Inleiding (Voor de fotopagina van deze reis kan je hier klikken.)
Normaal gesproken zijn we lang voordat we op reis gaan al volop bezig met de voorbereidingen. Er worden altijd heel wat reisverslagen gelezen, foto’s bekeken, routes uitgepuzzeld…. Maar deze keer, tijdens de maanden voor onze elfde Amerikareis, hadden we heel wat anders aan ons hoofd. Hectische tijden op het werk, in verband met een bedrijfsovername en de omschakeling naar andere computersystemen. Prachtige tijden als tijdelijke oppasopa en oppasoma. Drukke tijden, in verband met de verhuizing van mijn ouders naar een seniorenappartement. En vooral ook, hele zorgelijke tijden omdat mijn moeder in januari plotseling ernstig ziek is geworden. Een paar maanden lang zijn we er van uitgegaan dat onze reis helemaal niet door zou kunnen gaan… pas een week of drie voor de geplande vertrekdatum hebben we beslist: we gaan toch!
En dan moet je snel nog wat leuke bestemmingen uit gaan zoeken. Een draaiboek uitprinten. Esta regelen. Stoelnummers voor de vier vluchten vastleggen. En heel goed nadenken wat er nu eigenlijk perse mee moest op reis, want we mochten dit jaar voor het eerst nog maar 1 koffer per persoon meenemen. Met wat passen en meten lukte het gelukkig prima om onze kleding en alle onmisbare spullen in 2 grote koffers te krijgen. Een van de belangrijkste dingen die we moesten regelen was een goede kattenoppas, want sinds december lopen er weer twee van die kleine lieve beesten bij ons in huis rond. Gelukkig waren zoon Rob en zijn vriendin Elina heel graag bereid om Tara en Dexter tijdelijk te adopteren. Op eigen risico, wij gaven geen garantie dat hun gordijnen en hun meubels na afloop van de logeerpartij nog heel zouden zijn!
DAG 1 : WOENSDAG 27 APRIL : GERWEN – NUENEN – EINDHOVEN – NIJMEGEN – UTRECHT – SCHIPHOL
Je kan in zo’n anderhalf uur van ’t Brabantse Gerwen naar Schiphol rijden, maar je kan er natuurlijk ook voor kiezen om er zowat de hele dag over te doen! Eerst naar Nuenen, even gedag zeggen tegen mijn ouders in hun mooie nieuwe woning. Daarna naar Eindhoven, om Elina op school op te halen. En vervolgens door naar Nijmegen, waar we twee dagen geleden onze kittens Tara en Dexter al hadden afgeleverd voor hun drieweekse logeerpartij.
Bij Rob thuis hebben we onze boarding passes uitgeprint. Hé, onze stoelnummers – die we van thuis uit al hadden vastgelegd – waren veranderd! Tenminste, die van de tweede vlucht, van Detroit naar Phoenix. Op zich geen probleem, het maakt ons niet zoveel uit waar we zitten. Maar dat mijn stoelnummer een heel stuk verder achterin het vliegtuig was dan dat van Hans, dat was natuurlijk minder leuk.
Nadat we bij Rob en Elina hadden geluncht, was het tijd om roerend afscheid te nemen van onze katjes. Daarna zijn we met ons vieren doorgereden naar Utrecht, waar we alweer een ‘we komen even afscheid nemen’-stop hadden gepland. Want we kunnen natuurlijk niet op vakantie gaan zonder even langs te gaan bij kleindochter Oona en haar mammie en pappie. En ook al was Schiphol nog niet in zicht, onze eerste vakantiefoto’s zijn hier in Utrecht al gemaakt. Want Oona is nu eenmaal het meest favoriete fotomodel van opa Hans!
Uiteindelijk was het half 8 ’s avonds, toen we op Schiphol aankwamen. Nog een keer zwaaien, naar Rob en Elina deze keer, en daarna mochten we via de douane naar het Mercure Hotel.
DAG 2 : DONDERDAG 28 APRIL : SCHIPHOL – DETROIT – PHOENIX – SCOTTSDALE
Gereden: 13 mijl
En omdat het Mercure Hotel achter de douane ligt, moesten we eerst met onze koffers weer terug naar de vertrekhal – via de douane, dus. De beambte die onze paspoorten bekeek heette ons Welkom Thuis; toch wel apart hoor als je net op het punt staat om aan je vakantie te beginnen.
Het ging allemaal lekker vlot, op Schiphol. Koffers inleveren, alweer door de douane – de goede kant op deze keer –, nog even wat eten. En toen was het al gauw genoeg tijd om aan boord van ons vliegtuig te gaan. Zaten er potverdorie zomaar twee mensen, een echtpaar uit Indië vermoedden wij, op onze stoelen aan de linkerkant van het gangpad! Toen we hen er op aanspraken zei de man in eerste instantie dat het hun stoelen waren. Onze boarding passes toonden ons gelijk aan, en toen wisten ze ineens wel wat er aan de hand was. Zij hadden eigenlijk op de stoelen aan de rechterkant moeten zitten maar ja, hun bagage lag nu al in de overhead bin aan de linkerkant. Of wij maar even rechts wilden gaan zitten. Ach, links… rechts…. dat maakt ons echt niets uit. We zijn dus maar naar de rechterkant verhuisd, gelukkig was daar nog genoeg plaats in de overhead bin voor onze fototas en laptoptas.
In Detroit ging alles al even vlot als op Schiphol. Met één klein oponthoud, Hans was bij de security check vergeten z’n broeksriem af te doen, dus de beveiligers moesten toch echt even uitzoeken wat voor gevaarlijke metalen voorwerpen hij onder zijn shirt verborgen had. Even later stonden we bij de gate vanwaar onze volgende vlucht zou vertrekken. Natuurlijk ging ik daar even vriendelijk vragen of ik in het vliegtuig alsjeblieft naast mijn mannetje mocht zitten. Maar de medewerker aan de balie reageerde bits en heel kortaf: “No seat changes”. Okay, dat was in elk geval wel duidelijk!
Na vijf uurtjes van elkaar gescheiden te zijn geweest, zagen we elkaar weer terug op de luchthaven in Phoenix. De koffers verschenen heel snel op de bagageband en de bus richting het autoverhuurstation stond al voor de deur. Dus in no time stonden we bij Dollar Rent a Car, om onze huurauto op te halen. Eerst even langs de balie om het papierwerk te regelen. De dame die ons te woord stond informeerde heel belangstellend wat onze plannen zoal waren, waarop Hans enthousiast begon te vertellen over de Lybrook Badlands, De-Na-Zin en meer van dat soort lekker afgelegen bestemmingen…… Ik probeerde Hans met ernstige blikken te waarschuwen…. Houd je mond, stupid!…. Gelukkig besefte hij net op tijd dat dit niet echt de juiste plek was om uit te gaan wijden over alle spannende dirtroadritten die we voor onze huurauto in petto hadden!
We mochten kiezen uit een hele rij SUV’s, en dat viel eerlijk gezegd niet mee. De ene na de andere auto viel af: geen echte 4WD, geen goede banden, bagageruimte niet groot genoeg….. Uiteindelijk bleven we hangen bij een witte Jeep Liberty die wel aan onze eisen voldeed. Vooral die banden, die hadden duidelijk een veel beter profiel dan alle andere auto’s daar in de rij. Maar toch was Hans niet enthousiast, want de auto was wit…. knetterwit zelfs (om even zijn woorden te gebruiken). Uiteindelijk kwamen we toch tot de conclusie dat goede banden belangrijker zijn dan een mooi kleurtje; even later reden we dan ook met onze knetterwitte Jeep Liberty de garage van Dollar uit.
Op weg naar de Walmart, die ik thuis op internet al had opgezocht. Met behulp van TomTom en een uitgeprint plattegrondje van Street & Trips dacht ik er zo naar toe te rijden. Maar helaas…. hoe we ook zochten, er was geen Walmart te bekennen. Gelukkig vonden we wel een Albertsons (Albert Heijn, noemen we die meestal), en daar hadden ze alles wat we nodig hadden: campingstoelen, een koelbox en natuurlijk ook het nodige eten en drinken. We hadden nu nog 1 kort ritje voor de boeg: ons hotel, de Days Inn, lag een kleine 10 minuten rijden van de winkel vandaan. Helaas raakte TomTom opnieuw in de war, hij kende het huisnummer dat we intoetsten niet. Ons “kleine 10-minuten-ritje” werd uiteindelijk een zoektocht die ruim 20 minuten duurde. En geloof me, aan het einde van zo’n lange reisdag tikken die extra 10 minuten toch best even hard aan. Wat kan de ontdekking van een “Days Inn”-bordje langs de kant van de weg een mens dan toch blij maken!
DAG 3 : VRIJDAG 29 APRIL : SCOTTSDALE – WHITE CLIFFS – GALLUP
Gereden : 341 mijl

White Cliffs Sfinx
We kiezen er vrijwel altijd voor om op de eerste echte vakantiedag meteen een heel eind te gaan rijden. We zijn immers toch hartstikke vroeg wakker, dus we hebben tijd genoeg voor een lange rit. Iets voor 7 uur stapten we in de auto, en meteen al had ik een ernstig meningsverschil met onze TomTom. Ik wilde rechtsaf, Tommie bleef hardnekkig zeggen dat we linksaf moesten slaan. Hij wilde dat we naar Interstate 17 zouden rijden, maar ik vond dat het State Route 87 moest worden. Gelukkig luisterde Hans naar mij…… (natuurlijk luisterde Hans naar mij!)…. en dus reden we even later via de mooie State Route 87 naar het plaatsje Payson toe. Mooie rotsen, veel saguaro-cactussen, echt een lekker Amerikaans landschap dus om meteen het goede vakantiegevoel te krijgen. Voorbij Payson reden we eerst door een bosgebied, en daarna door een dor en droog landschap met aan beide zijden van de weg ontelbare lage sage brush-struiken. Het was inmiddels behoorlijk hard gaan waaien, er stuiterden nu voortdurend tumbleweeds van links naar rechts over de weg heen. Leuk om te zien!
Het was een lange rit naar Gallup, maar we vermaakten ons prima met al die verschillende landschappen waar we doorheen reden. Vooral rondom de grens tussen Arizona en New Mexico was ’t heel erg mooi…. we zagen allemaal prachtige rotsen links en rechts van ons. Als we zoiets zien dan hebben we allebei ineens zo’n stemmetje in ons hoofd….. “Hansje…. Tetje…. kom eens kijken of hier geen spannende hoodoos, arches en canyons verstopt liggen….” Best moeilijk hoor om dat stemmetje te negeren, maar we zijn toch maar netjes, zonder onbekende zijweggetjes in te slaan, rechtstreeks naar Gallup gereden. Het was nog hartstikke vroeg toen we daar arriveerden, te vroeg eigenlijk om al in te kunnen checken. Maar proberen kan natuurlijk altijd, dus zijn we toch meteen naar ons motel gereden. En we hadden geluk, we mochten meteen al naar onze kamer toe.

White Cliffs Crying Child
Bijna meteen…. de vrouw aan de balie vroeg of we het erg vonden om 10 minuutjes te wachten, de kamer werd net schoongemaakt. Onze kamer zat op de 1e verdieping, we sjouwden onze bagage alvast naar boven en hebben daar op de balustrade gewacht tot onze kamer klaar was. De schoonmaker voelde zich blijkbaar wat opgejaagd door onze komst, elke keer als hij vanuit de kamer naar buiten stapte om iets van de kar met schoonmaakspullen te pakken zei hij op heel verontschuldigende toon “I’m almost ready, just a few minutes…” We zeiden hem dat hij zich voor ons echt niet hoefde te haasten, maar dat veranderde niets aan zijn “I’m so sorry”-houding.
Terwijl we daar op de balustrade stonden te wachten, zagen we een klein vogeltje dat heel erg graag van rechts naar links langs het motel af wilde vliegen. Maar die wind….. elke keer als ie een stukje vooruit was gekomen werd ie zo’n zelfde stuk ook weer achteruit geblazen. Dan landde het beestje op de rand van de balustrade, bleef even zitten, vloog weer een stukje verder en werd onverbiddelijk ook weer teruggeblazen. Arm beest, hij kwam echt geen meter verder. Hoe het met de vogel verder is gegaan weten we niet, want op gegeven moment konden we – met de nodige “God bless you’s” van onze schoonmaker, onze kamer op. Waar we tot de ontdekking kwamen dat de goede man in al zijn haast de koelkast had overgeslagen, die stond nog helemaal vol met etensresten van de vorige gast. De schoonmaker was nog in de buurt, dus gelukkig konden we hem nog vragen of hij al die bakjes Chinees mee wilde nemen. Daarna konden onze eigen sinaasappelsap, chocomel, plakjes ham en blikjes perzik de koelkast in.
Niet veel later reden we, net ten oosten van Gallup, via de Superman Canyon Road naar onze eerste bezienswaardigheid van deze vakantie. Nu klinkt dat heel stoer, Superman Canyon Road, maar het was gewoon een brede, heel eenvoudig begaanbare dirtroad. We slaagden er niet eens in om onze nog steeds veel te witte auto hier een beetje stoffig te krijgen. Langs deze weg liggen twee hoodoogroepen, die samen de White Cliffs worden genoemd. De voorste groep zou het mooist zijn, die wilden we voor het laatst bewaren dus gingen we meteen door naar de verst weg gelegen groep. Die bleek heel makkelijk te vinden te zijn, we parkeerden de auto zomaar langs de kant van de weg en na een paar minuten lopen stonden we al bij de hoodoos. The Sfynx, Crying Child, Mushroom Hoodoo, we hebben er uitgebreid de tijd voor genomen om ze van alle kanten te fotograferen. De rotswand beschutte ons gelukkig prima tegen de wind, we hadden er hier helemaal geen last van.
Na dit leuke aperitiefje gingen we verder voor het hoofdgerecht: de witte hoodoos. Maar op dat moment ging het mis. Volgens onze routebeschrijving zouden we via een smal zijweggetje naar de rotswand toe moeten rijden, en er lag inderdaad zo’n weggetje precies op de plek die door het Waypoint op onze GPS werd aangegeven. Het paadje zou richting een indianenwoning gaan, zo stond in mijn informatie te lezen, en ook dat klopte precies. Nu willen we natuurlijk niet over het privé erf van de bewoners daar gaan rijden, we moesten dat huis dan ook rechts laten liggen. Maar ja, dat moet dan wel kunnen, het weggetje naar links dat we zouden moeten volgen bleek onvindbaar te zijn. We hebben echt flink gezocht, maar alle paadjes gingen, zonder uitzondering, naar een van de indianenwoningen. Frustrerend hoor, we zagen de hoodoos in de verte tegen de rotswand staan, en toch waren ze onbereikbaar.
Natuurlijk weten we dat er tijdens elke vakantie een paar dingen niet zullen lukken, dat hoort er nu eenmaal bij als je steeds naar de wat minder bekende plekken op zoek bent. Maar dat dat meteen al op de eerste dag gebeurde, dat was flink balen hoor. We hadden echt nog geen zin om al naar onze motelkamer terug te gaan, we zijn dus zomaar een stuk verder de Superman Canyon Road ingereden. Een bordje met de tekst: “Private Property. No Trespassing” maakte al snel een eind aan dit avontuur. En ook de onbekende dirtroad die we daarna op goed geluk uitkozen leverde niets op, al na een paar minuten rijden bereikten we het einde van dat weggetje, er lag daar een groot motorcrossterrein. Tja, dat was ook niet echt de bezienswaardigheid waar we naar op zoek waren. We hebben het toen maar definitief opgegeven om op deze eerste dag nog meer mooie plekjes te ontdekken, we zijn teruggegaan naar Gallup. In de hoop dat we de volgende dag meer geluk zouden hebben.

