodat Hans de gelegenheid kreeg om z’n foto’s te maken. En toen we aangaven dat de zon precies verkeerd stond, gaf hij meteen plankgas en stoven we in volle vaart naar de andere oever toe. Ook dat was hartstikke leuk, even keihard de wind in ons gezicht. We genoten van elk moment, van de prachtige bomen, van de vele vogels, en natuurlijk ook van de alligators die nog even langs kwamen. Er zat een héle grote jongen bij, z’n kop zat helemaal onder de groene drab. Een andere alligator, z’n kleine broertje of zusje denk ik, lag lekker op een boomstam te zonnen. ’t Was ook erg leuk dat Bryce ons nog even meenam naar een vogelnest dat zich ergens in het riet langs de oever bevond, we zagen daar heel close up drie kleine vogelkoppies uit het nest omhoog steken. Ik hoopte wel dat we de beestjes niet te veel stoorden, ik had het idee dat we er eigenlijk dichterbij kwamen dan wenselijk was. De twee uur vlogen voorbij, veel te snel kwam alweer het moment dat we teruggingen naar de aanlegplaats. De zon was ondertussen flink gedaald, het begon al te donker te worden om nog te kunnen fotograferen. Bíjna te donker…… er was even dat Golden Hour-moment waarop het silhouet van een eenzame boom prachtig afstak tegen de oranje rimpeling die de zon in het water gaf. Een perfecte afsluiter van een perfecte tour.
DAG 7 : ZONDAG 7 MEI : PORT ALLEN – NATCHEZ TRACE PARKWAY – WINDSOR RUINS – GRAND GULF MILITARY PARK – HOOVER
Gereden: 467 mijl
Vandaag was het een echte ‘we zien wel hoever we komen’-dag. We hadden geen motel geboekt, en niet al te veel bezienswaardigheden gepland. We besloten om in elk geval wel een klein deel van de ruim 400 mijl lange Natchez Trace Parkway in onze route op te nemen; vroeger was dit een pad dat veelvuldig werd gebruikt door Native Americans, later werd het ook een belangrijke route voor Europese emigranten en handelaars. Vooraf wisten we al dat het geen heel spannende route zou zijn, de weg loopt grotendeels door een bosgebied heen en er is onderweg niet echt iets speciaals te zien. Maar ’t is natuurlijk wel fijner om over een lekker stille weg door de bossen te rijden, dan een dag lang alleen maar snelweg voor je te zien. De route voldeed precies aan onze verwachtingen, gewoon even lekker relaxed wat mijlen wegtikken. Zo’n 15 mijl nadat we de Natchez Trace Parkway op waren gegaan zei Hans: “Goh, we zijn nog niet één andere auto tegengeko……” Het laatste woord slikte hij meteen maar in want, ja hoor, daar kwam een tegenligger aan… Nou ja zeg, wat héb jij deze vakantie met je rare voorspellingen?? De tegenligger ging subiet in het rijtje “liever geen trein” en “als ’t maar geen grote groep is”. Eens kijken of we deze gave tijdens de rest van de reis nog eens nuttig in zouden kunnen gaan zetten!
Langs de Natchez Trace Parkway lagen vroeger ongeveer vijftig herbergen, daarvan is alleen de Mount Locust Inn bewaard gebleven. Het huis werd gebouwd omstreeks 1780; het was oorspronkelijk het woonhuis van een plantage-eigenaar, en later dus ook een herberg. Tegenwoordig is het het eigendom van de National Park Service, je kan er even een stukje historie gaan opsnuiven. Het huis zelf was heel aardig in de herbergstijl van toen ingericht, er stonden wat mooie attributen zoals een spinnewiel, een bureau en enkele oude emmers. De kozijnen en plafonds waren deels in een opvallend blauwe kleur geschilderd, dat was best wel mooi. We wandelden ook nog even over het omliggende terrein, maar die moeite hadden we ons kunnen besparen. Want alleen maar bordjes met teksten zoals “hier bevond zich ooit een begraafplaats” zijn nou niet bepaald boeiend te noemen. Ach, het was wel lekker om de lange rit van vandaag even te onderbreken.

Windsor Ruins
Een stukje van de Natchez Trace Parkway vandaan ligt Windsor Ruins, en dat werd onze tweede stop. Tja, ik ontkom hier opnieuw niet aan een stukje geschiedenisles. Even terug in de tijd….. De stinkend rijke meneer Smith Coffee Daniell II liet in het jaar 1861 een grote woning bouwen in de Greek Revival Architecture stijl, compleet met 29 kolommen waarop een dak rustte dat boven de brede veranda’s op de tweede en derde verdieping uitstak. Lang heeft hij niet van z’n pompeuze woning mogen genieten, want slechts enkele weken nadat de bouw was voltooid, overleed hij. Tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog bleef de woning gespaard, maar 25 jaar later ging het alsnog in vlammen op. Waarschijnlijk omdat iemand onvoorzichtig was geweest met een sigaar of sigaret. Het enige wat overbleef, dat waren 23 kolommen en een deel van het ijzerwerk. Tegenwoordig wordt de ruïne beheerd door The Mississippi Department of Archives and History. Apart zeg, dat die kolommen 127 jaar na de brand nog steeds overeind staan. En echt leuk om er even omheen te lopen, en de kolommen te fotograferen.
Omdat we nu toch zo geschiedkundig bezig waren, besloten we ook nog naar Grand Gulf Military Park te rijden. De belangrijkste reden voor ons bezoek was de mooie watermolen die in het park staat; verder hadden niet we er niet echt hoge verwachtingen van. Bij de ingang troffen we een Visitor Center annex museum annex giftshop aan, die werd bevrouwd door een wat oudere dame. Eerst legde ze ons netjes uit hoe we bij de watermolen konden komen, daarna gaf ze ons de tip om ook nog even door het museum heen te lopen en aan de andere kant naar buiten te gaan. “There you will see something that you have never seen before!”, was de spannende boodschap waarmee ze haar advies wat meer allure gaf. “You will be surprised!”, voegde ze er nog aan toe. We wilden de lieve vrouw niet teleurstellen, en zijn dus braaf buiten een kijkje gaan nemen.
Nou…… eigenlijk had ze best wel gelijk. Toen we een van de gebouwen naast het museum inliepen, werden we inderdaad zeer aangenaam suprised! Want daar stonden zomaar twee schitterende lijkwagens uit de ‘kar-met-paard’-tijd. Ruimte voor de koetsier voorop, prachtige details aan de buitenzijde, en zelfs met nog een doodskist binnenin. De zijwand was doorzichtig, maar wel vanuit de binnenzijde deels afgedekt met een doek. Op een informatiebordje lazen we de volgende tekst: “These two hearses came from New Orleans. People were always dying to ride in them. Circa 1875 – 1890.” Hilarisch!!
En er was nog veel meer te zien. Een oude kar, bijvoorbeeld, waarmee het Geconfedereerde Leger tijdens de burgeroorlog munitie vervoerde. ’t Ding lag grotendeels uit elkaar, maar de oorspronkelijke vorm was nog wel goed herkenbaar. En een nog een goede staat verkerende huifkar, die omstreeks het jaar 1862 als ambulance dienst had gedaan. De brandweerwagen die een stukje verderop stond was al wat ‘moderner’, geen kar-met-paard maar een heuse T-Ford. Uit 1923, zo stond er op het bordje. We bekeken een smidse, een gevangenis, nog een prachtige oude huifkar….. kortom, we waren de mevrouw van het Visitor Center bijzonder erkentelijk voor haar advies.
Net voorbij het Visitor Center stonden enkele historische gebouwen. Uiteraard gingen we eerst naar de fotogenieke watermolen waarvoor we naar dit park waren gekomen, daarna bekeken we een woning en een kerkje dat er van buiten heel erg leuk uitzag, maar waarvan het interieur maar een saaie bedoening bleek te zijn. En we liepen ook nog even rond over een rommelige begraafplaats, waar de oude grafzerken zomaar her en der verspreid in het gras stonden. Wat hébben wij toch met dit soort plekjes……. hartstikke mooi was ’t daar!

Grand Gulf Military Park
Al met al had het park ons heel wat meer tijd gekost dan we hadden voorzien. We besloten dan ook om niet meer terug te rijden naar de Natchez Trace Parkway, zo bijzonder was die immers niet dus we vonden het niet erg om die in te ruilen voor een paar uurtjes snelweg. Vooraf had ik de stad Tuscaloosa als mogelijke eindbestemming in gedachten gehad, maar de rit ging zo voorspoedig, we konden best nog wel een eindje verder rijden. Ondertussen hielden we ons bezig met het spel ‘Ik heb iets….’, waarbij we om de beurt geheel willekeurig iets in gedachten nemen (dat mag een persoon zijn, een voorwerp, een gebeurtenis, een lied, een uitspraak of whatever je nog maar meer kunt verzinnen), de ander moet dan door middel van vragen die met ja of nee beantwoord kunnen worden zien te achterhalen wat dat is. Hans maakte het me even heel erg moeilijk door een voorwerp in gedachten te nemen dat – letterlijk – meer dan 150 mijl lang recht voor mijn neus te zien was: een doos op de achterzijde van de auto die al zeker 2 uur lang voor ons reed. Pfff, wat moest ik veel vragen stellen voordat ik eindelijk door had wat Hans in gedachten had, we waren zo weer een heel stel mijlen verder. “Die man daar achter het stuur moest eens weten’, lachten we, ‘dat hij hier zo het onderwerp is van ons gesprek!’
Een stukje voorbij Tuscaloosa zagen we in de verte – recht voor ons – een dikke rookpluim verschijnen. Het leek wel of er ergens op de snelweg iets in brand stond. Een tijdlang leek het alsof we er geen last van zouden hebben, het verkeer bleef goed doorrijden. Maar toen ineens ontstond er toch een file, even later kwam er een ambulance voorbij en daarna ook nog de brandweer. Hè bah, toch iets ernstigs, dus. We stonden nu stil op de snelweg, sommige automobilisten stapten uit en probeerden een glimp op te vangen van wat er zich ergens vóór ons afspeelde. Iemand pakte zelfs een skateboard uit z’n auto en ging zo even poolshoogte nemen. En kijk, daar zagen we ook de bestuurder van de auto die we al zo lang voor ons hadden zien rijden….. een grote donkere man. We hebben hem maar niet verteld dat we het tijdens het rijden al uitgebreid over hem hadden gehad. In totaal hebben we een kleine drie kwartier stil gestaan, daarna kwam het verkeer weer langzaam op gang. Op de vluchtstrook zagen we een busje staan, volledig uitgebrand, en ook het wegdek was er flink beschadigd. Nadat we de plek des onheils achter ons hadden gelaten konden we weer gewoon doorrijden. Ooooh, de auto waar we zo lang achter hadden gereden nam een afslag, we hebben stiekem even naar hem gezwaaid. En daarna zijn we zelf op zoek gegaan naar een afslag met daarbij een ‘hier tref je de bekende hotelketens aan’-bordje. En zo belandden we in de Days Inn in de voor ons tot dan toe onbekende plaats Hoover, in de staat Alabama. Een dertien-in-een-dozijn hotel in een dertien-in-een-dozijn plaats, méér reisverslaginspiratie dan deze ene zin heeft deze overnachting dan ook niet opgeleverd.

Grand Gulf Military Park
DAG 8 : MAANDAG 8 MEI: HOOVER – COVERED BRIDGES – CATHEDRAL CAVERNS – SCOTTSBORO
Gereden: 345 mijl
In de inleiding had ik ’t al over Dismals Canyon, een rotskloof met daarin mooie bomen en planten en ook een paar kleine watervallen…… dit zou best eens een van de hoogtepunten van deze reis kunnen gaan worden. En die kloof stond dus voor vandaag op ’t programma, we hadden er veel zin in! Maar eerst moesten we nog even wat mijlen wegwerken, we hadden ruimschoots de tijd om onderweg nog een paar leuke stops te maken.
En zo stonden we dus ’s morgens in alle vroegte bij de pittoreseke Old Mill, een watermolen in het stadje Mountain Brook. Tenminste, het zag er uit als een watermolen, maar schijn bedriegt. The Old Mill werd 90 jaar geleden gebouwd op de plaats waar ooit een watermolen stond, maar heeft zelf nooit als zodanig gefunctioneerd. Oorspronkelijk was het een theehuis waar eenvoudige maaltijden werden geserveerd, tegenwoordig is het een privé woonhuis. En een geliefd foto-object….. Blijkbaar is de huidige bewoner van The Old Mill daar niet helemaal happy mee, er stond een luid en duidelijk bord waarop werd medegedeeld dat ‘Trespassing’ toch echt ‘prohibited’ was. We zijn dus maar braaf op openbaar terrein gebleven, gelukkig was het vanaf de kant van het water goed mogelijk om een stel foto’s te maken. Zo, dit was alvast een geslaagd begin van de dag.

The Old Mill
We stortten ons in het drukke maandagochtendverkeer, we moesten dwars door de grote stad Birmingham heen. En wat is het dan toch makkelijk dat je niet meer, net zoals vroeger, met de kaart op schoot en turend naar de borden boven de weg de juiste route moet zien te vinden. Nee hoor, gewoon even een adresje intikken op TomTom, en rijden maar. Dat ging prima, tot het moment dat we een druk verkeerspunt bereikten waar Tommie spontaan van in de stress schoot…… hij raakte letterlijk de weg kwijt! Net zoals een weekje geleden, in de drukke stad Mobile, zaten we abrupt zonder navigatie. En dan moet je dus ineens helemaal zelf beslissen welke afslag de juiste is….. wonderwel slaagde ik erin om ons toch aan de juiste kant de stad uit te loodsen.

Horton Mill Bridge
In 2011 hadden we ervaren hoe leuk het is om covered bridges te fotograferen. Dus toen we ontdekten dat er zich ook in de staat Alabama veel van die bruggen-met-een-dakje bevinden, besloten we om er een paar te gaan bekijken. Easley Covered Bridge, in de plaats Oneonta, viel eigenlijk best wel tegen. ’t Was met z’n leeftijd van 90 jaar wel een oudje, maar eerlijk gezegd was ie ook wat saai. Het houtwerk aan de binnenzijde was best aardig, maar de metalen platen aan de zijkant verpestten de aanblik wel enigszins. De vlakbij gelegen Horton Mill Bridge beviel ons stukken beter. Zeven-en-zestig meter lang was ie, dat was indrukwekkend. En bovendien bevond ie zich ook nog eens één-en-twintig meter boven het water, als ik Wikipedia mag geloven is het daarmee de hoogste covered bridge van de Verenigde Staten. Er liep een steil, rotsachtig pad naar beneden toe, leuk, zo konden we de brug ook vanuit de diepte fotograferen. En daarna, tot besluit, zijn we natuurlijk ook nog even met de auto over de brug heengereden. Gewoon, omdat ’t kon.
Dat was dan weer niet mogelijk bij de laatste covered bridge die we met een bezoekje vereerden. Want deze Clarkson-Legg Covered Bridge is niet meer begaanbaar voor het autoverkeer, er ligt tegenwoordig een gewone – saaie – betonnen brug naast. De Clarkson-Legg Covered Bridge was nóg langer dan de Horton Mill Bridge, twee-en-tachtig meter maar liefst. Ook hier was de omgeving erg mooi, direct bij de brug lag een watermolen met een opvallend rood rad, en rondom het beekje waar de brug overheen lag was het heerlijk groen. In de schaduw stonden diverse picknickplaatsen, het was dan ook een ideale plek voor een uitgebreide stop. Eigenlijk was het nog niet echt lunchtijd, but who cares, ook om 11 uur ’s ochtends smaken onze boterhammen al prima hoor. En zo konden we ook mooi even toekijken hoe daar een groep jongeren bezig was met een schoolopdracht, juf zat lekker op een picknickbankje terwijl de tieners met schepnetten in het water op zoek waren naar (dat neem ik tenminste aan) de plaatselijke flora en fauna. Leuk om dat zo eens te zien.