White Cliffs Mushroom Hoodoo
DAG 4 : ZATERDAG 30 APRIL : GALLUP – PINEDALE HOODOOS – EL MALPAIS NM – GRANTS
Gereden : 245 mijl
Maar het geluk liet ons opnieuw in de steek. Want er stond een hek, een levensgroot hek, midden op de weg waarover wij naar de Pinedale Hoodoos wilden rijden! Het was dus meteen duidelijk dat Indian Route 11 niet ónze route zou worden. We hoopten maar dat mijn wegenkaart uitkomst zou bieden, er zou toch vast wel een alternatief weggetje te vinden zijn? Nou nee, niet echt dus. Het enige ‘weggetje’ dat mogelijk leek was Interstate 40, waarover we dan een heel stuk door zouden moeten rijden naar het oosten, om vervolgens via kleine binnenwegen weer helemaal naar het westen terug te gaan. Niet 15 minuten rijden naar de Pinedale Hoodoos, zoals we hadden gepland, maar anderhalf uur rijden! We hebben even flink staan twijfelen. Gingen we voor die lange route, of zouden we de Pinedale Hoodoos voor vandaag maar even vergeten en nu naar El Morro National Monument rijden? Maar ja, we hadden die hoodoos nou eenmaal in ons hoofd zitten, dus die moesten het toch echt gaan worden. Omrijden, dus!
Terwijl we weer terugreden naar Interstate 40 kwamen we door een klein hoekje van het voor ons onbekende Red Rock State Park. Er stond een stel grote, heel licht gekleurde hoodoos zomaar langs de kant van de weg, natuurlijk zijn we daar even gestopt om ze te fotograferen. ’t Viel niet mee om dat bleke gesteente met de bleke lucht op de achtergrond een beetje leuk op de foto te krijgen. Hans klom omhoog, naar de achterkant van de hoodoos, in de hoop van daaruit een mooier plaatje te krijgen. Nou, dat had ie beter niet kunnen doen. Want op die steile helling is hij behoorlijk hard onderuit gegaan, zijn fototoestel heeft ie kunnen redden maar zijn armen en benen niet: die zaten stevig onder de schaafwonden. Vooral z’n elleboog, die zag er echt niet meer uit. En dat allemaal voor een paar niet zo geslaagde foto’s! Nadat alle oorlogswonden weer zo’n beetje waren opgelapt, zijn we het Red Rock State Park nog even verder ingereden. En ook weer heel gauw uitgereden, toen we merkten dat het vooral een park was waar rodeo’s en paardenkampen worden georganiseerd. Niet echt iets voor ons, dus.
Een dik uur later bereikten we dan toch eindelijk de 2nd Canyon Road, de onverharde weg waarlangs de Pinedale Hoodoos liggen. Hmmm, hier moet je niet rijden als het geregend heeft, de weg was – waarschijnlijk na eerdere regenbuien – helemaal kapot gereden. Gelukkig was het nu kurkdroog, maar vanwege de flinke spoorvorming moest chauffeur Hans tijdens dit ritje toch wel even extra goed opletten.
Wat zijn we blij dat we uiteindelijk toch voor de Pinedale Hoodoos hebben gekozen. Want meteen al vanaf het moment dat we ze voor ons zagen verschijnen, waren we verkocht! Allemaal roze-bruine rotspilaren, dicht bij elkaar ‘opgestapeld’ tegen een schuine rotswand. Kleine hoodoos, grote hoodoos en nog grotere hoodoos, veel groene struiken en boompjes daar tussendoor, het was echt prachtig om te zien. Een ding was wel wat jammer: de zon stond recht voor ons, helemaal verkeerd dus. We moesten, net zoals bij de hoodoos in het Red Rock State Park deze ochtend, via de schuine rotswand naar de achterzijde van de hoodoos klimmen om de zon in de rug te kunnen krijgen. Probleempje, ik durfde niet. Op schuine wanden kan ik me niet echt lekker staande houden, en deze wand was wel heel erg schuin! Ik heb de eer dan ook maar aan Hans gelaten, en ben zelf de hoodoogroep van beneden uit gaan verkennen.

Pinedale Hoodoos
Verderop aan de 2nd Canyon Road bevinden zich nog twee hoodoogroepen. Dankzij de goede routebeschrijving vonden we de tweede groep al net zo makkelijk als de eerste, we zagen de hoodoos al van ver tegen de rotswand staan. Deze groep was zelfs nog mooier dan de eerste, wat stonden hier ontzettend veel van die prachtige exemplaren op een kluitje bij elkaar, echt fantastisch. Omhoog klimmen tegen de rotswand was hier niet mogelijk, dus deze groep moesten we echt van beneden uit fotograferen. Gelukkig maar dat we hier wat minder last van tegenlicht hadden. Natuurlijk gingen we ook hoodoogroep nummer 3 nog bekijken. Volgens onze informatie zou dat de minst mooie groep zijn, en dat klopte helemaal. We vonden hier alleen wat verdwaalde exemplaren die er niet al te spectaculair uitzagen, achteraf gezien hadden we dit plekje best over kunnen staan. Maar dat maakte niet uit, onze dag kon – dankzij die twee andere hoodoogroepen – echt niet meer stuk.
Vanuit Pinedale reden we naar Grants. We zagen veel paarden onderweg, een zwarte lama en ook een kudde schapen met opvallend grote hoorns. Die werden bijeen gedreven door een hond, zoiets verwacht je niet te zien als je naar New Mexico gaat. Eenmaal terug op Interstate 40 reden we opvallend vaak kleine groepjes fietsers voorbij, en toen we ook nog eens een auto met de tekst “America by Bicycle” zagen rijden was het wel duidelijk dat het hier om een georganiseerde tocht ging. Later hebben we nog opgezocht waar die fietsers naar op weg waren. Nou, om precies te zijn, ze waren vertrokken in Californië en hun eindpunt lag in de staat Massachusetts, aan de oostkust! Pffff, zij liever dan ik!

La Ventana Arch
We hadden voor de rest van onze vakantie geen motels meer gereserveerd, dus onze eerste opdracht in Grants was: een slaapplaats zoeken. Nu zijn we geen fans van motels die dicht bij spoorwegen liggen (iedereen die in Amerika ooit dicht bij een spoorwegovergang heeft overnacht weet waarom), maar we hadden geen keus. Alle motels lagen in een lange rij bij elkaar, bij de spoorbaan dus. We hebben er op goed geluk maar eentje uitgekozen, ik weet niet eens meer of het nu een Motel 6, een Super 8 of nog iets anders was. Op gegeven moment lijken ze allemaal op elkaar, toch!
We hadden nog tijd genoeg om naar de oostzijde van El Malpais National Monument te rijden. Onze eerste stop was de Sandstone Bluffs Overlook, waar we vanaf een hoog gelegen rotsplateau gigantisch ver over het lager gelegen landschap uit konden kijken. Nu is het fotograferen van weidse uitzichten al niet echt makkelijk, maar als je zo’n beetje uit je sokken wordt geblazen door de harde wind is het echt compleet onmogelijk om een fatsoenlijke foto te maken. We hebben de zonsondergang dan ook maar niet afgewacht hier, ’t was een mooie plek maar geen echte topper. Stop nummer 2 was bij de La Ventana Arch, een natuurlijke boog in een zandstenen rotswand. Nu houden Amerikanen er van om in hun informatie toch vooral woorden als grootste, hoogste, diepste en dergelijke te gebruiken, La Ventana Arch is dus de grootste natuurlijke boog in de staat New Mexico die makkelijk bereikbaar is. Als we die toevoeging ‘makkelijk bereikbaar’ weglaten is het nog altijd de nummer 2 op de lijst van grootste natuurlijke bogen van deze staat, met een indrukwekkende spanwijdte van 41 meter.
Ons laatste doel was The Narrows. Dat is geen canyon, zoals je vanwege die naam zou verwachten, maar een 2 mijl lange klif waar de weg direct langs af loopt. Op sommige plekken was die rotswand best wel fotogeniek, maar helaas zagen we vrijwel nergens een goede stopplaats. Eén keer zijn we zomaar midden op de weg gestopt om een paar foto’s te maken, maar echt veilig stonden we daar niet dus zijn we al snel weer verder gereden. Teruggereden, beter gezegd, want voorbij The Narrows hadden we niets meer op de planning staan. Een kleine 3 kwartier later waren we weer terug in Grants. Waar we op onze motelkamer mooi uit konden gaan puzzelen wat we de volgende dag zoal zouden gaan doen.
DAG 5 : ZONDAG 1 MEI : GRANTS – EL MORRO NATIONAL MONUMENT – ALBUQUERQUE
Gereden : 184 mijl
Wat kan een mens zich toch vergissen. In 2008 en in 2009 hebben wij El Morro National Monument links laten liggen, omdat we dachten dat het niet zo’n heel interessant park zou zijn. En ook dit jaar bungelde El Morro zo’n beetje onderaan ons wensenlijstje. Alleen als het toevallig ergens in onze route past, zo luidde onze afspraak. En ja hoor, vandaag was het dan zo ver, we hadden zomaar een gaatje van een paar uur in de planning. Tijd dus om naar El Morro te rijden, als tussendoortje.
El Morro is de naam van een langgerekte zandstenen rots van ruim 70 meter hoog, aan de schaduwzijde van die rots bevindt zich een permanente waterpoel. Honderden jaren lang zijn er reizigers voor het water en voor de schaduw naar deze plek gekomen, en veel van die reizigers hebben tekeningen, namen, datums en boodschappen in het zachte zandsteen gekerfd. Er zijn nu nog meer dan tweeduizend van die inscripties zichtbaar, sommigen heel vaag, maar anderen nog heel erg duidelijk.
We hadden wel een koude dag uitgekozen zeg, om de twee trails in El Morro National Monument te gaan lopen. De temperatuur kwam maar nauwelijks boven het vriespunt uit, en daarbij waaide het ook nog eens flink. De Ranger in het Visitor Center waarschuwde ons al dat het boven op de rots nog eens extra koud zou zijn, we hebben ons dus maar dik aangekleed en dat was zeker geen overbodige luxe. De eerste wandeling die we hadden gepland was de korte Inscription Trail, waarbij je eerst de waterpoel ziet, en daarna de rotswand met de vele inscripties. Van de Ranger hadden we een geplastificeerd boekje meegekregen, waarin we konden lezen wanneer en door wie de namen en boodschappen in de rotswand waren gekerfd. De Spaanse namen waren het oudst, de eerste Spanjaarden zijn hier al zo’n 400 jaar geleden langs gekomen. De latere inscripties zijn gemaakt door soldaten die behoorden tot Amerikaanse legerexpedities, en door arbeiders die aan de Santa Fe Railroad hebben gewerkt.
![]() Inscription Trail (El Morro National Monument) | ![]() Inscription Trail (El Morro National Monument) |
Dankzij de uitgebreide uitleg in het boekje kwamen we meer te weten over al die mensen. Over E. Penn Long en P. Breckinridge bijvoorbeeld, zij waren leden van een Amerikaanse legerexpeditie die in het jaar 1857 een goede route moest vinden van Fort Smith in Arkansas naar de Colorado River. Tijdens deze expeditie werd getest of het nuttig zou zijn om kamelen (!) in te zetten in het woestijnklimaat in zuidwest Amerika, een experiment dat werd gestaakt op het moment dat de Amerikaanse Burgeroorlog begon. Op de derde foto staat een Spaanstalige tekst, de vertaling luidt: “Pedro Romero passeerde hier op 2 augustus van het jaar 1751.” Helaas verkeert deze inscriptie niet meer in de oorspronkelijke staat, lang geleden hebben de eerste Rangers van het National Monument geprobeerd om de minder duidelijke inscripties beter leesbaar te maken door ze met grafiet donkerder te maken. Deze manier van ‘restaureren’ wordt al sinds de jaren ’30 van de vorige eeuw niet meer gebruikt.
Het was ongelooflijk boeiend om al deze verhalen te lezen en tegelijk de bijbehorende inscripties te bekijken. Daarbij was het ook nog eens een erg leuk fotografie-onderwerp, ik geloof niet dat we ooit eerder op zo’n korte afstand zo ontzettend veel foto’s hebben gemaakt! El Morro National Monument was voor ons duidelijk veel meer dan het ‘tussendoortje’ dat we vooraf hadden verwacht.

Inscription Trail (El Morro National Monument)
Aan het einde van The Inscription Trail stond een box waarin we het boekje konden achterlaten. Handig! We konden meteen verder met de tweede wandeling, die begint namelijk op de plek waar The Inscription Trail eindigt. We liepen eerst nog een stuk langs de voet van de rots, maar al snel begon het pad te stijgen. Flink te stijgen, het was op sommige stukken behoorlijk steil. Via switchbacks klommen we nog een stuk verder omhoog, tot aan de top van El Morro. En daar verraste het park ons voor de tweede keer: aan de ene kant was er een mooi zicht over een uitgestrekte vlakke vallei, aan de andere kant keken uit over de kleurrijke top van de rots. Wit, geel, lichtbruin, roze, al die zachte tinten in de rotsbodem waren prachtig om te zien. El Morro is geen massief rotsblok, binnenin ligt de smalle Box Canyon. Met daarin een eenzame, smalle rots midden tussen de groene bomen, die ons deed denken aan Spider Rock in Canyon de Chelly National Monument. Via in de rotsbodem uitgehakte sleuven en trapjes liepen we om Box Canyon heen, er waren enkele momenten dat we even geen duidelijk pad meer zagen maar dan was er altijd wel weer een cairn die ons de goede kant op wees. We hadden wel geluk met het weer, rondom ons zagen we overal dreigende wolken hangen maar wij hielden het tijdens de hele wandeling droog. We kregen zowaar nog wat zon, zo nu en dan.
Nadat we om Box Canyon waren heengelopen, kwamen we terecht bij de Atsinna Pueblo. Ruim 700 jaar geleden hebben hier, boven op El Morro, mensen gewoond. Atsinna was destijds een behoorlijk groot dorp, maar daarvan is nu niet veel meer te zien, er zijn slechts enkele kamers en een kiva uitgegraven. We hebben wel eens pueblos gezien die meer indrukwekkend waren, maar de hoog gelegen locatie van deze Atsinna Pueblo maakt het totaalplaatje toch wel weer bijzonder.
Zo’n twee-en-een-half uur nadat we onze wandelschoenen hadden aangetrokken, waren we weer terug bij het Visitor Center. Daar hebben we buiten zitten picknicken, lekker in de zon en met een dikke jas aan! Maar toen we daarna richting Albuquerque reden liet diezelfde zon ons flink in de steek. Net voor Grants dwarrelden er wat verdwaalde sneeuwvlokjes naar beneden, en op het moment dat we Grants voorbij reden werd het helemaal bar en boos: de inktzwarte wolken hingen zo laag dat ze de auto bijna leken te raken, en al gauw zaten we midden in een gigantische regenbui. Links voor ons kwam uit de wolken zelfs een tornado-achtige slurf naar beneden, okay ’t was maar een kleintje, maar toch…. Zo ongeveer halverwege tussen Grants en Albuquerque lieten we de bui achter ons, maar het bleef wel grauw en grijs overal. En wit, er lag een dun laagje sneeuw op de heuvels rondom de Interstate!
In Albuquerque was het droog, maar nog wel ijzig koud. We hoopten dat we in de namiddag nog wat hoodoos net buiten de stad zouden kunnen gaan bekijken, maar lang mochten we niet hopen. Want op het moment dat we onze koffers bij een motel naar binnen droegen, begon het te sneeuwen, heel hard te sneeuwen. Met grote dikke witte vlokken. “It just looks like Christmas out there!” zei de receptionist van het motel, en we konden hem alleen maar gelijk geven. De rest van de middag bleef het sneeuwen, pas toen we weer de deur uit gingen om een hapje te gaan eten vielen de laatste vlokken naar beneden. En zowaar, vrijwel meteen daarna kwam de zon door! De nattigheid op het wegdek begon meteen te verdampen, er trok een dikke laag stoomachtige mist naar boven. Bij een kruispunt liepen een paar voetgangers van wie we op gegeven moment alleen nog maar een spookachtig silhouet in de mist zagen, ’t was echt een surrealistisch plaatje.

El Morro National Monument
Terwijl we zaten te eten bleef de zon goed z’n best doen, het wegdek bleef maar stomen en de temperatuur liep zowaar nog een beetje op, zo laat op de dag. We besloten om – voordat we terug zouden gaan naar ons motel – nog even bij de Albert Heijn langs te gaan. Dat bespaarde morgenvroeg toch weer wat tijd. ’t Was toch nog flink koud toen ik daar uit de auto stapte; op dat moment drong het tot me door dat ik mijn fleecejack in het restaurant had laten hangen! We zijn toch maar even teruggereden, want ik zou dat jack vast nog wel vaker nodig hebben deze vakantie, vreesden we.
Toen we weer op de motelkamer zaten, besefte ik dat ik iets in de auto had laten liggen. Tja, oma wordt vergeetachtig….. Ik liep via de lobby van het motel naar buiten, en even later via dezelfde weg weer terug. Op dat moment viel het me op dat er een klein groepje mensen vol aandacht naar de televisie stond te kijken; tussen hun hoofden door meende ik de tekst “Osama Bin Laden dead” te zien staan. Hmmmm, toch maar eens een nieuwszender zoeken, op onze tv. We zapten even wat rond, en al gauw stuitten we op de eerste beelden van opgewonden televisiepresentators, en juichende mensen voor het Witte Huis in Washington. Ja hoor, het was echt zo, Osama Bin Laden was gedood door een Amerikaans legerteam. Op een of andere manier komt zo’n nieuws hier, op een motelkamer in de USA, toch net even anders binnen dan thuis in Gerwen op de bank. Maar na een tijdje zijn we toch maar weer teruggeschakeld naar The Weather Channel, want nieuws over eventuele regen- en sneeuwbuien voor morgen vonden we toch net nog wat belangrijker!
DAG 6 : MAANDAG 2 MEI : ALBUQUERQUE – RIO RANCHO – LYBROOK BADLANDS – AZTEC RUINS NM – FARMINGTON
Gereden : 275 mijl
Echt veel goeds werd er niet voorspeld, helaas. Ook vandaag zou het een hele koude dag worden, met kans op regen en sneeuw. Maar op het moment dat we bij ons motel wegreden was het droog, en we besloten om toch in elk geval een poging te gaan doen om het hoodoo-gebied net ten noordwesten van de stad te gaan bekijken. Via een woonwijk reden we de stad uit, en hoe verder we kwamen, hoe goedkoper de buurt werd. We gingen van stinkend dure villa’s, via een nette arbeiderswijk, naar slecht onderhouden houten huisjes midden tussen oude auto’s , schroot en andere rommel. En daar weer achter lag niets meer, behalve dan een netwerk aan zandwegen die de toekomstige uitbreiding van Albuquerque al leken aan te kondigen.

Rio Rancho Badlands
Met de nodige twijfel begonnen we aan onze 10 mijl lange dirtroad-route. Hoe zouden de onverharde wegen er bij liggen, na het slechte weer van gisteren? En zou het lang genoeg droog blijven, niet alleen om naar de hoodoos toe te rijden maar ook om daarna weer terug te komen in de bewoonde wereld? De conditie van de weg leek mee te vallen, het grootste deel van de rit ging over een brede, eenvoudig begaanbare gravelroad en die had niet al te veel te lijden gehad van al die regen en sneeuw, het was wat hobbelig hier en daar maar gelukkig wel heel goed te doen. Tijdens onze rit hielden we de lucht boven ons wel met argusogen in de gaten, achter ons regende het (of was het sneeuw?) en voor ons hingen veel donkere wolken. Op gegeven moment begon het lichtjes te sneeuwen, maar dat duurde maar heel kort. En omdat de conditie van de weg nog steeds acceptabel was, durfden we het aan om verder te rijden.
We hoefden nog maar één zijweggetje in te slaan, nog maar een paar honderd meter te rijden, toen het er toch nog even naar uitzag dat we de hoodoos niet zouden kunnen bereiken. En dat vanwege een reden die we helemaal niet hadden voorzien! Uit het zijweggetje kwam een auto in onze richting rijden, de man achter het stuur keek uiterst verbaasd toen hij onze auto zag. Hij stopte, en we zagen dat hij toch wel graag even met ons wilde praten. “What are you doing here, this is private property!” zo liet hij ons weten. O jee, dat wisten we dus echt niet. In onze routebeschrijving werd hiervan nergens melding gemaakt, en we waren onderweg ook echt niets tegengekomen waaruit bleek dat we hier over privé terrein reden. Gelukkig bleek het een hartstikke vriendelijke kerel te zijn, hij was vooral verbaasd maar zeker niet boos om ons hier aan te treffen. Terwijl zijn zoontje en zijn drie honden vanuit de auto toekeken, legde hij uit dat dit gebied tot een ranch behoorde, hij was als knecht bij die ranch werkzaam. Soms reden hier wel eens lui met 4WD-auto’s of Quads rond die vernielingen aanrichtten, en die het loslopende vee de stuipen op het lijf joegen. Maar hij zag wel dat wij niet zulke types waren. Uiteraard vertelden wij dat wij het kleine hoodoogebied hier vlakbij wilden gaan fotograferen, de naam die wij noemden zei hem niets maar hij begreep uit onze omschrijving wel direct welk gebied wij bedoelden. Even aarzelde hij nog, ik had de indruk dat hij aan z’n baas dacht, en dat hij ons van die baas toch eigenlijk wel weg zou moeten sturen. Maar toen wij vertelden dat we helemaal vanuit Nederland naar de USA waren gekomen, kon hij het duidelijk niet meer over z’n hart verkrijgen om ons zo kort voor het einddoel om te laten draaien. Hij legde zelfs nog even heel behulpzaam uit hoe het laatste stukje van de route ging, en wenste ons veel succes!
Wat zijn we die goeie man dankbaar dat hij ons door liet rijden! Want we hebben dus weer een prachtige ervaring op ons lijstje bij kunnen schrijven. Een ervaring in de categorie ‘klein maar fijn’. De hoodoos liggen allemaal in een kleine komvormige verlaging in het landschap, een dikke 100 meter breed en 100 meter lang, zo schatten we. En de meeste hoodoos zijn niet hoger dan 1 of 2 meter, al zijn er ook wel een paar hogere exemplaren te vinden. Maar mooi dat ze zijn, echt super! Een witte rotslaag vormt de ‘stam’ van de hoodoos, en bovenop zit steeds een uit dunne, donkere rotsplaten opeengestapelde ‘hoed’. Heel speciaal vonden we de hoodoo waar vanuit de voet een helemaal krom getrokken boompje groeide, hoe kan ’t toch ontstaan! Achter de kom lag een enorme vlakte met een goudgeel gekleurde rotsbodem, aan de horizon lagen wat hogere rotsplateaus en daar weer achter zagen we wit besneeuwde bergen. Kan je je nog een mooier achtergronddecor voorstellen?
Na anderhalf uur fotograferen zijn we naar de auto teruggegaan. Met tegenzin, we hadden hier nog veel langer willen blijven. Maar ja, die donkere wolken hè, we moesten het geluk toch niet te veel gaan tarten. We reden zonder problemen terug naar Albuquerque, en vervolgens gingen we via State Route 550 verder naar het noorden. Het was onze bedoeling om in het kleine plaatsje Cuba een motel te boeken, en van daaruit deze namiddag de San Jose Badlands en morgen de Lybrook Badlands te gaan bezoeken. Vooral die Lybrook Badlands, daar hadden we enorm veel zin in, we hoopten zelfs dat dit gebied het absolute hoogtepunt van onze vakantie zou worden.
Op de lage heuvels rondom de weg lag nog sneeuw. Dat verbaasde ons; we hadden wel verwacht dat de hoger gelegen toppen nog wit zouden zijn, maar dat er ook zo laag nog sneeuw zou liggen hadden we niet aan zien komen. In eerste instantie vonden we het prachtig, ’t is toch weer even iets anders om het landschap zo te zien. Maar toen we zagen hoe enorm slecht de dirtroads links en rechts van de weg erbij lagen werd ons enthousiasme heel snel minder. Als de route naar de Lybrook Badlands er ook zo uit zou zien, dan konden we onze rit morgen echt wel vergeten!
We reden Cuba voorbij zonder een motel te boeken. Eerst maar eens even kijken hoe de beide wegen naar Lybrook er uit zouden zien, het had immers geen zin om in Cuba te blijven als we die routes niet zouden kunnen rijden. En de dirtroad die naar een hoog gelegen viewpoint liep zag er dus vreselijk uit: het was een dikke vieze vette modderlaag. Hier was echt geen twijfel mogelijk, zelfs al zou er vandaag en morgen geen druppel meer vallen, dan nog was deze weg absoluut onberijdbaar voor ons. We baalden vreselijk. Want als deze dirtroad er zo slecht bij lag, dan zou het met de andere dirtroads die we voor de komende dagen gepland hadden vast niet veel beter zijn.

Rio Rancho Badlands
De dirtroad naar de San Jose Badlands hebben we niet eens uitgeprobeerd, dat gebied stond niet al te hoog op ons verlanglijstje. Maar dat we niet naar de Lybrook Badlands zouden kunnen gaan, dat deed flink pijn. De onverharde weg die het badlandsgebied in gaat begint op een heel andere plek dan de route naar het viewpoint; we zijn ook daar naar toe gereden om te kijken hoe die weg er bij zou liggen. Tegen beter weten in, het zou hier ongetwijfeld net zo modderig en onbegaanbaar zijn. Maar het wonder geschiedde…… we reden hier zomaar de grens van het sneeuwgebied voorbij, het was hier droog en de dirtroad zag er prima uit! We durfden nog niet blij te zijn, dat het begin van de weg goed was zei natuurlijk nog niets over het midden of het eind van de route. We zijn dan ook gewoon verder gereden, even checken hoe ver we zouden kunnen komen.
Enkele honderden meters voordat we de beoogde parkeerplaats bereikten, moesten we door een wash heenrijden. En daar hield het dus op met ons avontuur, er stroomde nog behoorlijk veel water door het kleine beekje en we durfden daar niet doorheen te rijden. Heel even hebben we overwogen om de auto hier neer te zetten, en te voet verder te gaan. Maar ons gezonde verstand won het gelukkig van ons verlangen om nu – onvoorbereid – naar de Lybrook Badlands te gaan. Het was immers veel te laat om nu nog aan zo’n lange hike te gaan beginnen, we hadden een volle dag voor dit gebied gepland en er was nu nog maar een halve dag over. Maar we waren al lang blij dat we deze bestemming niet over hoefden te slaan, binnen nu en een dag of twee, drie, zouden we hier zeker terugkomen.
We draaiden om en reden via dezelfde route terug. We wisten al dat we onderweg langs een klein hoodoogebied zouden rijden, op de heenweg hadden we dat even links laten liggen maar nu besloten we om er toch even naartoe te lopen. Van verre zag het er nog niet echt veelbelovend uit, maar toen we dichterbij kwamen bleek het toch een heel leuke plek te zijn. We hebben al zoveel hoodoos gezien, maar toch heeft elk gebied weer z’n eigen karakter. Een heel stel van de hoodoos hier zaten aan de onderzijde nog vast aan elkaar, uit de lage grijze badlandsheuvel staken grijze hoodoo-voeten omhoog. Met daarop donkerbruine kappen met lichte vlekken. En hier en daar zaten er hele donkere concretions (dat zijn ronde rotskogels) in de grijze badlands, heel mooi om te zien.
![]() Aztec Ruins National Monument | ![]() Lybrook Badlands |
Toen we weer terug waren op State Route 550, hadden we nog een flink stuk middag over. Te vroeg dus om al een motel te gaan zoeken in Farmington, de stad die we nu als overnachtingsplaats hadden uitgekozen. Het was een mooi moment om even bij Aztec Ruins National Monument langs te gaan, een park waar je de overblijfselen van Anasazi pueblo’s uit de 11e, 12e en 13e eeuw kan bezichtigen. Omdat we tijdens deze reis geen Nationale Parken in de planning hadden opgenomen, hadden we geen America the Beautiful Pass gekocht. Dat betekende dat we hier de entreeprijs nog moesten voldoen, dus meldden we ons netjes bij de dame die de toegangskaartjes verkocht. Of wij een Senior Citizens Pass hadden, vroeg ze. Uhhh….. had ik dat goed verstaan….. Ja hoor, ze vroeg echt of wij interesse hadden in de korting voor 62-plussers!! Nou ja zeg, zien wij er echt al zo oud uit, het duurt toch echt nog een dikke 10 jaar voordat wij recht hebben op die korting hoor.
Hoogtepunt van het park is de gereconstrueerde kiva, we hebben al heel wat van die uitgegraven ronde gebedsruimtes gezien maar nog nooit eerder eentje die helemaal in de oude staat was hersteld. Het was echt mooi om het ook eens op deze manier te bekijken, je krijgt dan toch weer een heel ander beeld van hoe het er vroeger moet hebben uitgezien. We moesten veel geduld hebben om de kiva te kunnen fotograferen; zo binnen in het donker vroeg ons fototoestel om een lange sluitertijd, en dat betekende dat er niemand binnen in de ruimte mocht rondlopen. En ja, we waren niet de enige bezoekers hier! We hebben net zo lang gewacht tot we de kiva even voor ons alleen hadden, en toen hebben we er toch een paar mooie plaatjes van kunnen schieten. Ook de rest van het park was mooi, al voegde het niet echt iets toe aan wat we eerder al hebben gezien in bijvoorbeeld Chaco Culture National Monument.
Na ons bezoek aan de Aztec Ruins hadden we nog een korte rit voor de boeg, de afstand tot aan de stad Farmington bedroeg zo’n 15 mijl. In Farmington zijn we allereerst gaan eten bij de Chinees, het buffet daar bleek nog steeds net zo uitgebreid en smakelijk te zijn als twee jaar geleden. Vervolgens zijn we naar de Travelodge gereden, het eenvoudige en lekker goedkope motel dat we ook nog kenden van onze vorige New Mexico-trip. En daarmee zat deze dag er dan toch echt op. Deze vreemd verlopen, maar al met al wel zeer geslaagde dag.
![]() Aztec Ruins National Monument | ![]() Aztec Ruins National Monument |
DAG 7 : DINSDAG 3 MEI : FARMINGTON – BISTI BADLANDS NORTH – LA PLATA BADLANDS – FARMINGTON
Gereden : 100 mijl
In 2009 schreef ik in ons reisverslag: “Ik heb zo het idee dat er ooit nog wel een derde bezoek zal volgen, zodat we dit fascinerend mooie gebied nog wat verder kunnen gaan verkennen.” En met “dit fascinerend mooie gebied” bedoelde ik dus de Bisti Badlands, die een mijltje of 40 ten zuiden van Farmington te vinden zijn. Het zal dus vast niemand verbazen dat Bisti ook tijdens deze reis een prominent plekje in onze planning had gekregen. We gingen voor de noordzijde deze keer, want dat deel hadden we nog niet gezien.
Voordat we aan onze hike begonnen hebben we – met de badlands al voor ons in zicht – eerst even naast de auto zitten ontbijten. En koud dat we het hadden…. op de Weather Channel hadden ze dan wel verteld dat het lekker weer zou worden vandaag, maar ze hadden er niet bij gezegd hoe laat! Volgens de temperatuurmeter in de auto was het nog maar amper 4 graden Celcius, niet echt lekker om te picknicken dus. We waren dan ook heel snel klaar met eten, we wilden meteen op pad zodat we het van het lopen wat warmer zouden krijgen.