Clarkson Legg Covered Bridge
Zo, nu werd het dan toch echt tijd om naar Dismals Canyon te rijden. Veel was er niet te beleven onderweg, dus zetten we de autoradio aan voor het nodige vermaak. Zo zaten we even later samen met Joan Jett keihard “I love Rock and Roll…. put another dime in the jukebox baby” door de auto te blèren. En ’t werd nog leuker toen we even later ook werden getrakteerd op de meezinger “Sweet Home Alabama”; een méér perfecte song voor zo’n rit over de lange rechte wegen in de staat Alabama bestaat er echt niet, hoor! Zo vloog de tijd voorbij, voor we het wisten stonden we al bij Dismals Canyon voor de poort. Voor de hermetisch afgesloten poort, om precies te zijn!! Sh*t, wat was dit nu?? Hans zag een bordje links naast de poort “Open 7 days a week”, zo las hij aan mij voor. Dan moet er ergens anders nog een toegang zijn, zo concludeerde hij, en hij zette de auto in z’n achteruit. Op dat moment zag ik in een flits dat er nog iets meer op het bordje stond. Even terug dus…… En ja hoor, daar stond in de kleine lettertjes vermeld dat de canyon in de maanden maart, april en mei alleen maar was geopend van vrijdag tot en met zondag…….
Wat was dit een afknapper, zeg. Ik besefte dat ik me thuis, tijdens mijn voorbereidingen, door de informatie op de website van het park net zo voor de gek had laten houden door dat ‘Open 7 days a week’ (dat stond zelfs letterlijk zo in mijn roadbook!) als Hans zojuist, toen hij een korte blik op het bord had geworpen. We baalden flink, we hadden deze canyon ontzettend graag willen zien en we waren er dan ook een behoorlijk eind voor omgereden. Van onze vrolijke meezing-stemming was even helemaal niks meer over, om eerlijk te zijn waren we allebei best even chagrijnig. We reden naar de plaats Russellville, waar we een hotelovernachting hadden gepland. Maar om nu zo vroeg op de middag al op een hotelkamer te gaan zitten……. We waren het al snel met elkaar eens dat we dat zeker niet gingen doen, dan liever nog een eind doorrijden. Ik ging op zoek naar mogelijkheden om deze dag toch nog met iets leuks op te vullen, en zo kwam ik uit bij het staatspark Cathedral Caverns dat eigenlijk pas voor morgen op het programma stond. Als we nu meteen daarnaartoe zouden rijden, dan zouden we de laatste rondleiding nog kunnen halen. En zo zaten we dus onverwacht weer twee uur lang in de auto, in plaats van twee uur lang in een mooie canyon. We waren wel erg verbaasd toen we onderweg zomaar een heuse levensechte ruimteraket zagen staan, op het naastgelegen gebouw lazen we dat daar het Davidson Center for Space Exploration was gevestigd. Natuurlijk heb ik nog even gegoogeld, en zo kwam ik erachter dat zich daar een ruimtevaartmuseum bevindt. Dat zijn we maar gauw voorbij gereden hoor, ruimtevaart interesseert ons helemaal niets. Maar, toch wel grappig hoor, om zo’n raket van dichtbij te zien.

Cathedral Caverns State Park
In Cathedral Caverns State Park was het heel rustig, er liep slechts een handjevol andere toeristen rond. De gids die ons rond zou gaan leiden was een enthousiaste, jonge meid. Via een zeer grote opening in de rotswand liepen we, samen met 7 andere mensen, achter haar aan. Meteen al stonden in een immens grote grot, zo’n 120 meter lang en 14 meter hoog. Achter in die grot maakten we kennis met de stalagmiet Goliath, we hoefden echt niet te raden waarom die deze naam had gekregen. Hij reikte helemaal tot aan het plafond, 14 meter hoog was ie dus. En de omtrek, zo heb ik me laten vertellen, bedroeg maar liefst 74 meter. Even verder liepen we via een loopbrug naar een ander gedeelte van Cathedral Caverns, diep beneden ons zagen we de ondergrondse rivier Mystery. De gids wees ons op een donkere rand op de rotswand net onder de loopbrug; die rand gaf aan hoe hoog het water vorige week nog had gestaan. Het was dus niet alleen de omgeving van New Orleans geweest die toen met wateroverlast te maken had!
De mooiste plek in de grot was The Stalagmite Forest, we zagen daar tientallen prachtige stalagmieten die erom smeekten om door Hans op de foto gezet te worden. En dat kostte tijd, hij moest immers steeds de meest fotogenieke plekjes opsporen, het statief goed opstellen, en de juiste instellingen kiezen. Zijn toestel had vervolgens ook nog eens 30 of 40 seconden nodig om een foto te maken, tja, dat krijg je met die lange sluitertijden. Een paar keer moest ik Hans wel even aansporen hoor, “Hé joh, de gids wil verder….. opschieten!”….. Maar gelukkig gaf ze ons veel ruimte, ze vond het prima dat wij op de mooiste plekken wat langer bleven hangen, terwijl zij met de andere toeristen al verder liep. Op het verste punt van de tour, zo’n driekwart mijl vanaf de ingang, deed de gids even alle lichten uit. En dan ervaar je dus hoe donker écht donker is! Best apart hoor, leuk om dat zo mee te maken. Via dezelfde route liepen we terug naar de ingang, wat ons betreft was de tour véél te snel alweer voorbij. Wat een fantastisch mooie grot was dit, we hadden hier best nog veel langer willen blijven.
We hadden, voor morgen en voor overmorgen, nog twee andere grotten op de planning staan. Omdat we nu eerder in deze regio waren aangekomen, zou het wel handig zijn om de geplande volgorde om te draaien. Dus namen we contact op met Tom Whitehurst, de man die ons de permits voor beide grotbezoeken had verleend. Of het goed was dat we morgen al naar Tumbling Rock Cave zouden gaan, en dan de dag daarna naar Stephens Gap? Al snel kregen we antwoord, hij vond ’t prima. Morgenvroeg zou hij ons bij Tumbling Rock Cave ontmoeten, zo beloofde hij.
DAG 9 : DINSDAG 9 MEI : SCOTTSBORO – TUMBLING ROCK CAVE – SCOTTSBORO
Gereden: 38 mijl
Uiteraard hadden we vooraf bij de Southeastern Cave Conservancy geïnformeerd naar de moeilijkheidsgraad van onze Tumbling Rock Cave onderneming. “For the most part it is similar to hiking in rocky terrain on a river but with a natural roof over ones head”, zo hadden we doorgekregen. Hier en daar wat glijden over gladde rotshellingen, wat klimmen en kruipen, maar over het algemeen very easy. Tja, bedoelen ze daarmee very easy voor een sportief persoon of very easy voor Henriëtte Meulenbroeks? Dat kan namelijk best wel veel verschil maken, hoor!! Ik vond ’t in elk geval wel erg spannend allemaal, ik vroeg me af hoe ver we zouden gaan komen. Waar ik me overigens niet druk over maakte, dat was de navigatie. Ik had begrepen dat er maar één route door de grot liep, als we het ondergrondse riviertje zouden blijven volgen, dan zouden we zeker niet verdwalen.

Tumbling Rock Cave
Een kwartier voor de afgesproken tijd stonden we bij de ingang van Tumbling Rock Cave. Waar we werden begroet door twee ontzettend lieve labradors, die hoorden waarschijnlijk bij het huis dat direct naast de ingang stond. Ze lieten zich volop aanhalen, een heerlijk begin van deze dag dus! Tegelijkertijd begonnen we ook alvast met onze voorbereidingen, we trokken onze kniebeschermers aan en we vergaten ook de stevige handschoenen niet die we speciaal voor deze dag hadden aangeschaft. We checkten de fotoapparatuur en vooral ook de lampen die we daarbinnen in de grot hard nodig zouden hebben. We hadden een sterke zaklamp meegenomen en ook, nog veel belangrijker, een lamp die Hans van een collega had geleend (bedankt, Dennis!). Die lamp gebruikt hij om in het donker te kunnen mountainbiken, dat ding gaf me toch veel licht zeg!!
Even later konden we kennismaken met de man met wie we ondertussen al heel wat over en weer hadden ge-emaild. En in real life bleek Tom al net zo vriendelijk en behulpzaam te zijn als tijdens onze email-contacten. Zoals afgesproken had hij twee helmen voor ons meegenomen, compleet met licht erop. De batterijen gingen behoorlijk lang mee, zo verzekerde hij ons, toch zeker wel een volle dag. Daarnaast had hij – en dat wisten we dan weer niet van tevoren – ook nog kniebeschermers, handschoenen en voor elk nog een extra lamp in de kofferbak van zijn auto liggen. De kniebeschermers en de handschoenen hadden we niet nodig, maar de extra lampen namen we graag van hem aan. Hoe meer lampen, hoe beter, toch! Als laatste gaf hij ons nog een luxe set van foto’s die ooit, tijdens winterse omstandigheden, gemaakt waren in Stephen’s Gap, de grot die we morgen zouden gaan bezoeken.

Tumbling Rock Cave
Voor de ingang van Tumbling Rock Cave stond een hek met een stevig hangslot daarop. Tom opende het hek, en drukte ons op het hart dat we toch vooral de code van het hangslot niet moesten vergeten. Nee hoor, die code zat veilig en wel opgeslagen in mijn hoofd (en, voor de zekerheid, ook nog op een briefje dat in mijn broekzak zat). En of hij nog even een foto van ons mocht maken, voordat we de grot ingingen. Natuurlijk mocht dat, hartstikke leuk om dit speciale moment even te vereeuwigen. Nadat we Tom hadden beloofd om hem een email te sturen op het moment dat we weer veilig en wel in de bewoonde wereld zouden arriveren kropen we de grot in, en sloot hij hek én hangslot achter ons.
Ja, we krópen de grot in. Want de ingang was hartstikke laag, we moesten op handen en knieën naar binnen toe. Goed dat we vooraf al onze handschoenen en kniebeschermers aan hadden gedaan, ze waren meteen al hard nodig. Na enkele meters kregen we meer ruimte, we konden opstaan en voor het eerst goed om ons heen kijken. Achter ons lag het gangetje waar we net doorheen waren gekropen, rechts leek een gang te liggen maar we zagen dat die vrijwel meteen doodliep, en voor ons stuitten we op een ondoordringbare rotsmuur. Er was dus maar één mogelijkheid, we moesten linksaf. En daar kwamen we meteen al de eerste gladde rotshelling tegen……. O jee, die was dieper dan ik had verwacht, zou ik hier wel naar beneden durven te glijden? En zo ja, zou ik dan straks weer boven kunnen komen? Even was ik bang dat ons Tumbling Rock avontuur wel héél erg snel tot een einde was gekomen. Maar gelukkig, de oplossing bleek nabij te zijn. Hans zag een lange rubberen slang liggen die aan één kant vast zat, hij sleepte de slang naar de helling toe en liet het uiteinde daar naar beneden toe zakken. En kijk, met de slang als extra houvast lukte de afdaling prima! Zo, het eerste obstakel was overwonnen.
We namen uitgebreid de tijd om te kijken waar we terecht waren gekomen, met onze lampen beschenen we de hele entourage. We stonden op een brede rotsrichel waarover we naar rechts toe zouden kunnen lopen, iets beneden ons lag het ondergrondse riviertje, en aan de overzijde daarvan zagen we een massieve rotswand met ook een rotsrichel die er makkelijk begaanbaar uitzag. ’t Mooiste gedeelte van deze grote ruimte bevond zich uiterst rechts, daar had een kleurrijke druipsteenrotslaag zich over het riviertje heen gekruld. Wat een apart gevoel was dat zeg, om hier zo te staan. Niet ‘alleen óp de wereld’, zoals we tijdens onze zuidwest-reizen vaak hadden meegemaakt, maar ‘alleen ónder de wereld’. Echt fantastisch!!

Tumbling Rock Cave
We wisten dat we het riviertje moesten blijven volgen, maar er was niet direct een doorgang te zien. Hans klom de gebogen rotslaag op, hij wilde kijken of daarachter misschien een opening naar het verder gelegen gedeelte van de grot tevoorschijn zou komen. Maar nee, op die plek konden we niet verder. Dan maar naar de overkant van het riviertje. Al snel vond hij daar een klein gat, rechtsboven in de rotswand, waar we doorheen zouden kunnen kruipen. Hij twijfelde wel of ik – Miep Onhandig – daar doorheen zou durven. Maar ach, kruipen en klauteren vind ik lang niet zo erg als schuine hellingen, dat zou hij inmiddels wel moeten weten, toch! ’t Kostte wat tijd en moeite om ons zelf en ook de foto-apparatuur veilig door het kleine gat heen te wurmen. Toen dat eenmaal was gelukt stonden we in opnieuw een grote rotszaal. Op één plek was er een afzetting met linten, er stonden bordjes dat zich daar een archeologische site bevond. ’t Zou gaan om enkele vaten uit de tijd van de Amerikaanse Burgeroorlog, zo heb ik later op internet gevonden, en dat was alle informatie waarmee ik het moest doen. Ach, ’t zag er niet zo boeiend uit, we hebben er verder geen aandacht aan besteed.

Tumbling Rock Cave
Voorbij de archeologische site lag een gang die breed en hoog begon, maar die verderop alsmaar smaller en lager werd. Zo laag, dat we er op onze knieën doorheen moesten kruipen. Dat was op zich heel eenvoudig, ’t enige ‘probleem’ was dat het erg vochtig en modderig was…… we zagen er dan ook heerlijk smerig uit toen we er aan de andere kant weer uitkwamen. En daar, direct nadat we de gang achter ons lieten, zagen we The Elephant’s Feet: twee prachtige druipsteenzuilen die zijn ontstaan doordat een stalagmiet (op de grond) en een stalagtiet (vanaf het plafond) aan elkaar zijn gegroeid. Dit was een mooie uitdaging voor fotograaf Hans: hoe krijg je zo’n druipsteenzuil goed op de foto als die niet van alle kanten uit wordt belicht, zoals we in de commerciële grotten gewend zijn? Al onze lampen werden nu in stelling gebracht….. de sterke lamp van collega Dennis was de voornaamste lichtbron, en ik kreeg de instructie om met mijn lampen heel langzaam van boven naar beneden over een druipsteenzuil te schijnen. Zo werd die, tijdens de lange sluitertijd, zo gelijkmatig mogelijk belicht. Ik kreeg soms wel van Hans op m’n kop hoor. Als hij iets tegen me zei dan draaide ik automatisch mijn hoofd zijn kant op….. waardoor ik hem dus verblindde met het felle licht dat boven op mijn helm zat. Dat gebeurde verschillende keren, toch wel lastig hoor om níet naar iemand te kijken die tegen je praat. Normaal gesproken maken we niet vaak foto’s waar we zelf opstaan, maar voor deze bijzondere plek maakten we graag een uitzondering. We moesten thuis immers wel bewijsmateriaal van deze stoere onderneming kunnen overleggen! En zo zijn we best wel lang bezig geweest, ik met druipsteenzuil op de foto, Hans met druipsteenzuil op de foto, de druipsteenzuil in z’n eentje als fotomodel…. en ook nog eens Hans en ik samen (even de timer instellen, en rennen om op tijd op de juiste plek te staan).
We liepen weer een lange gang in. We konden zowaar gewoon rechtop lopen, in deze gang kwamen we geen enkel obstakel tegen. De gang eindigde bij een zeer grote rotszaal, de grootste ruimte die we tot dan toe hadden gezien. Echt fotografabel was ie niet, er bevonden zich hier geen druipsteenformaties of andere fotografie-objecten. We zijn een tijdje gaan zitten, even uitrusten…. Zegt Hans ineens tegen me: “Het lijkt wel of ik stemmen hoor!” En ja, ik hoorde ze ook! Maar we wisten allebei dat dat niet mogelijk was, als er nog méér mensen voor vandaag een permit zouden hebben gekregen dan had Tom ons dat zeker wel verteld. Even hebben we heel stilletjes zitten luisteren, we kwamen tot de conclusie dat het kabbelen van het ondergrondse riviertje een geluid veroorzaakte dat veel leek op mensenstemmen-in-de-verte. Best wel weird hoor……