Bisti Badlands
We hadden één speciaal doel voor ogen, de rotsformaties die The Stone Wings worden genoemd. Zo’n 50 minuten nadat we aan onze wandeling waren begonnen, zagen we ze links voor ons op een lage heuvel liggen. Om eerlijk te zijn, het was niet helemaal het Wauw-moment waarop we hadden gehoopt…. de wings waren veel minder indrukwekkend dan we hadden verwacht. Dat lag vooral aan de grootte, of beter gezegd: aan het gebrek daaraan. We hadden duidelijk een verkeerd plaatje in ons hoofd gehad, op de foto’s die we hadden gezien leken ze veel groter.
Maar, niet getreurd, Bisti had nog veel meer voor ons in de aanbieding dan alleen The Stone Wings. Er zijn hier zo ontzettend veel badlands, hoodoos en andere mooie rotsformaties te zien, dus ook tijdens dit derde bezoek hebben we weer volop genoten. Het was echt weer een ontdekkingstocht, waarbij we de ene na de andere mooie plek tegenkwamen. Zoals die grote versteende boomstam boven op een badlands-muurtje, echt supermooi. En een smal, langwerpig dal waar tegen de wand aan honderden lichtgrijze hoodoos stonden; onder die hoodoos bevond zich een donkere badlands-wand die naar beneden toe steeds lichter werd. Eerst keken we van bovenuit het dal in, met een beetje moeite zijn we naar beneden geklauterd zodat we ook door het dal heen konden lopen en de uithoeken ervan konden bekijken. Het weer voor onze hike was echt ideaal; het was zonnig, de temperatuur was opgelopen tot iets boven de 20 graden Celcius, en er waaide een lekker briesje. De vesten die we tijdens het begin van de wandeling nog hard nodig hadden, waren al lang in de rugzak verdwenen. Het was dat er hier en daar – op de laagst gelegen plekken – nog wat kleine modderpoelen voorkwamen, anders zou je echt niet hebben gedacht dat het tijdens de afgelopen dagen zo’n slecht weer was geweest.
Net zoals de vorige twee keren hadden we er moeite mee om aan de terugweg te beginnen. Maar ja, we kunnen immers niet oneindig in Bisti rond blijven dwalen, dus zijn we toch maar weer – met hulp van onze GPS – richting de auto gelopen. Kort voordat we het einde van het Wilderness gebied bereikten zagen we nog een aantal vrij hoge, smalle rotsformaties die netjes op een rij achter elkaar lagen. Lichtgrijs gesteente met daar bovenop donkerbruine rotsen, echt een schoolvoorbeeld van de werking van erosie. En een geweldig plaatje om deze hike mee af te sluiten!
![]() Bisti Badlands | ![]() Bisti Badlands |
We reden terug naar Farmington, maar nog niet naar ons motel. We hadden namelijk nog een klein hoodoo-gebied vlak bij de stad op het oog, de La Plata Badlands. Helaas hadden we enkele dagen voordat we richting Schiphol waren gegaan informatie gekregen dat dit gebied voor het publiek zou zijn afgesloten, de goede raad die werd gegeven was om vooraf even bij het BLM-kantoor in Farmington langs te gaan. Tja, wij komen dus vaak aan bij zo’n kantoor met vragen waar men geen raad mee weet. En toen we vroegen of de La Plata Badlands publiekelijk toegankelijk waren, werden we weer heel vreemd aangekeken. “Uh…. de La Plata Badlands…..nóóit van gehoord!”, zo was het antwoord. Mike werd erbij gehaald, Mike met de grijze puntbaard. Want hij zou ons echt alles over de omgeving kunnen vertellen, zo verzekerde de dame achter de balie ons. Maar helaas, ook Mike kende de naam La Plata Badlands niet. Toen we uitlegden welk gebied we bedoelden (het ligt heel dicht bij het BLM-kantoor) wist hij ineens wel waar we het over hadden. Dat er een hek bij de ingang stond, ja, dat klopte, zo vertelde Mike. Maar hij verzekerde ons dat dat geen probleem was, we mochten het hek gewoon open maken, zolang we het daarna maar netjes achter ons zouden sluiten. Nou, dat was heel goed nieuws voor ons.
Nu we hier toch waren, besloten we om ook maar eens te informeren of Mike wist waar we de King of Wings zouden kunnen vinden. Een rotsformatie in de stijl van The Stone Wings, maar dan dus wel groot, heel erg groot zelfs! De geheime locatie van de King of Wings is op dit moment echt een hot topic bij de bijzondere-plekken-jagers, waar wij onszelf toch ook wel toe mogen rekenen. Verdorie, we willen die rotsformatie zo ontzettend graag zien maar we konden maar niet achter de juiste locatie komen. Al hadden we, op grond van kleine stukjes en beetjes informatie die we bij elkaar hadden gesprokkeld, wel een idee waar de King zich ongeveer moest bevinden. En nu dan dus de vraag of BLM-Mike ons misschien verder zou kunnen helpen……
![]() Bisti Badlands | ![]() Bisti Badlands |
Hij wist ‘t! Absoluut, hij wist waar de King of Wings zich bevond, dat zagen we aan zijn reactie. Maar hij mocht het niet vertellen, al zei hij dat niet met zoveel woorden. Wat hij wel deed was even met zijn vinger over de landkaart gaan die we op de balie hadden liggen, hij had wel eens gehoord dat de King misschien daar ergens zou moeten zijn. Yes…. dit sloot perfect aan bij het idee dat we zelf al hadden!!! We wisten dat het nog steeds bijzonder moeilijk zou zijn om deze rotsformatie te vinden, de informatie was nog steeds erg vaag en het gebied waar we zouden moeten zoeken nog steeds veel te groot. Maar toch, het gaf ons voldoende moed om een poging te gaan wagen.

La Plata Badlands
Maar niet nu; het was immers te laat op de dag om nog aan zo’n avontuur te gaan beginnen en we hadden ook de La Plata Badlands nog op ’t programma staan. Een paar minuten nadat we bij de BLM waren vertrokken stonden we al voor het hek waarover we hadden gesproken. Tja, Mike kon dan wel mooi vertellen dat we hier door mochten rijden, maar het was wél een hek met een flink hangslot en maar liefst twéé borden met de boodschap “No Trespassing” er op! Op bord 1 stond ook nog vermeld: “No dirt bikes or ATV’s allowed on property”, en op bord 2 werd medegedeeld dat “hunting or fishing” niet was toegestaan. Nou, wij hadden geen dirt bike en geen ATV, en ook op jagen of vissen zullen ze ons nooit betrappen. Dus we zijn, met de zegen van Mike, toch maar het gebied ingereden.
We waren hier niet alleen. Want op diverse plekken zagen we arbeiders die – voor zover wij het konden beoordelen – in dienst waren van een gas- en oliemaatschappij. Overal kwamen we pijpleidingen, ja-knikkers en werkmaterieel tegen. Wat een verschil zeg met de ongerepte natuur van de Bisti Badlands waar we nog maar een uurtje of twee eerder rondliepen. Gelukkig zagen we niet alleen de omgeving-verpestende apparatuur, maar ook nog mooie badlands en verspreid staande hoodoos. Gigantische hoodoos, mag ik wel zeggen, de eerste exemplaren die we tegenkwamen torenden hoog boven ons uit. We hebben de auto aan de kant gezet, en zijn door het open veld heen naar die hoodoos toe gelopen. Ondertussen hielden we ook een oogje op de arbeiders, toch even opletten of zij zouden reageren op onze aanwezigheid.
Blijkbaar was het einde werktijd, de arbeiders stapten in hun auto’s, reden onze auto straal voorbij, en gingen richting het hek. Wat bij Hans ineens een schrikreactie opriep….. aan dat hek hing een hangslot…… wat als die werklui e.e.a. af zouden sluiten aan het einde van de werkdag? We zijn gauw naar onze auto gelopen en teruggereden. De auto’s van de arbeiders waren inmiddels al lang en breed uit zicht, dus als ze het hek op slot zouden hebben gedaan, dan waren we toch al te laat met deze actie. Maar we hadden geluk….. het hangslot was niet gebruikt!
We hadden nog maar een heel klein stukje van de La Plata Badlands gezien, we durfden het nu wel aan om terug te gaan om ook de rest van het gebied te gaan verkennen. Ik had nog steeds een beetje moeite om in de juiste stemming te komen, het was duidelijk te zien dat het hier ooit prachtig moet zijn geweest, met al die badlands en hoodoos, maar het was echt aangetast allemaal. Sommige dirtroads waren helemaal kapot gereden door het zware werkverkeer, we zijn dan ook niet helemaal tot achter in het gebied geweest. Maar toch, ondanks de wat stroeve start betrapte ik mezelf er op gegeven moment op dat ik weer flink stond te genieten. We hebben diverse zijweggetjes verkend, en de hoodoos die we her en der tegenkwamen waren echt smullen voor ons. Op een van die plekjes stond ik te fotograferen, terwijl Hans wat verder was gelopen om te bekijken of daar ook iets te vinden zou zijn. Op dat moment kwam met een behoorlijke vaart een man op een crossmotor naar mij toe rijden. Achterop zat een jochie van een jaar of acht, negen. Ik schrok, verdorie zaten we hier nu toch weer op verboden terrein?
Hans had die crossmotor natuurlijk ook gehoord, dus hij kwam meteen teruglopen om te horen wat de man te vertellen had. Bleek het dus een hartstikke vriendelijke kerel te zijn, die had gezien dat wij aan het fotograferen waren en die ons nu heel graag kwam vertellen dat hij dit gebied zo ontzettend mooi vond, hij reed hier heel graag met zijn zoontje rond. Eén ding wilde hij ons zeker niet onthouden, als we nog even verder zouden rijden dan zouden we daar de allermooiste hoodoo die hij ooit had gezien kunnen vinden.
Kijk, dat zijn de tips waar wij iets mee kunnen. We bedankten de man voor zijn goede advies, stapten in de auto en reden in de richting die hij had aangewezen. We moesten nog een keer een zijweggetje nemen, maar toen we dat weggetje voor ons zagen durfden we het niet aan om daar in te rijden. Te smal, te zanderig en te steil! We zagen de hoodoo die de man bedoelde al wel staan, en Hans besloot om te voet verder te gaan. Ik bedankte voor de eer, en heb bij de auto even op hem gewacht. En van verre naar de hoodoo gekeken, en die was dus echt enorm groot. Ik heb nog een paar foto’s gemaakt terwijl Hans er direct naast stond, en zo hebben we dus kunnen zien dat hij er ongeveer 15x in past. Waarmee de hoodoo dus op een indrukwekkende 25 meter hoogte komt.
Dit prachtige exemplaar was ons laatste wapenfeit hier in de La Plata Badlands, ’t was weer een lange dag geweest en het werd tijd ons motel op te gaan zoeken. Laat ik besluiten met de opmerking dat Hans heel erg tevreden was toen hij de achterkant van onze auto bekeek, die was niet meer knetterwit maar lekker smerig. Kijk, zo hoort de auto er uit te zien!
![]() La Plata Badlands | ![]() La Plata Badlands |
DAG 8 : WOENSDAG 4 MEI : FARMINGTON – DE NA ZIN WILDERNESS – LYBROOK BADLANDS OVERLOOK – BLOOMFIELD
Gereden : 171 mijl
We wisten vooraf al dat de De-Na-Zin Wilderness minder mooi zou zijn dan de Bisti Badlands; het is een soortgelijk landschap maar dan met veel minder hoodoos en rotsformaties. Toch stond dit gebied al enkele jaren op ons verlanglijstje, als rechtgeaard badlands–liefhebbers wilden we het toch écht een keer gezien hebben. Dus trokken we ’s ochtends om 7 uur de deur van de motelkamer achter ons dicht, stapten we in de auto en reden we opnieuw – net zoals gisteren – via State Route 371 naar het zuiden. De afslag naar de Bisti Badlands reden we voorbij (met moeite, we hadden er zo weer naar toe gewild!), en even later gingen we linksaf via de onverharde County Road 7500. Hoewel we ons hier maar een klein stukje verder zuidelijk bevonden dan gisteren, waren de gevolgen van het slechte weer hier veel duidelijker. Vooral in de berm lagen nog flinke plassen water, de weg zelf was – ondanks wat modderige plekken hier en daar – gelukkig wel goed begaanbaar.
We bereikten dus zonder problemen de kleine parkeerplaats vanwaar onze hike zou gaan beginnen. Ondanks het vroege tijdstip waren we niet de eersten hier, er stond al een auto. Er lagen twee slaapzakken naast de auto, in één van die slaapzakken lag een kerel net wakker te worden, zijn maat stond al naast de auto. Ruige mannen waren ‘t , een beetje van die redneck-types. Ze wilden ook heel graag laten zien hoe stoer ze wel niet waren, ze hadden allebei een Colt bij zich en een van de mannen schoof bewust z’n jasje een beetje naar achteren zodat wij dat ding toch vooral heel goed zouden zien!
We zagen dat ze, net zoals wij, voorbereidingen aan het treffen waren om te gaan hiken. Wij waren wat sneller, dus op het moment dat wij de parkeerplaats verlieten waren de mannen nog bij hun auto bezig. Nu is het niet zo dat ik bang was dat ze ons iets aan zouden doen, ik neem het beeld dat Hollywood graag van dit soort mannen schetst niet al te serieus. Maar toch…. we hebben wel extra goed gecheckt of onze paspoorten en creditcards toch écht wel in de rugzak zaten. En ik heb het kenteken van hun auto in m’n hoofd geprent…. toen ik dat aan Hans vertelde bleek dat hij op een soortgelijk idee was gekomen: hij had stiekem een foto van het kenteken gemaakt!
![]() De Na Zin Wilderness | ![]() De Na Zin Wilderness |
Vanaf de parkeerplaats liepen we een stukje via een pad door het open veld, even later begon het pad te dalen en gingen we een groot, ondiep komvormig dal in. En daar werd onze verwachting helemaal bevestigd, we zagen veel kleurrijke badlands maar niet veel rotsformaties. Ze waren er wel hoor, maar veel minder massaal dan in Bisti. Het landschap was veel weidser, en dat was op z’n eigen manier ook erg mooi. Door het dal heen liep een brede, droogstaande wash, en die zijn we een heel eind gevolgd. Zo nu en dan namen we een kijkje in een van de kleinere zijdalen, Hans is daar tegen de steile badlands op naar boven geklommen om een stel mooie hoodoos van dichterbij te kunnen bekijken. Naar beneden toe was makkelijker: hij heeft gewoon een heuvel als glijbaan gebruikt!

Lybrook Badlands
We zagen helemaal aan de andere zijde van het dal ook nog wat veelbelovende hoodoos boven op de rand staan. Van veraf waren die goed te zien, maar hoe dichterbij we kwamen, hoe meer ze aan het oog werden onttrokken door de lage heuvels die net voor de rand lagen. We zijn op diverse plaatsen tussen die heuvels door richting de hoodoos gelopen, maar het viel niet mee om er dicht bij te komen. Hans is er nog wel in geslaagd om naar een hele mooie groep toe te klimmen, terwijl hij daarmee bezig was ben ik lekker even in de schaduw gaan zitten.

Lybrook Badlands
In totaal hebben we zo’n 5½ mijl door De-Na-Zin heen gelopen. Het was geen hoogtepunt in onze vakantie, maar toch zeker wel een ervaring die we niet hadden willen missen. We zijn hier veel meer bezig geweest met de hike zelf, en minder met het fotograferen. Ik was wel blij toen we weer bij de auto terug kwamen, in de eerste plaats omdat ie er nog ongeschonden stond, en in de tweede plaats omdat ik de hitte en de vermoeidheid toch wel begon te voelen. ’t Is ook nooit goed hè, hebben we eindelijk warm weer en begin ik daar weer over te zeuren!
Het was nog veel te vroeg om naar Farmington terug te gaan, we besloten dus om via County Road 7500 verder naar het oosten te rijden. Die weg eindigt aan State Route 550, waar we nog maar twee dagen geleden tussen de besneeuwde heuvels door hadden gereden. Even een kijkje nemen bij de dirtroad die richting het Lybrook Badlands Viewpoint gaat: eergisteren troffen we daar nog één dikke onbegaanbare laag modder aan, maar nu was het er hartstikke droog!! Kijk, dat was nog eens een aangename verrassing, we hadden er eigenlijk niet op gerekend dat we het viewpoint tijdens deze vakantie nog zouden kunnen zien. Maar nu lieten we ons de kans er op natuurlijk niet meer ontgaan.
Klein probleempje…. de waypoints die we thuis al in onze GPS hadden gezet waren op onverklaarbare wijze verdwenen. Ik had ook nog een ouderwetse papieren routebeschrijving, na 1,2 mijl zouden we rechtsaf moeten, zo stond daar te lezen. We zagen wel twee wegen die naar rechts gingen, alleen de eerste kwamen we al na ongeveer 1 mijl tegen en de tweede na ongeveer 1,4 mijl. Welke was nou de goede? We gokten dat het de tweede zou moeten zijn, en in eerste instantie leek het er op dat we goed hadden gegokt. Want de routebeschrijving leek precies te kloppen: eerst scherp naar rechts, daarna een flinke bocht naar links, en dan nog een stukje verder tot aan het viewpoint. Maar vooral tijdens het laatste stukje, dus voorbij die bocht naar links, werd de route steeds lastiger. Er lagen overal pijpleidingen, het was duidelijk dat daar regelmatig auto’s overheen reden dus wij deden dat ook….. maar dat werd steeds moeilijker. Over die pijpleidingen stond niets in onze beschrijving, het gevoel dat we verkeerd zaten werd dan ook steeds sterker. Dus zodra het mogelijk was zijn we omgedraaid en teruggereden.
Nou, toch ook nog maar even de andere dirtroad naar rechts uitproberen. Ook deze weg ging scherp naar rechts, en ook hier konden we even later linksaf. En ja hoor, na anderhalve mijl bereikten we het slickrockplateau dat in de routebeschrijving vermeld stond. We hadden ons viewpoint gevonden! Wat zijn we blij dat we nog even hebben doorgezet, want het zicht over de Lybrook Badlands was echt adembenemend mooi. Overal waar we keken, diep beneden ons, zagen we schitterende badlands en rotsen. O wat een heerlijk vooruitzicht dat we daar morgen rond mochten gaan lopen, we hadden er sowieso al heel veel zin in en dat gevoel werd nu alleen nog maar sterker. Het viewpoint was meer dan alleen maar één plek vanwaar we naar beneden konden kijken. Het slickrockplateau was best groot, en door de rand ervan te volgen hadden we steeds weer een ander zicht op de badlands. Het waaide er wel enorm hard, en de zon stond compleet verkeerd – recht tegenover ons. Het was dan ook een hele kunst om al dat moois een beetje fatsoenlijk op de foto te krijgen.
Na afloop hadden we geen zin om nog helemaal terug te rijden naar Farmington, we zijn dan ook in het plaatsje Bloomfield blijven hangen. De Best Western daar was wel flink wat duurder dan onze Travelodge in Farmington, maar ach, een keertje wat luxer overnachten is ook wel eens lekker.
DAG 9 : DONDERDAG 5 MEI : BLOOMFIELD – LYBROOK BADLANDS – FARMINGTON
Gereden : 122 mijl
Omdat we afgelopen maandag de dirtroad richting de Lybrook Badlands al een keer hadden uitgeprobeerd, wisten we precies wat ons te wachten stond: een over het algemeen redelijk goed begaanbare route, met een paar onoverzichtelijke heuveltjes en hier en daar wat kapot gereden zijkanten. Kapot gereden door het zware werkverkeer dat ook van deze route gebruik maakt, in dit gebied is namelijk een aardoliemaatschappij actief. We waren benieuwd of we deze keer helemaal tot aan de parkeerplaats door zouden kunnen rijden, een paar dagen geleden waren we immers nog noodgedwongen gestopt bij een kreekje dat dwars over de weg heen liep. Toen stroomde er nog flink wat water doorheen, maar nu was ’t kreekje kurkdroog. Mooi, dat scheelde ons toch twee keer een halve kilometer lopen.

Lybrook Badlands
In de Lybrook Badlands lopen geen trails, je moet er – net zoals in de Bisti Badlands – gewoon lekker rond gaan dwalen in de hoop mooie plekjes tegen te komen. We moesten wel vooraf een keuze maken welk deel van de badlands we wilden gaan bekijken, vanaf de route die wij hadden gereden zijn er drie dalen te voet bereikbaar. Op aanraden van de Amerikaan Mike Spieth, die het gebied goed kent , kozen we voor de middelste van de drie dalen. De eerste paar minuten liepen we over een oude Jeeptrail, daarna daalden we af in een brede, bochtige, droogstaande wash die we verder in oostelijke richting volgden. Links van ons zagen we de rotswanden waarachter de mooie dalen verborgen lagen, we moesten alleen nog zoeken waar ergens de opening in de rotswand zat. De GPS bleek een prima hulpmiddel te zijn, toch lekker als je ziet dat het waypoint waar je moet zijn steeds dichterbij komt.
We hebben er precies een half uur over gedaan om van de auto naar dat waypoint te lopen, precies op die plek lag inderdaad de ruime opening in de rotswand waarachter ons dal lag. En daar, meteen aan het begin van het dal, werden we dus verrast met een van de allermooiste plekjes die je je maar in kunt denken! Twee hoge rotsen die aan de onderzijde dezelfde voet delen, en die naar boven toe allebei uitlopen in een hele smalle punt. Twin Peaks, zo worden ze genoemd, en da’s een perfecte naam natuurlijk. Direct naast Twin Peaks stond een serie robuuste brede hoodoos op een rij. Eerlijk gezegd zit ik nu een beetje te zoeken naar de woorden om alwéér een groep hoodoos te beschrijven…. ik denk dat ik ’t maar laat bij de opmerking: Kijk naar de foto’s, dan zie je waarom wij hier weer ongelooflijk hebben staan genieten!
Hoewel Bisti en Lybrook allebei ‘badlands en hoodoos’-gebieden zijn, zijn ze toch heel verschillend. Bisti is heel dor en droog, en om van de ene plek naar de andere plek te komen moet je voortdurend over heuveltjes heen klimmen. De Lybrook Badlands zijn groener, je komt op diverse plekken struiken en kleine boompjes tegen. Erg mooi, dat contrast met de omliggende badlands. En Lybrook is ook vlakker, in het dal zelf hoef je vrijwel nergens hoogteverschillen te overwinnen. Het dal bleek best klein te zijn, en het werd helemaal omsloten door een hoge rotswand. De meeste hoodoos lagen rechts achter in het dal, tegen die rotswand aan. Opnieuw heel mooi, maar niet zo spectaculair als Twin Peaks en de hoodoos die we bij de ingang al hadden gezien.
Nadat we het hele dal goed hadden verkend, zijn we weer teruggelopen naar de wash. Daar hebben we even flink staan twijfelen….. het was nog vrij vroeg, het achterste dal lag redelijk dichtbij….. het was dus o zo verleidelijk om daar ook nog naar toe te lopen. Maar ja, mijn voeten hè…. In onze vorige reisverslagen klaag ik nogal vaak over zere voeten, en inmiddels weet ik dat ik ‘gerechtvaardigd’ klaag. Mijn voeten zijn niet alleen veel te plat, ze knikken ook nog eens een beetje naar buiten toe. Waardoor er drukpunten ontstaan die de pijn aan mijn voeten verklaren. Met orthopedische zooltjes wordt een en ander nu wel gecorrigeerd, maar pijnvrij lopen zit er voor mij helaas niet meer in. Vandaar dus dat wij nu moesten besluiten om onze verkenningstocht door de Lybrook Badlands tot slechts één dal te beperken.

Lybrook Badlands
Terwijl we weer richting de auto liepen, zagen we in de verte nog een stel mooie rotsen staan. Hans is daar naar toe gelopen, terwijl ik lekker even onder een boompje aan de rand van de wash ben blijven zitten. Schoenen uit…. reep eten…. water drinken…. en genieten van de mooie omgeving, kortom, ik vermaak me wel als ik daar zo zit te wachten. Alleen bleef Hans wel erg lang weg, deze keer. Gelukkig hadden we wel contact met elkaar, tijdens dit soort hikes nemen we tegenwoordig altijd walkie talkies mee en dat bevalt ons prima. Nu kon Hans me dus vertellen dat hij niet meer wist waar hij mij had achtergelaten, hij was even zijn richtinggevoel kwijt. Ik heb m’n schoenen weer aangedaan en ben rondom het bochtje van de wash gelopen, zodat ik wat beter in beeld kwam. En ja hoor, daar zagen we elkaar weer. Toch handig, die walkie talkies!
Rond 1 uur ’s middags waren we terug bij de auto, veel te vroeg dus om al terug te rijden naar de bewoonde wereld. En een perfect moment om op zoek te gaan naar die ene geheime en daardoor zo ontzettend aanlokkelijke rotsformatie: The King of Wings. We wisten dat de kans dat we de King zouden vinden erg klein was, we hadden immers niet meer dan een indicatie in welk gebied dat ding te vinden zou moeten zijn. Geen aanrijroute, geen waypoints, geen beschrijving….. een en al vaagheid dus. Op Google Earth hadden we al wel zitten zoeken of er een weg het gebied in zou gaan, en we hadden inderdaad iets gevonden. En daarop vestigden we dus al onze hoop.

Lybrook Badlands
De weg bleek precies te liggen waar we het verwachtten, onze ontdekkingstocht begon dus veelbelovend. Al duurde dat helaas niet al te lang…. ’t Was een heel smal zandweggetje dat dwars door een gebied met heel veel lage struiken liep, de harde droge takken van die struiken raakten zo nu en dan de zijkanten van de auto en dat zat me niet lekker, ik was bang dat er lelijke krassen op zouden komen. Maar dat was nog niet het grootste probleem, in het midden was het zandweggetje namelijk veel hoger dan op de plekken waar we met de wielen doorheen reden, zoveel hoger dat ik er echt niet al te veel fantasie voor nodig had om ons in gedachten al high centered boven op het middengedeelte te zien hangen. Hans loste dit op door op sommige plekken met de wielen niet langer door de wielsporen te rijden, maar over de middenberm en de zijberm. Waardoor die gemene takken aan de zijkant nog net even wat meer kans kregen om schade aan te richten….. Keren was uitgesloten, we moesten verder. Op gegeven moment bereikten we een open gedeelte, het weggetje boog hier naar links af en het zag er daar wat makkelijker begaanbaar uit. Hans heeft even te voet een stukje vooruit verkend, hij zag dat er verderop een stuk kwam waar we – als dat nodig zou zijn – konden keren. We zijn dus verder gereden tot aan die plek, er was daar een heuveltje waar Hans naar boven is geklommen in de hoop ergens een glimp van The King of Wings op te vangen.
Hij zag niets dat er ook maar enigszins op duidde dat we op de goede plek aan het zoeken waren. In de verte zag hij een canyon, dat klopte precies met onze verwachting. Maar het vlakke gebied voor die canyon was – zo ver hij kon kijken – bezaaid met laag struikgewas. En wij zochten nu juist naar een gebied met een meer rotsachtige ondergrond. Helaas, het had geen enkele zin om hier verder te rijden…. we konden maar één beslissing nemen en dat was: omdraaien! Onze auto bereikte de gewone gravelroad ongeschonden; de opluchting daarover was bij mij groter dan de teleurstelling over onze mislukte zoektocht.
Toen we ’s avonds in ons motel in Farmington de dag doornamen, kwamen we samen tot de conclusie dat we toch blij waren dat we een poging hadden gedaan om The King of Wings te vinden. Anders zouden we met dat knagende ‘misschien’-gevoel zijn blijven zitten… Maar, we geven het niet op hoor, we blijven zoeken naar informatie over de juiste locatie. Als we die ooit nog vinden, dan gaan we zeker naar dit stukje van New Mexico terug. Dus, als iemand nog een goede tip voor ons heeft, dan is die bij ons nog altijd heel erg welkom!
DAG 10 : VRIJDAG 6 MEI : FARMINGTON – BOUNDARY BUTTE ARCH – RECAPTURE POCKET – BLANDING
Gereden : 161 mijl
Ik heb last van een writers block…. Al minstens 10 keer heb ik een begin gemaakt met het beschrijven van onze belevenissen van de zesde mei, en even zo vaak heb ik alles weer weggehaald omdat de tekst gewoon niet lekker liep. Ik zal eens opsommen wat ik tot nu toe zoal geprobeerd heb te vertellen. Als eerste: dat we nu al een volle week in het noordwesten van New Mexico zaten, en dat we daar nu bijna alles van ons to-do-lijstje hadden afgestreept (behalve dan the King of Wings, helaas!) Als tweede: dat het de komende dagen nog mooi weer zou zijn, maar dat er voor na het weekend een dip werd verwacht.