Tumbling Rock Cave
Hans ging in z’n eentje op onderzoek uit. Even kijken hoe we vanuit deze grote rotszaal weer verder zouden kunnen. Nabij het riviertje vond hij de juiste route, hij zag dat er weer heel wat klim- en klauterwerk nodig zou zijn. Het was daar ontzettend vochtig, Hans had het idee dat het water er onlangs – net zoals in Cathedral Caverns – veel hoger had gestaan dan normaal. Een schuine helling waarover we zouden moeten afdalen was erg modderig, Hans besefte dat ik daar (als ik er überhaupt al in zou slagen om beneden te komen) op de terugweg zeker niet meer naar boven zou kunnen klimmen. Hij moest me dan ook vertellen dat deze grote zaal voor ons het onverbiddelijke eindpunt was. En ja, natuurlijk vond ik dat jammer. Maar toch, het gevoel “blij dat we tot hier zijn gekomen” won ’t ruimschoots van de “jammer dat we niet verder kunnen”-stemming.
De terugweg nam weer net zoveel tijd in beslag als de heenweg. Natuurlijk maakten we hier en daar nog wat foto’s, en we hebben zelfs twee actiefilmpjes geschoten waarop te zien is hoe wij als volleerde speleologen aan het werk zijn. Op de meeste plekken was het eenvoudig om de juiste route te vinden, alleen in de grote ruimte waarin zich de archeologische site bevond moesten we even zoeken. Waar was nu toch dat kleine gat waar we op de heenweg doorheen waren gekropen? Oei, ’t zag er nu nóg kleiner uit dan vanaf de andere kant….. Toen we ons er doorheen hadden gewurmd moesten we nog wel even goed uitkijken, we zaten nu op een vrij smalle rotsrichel, een stukje boven het riviertje. ’t Was maar goed dat ik op de heenweg niet had beseft hoe smal ’t hier was! We moesten nu nog één obstakel overwinnen, de gladde helling dicht bij de ingang. Gelukkig hing de rubberen slang daar nog op ons te wachten, zonder dat ding had ik niet op eigen kracht boven kunnen komen.
En toen stonden we weer buiten! Natúúrlijk hebben we nog een welverdiende ‘Kijk-ons-eens-trots-zijn’-foto van onszelf gemaakt. Want potverdorie, we waren samen best een eind in de grot doorgedrongen, toch! Onze kleding was ontzettend smerig, we hadden nogal eens op ons zitvlak over de hellingen gegleden en het vocht was tot op ons ondergoed doorgedrongen. We konden echt niet met goed fatsoen op de autostoelen gaan zitten. En ons ter plekke omkleden was geen optie, in de regels van de SCCi werd het uitdrukkelijk verboden om dat op de openbare weg te doen. Gelukkig lagen er wat plastic tassen in de kofferbak, die hebben we op de autostoelen gelegd. Zo konden we toch nog op een acceptabele manier naar ons motel in Scottsboro rijden.
En daar hadden we het nog druk. We moesten Tom laten weten dat we in ons motel waren aangekomen, en natuurlijk ook dat we enorm hadden genoten van de vijf uren die we in de grot hadden doorgebracht. En er moest gepoetst worden, het statief, het fototoestel, onze schoenen…… alles was smerig. Mijn oude broek en mijn nog oudere vest heb ik rechtstreeks in de prullenbak gemikt, Hans had geen kleding waarvan hij afscheid wilde nemen dus zijn broek en t-shirt moesten wel uitgewassen worden. Ook de kniebeschermers en de handschoenen werden uitgespoeld, daarna legden we ze voor de deur van onze motelkamer in de brandende zon zodat ze konden drogen. De laatste belangrijke taak van deze dag was het bijwerken van ons live reisverslag, we wilden uiteraard graag onze belevenissen delen met het thuisfront. En met Tom, ook hij bleek ons verslag te volgen! Leuk dat we van hem al snel een reactie kregen waarop hij aangaf dat hij onze Tumbling Rock foto’s heel geslaagd vond.

Tumbling Rock Cave
DAG 10 : WOENSDAG 10 MEI : SCOTTSBORO – STEPHEN’S GAP – GREAT SMOKY MOUNTAINS NP – GATLINBURG

Stephens Gap
Wat hadden we nog maar weinig gewandeld, deze vakantie. We hadden wel volop achter gidsen aangelopen, door New Orleans heen geslenterd, en gisteren nog door Tumbling Rock Cave gekropen, maar écht hiken, dat hadden we nog maar één keer gedaan. Een week geleden alweer, in Providence Canyon State Park. Best lekker dat we nu wel een stuk moesten gaan lopen, de ingang van Stephens Gap lag namelijk ruim anderhalve kilometer van de parkeerplaats vandaan. Qua afstand dus niet echt noemenswaardig, maar toch…. op internet hadden we gelezen de wandeling als ‘a serious work-out’ werd omschreven.
Vanaf de parkeerplaats liep een smal pad het bos in. Van die serious work-out merkten we nog niks, het pad was vrij vlak en heel eenvoudig begaanbaar. Maar het venijn zat ‘m in het laatste stuk; het pad ging ineens steil omhoog en dat – gecombineerd met de benauwde Alabama-hitte – zorgde ervoor dat we van fris en fruitig al snel transformeerden naar puffend en plakkerig. En toen lag daar ineens, recht voor ons, een flink gat in de helling. We hadden de ingang van Stephens Gap bereikt!
Via het gat keken we de donkere diepte in, daar beneden lag ons doel van vandaag. Aan de achterzijde zat een uit diverse rotslagen bestaande wand waar een paar kleine boompjes op groeiden. Daar tussendoor sijpelden een paar minieme waterstroompjes naar beneden toe. Het is mogelijk om via dat gat af te dalen, de grot in, maar dat kan alleen met behulp van touwen. Abseilen dus, of rappelling, op z’n Engels (een goed Nederlands woord daarvoor weet ik niet). Aangezien ik écht niet gaat abseilen of rappellen, lieten we deze mogelijkheid graag aan ons voorbij gaan. Wij gingen voor die andere mogelijkheid om in de grot te kunnen komen, via een tweede gat kan je namelijk gewoon te voet afdalen. En da’s wel zo makkelijk, toch!

Stephens Gap
Eerst nog even uitpuffen. Terwijl ik nabij gat nummer 1 op adem zat te komen, ging Hans alvast checken of het rotspad voor mij begaanbaar zou zijn. Al snel kwam hij terug; het pad was steil en hier en daar wat glibberig, zei hij, maar het zou me zeker wel lukken om beneden te komen. En dat hoorde ik natuurlijk graag. We hadden de helmen die we van Tom hadden gekregen meegenomen, een beetje overbodig eigenlijk want in Stephens Gap zouden we immers niet door smalle gangetjes gaan kruipen.
Maar ach, we hebben ze toch maar opgezet, vooral omdat we dan wat makkelijker onze handen vrij konden houden. Net voordat we samen naar beneden wilden gaan, kwam er een man via het bospad naar boven toe gepuft. Leuke camera om z’n nek, statief in z’n hand, het was wel duidelijk wat hij zometeen van plan was.
De afdaling was prima te doen. Hans ging voorop om voor elke stap te beoordelen wat de handigste plek was, ik hoefde alleen maar te volgen. En al na een paar minuten stonden we beneden, op een van de meest fantastisch mooie plekken die ik ooit heb gezien! Verdorie, waarom is het soms zo moeilijk om nog de juiste woorden te kunnen vinden om iets dergelijks te omschrijven? Machtig mooi, fantastisch, geweldig, grandioos….. ik laat er maar even een stel superlatieven op los. Maar die zijn met z’n allen niet genoeg om aan te geven hoe overweldigend ik het vond om hier te staan. Stephens Gap is niet meer dan één grote ondergrondse ruimte, totaal anders dus dan Cathedral Caverns of Tumbling Rock Cave. Rechtsboven bevond zich het gat dat we net nog van bovenuit hadden bekeken, vanuit een spleet in de rotswand kwam een brede stroom water die zich met oorverdovend geweld naar beneden toe stortte. Goh, wat zou het mooi zijn geweest als er juist nu iemand door dat gat, langs de waterval af, zou abseilen. Hans ging op zoek naar de beste plek om zijn statief op te stellen, via de donkere rotslagen ging hij nog een of twee plateaus verder naar beneden toe. Daar was de andere fotograaf ondertussen ook al aan het werk, Hans en hij raakten kort even met elkaar in gesprek. De man vertelde dat hij uit Florida kwam, en dat hij speciaal voor deze fotoreportage naar Alabama was gereden. Erg spraakzaam was hij niet, dus al snel was ieder gewoon meer met z’n eigen ding bezig. Foto’s maken, dus. Van de grote waterval, van de drie kleine watervalletjes aan de andere zijde van de grot, van de mooie rotslagen. Na een tijdje kwam er een brede straal zonlicht via de opening de grot binnenvallen. Hans gebaarde naar me (praten ging niet, in verband met véél te veel herrie van de waterval) dat ik een paar stappen naar voren moest doen. Zodat ik precies in de lichtstraal kwam te staan. Echt, ik verwachtte dat Tara Banks zometeen naar beneden zou komen om mij uit te roepen tot America’s Next Top Model. Want zeg nou zelf, ik zie er zo in dat licht toch wel uit als een professioneel fotomodel!
Omdat we afgelopen maandag bij Dismals Canyon aan een gesloten poort hadden gestaan, liepen we een halve dag voor op ons schema. We hadden nu dus tijd genoeg om in één ruk door te rijden tot aan Great Smoky Mountains National Park, ruim 200 mijl verderop. De lange rit verliep zeer voorspoedig, totdat we zo’n 10 mijl voor het park het plaatsje Pigeon Forge bereikten. Hellup….. wat was dit!! ’t Leek wel of we door een combinatie van Disneyland en Las Vegas reden. Achtbanen, een reuzenrad, een slechte nabootsing van de Titanic (compleet met ijsberg) en nog veel meer van dat soort vermaak. En verder heel veel hotels en eettenten, kilometers lang. Echt een cultuurschok na onze ervaringen van de afgelopen dagen. Ik geloof dat ik wel twintig keer ‘sorry’ heb gezegd tegen Hans omdat ik – als reisplanner – hem naar dit soort omgeving had meegenomen. Er was maar één remedie: gas geven, en maken dat we hier wegkwamen!

Stephens Gap
De plaats Gatlinburg was net wat minder vreselijk dan Pigeon Forge. Het was er minder druk dan dat ik vooraf had gevreesd, dus al bij het derde hotel waar we binnenliepen konden we een kamer krijgen. Bij de eerste twee hotels trouwens ook, maar die wilden we niet. Véél te duur! Nadat we waren ingecheckt zijn we naar het centrum van Gatlinburg gegaan, we moesten immers nog wel even eten. Dat werd een salade, bij de restaurantketen Zaxby’s. Nog steeds hadden we een stukje van de namiddag over, uiteraard vonden we allebei dat ‘even naar het park gaan’ een veel aantrekkelijker optie dan ‘rond blijven hangen in Gatlinburg’. En zo reden we dus korte tijd later Great Smoky Mountains National Park in.
We kozen voor de Laurel Falls Trail, een van de meest populaire wandelpaden in het park. Gelukkig bleek de drukte op dit late tijdstip reuze mee te vallen, er was plaats genoeg op de parkeerplaats bij de trailhead. De wandeling naar de waterval heeft geen onuitwisbare indruk op ons achtergelaten, het was gewoon rechttoe rechtaan over een verhard pad door een weinig bijzonder bosgebied. ’t Pad liep vrijwel voortdurend omhoog, maar omdat dat heel geleidelijk ging was het niet echt zwaar. Na een kleine 2 kilometer lopen zagen we Laurel Falls voor ons liggen. Of, beter gezegd, zagen we de hélft van Laurel Falls voor ons liggen. De waterval stroomt namelijk onder het pad door, vanaf het pad was alleen het bovenste gedeelte goed zichtbaar. ’t Was een heel aardige waterval hoor, de wandeling ernaartoe was weliswaar wat saai maar Laurel Falls verdiende toch wel de kwalificatie ‘een leuk tussendoortje’. Beneden ons viel het water nog een stukje verder omlaag, Hans besloot het pad nog wat verder te volgen om te kijken of hij beide delen van de waterval tegelijkertijd op de foto kon krijgen. Dat viel nog niet mee, van beneden uit werd een deel van de waterval door het bruggetje aan het zicht onttrokken. Uiteindelijk moest hij dus genoegen nemen met een foto waarop alleen de top en het onderste deel van de waterval te zien zijn. En het bruggetje, uiteraard. Het was ondertussen hoog tijd geworden om aan de terugweg te beginnen. Vanaf het pad hadden we een weids zicht over een aantal achter elkaar liggende heuvels, dicht begroeid met groene loofbomen. Met op de achtergrond al even groene bergtoppen die daar weer bovenuit staken. Een écht Great Smoky Mountains landschap dus, maar dan wel zonder de smoke. Alvast een voorproefje voor morgen, dan hadden we een volle dag de tijd voor dit park.

Laurel Falls
DAG 11 : DONDERDAG 11 MEI : GATLINBURG – GREAT SMOKY MOUNTAINS NATIONAL PARK – TOWNSEND
Gereden: 146 mijl
In Great Smoky Mountains National Park staan veel historische gebouwen: boerderijen, kerken, watermolens en dergelijke. We begonnen onze dag met het bekijken van zo’n oud gebouw, de Noah Bud Ogle Farm, die van 1883 tot 1925 in gebruik is geweest. Nadat we een paar foto’s van de woning en de bijbehorende schuur hadden gemaakt, besloten we ook om de bijbehorende korte wandeling te doen. Hadden we dat maar niet gedaan….. er was echt helemaal niks te zien onderweg. Ja, een oude watermolen, maar die was zo ver overwoekerd dat ie nauwelijks nog als zodanig herkenbaar was.
We hoefden nu nog maar een klein eindje te rijden tot aan de parkeerplaats voor de Rainbow Falls Trail. Die trail was een tijdlang afgesloten geweest, als gevolg van een heftige bosbrand in december 2016. Inmiddels was ie weer open, zo had ik op internet gelezen. Maar….. eh….. waarom stond er dan toch een groot bord met de tekst “Closed” op de parkeerplaats?? Vanuit de auto zaten we even stomverbaasd naar deze boodschap te kijken, ik verzekerde Hans dat ik deze keer toch écht 100% zeker wist dat ik het goed had gelezen. Tja, daar waren we nu niet mee geholpen….. voor de derde keer deze vakantie moesten we een dikke streep zetten door een geplande wandeling. Maar, heel eerlijk, we waren er niet zo rouwig om deze keer. ’t Was nog maar 8 uur in de ochtend, en het begon al flink benauwd te worden. Eigenlijk was ’t veel aantrekkelijker om ons vandaag gewoon even bezig te houden met makkelijke, niet-zweterige toeristische dingen.

Cades Cove Primitive Baptist Church
En zo stonden we een uur later op Clingmans Dome, met z’n ruim 2.000 meter het hoogste punt van het park. ’t Was wel even schrikken toen we de autodeur open deden…… wat was het koud daar! Een ijzige wind blies dwars door onze t-shirts heen, het leek wel of we ineens in hartje winter beland waren. Gelukkig lagen onze warme vesten grijpklaar in de achterbak, we hadden ze hard nodig. Zo, nu konden we dan toch het uitzicht gaan bewonderen. In de verte zagen we de nevel waaraan het park haar naam te danken heeft, de ‘rookpluimen’ die worden uitgeademd door de alom aanwezig vegetatie. Veel was ’t niet hoor, slecht een enkel pluimpje hier en daar. En helaas was het zicht niet echt goed, het was ontzettend heiïg. Maar zelfs nu, terwijl de omstandigheden dus verre van ideaal waren, vonden we het een mooie ervaring om hier rond te lopen. Eigenlijk zouden we hier nog een keer naartoe moeten gaan, zo zeiden we tegen elkaar, maar dan wel tijdens de herfst. Dan zal het uitzicht vanaf Clingmans Dome helemaal fantastisch zijn.

Gristmill
Als we hadden gewild, dan hadden we nog een klein stukje hoger kunnen gaan. Op het eindpunt staat namelijk een 16 meter hoge toren, vanaf de top van die toren heb je een uitzicht van 360° over het park. Maar we wilden niet. Ten eerste omdat het zo heiïg was, dat zou 16 meter hoger echt niet beter zijn. Ten tweede omdat zo verschrikkelijk koud was. Maar toch vooral omdat we simpelweg weigerden om gebruik te maken van die toren, wie is in hemelsnaam ooit op het idee gekomen om een zo’n aartslelijk ding op deze mooie plek neer te zetten!
Vanaf Clingmans Dome reden we naar Cades Cove, de druk bezochte vallei in het noordwesten van het park. Onderweg maakten we een paar korte stops bij weidse uitkijkpunten, en een uitgebreide stop langs de oever van Little River. Even genieten van een kleine, maar wel mooie stroomversnelling. Er vlogen veel vlinders rond, de meesten daarvan hadden een mooie geel-zwarte tekening op hun vleugels, er waren ook een paar blauw-zwarte exemplaren bij. Op één plek direct langs het water zaten er tientallen op een klein stukje rots bij elkaar, we vermoedden dat iemand daar wat frisdrank of iets dergelijks had geknoeid en dat de vlinders door de geur daarvan werden aangetrokken. Op kleine afstand zat een zwarte raaf dit schouwspel belangstellend te bekijken…… ineens vloog ie naar beneden en pikte met z’n snavel razendsnel twee keer in de krioelende hoop vlinders. Even bleef hij triomfantelijk poseren, zodat Hans het bewijs van deze wrede daad op de foto kon zetten, daarna vloog hij weg met zijn buit nog stevig in zijn snavel geklemd.
In Cades Cove komen beren voor. Hans besloot zijn “liever niet”-tactiek van eerder deze vakantie toe te passen, meerdere malen bezwoer hij me dat hij toch echt liever niet wilde dat we ergens beren zouden zien, tijdens ons rondje Cades Cove. We waren nog maar een klein stukje onderweg, toen er al een heuse traffic jam ontstond. Als je in Yellowstone National Park in een file terecht komt, dan is de kans groot dat een stukje verderop bizons of beren te zien zijn. Bizons, dat was hier in Cades Cove geen optie. Dus hé, misschien was het wel een beer. Zou kunnen, toch! Maar nee, er bleek iets héél anders in het hoge gras rond te lopen…… het was een jongeman met een soort van elfenpakje aan, compleet met puntmuts, lange puntige oren en een pijl en boog. Okay, dít hadden we niet zien aankomen.
We vervolgden ons rondje Cades Cove. Zo nu en dan zetten we de auto even aan de kant, zodat we in alle rust de frisse groene vallei met de glooiende heuvels daarachter konden bekijken. We bekeken ook de oude kerkjes die langs de route lagen, en liepen even over de sfeervolle begraafplaatsen rond. Bij een van die kerkjes belandden we opnieuw in een verkeersopstopping, en deze keer was ’t wél raak. In de verte, dicht bij een bosrand, liep een zwart stipje rond. Ja hoor, een beer! ’t Beest bevond zich zo ver weg dat hij zich zelfs met onze telelens niet op de foto liet vangen, we kunnen dan ook niet zeggen dat dit een serieuze bear-encounter was.