Boundary Butte Arch
En verder: dat we daarom besloten om het kleine stukje Colorado dat we hadden gepland over te slaan, we wilden meteen naar Utah zodat we daar nog voor de weersomslag een paar plekjes zouden kunnen gaan bekijken die we echt niet wilden missen.
Tja, ik zal maar niet opnieuw proberen om daar nog een mooi stukje tekst van te maken, ik ga meteen over naar het beschrijven van de twee bezienswaardigheden die we op deze dag hebben bezocht. De eerste is Boundary Butte Arch, een mooie, grote, eenzame rots die vlakbij de grens tussen de staten Arizona en Utah zomaar ergens in het open veld staat. Via een zanderig weggetje konden we tot op ongeveer 1 mijl afstand van de rots komen; zo van ver was ie al heel goed zichtbaar maar we wilden hem natuurlijk ook graag van wat dichterbij bekijken. Dus we deden onze wandelschoenen aan, en we gingen op pad.
We hadden sterk het idee dat we hier naar een ‘broertje’ van Agathla Peak en Shiprock stonden te kijken: die zijn allebei ontstaan doordat er tijdens een vulkaanuitbarsting vloeibaar magma in een kraterpijp is achtergebleven, dat magma is vervolgens afgekoeld waardoor er een smalle hoge rotslaag is ontstaan. Die vervolgens door miljoenen jaren erosie aan de oppervlakte is gekomen. Een ‘volcanic plug’ noemen ze zoiets, en we gaan er vanuit dat Boundary Butte Arch ook zo’n volcanic plug is. Nu heeft Boundary Butte Arch iets dat Agathla Peak en Shiprock niet hebben, namelijk een gat in het midden. ’t Wordt niet voor niets een arch genoemd, natuurlijk. Het gat is ruim 3 meter breed en 15 meter hoog, de rots zelf is nog een heel stukje hoger.
’t Was best wel zwaar om daar te lopen, er lag veel los zand en het terrein bestond alleen maar uit kuilen en bulten, voortdurend kleine hoogteverschillen dus. En om nou te zeggen dat de rots er van dichtbij meer indrukwekkend uitzag dan van veraf….. nee, niet echt. Ik denk dat we zowat driekwart van de afstand achter de rug hadden toen we besloten dat dat laatste stukje – behalve vermoeide benen – niet veel extra’s op zou leveren. Vandaar dus dat we daar weer rechtsomkeer hebben gemaakt.
We reden nu meteen door naar ons belangrijkste doel van deze dag: een rotsachtig gebied dicht bij het plaatsje Bluff. Hoewel we al vaak in dit hoekje van Utah hebben rondgereden, hadden we Bluff nog nooit gezien. En ik moet zeggen, ’t was een heel aangename verrassing…. wat ligt dit dorp in een prachtige omgeving. Allemaal rode rotsen, wat wil je nog meer. We besloten spontaan om hier te gaan overnachten, in plaats van in Blanding. Het eerste motel waar we binnenliepen had geen plaats meer. Bij het tweede motel stond een wat vage vrouw achter de balie, ze keek ons heel raar aan toen we haar vroegen of er nog een kamer vrij was. Alsof we echt iets heel aparts hadden gezegd. Ze gaf ook niet echt antwoord, wel vroeg ze hoe laat we weer terug zouden komen. Waaruit we dus maar concludeerden dat er wel een kamer beschikbaar was, maar dat we daar nu nog niet in konden. Geen probleem natuurlijk, we hadden immers nog een paar rotsbezichtigingen voor de boeg. De vrouw noteerde onze gegevens, en daarna gingen we met toch een wat vervelend gevoel weer naar buiten….
Dat vervelende gevoel was heel snel over toen we weer in de auto zaten, de mooie rode rotsen rondom ons brachten ons al helemaal in de stemming voor onze volgende bezienswaardigheid. Recapture Pocket bestaat uit drie apart van elkaar gelegen gedeeltes, de eerste twee plekjes die we gingen bekijken lagen aan dezelfde dirtroad. Na een stukje gravelweg en vervolgens een stukje rotsachtige weg – makkelijk te doen met onze SUV – bereikten we de eerste plek. Hmmm, daar zagen we wel een paar rotsformaties maar om nou te zeggen dat die indrukwekkend waren, nee, zeker niet. We reden dan ook maar meteen door naar Recapture Pocket nummer 2. En wat we daar te zien kregen, dat was dus wél helemaal geweldig!

Recapture Pocket
De dirtroad eindigde bij een U-vormige vlakte, die aan drie kanten werd omsloten door een lage, knobbelige rotswand. En op die vlakte stonden diverse metershoge pilaren en rotswanden, het leken wel bouwpakketten van op elkaar gestapelde stenen. We konden met onze auto helemaal tot aan de rotsen rijden, en ik moet zeggen, het is best wel lekker om eens een keer niet zoveel moeite te hoeven doen om in een mooi gebied terecht te komen. ’t Was ondertussen ook tijd om te lunchen, en dit was uiteraard een meer dan ideale picknickplek. We hebben onze stoelen in de schaduw van zo’n mooie los staande rotswand neergezet; ik ging boterhammen smeren maar Hans had eigenlijk helemaal geen tijd om te eten, die was al volop aan het fotograferen. Ik moest ‘m zelfs nog op z’n kop geven voordat ie bereid was om even te komen zitten…. eerst eten jij, verdorie!
We hadden het prima naar onze zin. ’t Was maar een klein gebied, maar we hebben er lekker onze tijd voor genomen om het van alle kanten te bekijken. Daarna zijn we via dezelfde weg teruggereden, en daarbij kwamen we dus opnieuw bij Recapture Pocket nummer 1 waarvan wij bij de eerste aanblik niet zo gecharmeerd waren geweest. Ik las nu pas de tekst in mijn roadbook, en daar stond een zinnetje dat ik de eerste keer dus had gemist: “Loop via een kleine slickrockhelling naar beneden.” En ja hoor, daar lag inderdaad een kleine slickrockhelling. We zijn dus toch maar even uitgestapt, en hebben deze aanwijzing opgevolgd. Deze hele nuttige aanwijzing, zo bleek al snel…. want we kwamen nu dus uit bij een plek waar meer van die prachtige rotspilaren stonden. ’t Was hier zelfs nog mooier dan bij Recapture Pocket nummer 2, omdat de rotsen hier met een weidse achtergrond gefotografeerd konden worden. Moet ik nu echt nog gaan schrijven dat we ook hier volop hebben rondgelopen en foto’s hebben gemaakt, of spreekt dat vanzelf?

Recapture Pocket

Navajo Twins
Tijdens elke Amerika-reis ontmoet je wel iemand met wie je een heel erg leuk gesprek aan kunt knopen. En zo’n ontmoeting, die hadden we nu dus hier bij Recapture Pocket. Op het moment dat we nog bij de rotspilaren stonden, hoorden we motorgeluiden onze kant op komen. En even later zagen we dat er twee mannen met quads bij onze auto waren gestopt, het was duidelijk dat ze ons daar op stonden te wachten. Het waren mannen van een jaar of zestig, eentje was er heel spraakzaam, de ander was wat stilletjes. De laatste 8 jaar hadden ze steeds hier op deze plek gekampeerd, samen met hun echtgenotes. Ter ere van Moederdag, zo legde de spraakzame man uit. De mannen waren vooruit gereden om te checken of de kampeerplek vrij was, en daarbij hadden ze dus onze auto aangetroffen. Of wij ook van plan waren om hier te overnachten, zo wilden ze graag weten. Want in dat geval zouden zij wel een ander plekje zoeken.
We vertelden dat wij weer verder zouden rijden, en we legden hen uit dat Recapture Pocket nummer 3 ons volgende doel was. En dan is het zo heerlijk als je van die super enthousiaste reacties krijgt, precies in die richting zou ook nog een schitterende rotsformatie met vier gaten erin te vinden zijn, Four Windows, zo noemden ze die. We beloofden om zeker naar die rots op zoek te gaan, en namen afscheid. De route naar de derde parkeerplaats bleek iets ruiger te zijn dan die naar de eerste twee plekken, we reden o.a. over een vrij hobbelig slickrockplateau waar we toch wel extra voorzichtig moesten zijn. En ondertussen moesten we ook de omgeving afspeuren, Four Windows zou immers vanaf de weg zichtbaar moeten zijn, zo hadden de mannen ons verteld. Maar helaas, we hebben de bewuste rots niet gevonden. Recapture Pocket nummer 3 lag wel precies op de goede plek, direct langs de dirtroad. Het was weliswaar ‘meer van hetzelfde’, maar dat vonden wij absoluut niet erg. Sterker nog, we hebben zelfs nog een poging gedaan om nóg meer van hetzelfde te vinden: in de verte lag een rotswand die er veelbelovend uitzag. Maar die – toen we dichter bij kwamen – die belofte niet waar kon maken, echt bijzonder was het daar niet. Ach, wij waren al dik tevreden met wat we hadden gezien, Recapture Pocket gaat als een echte topper bij ons de boeken in!
We reden terug naar Bluff, waar we nog even zijn gestopt bij de imposante Navajo Twins. En ach, nu we daar toch onze auto hadden geparkeerd, konden we ook best wel even de souvenirwinkel binnenlopen die daar aan de voet van die mooie tweelingrots te vinden was. We vroegen ons af wat de tekst betekende die boven bij de deur stond: YA AT EEH staat voor ‘Hello’ en HA GOO NEE voor ‘Goodbye’, zo weten we inmiddels. Ha, de Navajo zijn zeker fan van Joris Linssen z’n programma! Het bleek overigens echt geen standaard souvenirwinkeltje te zijn, binnen troffen we vitrines aan met schitterende Indiaanse halskettingen, armbanden en andere sieraden. Normaal gesproken geef ik echt helemaal niets om sieraden, maar hier keek zelfs ik heel begerig mijn ogen uit. Totdat ik de prijskaartjes bekeek…. een kettinkje van paar duizend dollar was hier echt geen uitzondering!
Ik had er ondertussen best wel spijt van dat we zo impulsief voor Bluff als overnachtingsplaats hadden gekozen. Okay, de omgeving daar is schitterend, maar nu ik er even rustig over had nagedacht was ik tot de conclusie gekomen dat Blanding toch echt beter op de route lag. We besloten dan ook om eens te proberen of we nog onder onze reservering uit konden komen. Dezelfde vrouw die eerder deze middag onze naam had genoteerd hoorde onze vraag aan, pakte de reservering uit een bakje en scheurde het papier kapot. En dat zonder ook maar één woord te zeggen. Wat een raar mens zeg, we waren nu nog extra blij dat we hier niet hoefden te overnachten.
Een half uurtje later arriveerden we in Blanding, waar we ons gewone avondprogramma weer hebben afgewerkt: een motelkamer regelen, even boodschappen doen, een hapje gaan eten (makkelijk, het Old Tymer Restaurant dat we nog kenden van een eerdere vakantie lag direct naast de deur). En daarna foto’s back-uppen, een paar leuke exemplaren online zetten in ons live reisverslag, en ook nog een stukje schrijven natuurlijk. Zo, we hadden er weer een dag op zitten, een zeer geslaagde dag, mogen we wel zeggen. En ik heb – ondanks mijn writers block – toch weer een heel stuk tekst uit mijn toetsenbord gekregen….
DAG 11 : ZATERDAG 7 MEI : BLANDING – HOUSE ON FIRE – MONTEZUMA CREEK – BLANDING
Gereden : 149 mijl
Ergens op een internetsite hadden we gelezen dat de ochtend, zo tussen 9 en 10 uur, het beste moment zou zijn om de 800 jaar oude ruïne van de Anasazi Indianen in Mule Canyon te fotograferen. De ruïne heet House on Fire, en die naam heeft ’t te danken aan het feit dat de overhangende rotswand op sommige momenten – als het zonlicht precies goed in de canyon staat – heel fel oplicht. Dat wilden wij natuurlijk heel graag met eigen ogen zien, vandaar dus dat we ervoor zorgden dat we al om kwart voor 9 bij de ruïne stonden.

House on Fire
De ruïne was echt prachtig om te zien, wat het nog extra mooi maakte was de authenticiteit: House on Fire verkeert nog helemaal in de originele staat, er is nooit iets gerestaureerd. Helaas bleek de informatie die we over het tijdstip hadden gelezen totaal niet te kloppen, we waren véél te vroeg. De zon kwam lang niet ver genoeg de canyon in, de rotsbodem net voor de ruïne lag nog dik in de schaduw. We hebben eerst nog even wat in de nabije omgeving rondgedwaald, niet te ver, want we wilden natuurlijk niet het risico lopen dat we het juiste moment net zouden missen. Maar toen we weer bij House on Fire terugkwamen, was de schaduwlijn maar een heel klein stukje opgeschoven…. het was nog steeds veel te vroeg.