Great Smoky Mountains National Park

Meigs Falls
Bij het Cades Cove Visitor Center lag een uitgestrekt terrein waarop diverse historische gebouwen stonden. Eerlijk gezegd kan ik hier niet veel vertellen over de verhalen die bij die gebouwen horen, we hebben ons er niet in verdiept. Wel hebben we even lekker relaxed over het terrein rondgeslenterd, op zoek naar de meest fotogenieke plekjes. Onze favoriet was de grist mill. Er werd net een demonstratie gegeven, binnen in het gebouw was een molenaar aan het werk. Jammer genoeg was het te donker om daar foto’s van te kunnen maken, we kunnen hier dus alleen maar een plaatje van de buitenzijde showen. Toen we weer terugkwamen op de parkeerplaats bleek die inmiddels helemaal vol te zijn, er waren diverse automobilisten op zoek naar een vrij plekje. Eén van hen konden we blij maken, wij hielden het voor gezien in Cades Cove en reden nu rechtstreeks naar ons motel in het plaatsje Townsend, net buiten het park.
Dat motel, de Best Western, was eigenlijk wat te duur naar onze smaak. Een paar weken eerder had ik geprobeerd om het te annuleren, pas op dat moment was ik tot de ontdekking gekomen dat kosteloos annuleren niet mogelijk was. Kwestie van even niet opgelet toen ik de kamer had geboekt. Okay, we moeten uiteraard toch ergens slapen, we hebben de reservering dus maar laten staan. Toen we onze kamer binnenstapten, begrepen we meteen waarom het hier zoveel duurder was dan gemiddeld…… niet alleen was de kamer 2x zo groot als een standaard motelkamer, er zat ook nog eens een jacuzzi in! Dat zag er aantrekkelijk uit! Maar nu nog niet, het was etenstijd, en bovendien wilden we nog kort even terug naar het park om een waterval langs de Little River Road te gaan bekijken.
’t Kostte even wat moeite om Meigs Falls te vinden, de waterval lag enigszins verstopt tussen het vele groen langs de Little River Road. In eerste instantie stonden we op de verkeerde plek langs de oever van het riviertje, maar bij poging twee vonden we de waterval alsnog. Ach, ’t was een aardig exemplaar, maar een diepe indruk heeft ie niet op ons achtergelaten. Omdat er maar één shot mogelijk was, waren we snel klaar met onze fotografie-sessie. We hadden nog niet echt zin om nu alweer terug te gaan naar ons motel. Hans stelde voor om de Cades Cove Loop nog een keer te rijden, misschien zou op dit late tijdstip de kans op het spotten van beren groter zijn. En zo reden we even later voor de tweede keer de Cades Cove vallei in. Deze keer ging ’t sneller, het was minder druk en we hoefden nu natuurlijk niet voor elk kerkje of uitzichtpunt te stoppen. We waren al een heel eind gevorderd zonder ook maar één beest te zien, we hadden de hoop dat we een beer zouden tegenkomen dan ook al opgegeven. Tot we toch nog onverwacht op een groep stilstaande auto’s stuitten die de smalle weg volledig blokkeerden. Ja hoor, daar in de verte bij de bosrand, daar liepen twee beren rond! Op de foto die Hans vanmiddag had gemaakt was alleen een onherkenbaar zwart stipje zichtbaar, op de foto die hij deze keer schoot was in elk geval nog net te zien dat het om een beer ging. Vaag, onscherp….. te ver weg. Dus helaas, ook deze foto is niet door de ballotagecommisie gekomen. Onze berenjacht kwam hiermee dus weinig succesvol tot een eind, het werd tijd om naar ons motel te gaan. Ik hoef denk ik niet uit te leggen hoe we daar, op onze luxe kamer, het laatste stukje van de avond hebben volgemaakt!
DAG 12 : VRIJDAG 12 MEI : TOWNSEND – GREAT SMOKY MOUNTAINS NP – MINGO FALLS – SOCO FALLS – MURPHY
Gereden: 167 mijl
Natuurlijk wisten we al van te voren dat Great Smoky Mountains National Park ons minder aan zou spreken dan de parken in het zuidwesten van de USA. En onze beleving sloot inderdaad naadloos aan op onze verwachting, we vinden het fijn dat we het park gezien hebben, maar het riep nergens een ‘wat is dit fantastisch’-gevoel op. In de ochtend doorkruisten we het park via de Newfound Gap Road van noord naar zuid; de typische Great Smoky Mountains uitzichten voegden niet veel toe aan de uitzichten die we gisteren al hadden gezien, en na een rondje over het Mountain Farm Museum hadden we voorlopig ook wel even genoeg geschiedenisles geconsumeerd. Tijd dus om afscheid te nemen van het park.

Mingus Mill
Nog geen kwartier nadat we het park achter ons lieten, stonden we al op de Mingo Falls parkeerplaats. Eindelijk konden weer eens onze wandelschoenen aantrekken, die hadden echt niet genoeg te doen gehad tijdens deze vakantie. Niet dat we nu ver moesten gaan lopen, de waterval lag maar op zo’n 400 meter afstand van de parkeerplaats vandaan. De trail bestond overigens niet uit een gewoon wandelpad, maar uit traptreden. Nadat we al die honderd-een-en-zestig traptreden hadden beklommen, stonden we oog in oog met de waterval. Die er wat smalletjes uitzag, blijkbaar doet ie ’t beter nadat het een keer stevig heeft geregend. We hoopten maar dat de tweede waterval die op de planning stond wel op z’n mooist zou zijn. De naam van die waterval was Soco Falls, we reden ernaartoe via de befaamde Blue Ridge Parkway. Die weg is maar liefst 469 mijl lang, wij pakten daarvan nu alleen de 13 meest zuidelijke mijlen mee. Maar dat kleine stukje was al voldoende om ons ervan te overtuigen dat dit echt een bijzonder mooie route is. Omdat de weg vrij hoog ligt hadden we regelmatig een prachtig zicht op de bergkammen, vooraan de lage bergkammen, en verder naar achter steeds hoger. Vol met bomen in allerlei kleurschakeringen, van heel lichtgroen naar donkergroen en soms ook wat bruin daar tussendoor. Helaas was het zwaarbewolkt, waardoor al die kleuren niet tot hun recht kwamen. Nog méér dan in Great Smoky Mountains National Park hadden we het idee dat het hier in de herfst bijzonder mooi zal zijn. En bijzonder druk, dat ongetwijfeld ook!

Mingo Falls
Ik ben even afgedwaald…… ik had het dus over Soco Falls. Ook deze keer hoefden we niet ver te lopen, op slechts enkele tientallen meters van de weg vandaan lag een houten platform vanwaar we deze dubbele waterval konden bekijken. Het water kwam van twee kanten uit naar beneden, en stroomde via een ondiep kreekje verder, over een rotsachtige bodem. Dit was echt een beauty, die wilden we zeker van dichterbij gaan bekijken. Vanaf het platform konden we omlaag lopen via een primitief, glibberig rotspad. Er hing een touw naast het pad, en dat had ik hard nodig om veilig af te kunnen dalen. ’t Laatste stukje durfde ik niet meer. Ik vond ’n prima plekje recht vóór de grootste tak van de waterval, Hans ging nog wel tot helemaal naar beneden toe. Zodat ie beide watervalgedeeltes én ook het kreekje gezamenlijk op de foto kon zetten. Terwijl ik daar zat te genieten, kwamen er nog drie mensen naar beneden toe. Een vrouw van ongeveer mijn leeftijd, en twee veel jongere mensen. Haar zoon en dochter misschien? De vrouw had voortdurend hulp nodig van de jongeman, het deed me stiekem toch wel een beetje goed dat ik niet de enige ben die op dit soort paden zo aan het stuntelen is. Het drietal kwam tot bijna op de plek waar ik zat, plotseling draaiden ze om en gingen weer naar boven toe. Hé wat gek, ben je zo ver gekomen en dan neem je niet eens de tijd om de waterval goed te bekijken. Ik vind dit juist altijd de meest heerlijke momenten van onze vakanties, ergens rustig gaan zitten en kijken. Hans mag van mij dan ook lekker lang bezig zijn met het maken van zijn foto’s!
We gingen zowaar tóch nog even Great Smoky Mountains National Park in. Naar het wat minder bekende gedeelte dat Deep Creek heet, helemaal in het zuiden. We hadden twee watervallen uitgezocht, opnieuw hoefden we niet al te ver te lopen. Via een bospad ging het, toch nog wel redelijk steil omhoog, naar Juney Whank Falls. Net zoals bij Laurel Falls, waar we een paar dagen geleden waren, lag er een bruggetje voor de waterval. En dus hadden we hier hetzelfde ‘probleem’: het lukte niet om de waterval in één shot op de foto te krijgen, het bruggetje zat in de weg. Via het mooi aangelegde bospad liepen we nog een stukje verder, we kwamen zo vanzelf terecht op een breed pad direct langs de oever van Deep Creek. En daar, aan de overkant van het water, lag Tom Branch Falls. Oeps…… dit was wel een héél miniem klein z…kstraaltje zeg….. dit verdiende maar nauwelijks de benaming ‘waterval’. De National Park Service had een paar houten banken langs de oever gezet, ik heb daar even uit zitten rusten. Nou ja, echt moe was ik niet van deze korte hike, maar het was gewoon lekker om even op mijn gemak naar de best wel leuke details van dit watervalletje te kijken. Toen Hans klaar was met het maken van foto’s was ’t tijd om weer naar de auto terug te lopen, we hadden nog een flinke rit voor de boeg.
Een rit van zo’n 60 mijl, om precies te zijn, via Nantahala National Forest. Een prachtige route was dat, we reden langs een wild stromende rivier waarin we veel kayakkers en rafters zagen. Aan veel van de bomen hingen een soort van lianen, we verwachtten Tarzan nog wel voorbij te zien komen maar nee, blijkbaar was ie vandaag bij Jane thuis gebleven. Voordat we het wisten waren we al in het plaatsje Murphy beland, waar we direct op zoek gingen naar een restaurant. ’t Was alweer zowat een week geleden dat we Chinees hadden gegeten, dat werd wel weer eens tijd. Dus wij blij toen we er vrijwel direct één vonden. En wij wat minder blij toen we binnen zaten, ’t was een wat aftands restaurant dat duidelijk z’n beste tijd had gehad. We moesten de rijst en de groente echt van de bodem van de buffetbakken scharen, het werd maar nauwelijks aangevuld. En dat beetje wat er nog wel in zat was niet altijd meer goed warm. Bovendien hing er een dreigend briefje boven het buffet: als je meer opschepte dan dat je op at, dan moest je extra betalen. Op zich begrijpelijk, ik denk dat er in zo’n buffetrestaurant vaak heel wat voedsel wordt verspild. Maar als ze willen dat je je bordje braaf leeg eet, dan moeten ze er natuurlijk wél voor zorgen dat ’t lekker smaakt. Ach, we werden in elk geval niet in de verleiding gebracht om te veel te eten, dat was dan wel weer een voordeel.
We hadden een overnachting geboekt in het Murphy Motel, net buiten het plaatsje. De helft goedkoper dan de Best Western waar we deze ochtend nog wakker waren geworden. En de helft kleiner. En zonder jacuzzi. But who cares, we hebben er prima geslapen hoor!

Soco Falls
DAG 13 : ZATERDAG 13 MEI : MURPHY – POW WOW – JOHNSON GRIST MILL – CORNELIA
Gereden: 164 mijl
Op 16 juni 2007, tien jaar geleden dus alweer, bezochten we een Pow Wow in de staat Wyoming. En omdat we daar zo ontzettend van hadden genoten, wilden we heel graag nog een keer zo’n Pow Wow meemaken. Maar helaas, nooit vonden we er één die op de juiste tijd en de juiste plaats werd georganiseerd. Totdat we, een paar maanden geleden, op de aankondiging van de Pow Wow in de plaats Canton stuitten! Routetechnisch lag Canton hartstikke ongunstig, but who cares! We waren al lang blij dat we eindelijk weer eens naar een Pow Wow zouden kunnen gaan, die rare kronkel in de route hadden we daar graag voor over.
Het festivalterrein zou om 10 uur opengaan. We waren er ruim op tijd, op het grote grasveld dat als parkeerterrein diende stond nog maar een handjevol auto’s. Bij de kassa had zich een kleine rij mensen gevormd, ze stonden geboeid te luisteren naar een vrouw die vol passie een verhaal stond te vertellen. Over de sterke band die de Native Americans hebben met de natuur. En over het onderwijs, tijdens de geschiedenisles zouden feiten die op haar volk betrekking hebben niet altijd correct worden weergegeven. Ze had er samen met haar zoon voor gezorgd dat dat werd aangepast, zo vertelde ze. Nou, ik geloofde haar best. Ze was een zéér pittige tante, ik kon me het levendig voor de geest halen hoe zij op school haar mening kenbaar zal hebben gemaakt. De wachttijd ging wel lekker snel voorbij zo, voordat we het wisten was het 10 uur geworden, en ging de kassa open. Het viel me wel op dat de rij bezoekers ondertussen maar weinig langer was geworden.
Net zoals bij de Pow Wow in Cody, van tien jaar geleden, stonden er tal van commerciële kraampjes op het terrein. Waar de nodige merchandise en natuurlijk ook eten en drinken gekocht kon worden. Belangrijker was het ronde grasveld waarop het dansfeest plaats zou gaan vinden, we keken even aan welke kant de zon stond (we wilden natuurlijk niet tegen de zon in gaan fotograferen) en zochten toen een mooie plek direct langs de rand van het grasveld uit. We hadden onze eigen stoelen meegenomen, lekker makkelijk dus. Omdat we geen programmaboekje of iets dergelijks hadden gekregen, wisten we niet wat ons te wachten stond. Nou, eh……, eigenlijk vat dat laatste zinnetje het al heel aardig samen: er stond ons heel wat te wachten. En dat bedoel ik dus letterlijk!
Zo moesten we allereerst al behoorlijk lang wachten tot The Master of Ceremonie (de Emcee) de Pow Wow voor geopend verklaarde. Hij kondigde aan dat er eerst een aantal artiesten op zou treden, en dat daarna The Grand Entry plaats zou vinden. Dat is het moment waarop alle dansers gelijktijdig het dansterrein oplopen, om zich aan het publiek voor te stellen. De eerste artiest was, zo hoorden we, een wereldberoemde fluitist/violist. Verwachtingsvol keken we uit naar het moment waarop deze man zou gaan optreden; toen hij eindelijk begon te spelen keken we nog veel méér verwachtingsvol uit naar het moment waarop hij zou gaan stoppen. Man o man, wat speelde die kerel slecht zeg….. zijn fluitspel was regelmatig hartstikke vals, op de viool slaagde hij er zowaar in om goed op toon te spelen maar was ‘t wel ongelooflijk saai……. En alsof dat nog niet slaapverwekkend genoeg was, hield hij daarna ook nog eens een lange theatrale toespraak over….. eh……. ik weet niet meer waarover. Sorry, ik heb niet goed opgelet! Wat waren we blij toen hij eindelijk klaar was.
Het tweede optreden werd verzorgd door de Mexicaan Ricardo Garcia en zijn familie. ’t Groepje bestond uit vier personen, pa, ma, zoon en dochter. Ze hadden kleurrijke kostuums aan, vooral de grote verentooien op hun hoofden waren erg indrukwekkend. De zoon speelde op een drum, pa, ma en dochter dansten op het ritme van zijn muziek. Heel krachtig, en steeds sneller. Dit was in elk geval een heel stuk beter dan dat eerste optreden. Als derde mochten we kijken naar een hoop dance, dat is een danssoort die in de jaren ’30 is ontstaan. De danser had een aantal hoepels die hij tijdens het dansen om zijn armen, benen en lichaam liet draaien en waarmee hij onderwijl ook nog allerlei figuren wist te vormen. Blijkbaar waren de artiesten daarna op. En was het nog lang geen tijd voor de Grand Entry.

Canton Powwow
Of het gepland was, of nu maar spontaan werd ingevoegd om de tijd op te vullen, dat weet ik niet. Maar de Emcee pakte zelf een gitaar en begon ons te vermaken met een country song. Met een Pow Wow had dit optreden niets te maken, maar ik was allang blij dat de goeie man stukken beter speelde én zong dan die ‘wereldberoemde’ fluitist/violist van zo-even.
Hans had al een paar keer opgemerkt dat hij maar erg weinig Native Americans in danskostuums rond zag lopen. En de tijd van de Grand Entry kwam nu toch wel erg dichtbij. En inderdaad, hij had gelijk. De groep die na de aankondiging van de Emcee het dansterrein op liep was klein….. heel klein. Maar toch, ook al waren het maar weinig dansers deze keer, het was nog net zo fascinerend om dit ritueel te mogen aanschouwen als destijds in Cody. De dansers werden begeleid door een drum, dat is een groep mannen die – elk met een eigen drumstick – op een grote trom slaan die tussen hen in staat, tegelijkertijd zingen zij Indiaanse liederen die vooral bestaan uit monotone, ritmische keelklanken. Langzaam liepen de dansers de hele circel rond, eerst twee passen met de ene voet, daarna twee passen met de andere voet.
Het publiek werd nu uitgenodigd om ook mee te dansen. En dan zie je pas dat het helemaal niet eenvoudig is om dat zo simpel uitziend danspasje uit te voeren….. het ging de ‘gewone’ mensen heel wat minder goed af dan de echte Pow Wow dansers. Eerst mochten de militairen zich melden, actieve militairen en veteranen. En omdat het morgen moederdag was, mochten ook alle moeders mee komen dansen. (Misschien verwacht er nu iemand dat ik nog wel ergens op een foto zal staan, al dansend tussen de Native Americans. Maar dan moet ik je toch teleurstellen, ik heb niet mee gedanst!) En daarna riep de Emcee alle bezoekers op om mee te komen doen, lang niet iedereen gaf daar gehoor aan maar er was ook een groep toeschouwers die het wel leuk vond om de circel in te gaan. Ik zat liever vanaf mijn stoeltje te genieten van al deze saamhorigheid…… jong en oud, blank, zwart, Indiaans, sommigen heel ritmitsch en anderen als een houten plank….. ik vond het heerlijk om ernaar te kijken.
Nu zou de danswedstrijd toch wel gaan beginnen, dachten we. Maar de organisatie had andere plannen. Ze vonden namelijk dat onze fluitist/violist best nóg een keer op kon komen treden. Ook Ricardo Garcia, de hoop dancer en zelfs de country song van de Emcee kwamen weer voorbij. Met andere woorden, het was een exacte kopie van het ochtendprogramma. Nee, dit was echt niet leuk meer. We zijn maar even een rondje langs de commerciële kraampjes gaan slenteren…..
Eindelijk, eindelijk begon dan toch de danswedstrijd. De eerste deelnemers die in de circel verschenen waren de Tiny Tots, de kinderen tot en met 6 jaar. Oooh, wat zagen die er ongelooflijk schattig uit. Om het maar even op z’n Amerikaans te zeggen: they were sóóó cute….. Drie kleine meisjes in erg mooie kostuums stonden gezellig samen midden in de circel, zonder ook maar één danspas te zetten. Een jochie deed wel echt z’n best, hij deed bewegingen na die ik herkende van de Men’s Traditional Dance. Daarbij buigen de mannen regelmatig hun hoofd en bovenlichaam naar beneden toe. Het jochie deed dat ook maar dan wel continu, hij vergat zo nu en dan ook eens overeind te komen. ’t Was wel ontzettend leuk om hem zo bezig te zien. Als laatste werd er nog een meisje min of meer de circel ingeduwd….. ze was iets groter dan de anderen (een jaar of 8, schatte ik) en ze had ook als enige een wedstrijdnummer op haar kleding. Ik besefte wat er gebeurde, dit meisje zou eigenlijk moeten deelnemen aan de danswedstrijd voor haar leeftijdscategorie, maar er waren daarvoor geen andere deelnemers. Daarom werd ze nu ineens toegevoegd aan de Tiny Tots. Ik vond het sneu voor haar. Ze danste hartstikke goed, ze hoorde absoluut niet in deze groep thuis. Ik heb na afloop dan ook extra hard voor haar geapplaudisseerd.
Het tekort aan deelnemers werd vooral bij de kinderen pijnlijk duidelijk. Zo waren de tienerjongens in twee categoriën ingedeeld (Traditional en Fancy). Bij de eerste categorie waren er maar twee deelnemers, bij de tweede categorie zelfs maar één. Het aantal meisjes was maar nauwelijks groter; met zo weinig jeugdige belangstelling vrees ik helaas voor de toekomst van de Pow Wow.

Canton Powwow
Na de kinderen waren de volwassenen aan de beurt. Hier viel het ons op dat het niveauverschil tussen de deelnemers onderling veel groter was dan tien jaar geleden in Cody. Sommige dansers waren erg goed, het was een genot om hen – elk in hun eigen stijl – bezig te zien. Maar anderen konden er, met alle respect, echt helemaal niets van. Dat zal ook aan hun leeftijd hebben gelegen, er waren enkele hoogbejaarde deelnemers die, zo vermoed ik, in hun jonge jaren goede Pow Wow dansers zijn geweest, maar die nu alleen nog maar voor hun plezier meededen. Zoals die ene man met z’n opvallende zwarte hoge hoed, compleet met één veer. En met de tekst “US Air Force Veteran” op zijn mouw. Die man stráálde, hij genoot zichtbaar van de fijne gemoedelijke sfeer. En op mijn beurt genoot ik er weer van om hem naar hem te mogen kijken, dat hij de danspassen niet (meer) beheerste kon me werkelijk waar helemaal niets schelen. Ook diverse andere deelnemers vielen meer op vanwege hun markante uiterlijk dan vanwege hun danscapaciteiten. Met andere woorden, er viel genoeg te zien voor ons.
Tijdens de “Men’s Grass Dance” maakten de dansers hele snelle, vloeiende bewegingen, in combinatie met de lange kleurrijke linten die aan hun kleding zat was dat erg mooi om te zien. Het was zonder meer het meest spectaculaire onderdeel van de danswedstrijd. En daarbij ook nog eens het laatste onderdeel, een mooi moment dus om ons boeltje bij elkaar te pakken en het festivalterrein te verlaten. Met gemengde gevoelens…… We waren het er roerend over eens dat deze Pow Wow absoluut niet in de schaduw kon staan van de Pow Wow die we 10 jaar geleden in Cody zagen. Organisatorisch, kwalitatief en ook kwantitatief, ’t stelde niet echt veel voor deze keer. Maar toch….. ik had wél genoten van de sfeer, van de prachtige kostuums, en van de mooie dansmomenten. Dus één ding weet ik zeker, als er in de toekomst ooit weer een Pow Wow in onze route ingepland kan worden, dan gaan we er zeker weer naartoe!
We twijfelden of we nog, zoals gepland, naar de plaats Cleveland zouden rijden. Want ’t was al best laat, zou het echt de moeite waard zijn om voor alleen één watermolen nog een omweg te gaan maken? Ach, zo heel erg lang was die omweg nou ook weer niet, dus vooruit….. we gaan er even een kijkje nemen, zo beslisten we. We hadden immers niet voor niets via email toestemming geregeld om het privéterrein waarop de watermolen lag te mogen betreden. En zo stonden we dus, een half uurtje voordat de schemering inviel, bij Johnson Grist Mill. En waren we blij dat we, ondanks onze twijfel, er toch voor hadden gekozen om hier nog even naartoe te rijden. ’t Prachtige houten gebouw met het mooie waterrad ernaast, een lieflijk vijvertje ervoor met twee kleine bruggetjes, dit plekje was echt bijzonder fotogeniek. Wel jammer dat de boom die direct voor het gebouw stond veel dichter begroeid was dan op de foto’s die we eerder op internet hadden gevonden, ’t gebouw ging nu net wat teveel schuil achter al die groenigheid. Op hetzelfde terrein stond ook nog een kleine woning met, heel sfeervol, een schommelstoel en een schommelbank op de veranda. En een half vervallen houten kar, ook leuk om te zien. Nadat we de nodige foto’s hadden gemaakt stapten we weer in de auto voor de laatste rit van vandaag….. maar nog geen twee minuten later stapten we alweer uit omdat we zomaar onverwacht een schitterend houten kerkje naast de weg zagen staan. Met een piepklein kerktorentje erop. We moesten nog snel zijn om dit gebouwtje op de foto vast te kunnen leggen, want het begon nu echt al donker te worden. Later hebben we geprobeerd uit te zoeken of dit kerkje ook een naam had, en of er een bepaalde geschiedenis aan was verbonden. Nee hoor, googlen op de woorden church en Cleveland, Georgia leverde helemaal niks op. Tja, dat komt misschien wel omdat het géén kerkje bleek te zijn, de enige informatie die we vonden was dat het ooit een one classroom school moet zijn geweest. Hadden we ons dus een beetje in de luren laten leggen door dat kleine ‘kerktorentje’. Ach, dat maakte het er niet minder mooi op, toch!

Johnson Grist Mill
DAG 14 : ZONDAG 14 MEI: CORNELIA – TOCCOA FALLS – TALLULAH GORGE STATE PARK – GLEN FALLS – DRY FALLS – SAPPHIRE
Gereden: 114 mijl

Toccoa Falls
Ik schreef ’t al in de inleiding, we hadden besloten om Memphis en Nashville over te slaan, en daarvoor in de plaats enkele watervallen te gaan bekijken. Toccoa Falls was de eerste op onze planning. Want zeg nou zelf, een waterval die ‘higher’ is dan ‘Niagara Falls’, die moet je gezien hebben, toch! Ach, we weten het, Amerikanen houden nu eenmaal van woorden zoals ‘deeper’, ‘older’ of ‘higher’, en zelfs nog meer van de overtreffende trap, als in ‘the deepest’, ‘the oldest’ of ‘the highest’. Toccoa Falls is met z’n 57 meter inderdaad hoger dan Niagara Falls, maar in de folders stond uiteraard niet vermeld dat ie ook een ietsiepietsie smaller is dan die befaamde soortgenoot. Want dan klinkt ’t ineens veel minder spannend, toch!
De waterval ligt op de campus van Toccoa Falls College, normaal gesproken moet je een kleine entreeprijs betalen om het terrein op te mogen rijden maar op het moment dat wij daar aankwamen was er geen mens te zien die onze dollars van ons aan kon nemen. Er was geen slagboom of iets dergelijks, we zijn dus maar gewoon naar de parkeerplaats gereden. Ook bij het daarnaast gelegen restaurant was nog geen levende ziel te bekennen, blijkbaar zijn ze niet ingesteld op vroege bezoekers. Vanaf de parkeerplaats hoefden we maar een heel klein stukje te lopen, een bochtje om, en daar zagen we de waterval al. O nee hè, wat stond ie toch compleet verkeerd in het licht…… het bovenste deel baadde in het felle zonlicht, de rest van de waterval lag helemaal in de schaduw. Slechter konden we het niet treffen. Qua fotografie dan, de waterval zelf werd er uiteraard niet minder mooi door.
Het werd nu tijd voor het meer serieuze werk, namelijk een flinke wandeling door Tallulah Gorge State Park. Qua afstand viel ’t wel mee hoor, in totaal was de wandeling nog geen 4 kilometer lang. Maar een groot deel daarvan bestond uit traptreden……. elfhonderdtweeëntwintig traptreden om precies te zijn. Nee hoor, ik heb ze niet zelf geteld, daar was echt geen beginnen aan. Het aantal treden stond vermeld op een bord naast de trail, uiteraard gaan we ervan uit dat iemand anders wél even heeft gecheckt of het precies klopt. Wij kunnen in elk geval wel bevestigen dat het er veel waren…… We gingen alsmaar naar beneden, onderweg werden we getrakteerd op diverse viewpoints vanwaar we de diepe Tallulah Gorge in konden kijken. Via een lange hangbrug die zich op ongeveer 25 meter boven de bodem bevond gingen we naar de andere kant van de kloof toe, ook daar kwamen we veel traptreden tegen waarover we nog verder afdaalden.
Zo bereikten we een van de beste viewpoints, we zagen het water van de Tallulah River via de mooie Hurricane Falls tussen de ruige rotswanden door omlaag donderen. Hoewel dit dus de belangrijkste bezienswaardigheid van het park was, leek een stel andere bezoekers er helemaal geen interesse in te hebben. Ze leunden over de railing van het viewing platform, en keken naar iets dat zich daar recht beneden bevond. Uiteraard volgden wij hun voorbeeld, en hé, daar lag een grote slang op de rotsbodem naast de rivier. Leuk om zo – op lekker veilige afstand – te kunnen zien hoe die slang daar over de bodem heen kronkelde, het water in gleed, en vervolgens weer op een ander rotsplateau terecht kwam. Nadat we de nodige foto’s hadden gemaakt van de slang en natuurlijk ook nog van de waterval hielden we een korte pauze. Even moed verzamelen voor de klim omhoog….. Het laatste stuk van de wandeling was gelukkig veel makkelijker. We liepen nog een stuk langs de bovenzijde van de kloof, en gingen via een brug weer naar de andere zijde. Geen leuke hangbrug, maar gewoon een saaie betonnen brug die ook door het autoverkeer werd gebruikt. Daarna nog een stukje door het bos, en zo bereikten we de parkeerplaats weer.
Zo, wat was het druk geworden daar! De officiële parkeerplekken waren tot de laatste plaats toe bezet, en er stonden ook al een heleboel auto’s in het gras naast de weg. Maar we waren nog niet bereid om iemand met ons mooie parkeerplekje blij te maken. Eerst moesten we hoognodig een sanitaire stop maken in het Visitor Center, en de giftshop gaan bekijken in het kader van onze ‘souvenirs voor kleindochter en kleinzoon’-expeditie. Wat een mooi Visitor Center was dit; via schuine looppaden daalden we langs een mooi vormgegeven tentoonstelling omlaag, geheel in de bij dit park passende stijl dus. We hebben ook nog even vlak bij de parkeerplaats een schaduwplekje gezocht en daar onze stoelen en picknickspullen neergezet. Want na al die elfhonderdtweeëntwintig traptreden (omlaag én omhoog) hadden we wel een lekkere lunch verdiend, toch!