Montezuma Canyon House
We besloten om te wachten. Terwijl Hans al wat foto’s stond te maken, heb ik een schrift waarin bezoekers hun opmerkingen kunnen schrijven eens door zitten bladeren. Ik wist dat er diverse Alles Amerika-forumleden deze plek al hadden bezocht, het leek me dan ook heel goed mogelijk dat ik zomaar een of meer bekende namen tegen zou kunnen komen. En ja hoor, op 24 mei 2010 hadden Peter, Jacqueline en Natasja uit Amsterdam geschreven dat dit een Beautiful Site was! Uiteraard heb ik ook een berichtje achtergelaten, dat doen we altijd wel als er ergens zo’n schrift ligt.
Rond 10 uur kregen we gezelschap van een Amerikaans echtpaar. Zij hadden duidelijk dezelfde interesses als wij: mooie afgelegen plekken bekijken, en fotografie! Het licht was nog steeds niet goed, dus we hadden volop de tijd om met elkaar te kletsen over wat we al aan moois gezien hadden in Utah en omstreken. Ondertussen kwamen er nog meer mensen naar boven geklommen, er stond daar op gegeven moment echt een heel kapitaaltje aan foto-apparatuur op een rij! Maar helaas, ook tussen half 11 en 11 uur veranderde er niet veel aan het licht….. de ene na de andere fotograaf droop af en ook wij hielden het om kwart over 11 voor gezien. House on Fire is prachtig, maar na ruim 2,5 uur daar rondhangen hadden we er toch echt wel genoeg van!
Twee jaar geleden hadden we bij toeval een mooie picknickplek ontdekt. Die lag nu precies op onze route, dus we hoefden niet lang na te denken waar we onze boterhammen zouden gaan smeren vandaag: direct langs Highway 95, bij de Comb Ridge. Lekker in de schaduw van een stel mooie bomen. En daarna gingen we een stukkie rijden, we hadden de ruim 40 mijl lange Montezuma Canyon Trail op het oog. Over die route valt op internet niet zo heel veel te lezen, ik had welgeteld één routebeschrijving gevonden. Die was overigens wel best uitgebreid, er werden diverse bezienswaardigheden genoemd, steeds compleet met waypoints en onderlinge afstanden.

Montezuma Ruins
Onze rit begon bij de Hatch Trading Post, een heel stuk ten zuidoosten van Blanding. We draaiden daar een brede gravelweg op, en al gauw werden we verrast door een eerste fotogenieke plek: een stel leuke hoodoos. Ik had alleen niet al te veel tijd om ze te bekijken, want ik werd me daar toch spontaan ontzettend verkouden! Ik begon te niezen, te sniffen en te snotteren, zakdoeken hadden we niet in de auto maar gelukkig nog wel wat stukken keukenrol. En die had ik echt héél hard nodig, ik snotterde nog erger dan toen ik voor de eerste keer naar West Side Story keek! Het viel me wel op dat de planten rondom de hoodoos erg sterk geurden, dat zou natuurlijk best iets met mijn onverwachte snotteraanval te maken kunnen hebben.
Tijdens het eerste gedeelte van onze rit kwamen we regelmatig leuke dingen tegen. Een paar petroglyphs, een piepkleine Cliff Dwelling met een mooi rotstekening er boven, mooie gelaagde rotswanden (‘stoere rotsen’, zo noem ik ze in mijn aantekeningen). We zagen wat restanten van de Utomic Company Buckhorn Mine, en nog een kleine Cliff Dwelling waarvoor we wel eerst een kleine zoektocht hadden moeten ondernemen. ’t Was niet echt spannend allemaal, maar toch, de rit beviel ons ontzettend goed.
Vooraf verwachtten we dat Three Kiva Pueblo het voornaamste punt op onze route zou zijn. Maar dat viel tegen, er lag hier inderdaad – zoals in onze beschrijving stond – een gerestaureerde kiva. Maar de ladder waarmee je de kiva binnen zou kunnen gaan was weggehaald. En de bovengrondse overblijfselen van de kiva waren niet boeiend, er stonden nog maar een paar muurtjes overeind, en er lagen wat stapels stenen die eerder ook wel muurtjes zullen hebben gevormd. We zijn maar gauw weer verder gereden, al snel voorbij Three Kiva Pueblo moesten we Montezuma Creek oversteken. Het water was gelukkig erg ondiep, we konden dan ook goed zien dat er een breed, vlak rotspad over de bodem liep waar onze Jeep makkelijk overheen kon rijden.
Meteen na deze oversteek vonden we nog twee Cliff Dwellings en wat petroglyphs. Voor die Cliff Dwellings moest er wel weer geklommen worden, daar had ik – nog steeds volop snotterend – echt geen zin in. Dus ik ben lekker in het zonnetje gaan zitten terwijl Hans op Cliff Dwelling jacht ging. Iets wat me overigens heel wat After Sun smeergel heeft gekost…. ik heb me daar flink zitten te verbranden!
Eigenlijk verwachtte ik dat we nu geen bijzondere plekjes meer tegen zouden komen, in onze routebeschrijving was dit het laatste Point of Interest dat werd genoemd. En dat terwijl we nog niet eens de helft van de totale afstand hadden afgelegd. Eén ding vonden we wel jammer, we hadden vooraf stiekem gehoopt dat we de Honeycomb Ruin zouden vinden; dat is een kleine Cliff Dwelling waarvan we een mooie foto op internet hadden gevonden, maar waarvan we de exacte locatie niet hadden kunnen achterhalen.
Tot onze verbazing kwamen we toch nog een rotswand tegen waar we, hoog ingeklemd in een richel, een hele rij Cliff Dwellings zagen. Die werden dus niet genoemd in onze routebeschrijving, en dat terwijl dit toch echt het mooiste plekje was dat we tot nu toe tijdens onze rit waren tegengekomen. Aan de onderzijde van de rotswand stond een hek, we konden dus niet naar de Cliff Dwellings toe klimmen. Gelukkig konden we dankzij onze telelens de rotswoningen toch nog goed fotograferen. Het was hier zeker niet mooier dan vanochtend bij House on Fire, maar toch…. om eerlijk te zijn maakte deze plek meer indruk op me. Waarom, dat kan ik niet echt uitleggen, dat is gewoon een gevoel.
Dik tevreden stapten we weer in de auto, we maakten een bochtje naar links en ik keek zomaar eens de rotswand waar we aan voorbij reden af. En hééé…. daar was ie…… niet meer verwacht maar toch gevonden…. onze Honeycomb Ruin!! Alleen zat ie wel heel erg hoog in de wand, no way dat ik daar naar toe zou durven klimmen. En dus stond ik even later toe te kijken hoe Hans wel richting de ruïne klom, vrij moeizaam want een echt handige route was er niet te vinden. ’t Is hem niet gelukt om helemaal tot bij de ruïne te komen, maar gelukkig was hij wel dichtbij genoeg om er een goede foto van te kunnen maken. Zodat we kunnen laten zien waar deze Cliff Dwelling haar naam aan te danken heeft, namelijk aan het mooie honingraatpatroon van de rotswand die het dak ervan vormt.

Honeycomb Ruin
Voorbij de Honeycomb Ruin veranderde de omgeving. We hadden nog steeds een behoorlijk stuk voor de boeg, maar toch kwamen we zo langzaam aan alweer een beetje in de bewoonde wereld. Diverse hekken links en rechts van de weg met “Private Property”-bordjes erop. Een verlaten cabin. Wat oude auto’s hier en daar. En die grote gaten die aan de onderzijde in de rotswand waren gemaakt, dat leek toch ook wel echt mensenwerk te zijn. We vroegen ons af waar die gaten voor dienden, en die vraag werd al snel beantwoord. Het waren opslagruimtes! Voor landbouwwerktuigen, en voor hooi. In een van die gaten heeft zelfs ooit een soort van winkeltje gezeten, de opening was dichtgemaakt en er zaten een deur en een paar ramen in. Natuurlijk hebben we even binnengegluurd, er lag een hoop oude rommel daarbinnen.

Montezuma Ruins
We zullen niet zeggen dat de Montezuma Canyon Trail de mooiste rit is die we ooit hebben gereden, maar het is absoluut wel een van de meest afwisselende geweest. Vooral de laatste “Cliff Dwellings” die we ontdekten waren wel héél erg apart: er zaten twee moderne woningen helemaal in de rotswand gebouwd. Die mensen hebben zich duidelijk laten inspireren door de Anasazi People! We besloten de rit met een lange, steile en vooral ook zeer bochtige klim naar boven, en aan het einde daarvan kwamen we uit op State Route 191, ergens tussen de plaatsen Monticello en Blanding. We zijn meteen maar naar het Old Tymer Restaurant in Blanding gereden, waar ik maar nauwelijks genoeg bleek te hebben aan de papieren servetjes die daar op tafel lagen: ik had weer last van een nieuwe snotteraanval. Ik hoopte maar dat mijn verkoudheid niet aan zou houden, morgen moest ik fit genoeg zijn om weer een trail te kunnen gaan lopen.
DAG 12 : ZONDAG 8 MEI : BLANDING – FALLEN ROOF RUIN – LITTLE EGYPT – HANKSVILLE
Gereden : 166 mijl
We hadden nog één bijzondere Cliff Dwelling op het oog: de Fallen Roof Ruin. Je kan die ruïne het best vergelijken met House on Fire, alleen is Fallen Roof net wat moeilijker bereikbaar. En daardoor ook net wat minder bekend. We moesten eerst een paar mijl dirtroad rijden; de Cigarette Springs Road bleek heel goed begaanbaar te zijn, onze high clearance was wel prettig maar niet perse noodzakelijk. Rond half 10 bereikten we de trailhead, volgens onze routebeschrijving hadden we nu een hike van ongeveer 3 kwartier voor de boeg.

Fallen Roof Ruin
We begonnen met een halve kilometer via een vlak pad (vals plat!) richting Road Canyon. We waren zowat halverwege toen ons twee mensen tegemoet kwamen, een man en vrouw. Na een vriendelijk goedemorgen vielen ze meteen met de deur in huis: of wij ook op weg waren naar de Fallen Roof Ruin, en of wij wisten dat de afdaling zo gevaarlijk was? Uhhh, ja….. we zijn inderdaad op weg naar de ruïne, en nee…. volgens onze informatie valt die afdaling wel mee! ’t Bleek al snel dat zij op een andere plek dan dat wij voor ogen hadden geprobeerd hadden om omlaag te klimmen, ze hadden hun poging al snel moeten opgeven en waren nu dus weer op weg naar de auto. Maar nu ze zagen dat wij met een GPS op pad waren, en blijkbaar meer nauwkeurige informatie hadden omtrent de juiste afdalingsplek, wilden ze het graag nog eens proberen. Of ze met ons mee mochten lopen? Uiteraard zeiden we ja, natuurlijk mochten ze met ons mee lopen. Maar om eerlijk te zijn…. we baalden er wel een beetje van (zeg maar gerust: een beetje veel). Het waren heel aardige mensen hoor, daar was niks mis mee, maar toch…. het was al snel duidelijk dat we hier met een paar wel heel erg onervaren wandelaars zaten opgescheept. Niet dat wij zelf nu zo’n doorgewinterde hikers zijn, verre van dat, maar we houden er wel van om er een lekker tempo in te houden en intensief met onze omgeving bezig te zijn. En nu liepen we dus ineens in een slakkegangetje richting de canyon, terwijl ik ondertussen hele verhalen moest aanhoren over de kinderen en kleinkinderen van het stel.
Op het punt dat door de GPS werd aangewezen, zagen we helaas nog niet echt een goede mogelijkheid om in de canyon af te dalen. Nu komt het wel vaker voor dat er kleine afwijkingen in de waypoints zitten, dus we besloten om nog even verder langs de rim af te lopen in de hoop een betere plek te vinden. Na een paar minuten zagen we inderdaad zo’n plek, Hans en ik besloten al gauw om daar naar beneden te klimmen. Tot onze verbazing (en opluchting!) zei het Amerikaanse stel dat ze het toch niet zo zagen zitten. Ze wilden deze ochtend ook nog naar House on Fire, en ze waren bang dat ze het qua tijd niet meer zouden redden om allebei de ruïnes te gaan bekijken. Nee, dat was wel zeker, het was immers al bijna 10 uur en alleen deze trail zou al twee keer drie kwartier gaan kosten. Dit paste wel bij het beeld dat we van deze mensen hadden, namelijk dat ze van te voren echt totaal geen idee hadden waar ze aan waren begonnen. Enfin, we namen afscheid en Hans en ik mochten alleen verder op ontdekkingstocht. Gelukkig!

Fallen Roof Ruin
De afdaling was heel makkelijk. Totdat we – op het moment dat de bodem al volop in zicht was – ontdekten dat we op een plateautje waren beland vanwaar we niet meer verder naar beneden konden. Balen zeg, de bodem was al zo dichtbij dat meer sportieve types waarschijnlijk wel van dat plateautje af zouden durven springen. Maar ja, ik had geen zin in gebroken enkels dus dit avontuur zijn we maar niet aangegaan. We hebben nog goed rondgekeken of er toch echt niet ergens een plekje was waar we dat laatste stukje afdaling zouden kunnen doen, maar helaas…. Er zat niets anders op: we moesten weer omhoog klimmen naar de rim. We zijn toen nog een keer een kijkje gaan nemen bij de plek die door onze GPS werd aangegeven. En zowaar, we bleken hier tóch naar beneden te kunnen! ’t Probleem zat ‘m vooral in het feit dat de route naar beneden toe van bovenaf vrijwel onzichtbaar was, pas tijdens het afdalen zelf werd duidelijk hoe het pad liep.