Glen Falls
Ik had zo m’n twijfels of het wel slim zou zijn om Glen Falls te gaan bekijken. Ik had immers gelezen dat het zicht op die waterval soms door de vegetatie deels geblokt wordt, dat klonk dus niet zo aantrekkelijk. Maar qua tijd was het zeker wel haalbaar, dus Hans vond dat we ’t gewoon moesten gaan proberen. En hij gaf vooraf alvast een oordeel: als de waterval tegen zou vallen, dan was ’t mijn schuld (ik had ‘m immers in onze route opgenomen). Maar als de waterval heel mooi zou blijken te zijn, dan was dat zijn verdienste (omdat hij nu had beslist om er daadwerkelijk naartoe te gaan). Tja…..
Glen Falls bestaat uit drie aparte delen: Upper, Middle en – hoe origineel – Lower Glen Falls. Via een mooi bospad liepen we omlaag, na zo’n 800 meter bereikten we het bovenste deel van de waterval. Inderdaad werd de blik op de waterval hier wel enigszins beperkt door de begroeiïng, maar het grootste deel konden we nog prima zien hoor. Het water viel in twee trappen 21 meter omlaag, het eerste stuk steil naar beneden, het tweede stuk schuin via de onderliggende rotslaag. Om Middle Glen Falls te kunnen zien moesten we nog een paar honderd meter verder lopen, het bospad bestond uit één en al boomwortel dus dat liep wat onhandig. Gelukkig maar dat we stevige wandelschoenen aan hadden, dat was geen overbodige luxe. Middle was net iets minder hoog dan Upper, maar zeker zo fotogeniek. Prachtig hoor, hoe het water over een schuin aflopende rotswand naar beneden stroomde. Het derde deel van de hike was zelfs nog wat lastiger dan het tweede deel, eerst moesten we een stukje door de modder heenlopen, daarna was er haast geen pad meer zichtbaar doordat boomwortels en rotspunten echt helemaal de overhand hadden. Een wat ouder stel dat we tegenkwamen beklaagde zich daarover; tja, ze hadden schoenen aan met vrij dunne zolen, ze voelden zo natuurlijk elke oneffenheid! Lower Glen Falls was wat minder mooi dan de eerste twee delen, maar de plek vanwaar we ‘m konden bezichtigen was wel dik de moeite waard. We kwamen namelijk uit bij een piepklein strandje met een al net zo klein meertje daarvoor. Een heerlijke plek om even lekker uit te rusten. Alles bij elkaar was het gewoon een heerlijke trail, we waren blij dat we ondanks mijn twijfel toch naar deze waterval toe waren gegaan. En ja, ik zal ’t nog maar even benoemen: Hans, dit was een prima beslissing van jou hoor!
We hadden nu nog één waterval tegoed. Om Dry Falls te kunnen zien hoefden we niet al te veel moeite te doen, de waterval lag namelijk heel dicht langs Highway 64. Aan de grote parkeerplaats zagen we al direct dat dit een heel populaire waterval was. Logisch natuurlijk, makkelijk bereikbaar betekent vanzelfsprekend ook: veel bezoekers. ’t Was dus file lopen, de stroom bezoekers die via het wandelpad omlaag liep was qua omvang al net zo indrukwekkend als de stroom water die van een overhangende rotswand af naar beneden kwam zetten.

Dry Falls
Zo, dit was echt een mooie waterval, zeg! Absoluut de mooiste van vandaag, vooral dankzij de combinatie met die ruige komvormige rotswand. Het wandelpad liep achter de waterval door, zo konden we ‘m dus van alle kanten uit bekijken. Maar wat zouden we ontzettend graag het véél te felle zonlicht hier hebben willen ruilen met het grauwe weer dat ons in New Orleans zo had dwars gezeten. Voor fotografie was het licht echt een ramp! Op een bewolkte dag zouden we hier van alle kanten uit prachtige foto’s hebben kunnen maken, nu moesten we ons noodgedwongen beperken tot het maken van een paar plaatjes vanuit de rechterzijde. Jammer….
Het was me niet gelukt om via Booking.com in het plaatsje Sapphire een hotelovernachting te vinden. Vandaar dus dat we, helemaal nieuw voor ons, een kamer hadden geboekt via AirBnB. We lieten TomTom ons de weg wijzen naar het centrum van het plaatsje, en daar werd het ons wel duidelijk waarom Booking.com er geen accommodaties beschikbaar had. Er stond daar namelijk helemaal niets! Geen huizen, geen winkels, en zelfs geen kerk. En dat wil toch echt heel wat zeggen hier in dit zuidelijke stukje Amerika! Rondom het ‘centrum’ lagen wel enkele woonwijken, en daar zou zich dus ergens onze AirBnB bevinden. Op Google Maps hadden we al gezien dat de woning in een kronkelig straatje stond, in een bosrijke woonwijk. In het begin leek onze zoektocht heel goed te gaan, we verlieten Highway 64 en kwamen in een omgeving terecht die er precies zo uitzag als wat we al op Google Maps hadden gevonden. Maar toen we voor ons gevoel bijna op de juiste plek waren, raakte TomTom de weg kwijt. Met behulp van de straatnamen die ik thuis had opgeschreven kringelden we door de woonwijk heen, maar nergens zagen we de straatnaam waarnaar we op zoek waren. Bij een van de dure huizen zagen we een man die buiten bij zijn garage bezig was, we besloten hem om hulp te vragen. ’t Voelde best even gek aan hoor, om zomaar bij een woning de oprit op te lopen. Maar ik hoefde me zeker niet bezwaard te voelen, de man was hartstikke vriendelijk. Vol belangstelling luisterde hij naar ons verhaal, hij riep zijn vrouw erbij en daarna ging hij ook nog een kaart van de omgeving halen. En zo kwamen we samen tot de conclusie dat we waarschijnlijk al heel dicht bij de goede straat waren geweest, we waren bij onze eerste zoekpoging nét niet ver genoeg doorgereden. We namen afscheid van het vriendelijke stel, ze riepen ons nog na dat we – als het niet zou gaan lukken – zeker even terug moesten komen. Dan zouden ze nog even met hun eigen auto met ons meerijden om de juiste plek te zoeken. Wat is dat toch fijn, als mensen zo vriendelijk en behulpzaam zijn, zoiets geeft mijn beeld van onze soortgenoten toch weer even een lekkere oppepper.
We reden nu in één keer naar het goede adres toe. Bij de voordeur zat een kastje dat we met behulp van een code konden openen, en voila, daar lag de sleutel van de voordeur. En zo konden we dus zomaar de stille woning binnengaan. We kwamen binnen in een gang, direct rechts lag onze kamer. Die zag er prima uit hoor, een fatsoenlijk bed, een mooie badkamer erbij, meer hebben wij niet nodig. Nadat we onze spullen naar binnen hadden gebracht, zijn we even verder de woning ingelopen. Gek hoor, om zomaar in de woonkamer te staan van iemand die je helemaal niet kent, en die zelf niet thuis is. Achter de woonkamer lag een grote veranda, de deuren daarnaartoe stonden gewoon open.
’t Was puur toeval dat we juist vandaag, kort voordat we naar Sapphire waren gereden, een salade hadden gekocht. Makkelijk, nu hoefden we niet op zoek te gaan naar een restaurant in dit centrumloze plaatsje. De veranda zag er wel heel erg uitnodigend uit, het was heerlijk weer en we hadden vandaar ook een prachtig zicht op het omliggende berglandschap. Een geweldige plek dus om onze salade te verorberen. Toen we klaar waren met eten, zijn we naar onze kamer gegaan. Er moesten immers nog foto’s worden gebackupt, en ook het live reisverslag moest nog worden bijgewerkt. Terwijl we daarmee bezig waren hoorden we de bewoners thuiskomen, natuurlijk zijn we ons netjes even aan hen voor gaan stellen. ’t Waren heel aardige mensen, maar een echte klik hadden we niet met hen. Het gesprek kwam niet echt lekker op gang, zoals eerder vandaag wel het geval was geweest bij dat behulpzame stel. Na een kort praatje zijn we dus maar weer naar onze kamer gegaan.
DAG 15 : MAANDAG 15 MEI: SAPPHIRE – RAINBOW FALLS – CRABTREE FALLS – BANNER ELK
Gereden: 150 mijl
We houden ervan om lekker vroeg aan de dag te beginnen. Zodat we nog kunnen profiteren van de koele ochtend, én tegelijkertijd de drukte voor kunnen blijven. Als we in een motel overnachten, dan is ’t natuurlijk geen probleem om vroeg te vertrekken. Maar hier, vanuit de AirBnB, was dat toch wel anders. ’t Leek ons wel zo netjes om even afscheid te nemen van de bewoners, maar die waren nog niet wakker. En om nu te gaan zitten wachten totdat ze zich zouden laten zien, daar hadden we toch ook niet echt zin in. Dus zijn we maar zo zachtjes mogelijk de deur uitgeslopen…… Verdorie, ’t leek wel of elk geluid dat we hier maakten véél harder klonk dan onze vertrekgeluiden in een standaard motel. Vooral die hordeur die, ook als we die zoveel mogelijk tegenhielden, toch bij het dichtvallen nog een flinke klap gaf. Sorry lieve mensen…… we hopen maar dat jullie niet teveel last hebben gehad van ons vroege vertrek.

Rainbow Falls
Na een korte rit, tien minuten ongeveer, reden we Gorges State Park in. Op de zeer grote parkeerplaats stond slechts één andere auto, we konden dan ook wel stellen dat we geslaagd waren in ons voornemen om de drukte voor te blijven. En ook met de temperatuur zat ’t wel goed, ’t was zelfs nog zo koud dat we onze vesten aan moesten doen. Tijdens de eerste helft van de trail, waarbij we voortdurend omlaag liepen, bleven de vesten lekker aan. Na een kleine twee kilometer bereikten we het laagste deel van de trail, we moesten daar door een klein kreekje heen lopen. Even wat boulder hoppen….. we kregen er niet eens natte voeten van. Voorbij ’t kreekje begon het wandelpad serieus te stijgen…… onze vesten verhuisden dan ook al snel naar onze rugzak. Het doel van onze wandeling was Rainbow Falls, een 46 meter hoge waterval waar je soms – in de mist voor de waterval – een regenboog kan zien. Met name tijdens zonnige dagen, in de ochtend. Nou, zonnig was ’t zeker. En het was ook nog ruimschoots ochtend. Maar die regenboog, die zagen we niet.
Wat we wel zagen, dat was een imposante waterval, breed, hoog, en heel erg krachtig. Het water kwam met donderend geweld naar beneden zetten, hoewel we ons best een eind van het water af bevonden raakten we toch doorweekt door het vele stuifwater. ’t Was ijskoud ineens, we waren blij dat we onze vesten bij ons hadden. Aan het eind van het houten platform vond Hans een pad dat steil omlaag ging; hij liep via dat pad naar beneden terwijl ik boven een plekje zocht vanwaar ik enigszins beschut naar de prachtige waterval kon blijven kijken. Het heeft haast iets hypnotiserend, vind ik, om je daar even helemaal aan over te geven. Na een tijdje kwam Hans weer boven, tot zijn verbazing had hij op het laag gelegen viewpoint – heel dicht bij de waterval – géén last van het stuifwater gehad. Hij had dan ook enkele mooie detailfoto’s kunnen maken. We zijn nog een klein stukje verder gelopen, zo’n 400 meter voorbij Rainbow Falls ligt namelijk nog een waterval. Maar deze Turtleback Falls maakte veel minder indruk op ons, het was eigenlijk niet meer dan een 6 meter hoge rots-met-een-bochtje waarover het water naar beneden gleed. ’t Bleek overigens wel een goede picknickplek te zijn, we diepten onze boterhammen op uit de rugzak en hebben daar op de platte rotsen naast het water even lekker zitten ontbijten. Nou ja, ik kan beter brunchen zeggen, we waren ondertussen alweer een hele tijd in touw dus ’t was niet echt een ontbijt meer.
Via dezelfde route liepen we terug naar de auto, ’t was tijd voor een lange rit door het mooie landschap van North Carolina. Tussen de plaatsen Sapphire en Brevard werd flink aan de weg gewerkt, we hadden de indruk dat daar een stuk bos werd opgeofferd aan een toekomstige (dure) woonwijk. Op een bord naast de weg stond vermeld dat we hier een “Belasting Zone” inreden……. Huh???? O nee, ik had één letter meer ‘gezien’ dan dat er daadwerkelijk op het bord stond. Hmmm, da’s wel zorgelijk hoor, dat ik zelfs in Amerika nog denk aan de Belastingdienst…… Een stukje verderop bereikten we, voor de tweede keer tijdens deze vakantie, de prachtige Blue Ridge Parkway. Wat is dat toch een heerlijke weg om te rijden. Weidse uitzichten, ongelooflijk veel bomen in allerlei kleuren, de ene keer donkere rotspartijen en de andere keer een mooi meer ergens in de diepte…. het was een prachtige rit. Lekker muziekje erbij op de radio, écht vakantie dus.

Turtleback Falls
Aan de Blue Ridge Parkway ligt de trailhead voor Crabtree Falls. Ik wist niet precies hoe ver we zouden moeten lopen, de informatie die we op internet hadden gevonden was wat onduidelijk. Ook op het bord bij de trailhead stond de afstand niet vermeld, maar wél een tijdsaanduiding. Het zou 45 minuten in beslag nemen om de waterval te bereiken, zo lazen we. Nu ben ik nou niet bepaald een snelle loper, we verwachtten dan ook dat de hike ons wat meer tijd zou gaan kosten. Via een pad vol met rotsen en boomwortels liepen we in mijn tempo (Hans moet altijd inhouden) naar de waterval toe. Na zo’n 25 minuten zei Hans dat ie de waterval al hoorde…… “Nee hoor, dat kan niet”, zei ik. “Dat is vast alleen een beekje, we zijn nog geen half uur onderweg.” Maar hé, daar was ie toch al….. Nou, die 45 minuten zijn dan toch wel gemeten door een extreem langzame wandelaar! Opnieuw hebben we enorm genoten van een prachtig watervalspektakel. Het water van Crabtree Falls valt niet zomaar recht naar beneden, het botst in heel veel etappes via de achterliggende rotswand omlaag. Prachtig om te zien.
De wandeling van de trailhead naar de waterval was meegevallen. Dus dan denk je dat de terugweg, via exact diezelfde route, ook appeltje-eitje zal zijn. Maar dat viel tegen, het was nu vals plat omhoog, en bovendien was het ook ontzettend warm en benauwd geworden. Ik was dan ook heel erg blij toen de auto, en daarmee ook de koele airconditioning, weer in zicht kwam. We moesten nu nog een uurtje rijden naar ons overnachtingsmotel, tijd genoeg dus om weer even lekker af te koelen. We sliepen in de Best Western Mountain Lodge in de plaats Banner Elk, toen we onze kamer binnenliepen stonden we wel even raar te kijken. Want op beide bedden lag een vreemde bobbel onder de deken, wat was dat nu weer? Bleek dat er bovenop de matrassen een extra matras lag, een stuk dunner en ook een stuk smaller dan het gewone matras. Wilden ze er hierdoor voor zorgen dat de gewone matrassen minder snel zouden slijten, en dus langer mee zouden gaan? Tja, handig was ’t niet, die extra matrassen waren simpelweg te smal om daar met z’n tweeën gebruik van te maken. Noodgedwongen hebben we dan ook maar gekozen voor een tijdelijke echtscheiding, we hadden allebei ons eigen privébed deze nacht.

Crabtree Falls
DAG 16 : DINSDAG 16 MEI: BANNER ELK – LINVILLE FALLS – CATAWBA FALLS – COLUMBIA
Gereden: 256 mijl
Deze ochtend krijgt een prominente plaats in ons reisverslag: ons bezoek aan Linville Falls was een van de hoogtepunten! Het begon al met de mooiste hike van deze vakantie. Vanaf het Visitor Center liepen we enkele honderden meters over een bospad, licht omhoog. Daar bereikten we een splitsing, vanaf daar was het nog ongeveer zevenhonderd meter totdat we de waterval zouden bereiken. En wat voor een zevenhonderd meter! Het ging steil naar beneden via een pad dat helemaal bestond uit dikke boomwortels en grote rotsblokken, bij echt elke stap moesten we zoeken waar we onze voeten neer konden zetten. Wat een supermooie hike was dit!

Linville Falls
Eenmaal beneden bereikten we een kreekje en hoorden we de waterval rechts van ons. Maar we zagen ‘m maar nauwelijks, het zicht op de waterval werd versperd door een uitstekende punt van de rotswand. Voetje voor voetje zijn we – door het ondiepe water heen – rondom die rotswand geschuifeld. Chips, daar werd de route naar de waterval alweer versperd. Ditmaal door een spleet in de rotsbodem, waar flink wat water in stond. Iemand had, heel behulpzaam, een houten plank over die spleet heen gelegd. ’t Zag er wel wat wiebelig uit, maar allé, ik was nu zo ver gekomen….. deze laatste hindernis moest ik nu toch ook zien te overwinnen. Hans liep als eerste over de plank heen, hij bezwoer me dat het echt heel eenvoudig was. Met de nodige schrik volgde ik zijn voorbeeld, ik was blij toen ik een paar passen later weer de stevige rotsbodem onder mijn voeten voelde.
Wat was dit een geweldige plek. We waren er helemaal alleen. Lange tijd heb ik daar op een perfect plekje op de rotsen gezeten vanwaar ik volop zicht had op de waterval, met mijn voeten zat ik bij het klotsende water. Links was de rotswand helemaal begroeid met allerlei verschillende soorten bomen, rechts was de rotswand kaal en indrukwekkend hoog. Er vlogen voortdurend vogels rondom de waterval, ze schoten vaak een van de holtes in de rotswand in. Tot onze verbazing bleken het gewoon duiven te zijn. Gelukkig maar voor de duiven in Nederland dat ze niet weten in wat voor een prachtige omgeving hun Amerikaanse soortgenoten wonen, ze zouden meteen hartstikke jaloers zijn.
We moesten even moed verzamelen voor de steile klim terug naar boven. Die viel overigens best wel mee, afdalen vind ik erg lastig, via rotsblokken omhoog klimmen gaat me beter af. Sneller dan we vooraf dachten waren we terug op de splitsing, we hadden nog volop tijd en inspiratie om ook nog naar een tweede uitkijkpunt te lopen. En zo stonden we even later dus op de Plunge Basin Overlook, vanwaar we Linville Falls opnieuw konden bekijken. Diep beneden ons zagen we de plek waar we even eerder zo hadden zitten genieten. Hé, er liepen nu wel twee andere mensen rond, die moeten kort nadat wij weer boven waren aan de afdaling zijn begonnen.
Er stond nu nog één waterval op ons programma, Catawba Falls genaamd. Die, voor de afwisseling, gewoon via een eenvoudig, breed wandelpad bereikbaar was. Geen rotsen, geen boomwortels, geen trappen, gewoon recht toe recht aan via een 2,5 kilometer lang pad. Dat pad liep heel geleidelijk omhoog; ook de temperatuur steeg, tot een plakkerige 35 graden Celcius. We waren blij dat we grotendeels door de schaduw konden lopen, we zweetten ons te pletter tijden deze hike! Maar ook nu kan ik zeggen: het was de moeite dubbel en dwars waard. Want ook Catawba Falls was een echte beauty. Het water komt via heel veel verschillende stromen en stroompjes naar beneden, de details van deze waterval zijn echt geweldig.
Het viel ons tijdens de hele reis al op dat de Amerikanen die we spraken verbaasd reageerden als we vertelden dat we in The Netherlands wonen. Blijkbaar zien ze niet vaak Nederlanders in dit stukje Amerika, ook wij waren tijdens deze reis nog geen enkele landgenoot tegengekomen. Het meisje dat bij het Fast Food Restaurant Zaxby’s onze bestelling opnam, wilde ook graag weten waar we vandaan kwamen. Ze vond het heel leuk dat we uit Europa kwamen, uit Nederland nog wel. Ze vroeg ons zelfs of we wat Nederlands voor haar wilden spreken, dat had ze namelijk nog nooit gehoord. Grappig, zo’n verzoek hadden we tijdens al onze Amerika-vakanties nog nooit gehad….. Natuurlijk heb ik iets in het Nederlands gezegd (ik weet niet eens meer precies wat), en dat ook nog even netjes in het Engels voor haar vertaald. ’t Was wel een nieuwsgierige jongedame, want ze wilde ook nog weten waarom wij naar South Carolina waren gereisd. Ik vertelde dat we morgen naar Congaree National Park zouden gaan, uit haar reactie begreep ik dat ze dat park – dat zich op een half uurtje rijden hiervandaan bevond – zelf nog nooit had bezocht. Na het eten zijn we naar de nabijgelegen Microtel Inn & Suites gereden, waar het tijd was voor ons gewone ‘foto’s backuppen, reisverslag bijwerken, douchen en slapen’-ritueel. Gelukkig konden we hier wel weer gewoon knus samen in één bed.

Linville Falls
DAG 17 : WOENSDAG 17 MEI : COLUMBIA – CONGAREE NATIONAL PARK – BOONE HALL PLANTATION – CHARLESTON
Gereden: 174 mijl

Congaree National Park
Deze ochtend waren we de allereerste bezoekers in Congaree National Park. Het Visitor Center was nog niet open maar de trails gelukkig wel, we konden direct aan onze wandeling beginnen. En wat liep dat heerlijk makkelijk zeg, zo via die houten boardwalk. De temperatuur was perfect, overal om ons heen hoorden we vogels fluiten en tsjilpen en her en der zagen we eekhoorntjes de bomen in schieten. We hadden vooraf verwacht dat rondom de boardwalk veel moerassige gebieden te zien zouden zijn, met veel bomen daarin. Die verwachting werd niet waargemaakt, de bomen stonden er wel maar de bodem was vrijwel overal droog. We hadden dus niet het gevoel dat we hier in een swamp liepen. Maar toch…. ik genoot volop…… van de vogels, de eekhoorntjes, en vooral van de serene rust die deze omgeving uitstraalde. En toen hoorden we ineens een stel straaljagers, recht boven onze hoofden. Wat ongelooflijk irritant was dat, het ene moment die intense rust en dan – een paar seconden later – één massief blok geluid waardoor we nog maar nauwelijks iets verstaanbaars tegen elkaar konden zeggen. Wat was ik blij toen de rust na enkele minuten weer terugkeerde!
Na ongeveer 1 kilometer bereikten we het begin van de Weston Lake Loop Trail. Geen boardwalk meer, maar een zandpad tussen de bomen door. En vrijwel meteen werd de omgeving aanmerkelijk mooier, we troffen diverse waterrijke plekken aan die werden omringd door tupelo trees en bald cyprussen. Vooral de plekken waar de bomen in het water werden weerspiegeld vroegen er nadrukkelijk om om door ons op de foto te worden gezet. Op een andere plek was het wateroppervlak helemaal groen, geen mooie weerspiegeling dus maar desalniettemin leverde ook dit een heel mooi plaatje op. Natuurlijk hadden we eerder deze vakantie al twee prachtige swamps gezien, en eerlijk gezegd waren die allebei mooier dan Congaree. Maar het grote voordeel hier was dat we te voet waren, en daardoor zelf de mooiste plekken konden zoeken en overal volop de tijd konden nemen. Ik vond het een heerlijke wandeling, niet spectaculair, maar wel heel fijn om te doen.
Tijdens die twee eerdere swamptours hadden we geen last gehad van muggen. Helaas hadden we dat geluk deze keer niet, naarmate het later werd kwamen er steeds meer van die vervelende prikbeesten tevoorschijn. We waren voorbereid hoor, we hadden ons al voordat we aan de wandeling begonnen ingesmeerd met Deet, en ook onderweg hebben dat spul nog volop gebruikt. De muggen lachten ons overigens hartelijk uit: “Hebben jullie je armen en je nek ingesmeerd met Deet….. ach, dan prikken we toch gewoon door jullie shirt heen!” Behalve de muggen zat ook de temperatuur ons dwars, het werd snel warmer en daarbij ook nog eens ontzettend benauwd. Het laatste deel van de wandeling was dan ook heel anders dan het begin: we waren zweterig, onze huid voelde plakkerig aan door de Deet, we werden belaagd door de muggen….. wat voelden we ons vies toen we de auto weer bereikten. In het toiletgebouw bij het Visitor Center zijn we ons even op gaan frissen, en hebben we ook schone kleren aangedaan. Zo, nu konden we tenminste weer met goed fatsoen naar onze volgende bestemming rijden.

Congaree National Park
En die volgende bestemming was Boone Hall Plantation, dicht bij de kustplaats Charleston. ’t Is een heel oude plantage, er zijn geschriften uit het jaar 1681 waarin Boone Hall al wordt genoemd. Wat ook opmerkelijk is: de plantage is nog steeds in gebruik, er worden hier dus al meer dan 300 jaar gewassen verbouwd. Blijkbaar vond elke zichzelf respecterende plantage-eigenaar het vroeger noodzakelijk om vóór zijn huis een oprijlaan aan te leggen, met daarnaast aan beide zijden een rij indrukwekkende eikenbomen. En die rij bomen was bij Boone Hall wel heel erg lang, méér dan 1 kilometer zelfs. De oprijlaan heette Avenue of Oaks (tja, hoe anders?) en kon ons zeer bekoren. Wat is dat toch prachtig, die zwaar overhangende takken, en al dat Spanish Moss dat daaraan hangt. Onze fototoestellen hadden het er maar druk mee.

Boone Hall Plantation
Helaas waren we minder enthousiast over de rest van de plantage. De expositie in de slavenwoningen was heel matig; je kon op diverse plekken zelf korte informatiefilms starten maar de techniek werkte niet mee…. een van de films begon steeds na enkele seconden te haperen en bleef dan elke keer op hetzelfde plaatje stilstaan, een andere film startte zelfs helemaal niet op. Waar we ons ook op hadden verheugd, dat was de vlindertuin. Maar daar hebben we welgeteld één vlinder kunnen fotograferen, die weliswaar best mooi was maar zeker niet mooier dan de vlinders die we in Great Smoky Mountains National Park gewoon in de vrije natuur rond hadden zien vliegen. De bloementuin dan maar, daarover had ik ook heel enthousiaste verhalen gelezen. Maar die was sáái…… dus óf die verhalen waren overdreven, óf wij zijn niet kundig genoeg om te kunnen beoordelen welke planten zo’n enthousiasme zouden moeten rechtvaardigen. Enfin, we waren er heel snel weer uitgekeken. Nu moet ik eerlijkheidshalve wel zeggen dat we niet de hele plantage hebben gezien. We zouden een begeleide tour in de woning hebben kunnen doen, maar omdat fotograferen tijdens zo’n tour niet is toegestaan hadden we daar geen zin in. En om nu in een open kar, voortgetrokken door een tractor, over het terrein te worden rondgereden om naar de gewassen te gaan kijken, daar hadden we al helemaal geen interesse in. Achteraf gezien hadden we er dus beter voor kunnen kiezen om deze plantage maar helemaal over te slaan.

Boone Hall Plantation
Onze Best Western lag aan een hele drukke straat in Charleston. Nadat we onze spullen naar binnen hadden gebracht en ons weer een keer hadden opgefrist (pfff, ’t is écht zweten in dit stukje Amerika), stortten we ons opnieuw in het drukke verkeer. We gingen op weg naar Johns Island, met als eerste doel: een restaurant, en als tweede doel: de Angel Oak Tree. En zo belandden we in een klein, donker etablissement met de naam The Southern General. Allejezus, wat was de kipschnitzel die we bestelden vet, en wat waren de frietjes zout. Over de stukken brood zat een laag saus die waarschijnlijk ook niet echt paste binnen de normen van een gezonde maaltijd. Maar lékker dat ’t was, dat dan weer wel!
Déjà Vu…… net zoals anderhalve week geleden stonden we aan een dichte poort….. het terrein waarop de Angel Oak Tree stond was afgesloten!! Door het hek heen konden we boom wel zien, en jee, wat was ie schitterend!! Er stopte een auto achter de onze, er stapten een man en een vrouw uit die vervolgens net zo beteuterd als wij naar dat hek stonden te kijken. “Ik dacht dat de boom op openbaar terrein stond”, zei de vrouw tegen me, “ik heb op internet nergens zien staan dat je rekening moet houden met openingstijden.” En ze had helemaal gelijk, ook ik had tijdens mijn voorbereidingen helemaal niets over hekken of openingstijden gelezen. Ik was er dus, net zoals zij, vanuit gegaan dat de boom zomaar ergens ‘in het wild’ te zien zou zijn. Teleurgesteld droop het echtpaar af….. wij zijn nog wel even langs het hek afgelopen in de hoop om nog ergens een goede fotoplek te kunnen vinden. Met een beetje kunst- en vliegwerk slaagde Hans er in om nog wat foto’s door het gaas van het hek heen te maken, maar ’t was behelpen. Vlak bij de boom zag hij opeens twee witte eekhoorntjes rondlopen! Ze waren niet helemaal wit, boven op het koppie en rondom de oortjes zat wat lichtgrijs. Wat apart zeg, we vonden het hartstikke leuke beestjes. Dit was echt een welkome pleister op de gesloten-hek-wonde.
DAG 18 : DONDERDAG 18 MEI : CHARLESTON – ANGEL OAK TREE – SHELDON CHURCH RUINS – SAVANNAH
Gereden: 151 mijl
Hans baalde, hij had zo ontzettend graag die boom van alle kanten uit willen zien. Ik dacht, laat ik ‘m eens blij maken……. en ik stelde voor om eerst nog even naar de Angel Oak Tree te gaan, en daarna pas naar Savannah te rijden. En ja hoor, zoals ik al verwachtte vond Hans het absoluut niet erg om wat Savannah-tijd in te leveren. En zo stonden we dus om even voor 9 uur ’s ochtends opnieuw voor het gesloten hek…… dat nu na enkele minuten wachten wél voor ons openging. Daar was ie dan in alle glorie voor ons beschikbaar: de Angel Oak Tree. De boom had enorm veel takken, lange, zware, dikke takken……. echt, het was haast niet te geloven dat alles wat we daar voor ons zagen samen maar één enkele boom was. Natuurlijk wilden we dit graag in één geheel op de foto zetten maar nee hoor, dat paste niet. Zelfs met de wijdhoeklens was het niet mogelijk om de Angel Oak Tree in één keer te vangen. De boom was niet erg hoog hoor, nog geen 20 meter. De omtrek (7,8 meter) was wel behoorlijk groot, en de area of shade was helemaal indrukwekkend. Blijkbaar zorgt de boom voor schaduw op een gebied ter grootte van ongeveer 1580 vierkante meter. De dikste tak heeft een omtrek van 3,4 meter, en één van de takken is maar liefst 27 meter lang. Hans heeft zich even helemaal uit kunnen leven, hij heeft de boom vanuit alle mogelijke hoeken gefotografeerd. Pas rond een uur of 10 zaten we weer in de auto. Met andere woorden: we zijn een vol uur bezig geweest met één enkele boom!

Angel Oak Tree
Via de Savannah Highway reden we naar het zuiden. Tijdens onze rit hadden we een echt Deep South-gevoel, we zagen prachtige landschappen voorbij komen die volgens ons heel typerend zijn voor dit stukje Amerika. Uitgestrekte zompige stukken land die dicht begroeid waren met gras, moerasachtige poelen, daarna weer hoge bomen die vol hingen met Spanish Moss. Na een uurtje rijden namen we een afslag, we kwamen nu terecht op een smal weggetje met nóg meer van de prachtige bomen. Een paar minuten verderop bereikten we onze bestemming al: de Old Sheldon Church Ruins. Zoals de naam al zegt, we zagen hier de overblijfselen van een oude kerk. Oorspronkelijk, en dan heb ik het over de jaren ’50 van de achttiende eeuw, stond hier een kerkje met de naam Prince William Parish Church. In The National Register (Properties in South Carolina) staat vermeld dat men bij de bouw van dat kerkje had geprobeerd om een Griekse tempel na te bootsen, compleet met dikke muren en Toscaanse zuilen. De voorouders van de man die voor de financiering had gezorgd kwamen uit de plaats Sheldon in Engeland, ter herdenking daaraan werd het kerkje ook vaak Sheldon Church genoemd. In 1779 werd het kerkje platgebrand door Britse soldaten, een kleine 50 jaar later werd het in dezelfde stijl herbouwd. Lange tijd heeft men gedacht dat ook dit tweede kerkje in brand zou zijn gestoken, tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog. Maar dat wordt nu tegengesproken, het kerkje zou niet zijn verbrand, maar wel zijn geplunderd en vernield door voormalige slaven.

Old Sheldon Church Ruins
De ruïne bevindt zich op privégrond, maar het is wel toegestaan om het terrein te betreden. En daar zijn we de eigenaar bijzonder dankbaar voor, want wat was dit een héérlijke plek zeg. Alleen de muren en de zuilen staan nog overeind, daar rondom heen staan grote eikenbomen die (ja, ik val in herhaling!) vol hangen met Spanish Moss. Ook staan er diverse grafzerken en graftombes op het terrein. Eigenlijk kan ik maar één ding zeggen: als je ooit in de buurt komt van Charleston en Savannah, ga dan zeker even naar deze prachtige plek toe. En neem vooral je fototoestel mee!
Zo, nu konden we dan toch eindelijk naar de stad Savannah toe. Heel wat later dan gepland, maar dat kon ons niet deren. We hadden immers met de Angel Oak Tree en de Old Sheldon Church Ruins al twee prachtige ervaringen aan deze vakantie toe mogen voegen. Maar in Savannah liet het geluk ons in de steek, letterlijk élke parkeerplek in het mooie Historic District was bezet. We hebben een paar rondjes gereden, maar zonder resultaat. Vol betekende echt hartstikke vol, we konden onze auto nergens kwijt. We besloten om onze planning opnieuw aan te passen, we reden door naar een begraafplaats aan de rand van de stad. Eigenlijk hadden we deze Bonaventure Cemetery pas morgenochtend willen bezoeken, nu stonden we er dus onverwacht een halve dag eerder.
Twee weken geleden stonden we in de stromende regen op die andere begraafplaats, in New Orleans. Nu liepen we in de verzengende hitte rond, de zon brandde flink. En dat was niet het enige verschil, Lafayette Cemetery was oud en vervallen, hier zag alles er juist prima onderhouden uit. We moesten even wennen, op het eerste oog vonden we de begraafplaats minder sfeervol dan die in New Orleans. Maar toen we wat verder de paden op reden (ja hoor, met de auto…… dat mocht!) zagen we toch steeds meer prachtige beelden en markante graven. Veel van de beelden waren vrouwelijke figuren (engelen, misschien), en het viel op dat de details werkelijk schitterend waren. Lange haren, jurken met natuurlijk vallende plooien, bloemenkransen…… Ook de graven waren rijk versierd. Ik denk dan ook dat hier veel rijke mensen zijn begraven, Jan Modaal zal zoveel pracht en praal vast niet kunnen bekostigen. Ook voor deze bestemming waren we veel tijd kwijt, Bonaventure Cemetery is behoorlijk groot en het duurde dan ook lang voordat we alle paden en paadjes hadden gezien.
Het was inmiddels behoorlijk laat geworden. Maar nog wel te vroeg om al op onze motelkamer te gaan zitten, we besloten daarom om een tweede Savannah Historic District-poging te gaan doen. En zowaar, deze keer zagen we één vrije parkeerplaats, direct langs de Savannah River. Die was van ons! We hadden eigenlijk geen speciaal doel voor ogen, we wilden gewoon even lekker wat rondslenteren in dit pittoreske stadje. We begonnen nabij de rivier, met de 200 jaar oude cobblestone streets en de historische panden waarin vroeger vooral magazijnen gevestigd waren, maar die nu waren getransformeerd tot winkels en restaurants. Vooral het straatje Factors Walk, aan de achterzijde van die panden, vonden we erg mooi. “Vroeger” was hier nog heel voelbaar, dankzij de cobblestones, de prachtige stenen muren, de oude trappen en tal van details in de vorm van oude deuren, lampen, electriciteitsleidingen en dergelijke.
Wat verder van de rivier vandaan liggen veel kleine parkjes, ook daar gingen we een kijkje nemen. Op gegeven moment zagen we een groepje van zes of zeven mensen stilstaan op het trottoir, ze stonden allemaal naar boven te turen. Sommigen van hen met een fototoestel in de aanslag, en dan weet je ’t uiteraard zeker: daar was iets te zien! ’t Bleek om een nest met twee jonge uilen te gaan, zo hoorden we. We zagen er maar één, die stoïcijns met de kop van ons afgedraaid zat. De andere uil zat wat dieper in het nest weggedoken, zo nu en dan zagen we wel wat beweging maar het koppie bleef verborgen. We wachtten even af, misschien zou een van de uilen wel bereid zijn om even onze kant op te kijken…… En ja hoor, uiltje nummer één draaide zijn (of haar?) koppie naar ons toe…… Hans stond uiteraard al schietklaar met z’n fototoestel, dus die hadden we te pakken! En zowaar, even later kwam ook uiltje nummer twee tevoorschijn. En één keer waren ze zo lief om allebei tegelijk voor fotograaf Hans te poseren. Leuk!
In een van de parkjes zat een oude man op een bankje, voor z’n voeten stonden een geldverzamelemmertje en een muziekstandaard (zonder bladmuziek daarop), naast hem op de bank lag een pluche speelgoedbeestje, en – nog belangrijker – hij had een dwarsfluit vast. Ha, een straatmuzikant! In muziekstad New Orleans hadden we slechts één keer naar een van zijn collega’s mogen luisteren, leuk dat we nu een herkansing kregen. De man zag dat wij belangstelling hadden, pakte zijn instrument op en begon te spelen……. O jee, hij was dus echt géén muzikant!! Er klonk een heel kinderlijk deuntje, nog vals ook….. Eerlijk gezegd denk ik dat de lieve man verstandelijk niet helemaal in orde was, hij zat te stralen alsof hij zojuist een Grammy Award-waardige prestatie had verricht. Natuurlijk hebben we hem wél een fooi gegeven, hij had tenslotte wel speciaal voor ons gespeeld.

Savannah
Het begon nu snel donker te worden. We moesten terug naar de motelkamer voor het minst plezierige karweitje waarmee we elke vakantie worden geconfronteerd. Namelijk, het inpakken van onze koffers en het inrichten van de handbagage, voor de terugreis. Op ons dooie gemak zijn we teruggeslenterd naar de Riverfront Plaza, waar onze auto stond geparkeerd. Terwijl we langs de kade liepen kwam er net een boot aanvaren, de Savannah River Queen, afgeladen vol met jonge mensen. Dansend en zingend op de aanstekelijke song Celebrate Good Times. Wat een vrolijke bedoening was dat, ik betrapte mezelf erop dat ik automatisch op het ritme van de muziek begon te lopen en ook nog wat mee liep te zingen. We hadden vandaag ontzettend veel foto’s gemaakt, op het allerlaatst kon er nog ééntje bij. Want we kwamen zowaar vlakbij onze auto nog een straatmuzikant tegen, een echte deze keer. Lang konden we niet genieten van deze trompettist, hij was net met zijn allerlaatste optreden bezig. Hij pakte z’n boeltje in, en ging er vandoor. En wij hebben zijn goede voorbeeld opgevolgd, het was hoog tijd om ons te gaan melden bij ons motel. Voor onze laatste overnachting van deze vakantie, helaas.
DAG 19 : VRIJDAG 19 MEI : SAVANNAH – ATLANTA
Gereden: 265 mijl
De laatste vakantiedag alweer……. wat gaat dat toch altijd (veel te) snel. Omdat we pas vanavond richting Europa zouden vliegen hadden we genoeg tijd om opnieuw het oude centrum van Savannah in te gaan. Gelukkig konden we op dit vroege tijdstip – iets na 8 uur – nog makkelijk parkeren. Ons belangrijkste doel was de kleine, ruim 100 jaar oude Cathedral of John the Baptist. Op het moment dat we daar arriveerden konden we nog niet naar binnen toe, we waren wat te vroeg. Tegenover de kerk zat een klein zaakje waar we wat zijn gaan drinken, Hans nam een warme chocomel en ik ging voor een kop thee.

Cathedral of John the Baptist
Terwijl we op onze bestelling stonden te wachten, kwamen er voortdurend andere klanten binnen. En hé, wat was dat nu? Waarom gingen die weer eerder dan wij met hun drankjes naar buiten toe? Okay, ’t kon natuurlijk zijn dat ze al telefonisch hadden besteld, of dat ’t vaste klanten waren die elke dag op hetzelfde tijdstip binnenkwamen. Hoe dan ook, ’t duurde wel gigantisch lang voordat we eindelijk onze chocomel en thee kregen…… bij de kerk waren de deuren inmiddels al geopend.
De kerk was prachtig! Verschillende keren hebben we kerken bezocht met een heel druk interieur, bij The Cathedral of John the Baptist viel het ons juist op dat er niet veel verschillende details te zien waren. Daardoor was het interieur heel rustig, het woord esthetisch voelt voor mij precies goed aan om de sfeer ervan te beschrijven. Aan de muur hingen mooie kleine beelden die samen de Kruisweg voorstelden. Het plafond was prachtig vormgegeven, een deel ervan had een aparte blauwe kleur. Ook het orgel achterin de kerk was mooi. En natuurlijk waren er gebrandschilderde ramen, zoals in zoveel kerken. Op Wikipedia las ik dat deze ramen afkomstig waren uit het Oostenrijkse Innsbruck, en dat ze in 1904 waren geplaatst. Uiteraard bekeken we de kerk ook aan de buitenzijde, en die was al even smaakvol vormgegeven als de binnenkant. Kortom, we waren erg blij dat we – speciaal voor deze kerk – nog even het centrum van Savannah waren ingegaan.
Even twijfelden we. We zouden Savannah nog wat verder kunnen gaan verkennen. Of we konden nu direct aan de lange autorit naar Atlanta gaan beginnen. We hadden nog veel tijd voordat we op het vliegveld zouden moeten zijn, maar toch….. je weet maar nooit of je nog ergens in een file terecht komt. Een beetje speling was toch wel prettig (vooral voor mijn gemoedsrust). Vandaar dus dat we, iets vroeger dan gepland, de auto weer op gingen halen. Het was nog geen 10 uur in de ochtend, tot onze verbazing stond nu al de mededeling “Full” bij de ingang van de parkeergarage. Da’s duidelijk, als je met de eigen auto naar Savannah wilt dan kan je er beter maar heel vroeg bij zijn!
We moesten nog wel een keer tanken, zuinig aan, want we wilden Thrifty immers zo weinig mogelijk benzine cadeau doen. ’t Was ontzettend benauwd in de shop bij het tankstation; de vrouw achter de balie – een dame van middelbare leeftijd – legde uit dat de airco stuk was geweest. ’t Probleem was nog maar net opgelost, de monteur stond zelfs nog in de zaak. En oh, wat was ze hem dankbaar….. “If I wasn’t married, I would kiss you on the mouth!” zei ze enthousiast tegen de goeie man. Daarna legde ze aan ons nog uit dat een kapotte airco toch echt geen fijne combinatie vormt met de heat flares waar ze steeds last van had…….. Okay, dit was dan weer een beetje te veel informatie!
De lange rit naar de luchthaven verliep voorspoedig. Op sommige plekken was ’t wat druk, en konden we niet echt doorrijden. Maar omdat we vroeg uit Savannah waren vertrokken konden we lekker relaxed met de verkeersstroom mee schuifelen, we hadden tijd genoeg. We leverden de auto in, en even later stonden we buiten te wachten op de shuttlebus waarmee we naar de luchthaven zouden worden gebracht. ’t Was er druk….. het zag ernaar uit dat niet alle mensen met de eerste bus mee zouden kunnen. En inderdaad, de mensen die vooraan in de rij stonden stapten in, voor de mensen die wat verder achteraan stonden was er geen plaats meer. Geen probleem, tijd zat…… we wachten wel op de volgende bus. Niet iedereen dacht daar hetzelfde over….. een man werd behoorlijk kwaad op de buschauffeur, hij gaf aan dat hij zijn vlucht zou gaan missen. Tja, niet het probleem van de chauffeur, toch! Gelukkig voor hem bleek iemand die al was ingestapt bereid te zijn plaats voor hem te maken…… Of hij daardoor nog op tijd is gekomen, we zullen het nooit weten.

Cathedral of John the Baptist
Met de volgende bus reden we naar de luchthaven. Uiteraard wilden we graag onze koffers kwijt, dus nadat we bij zo’n self service kiosk onze instapkaarten hadden geprint liepen we meteen door naar de balie van Air France. Er zat daar maar één medewerkster, een vrouw die haar jonge jaren alweer een tijd geleden achter zich had gelaten. Net voor ons was een grote groep mensen aan de beurt, zo te zien reisden die allemaal samen. De Air France dame was voor hen net de laatste dingen aan het afronden, we hoefden dus niet lang te wachten. Jee, wat was de vrouw chagrijnig, zeg! Met een nors gezicht, en zonder iets te zeggen, nam ze onze paspoorten aan. Ze rommelde wat in haar computer en mompelde vervolgens, met een geïrriteerde uitdrukking op haar gezicht, “What in the world….”. En nee hoor, het voelt niet echt lekker aan als iemand zoiets zegt net nadat je je gegevens hebt overhandigd. Op dat moment kwam een van de mensen van die grote groep terug bij de balie, blijkbaar was er iets nog niet helemaal goed met de papieren van zijn gezelschap. We moesten dus nog even wachten op de uitleg van de “What in the world….”-opmerking. Toen de man weer weg was, werd de houding van de vrouw plotsklaps helemaal anders. Ze bedankte ons voor ons geduld, en legde uit dat de communicatie met die voorgaande groep zo moeilijk was verlopen dat ze er even helemaal doorheen had gezeten. En met onze papieren was niets mis hoor, ze was op het moment dat ze die opmerking maakte nog bezig met het afsluiten van de gegevens van die andere mensen. Van chagrijnige vrouw veranderde ze in een gezellig, zeer spraakzaam persoon. Ze deelde zelfs allerlei persoonlijke informatie met ons, bijvoorbeeld dat ze over 2 jaar met pensioen zal gaan, en dat ze zo’n goeie band had met een collega die – terwijl wij zo stonden te praten – nog even langs kwam om haar te huggen. Blijkbaar had hij gezien dat ze het zo moeilijk had met die vorige groep. Ik zal de verdere persoonlijke ontboezemingen van deze dame niet meer uitgebreid gaan beschrijven, anders zou dit stukje wel heel erg lang gaan worden. Maar ach, ik denk wel wel plezier aan haar terug. Grappig hoe iemand over wie we eerst al fluisterend tegen elkaar hadden gezegd dat ze er zo ongelooflijk stuurs uitzag, juist een haast aandoenlijk lieve dame bleek te zijn.

Cathedral of John the Baptist
DAG 20 : ZATERDAG 20 MEI – ATLANTA – PARIJS – DUSSELDORF – GERWEN
Gereden: 119 kilometer
Zo rond kwart voor 11 in de ochtend zette de piloot ons veilig neer op Franse bodem. En enkele uren later bracht zijn collega ons netjes van Parijs naar Düsseldorf toe. In het begin van dit reisverslag schreef ik dat het ons heel erg goed was bevallen om vanaf Düsseldorf te vertrekken, daar kan ik nu aan toevoegen dat ook deze keer alles heel erg soepel verliep. Wat een fijne luchthaven was dit, klein, overzichtelijk…… voor herhaling vatbaar dus. Alleen stond er deze keer geen welkomstcomité voor ons klaar, tja, dat krijg je ervan als je op een maandag vertrekt….. dan is taxibedrijf Rob en Elina immers niet beschikbaar. We moesten nu dus zelf naar huis rijden, met onze eigen auto die nog netjes op de parkeerplaats van het Van der Valk Airport Hotel op ons stond te wachten. Ik was wel blij dat we pas ’s avonds uit Atlanta waren vertrokken, daardoor was het onderweg net wat makkelijker geweest om even een paar uur de ogen dicht te doen. En kon chauffeur Hans nu lekker uitgerust aan de allerlaatste rit van deze vakantie beginnen. Al gauw kwam ons eigen Gerwen weer in zicht, en daarmee was onze achttiende Amerikareis dan toch echt voorbij.
TOT BESLUIT
Natuurlijk wisten we vooraf al dat we tijdens deze reis geen rode rotsen zouden zien, geen ruige canyons of desolate woestijnlandschappen. De natuur is in het oosten is immers minder spectactulair dan in het zuidwesten. Dus ja, het rijtje met hoogtepunten waarmee ik een reisverslag altijd afsluit is daardoor deze keer net wat minder lang. Maar die hoogtepunten die er wél waren, die had ik echt voor geen goud willen missen. Want die avontuurlijke tocht door Tumbling Rock Cave….. zoiets maak je toch echt maar één keer in je leven mee! En wat was het bijzonder om in Stephens Gap te mogen staan, dit was absoluut de meest indrukwekkende plek die we tijdens deze vakantie hebben gezien. Ook de tocht over Lake Martin behoort tot de meest onvergetelijke ervaringen van deze reis, het was daar nog veel mooier dan ik vooraf had verwacht….. En ach, als ik nu ergens Hans z’n aandacht voor wil vragen dan roep ik gewoon “Hey Háánz, look there….” Met dank aan onze gids Bryce!
Wat ons aan deze reis erg goed is bevallen, dat is de afwisseling. Soms was het een soort van geschiedenisles, met bestemmingen zoals Grand Gulf Military Park, de ruïnes, de oude kerken en begraafplaatsen. Op de plantages werden we geconfronteerd met de feiten over de zeer kwalijke slavernijgeschiedenis, vooral Whitney Plantation hakte er wat dat betreft wel even flink in. En, ook al was het minder spectaculair dan de rode rotsen en de canyons in Utah, ook qua natuurschoon hebben we hele mooie dagen gehad. Ik denk daarbij aan de mooie watervallen en aan de weidse uitzichten vanaf de Blue Ridge Parkway, maar meer nog aan de bomen…… Echt, nog nooit hebben we tijdens één reis zoveel fantastisch mooie bomen gezien. Met de bomenrij in Oak Alley Plantation en de Angel Oak Tree nabij Charleston als absolute hoogtepunten.
Wat gaan we volgend jaar doen? We hebben nog niets geboekt, maar de eerste plannen beginnen al wel vorm te krijgen. De kans is groot dat we in oktober 2018 (wat duurt dat nog lang!) in Albuquerque zullen zijn. Waar we dan hopelijk het jaarlijkse Balloon Festival mee kunnen gaan maken. En verder….. ach, er zijn daar nog mooie plekken genoeg. We hebben er veel zin in om weer een leuke route te gaan samenstellen.