Fallen Roof Ruin
En zo stonden we dan toch eindelijk beneden in Road Canyon. En vanaf dit punt was het vinden van de juiste route heel eenvoudig, we moesten gewoon de canyon volgen. De trail was verrassend leuk, overal lagen kleine rotsblokken en stonden struiken en we moesten steeds zoeken waar we nou precies overheen moesten klimmen of langs af moesten wringen. Nergens moeilijk of lastig, maar allemaal net wel wat leuker dan zomaar rechttoe rechtaan lopen. Na ongeveer 1 kilometer zagen we het herkenningspunt waarnaar we op zoek waren: een robuuste donkerrode hoodoo. We wisten dat we ons doel nu heel dicht waren genaderd. En ja hoor, daar was de ruïne, een meter of 20 boven ons in een rotswand-richel. We moesten nu nog wel via die rotswand omhoog klimmen, dat bleek vooral een kwestie van goed vooruitkijken te zijn. Zodat we niet ergens op een plekje belandden vanwaar we niet verder omhoog zouden kunnen. Hans heeft daar een veel betere kijk op dan ik, dus ik liet hem het speurwerk doen en klom daarna netjes achter hem aan.
Je hebt van die momenten tijdens een reis die net wat extra’s hebben. En dit was er dus zo een, ik heb intens genoten van ons verblijf daar boven bij de kleine Fallen Roof Ruin. De prachtige Cliff Dwelling, de weidse blik over de omgeving, de intense rust en stilte…. geweldig was het daar! Echt een van de hoogtepunten van onze vakantie. We hebben er lekker een tijdje zitten te genieten, daarna was het weer tijd voor de terugweg. Die overigens heel wat sneller verliep, we waren netjes binnen de geplande drie kwartier terug bij de auto.
Harde wind, daaraan zijn we ondertussen wel gewend geraakt tijdens onze vakanties. En dus weten we dat er niets zo lastig is als de combinatie ‘harde wind’ en ‘picknicken’. We waaiden weer compleet uit ons Wehkampie daar op de parkeerplaats, dus onze poging om een hapje te gaan eten hebben we maar snel opgegeven. We reden terug naar de verharde weg, State Route 261. Waar we op gegeven moment een bordje “Overstekende hikers” naast de weg zagen staan; daar moesten we samen smakelijk om lachen, je verwacht wel bordjes waarop herten staan afgebeeld maar een plaatje van een mannetje met backpack, da’s toch echt wel verrassend. En wat denk je…. we reden een bultje in de weg over, en wie liep daar toen ineens in ons blikveld?? Ja hoor, een man met een grote backpack op z’n rug!! We lagen helemaal in een deuk…. dit was echt een kwestie van perfecte timing! Niet veel verder zagen we een BLM-kantoor naast de weg staan, daar hebben we direct naast het gebouw alsnog zitten picknicken. Niet de meest ideale plek, maar okay, we zaten hier in elk geval een klein beetje beschut. We zijn daarna nog even naar binnen gelopen, we waren toch wel heel benieuwd hoe oud de handafdrukken waren die we bij de Fallen Roof Ruin hadden gevonden. 800 jaar, zo liet de Ranger ons weten. En dat vonden we toch wel heel indrukwekkend.
We wisten nog niet waar we vanavond zouden overnachten. Hanksville, Green River, Torrey misschien? We besloten om eerst maar eens flink wat afstand te gaan overbruggen, via Highway 95. Die ook wel ooit de Bicentennial Highway wordt genoemd. In 2003 hadden we die route ook al eens gereden, Melanie en Rob waren er toen ook nog bij. Ik wist nog dat dit een hele mooie route was, maar dat het hier zo magnifiek, overweldigend, fantastisch subliem mooi was (ja hoor, ik houd ervan om superlatieven te gebruiken!), dát wist ik echt niet meer. We zaten allebei een beetje helemaal lyrisch te wezen in de auto… Helaas hebben we geen foto’s om te bewijzen dat ik echt niet overdrijf hier, het gebied was, zoals wij dat noemen, niet echt ‘fotografabel’.
Hoe verder we naar het noorden reden, hoe bewolkter het werd. Een voorbode van het slechte weer dat ons de komende twee dagen te wachten stond. Maar nu was het nog droog, dus daarvan moesten we nog wel even profiteren. Op zo’n anderhalve mijl ten westen van Highway 95 ligt Little Egypt, een gebied met rotsformaties in de stijl van Goblin Valley en Blue Canyon. We reden er via een zeer eenvoudig begaanbare dirtroad naartoe. Ik moet zeggen, terwijl we ons daar op de parkeerplaats stonden voor te bereiden, voelde ik niet veel enthousiasme. Harde wind, nog steeds wat verkouden, moe…. ik had mijn portie ‘enthousiast zijn’ al ruimschoots verbruikt vandaag bij Fallen Roof en onderweg tijdens de Scenic Route. De rotsformaties die we vanaf de parkeerplaats zagen staan brachten me niet echt in vervoering.
We besloten om allebei in ons eigen tempo aan de gang te gaan, ik bleef bij de dichtstbijzijnde rotsen terwijl Hans verderop een kijkje ging nemen; via onze portofoons hielden we contact met elkaar. Ik maakte her en der wat foto’s, weinig geïnspireerd want ik slaagde er maar niet in om echt mooie composities in mijn camerascherm te vangen. Tot er een berichtje via mijn portofoon binnenkwam: Ik moest écht even wat verder lopen, zei Hans, het achterste gedeelte van Little Egypt was veel mooier dan het begin! Ik heb me over mijn vermoeidheid heen gezet en ben Hans achterna gegaan. En ja hoor, hij had helemaal gelijk. Ik voelde mijn ‘wat is het hier mooi’-stemming weer helemaal terugkomen, ik had er weer volop zin in.
Toen we weer bij de auto terugwaren voelde ik opnieuw hoe moe ik was. We besloten dan ook dat we niet verder zouden rijden dan Hanksville, het was mooi geweest voor vandaag. Hanksville is een gat van niks, maar we wisten van een eerdere vakantie dat er in elk geval wel minstens één fatsoenlijk motel te vinden was, het Whispering Sands Motel. Vijf jaar geleden hadden we daar voor het ongelooflijke bedrag van 10 dollar overnacht; de inflatie had hier inmiddels flink toegeslagen want we mochten deze keer maar liefst 87 dollar afrekenen. Daar kregen we dan wel een prima kamer voor, mét internet deze keer. We moesten natuurlijk ook nog ergens gaan eten, we gingen daarom de Red Rock Steak House maar eens uitproberen. Het was een super eenvoudig ingericht eettentje, maar het was er tot onze verbazing wel behoorlijk druk. Er zaten twee grote gezelschappen binnen, we zagen al snel dat het geen toeristen waren maar lokale bewoners. Ahhh… het is vandaag Moederdag, zo drong tot ons door! Een groep had het eten al op tafel staan, het andere gezelschap had al besteld dus hun eten was in de maak. . Na ons kwamen er nog diverse mensen binnen, lokale bewoners maar ook toeristen. Waaronder een groepje van vier jonge mannen, twintigers, die volgens ons Duits met elkaar spraken maar dan wel in een voor ons onverstaanbaar dialect. ’t Bleek al snel dat we net op tijd binnen waren gekomen, wij kregen de door ons bestelde hamburgers nog redelijk snel op tafel maar de mensen die na ons waren gearriveerd moesten echt lang wachten. Ik was blij toen we weer teruggingen naar ons motel, even lekker lui op bed liggen met een mooi boek was voor mij de meest aantrekkelijke manier om deze Moederdag af te sluiten.

Little Egypt
DAG 13 : MAANDAG 9 MEI : HANKSVILLE – MOAB
Gereden : 120 mijl
We werden wakker van een heftige regenbui met onweer! Waarop we ons lekker nog eens hebben omgedraaid en weer in slaap zijn gevallen. Toen we opnieuw wakker werden regende het nog steeds, het was meteen al duidelijk dat we vandaag heel weinig zouden kunnen gaan ondernemen. Nu is Hanksville niet echt The Place to Be als je niets te doen hebt, we hebben ons boeltje daarom maar ingepakt en we zijn naar Moab gereden. De winkeltjes daar bleken niks moois voor onze Oona in de aanbieding te hebben, de kinderkleertjes in die toeristische gebieden zijn echt ugly. De City Market was gelukkig wel goed voorzien, dus we hebben maar van de gelegenheid gebruik gemaakt om onze eet- en drinkvoorraad weer op peil te brengen. En om een wasje te doen. En om een flink stuk van mijn leesboek weg te werken. Niet echt interessant dus voor dit reisverslag, ik zal daarom maar meteen een eind breien aan ‘dag 13’ en heel gauw overgaan naar ‘dag 14’. Want die bleek heel wat meer voor ons in petto te hebben!
DAG 14 : ZONDAG 10 MEI : MOAB – BUCKHORN DRAW – GOBLIN VALLEY – ESCALANTE
Gereden : 419 mijl
The Weather Channel had voor vandaag nog enkele buien voorspeld. En inderdaad, de donkere wolken die boven Moab hingen toen we wakker werden beloofden niet veel goeds. Dat betekende: géén Crack Canyon en géén Reds Canyon Loop vandaag, want ‘kans op regen’ gaat helaas niet samen met slotcanyons en dirtroads met een lemen ondergrond. We besloten om beide bestemmingen een dagje vooruit te schuiven en voor vandaag iets te zoeken dat wél haalbaar zou zijn. Ik wist dat in de buurt van de plaats Green River een paneel met erg mooie pictographs te vinden was, en als ik me goed herinnerde was dat paneel bereikbaar via vlakke brede gravelwegen. En dat durfden we wel aan, ook in de eventuele regen.
Voor de zekerheid zijn we toch maar even naar het Visitor Center van Green River gereden. Waar we een paar bekende gezichten zagen, de vier jonge Duitsers die we afgelopen zondag in Hanksville in het restaurant hadden gezien stonden ook daar binnen. Helaas, we stonden er alle zes voor niets. Want er was niemand van het personeel in het Visitor Center aanwezig, behalve dan de dame die daar souvenirs verkoopt. Jammer, ik had er echt op gerekend om hier wat meer informatie te krijgen. Gelukkig vond ik wel een brochure waarin de Buckhorn Draw Pictographs werden genoemd, de routebeschrijving die in die brochure stond was niet echt duidelijk maar okay, het was beter dan niets.
![]() Swinging Bridge | ![]() Buckhorn Draw Road |
En zo gingen we dus op pad: met zware wolken boven ons dak, een gebrekkige routebeschrijving op m’n knieën en niet meer dan een vaag idee over de toestand van de weg in m’n hoofd. Ach, soms moet je een risico nemen in het leven, toch! Vanuit Green River reden we via Interstate 70 verder naar het westen. We wisten al dat de weg hier tussen bijzonder mooie rotsformaties door zou lopen, ik had er al diverse foto’s van gezien maar we hadden het nog nooit met eigen ogen mogen aanschouwen. En ja hoor, op het moment dat we door Spotted Wolf Canyon heen reden klonken er heel wat Ooooh’s en Aaaah’s in onze auto.

Buckhorn Draw
En toen we de canyon achter ons lieten klonken er nog steeds Ooooh’s en Aaaah’s, maar nu om een hele andere reden. Eerst was het “Oooh, het sneeuwt hier!” en meteen daarna “Aaah, het is hier spiegelglad!”. Ja, we reden dus volkomen onverwacht een dikke vette sneeuwbui in. We waren stomverbaasd, nog veel meer dan een week geleden in Albuquerque.
Eerst konden we er nog heel erg om lachen. Zaten we hier in onze korte broek (ja hoor, vanochtend waren we nog optimistisch geweest) op een snelweg in Utah, waar we alleen nog maar met een slakkengangetje konden rijden omdat de sneeuw op de weg bleef liggen. We kwamen zelfs een sneeuwploeg tegen, wie verwacht zoiets nou! Maar even verderop konden we er helaas niet meer om lachen. Hans zag een auto in de middenberm staan, die was door de gladheid van de weg gegleden. Aan de overkant stonden een aantal mensen langs de kant van de weg, het zag er gelukkig naar uit dat er geen gewonden waren. En net op dat moment zag ik in een flits een rode auto – een tegenligger – die een 180° draai maakte en zo, met de achterkant eerst, keihard van de weg af schoot en in een diepe greppel verdween. ’t Gebeurde zo snel allemaal, ik denk dat ik de auto nog geen halve seconde gezien heb. Jee, wat was dat hard gegaan zeg, ik vreesde dat de bestuurder en eventuele andere inzittenden (ik had niet gezien hoeveel mensen er in de auto zaten) zwaargewond zouden zijn.
Ik vind het prettig om zo goed mogelijk voorbereid op reis te gaan. Alle wegnummers, afstanden, GPS-points en dergelijke zijn dan ook thuis al op een rijtje gezet en in ons roadbook verwerkt. En het was dus heel jammer dat ik dat voor de route naar de Buckhorn Draw Pictographs niet had kunnen doen, want we reden prompt verkeerd. In mijn routebeschrijving stond niet het juiste Exit-nummer vermeld, en op het moment dat we daar achter kwamen waren we de betreffende afslag al gepasseerd. We moesten een heel eind doorrijden naar het westen, keren, en weer een heel stuk terug naar het oosten. We kwamen daarbij opnieuw langs de plaats waar het ongeval had plaatsgevonden, de rode auto was vanaf de weg niet zichtbaar maar er waren al wel hulpdiensten ter plekke. We vermoeden dat die al onderweg waren geweest in verband met het eerdere ongeval.
Nou, om een lang verhaal niet al te lang te maken: na een heleboel overbodige mijlen hebben we uiteindelijk toch de juiste afslag gevonden. De Buckhorn Draw Road bleek inderdaad een vlakke brede gravelweg te zijn. En die was prima begaanbaar, ook na de sneeuwbui van zo net. We kwamen al snel een eerste bezienswaardigheid tegen, een sinkhole (dat is een diep gat in de grond dat door een natuurlijke oorzaak is ontstaan.) Nu is de term bezienswaardigheid iets te veel eer voor deze sinkhole, want echt spannend was ’t niet. Het voornaamste dat we daar op die plek hebben gedaan was gauw onze korte broek omruilen voor een dikke spijkerbroek.
In de verte zagen we brede rode rotsformaties voor ons, en hoe verder we reden, hoe mooier ze werden. Echt Utah… echt genieten dus! En we hebben meteen besloten om na onze vakantie eens even flink was huiswerk te gaan doen, dit gebied verdient een nadere ontdekkingstocht! Een kleine 20 mijl nadat we Interstate 70 hadden verlaten, arriveerden we bij de San Rafael Bridge, een bijna 50 meter lange houten hangbrug die in 1937 is gebouwd. Er overheen rijden mag niet meer, er is een nieuwe brug direct naast gebouwd, maar er overheen lopen kan nog wel. Een leuke stopplaats was dit, zo’n fotogenieke brug lieten we natuurlijk niet aan ons voorbij gaan.
Voorbij de brug werd de weg wat zanderig. Of, meer actueel, flink modderig. Onze auto kon het nog steeds makkelijk aan hoor, maar ik moet toegeven dat we toch wel zo nu en dan wat ongerust naar de donkere wolken keken die ons achtervolgden. Gelukkig was het nog steeds droog toen we de rotswand met pictographs bereikten, we zijn er snel uitgestapt en meteen aan het fotograferen geslagen. We leken wel Japanners: pictograph…. klik, volgende pictograph…. klik, weer een pictograph…. klik. In een heus recordtempo zijn we zo langs het 40 meter lange paneel gelopen; meteen daarna moesten we heel snel de auto weer in want de eerste regendruppels kwamen al naar beneden.
Omdat het regende op de plek waar we net vandaan kwamen, leek het ons het beste om via een andere route weer naar de verharde weg te gaan. Het was een lange rit…. en die rit werd zowaar nog een beetje spannend ook. Want we reden niet alleen over mooie brede gravelroutes, we kregen ook te maken met smalle weggetjes, hoogteverschillen, rotsachtige gedeeltes en een paar dwars over de weg heen stromende washes. ’t Was allemaal heel goed te doen hoor, het was vooral spannend omdat we niet van te voren wisten wat ons te wachten stond en ook omdat de regen toch steeds wel héél dichtbij zat. Om eerlijk te zijn, we vonden ’t geweldig!
Uiteindelijk bereikten we State Route 61. Ongeschonden, maar wel met een auto die niet meer knetterwit maar knettersmerig was. De modder zat echt overal, tot op de voorruit toe. ’t Ergste werd er overigens al snel weer vanaf gespoeld, want we belandden nu in een heftige regenbui. Pfff, wat een geluk dat we die niet net een half uurtje eerder op ons dak hadden gekregen. Helaas moesten we nu wel besluiten dat ons plan van deze ochtend – om Crack Canyon en de Reds Canyon Loop naar morgen op te schuiven – geen enkele zin meer had. Want met al die neerslag van vandaag, hoefden we voor morgen echt nog niet op begaanbare dirtroads te rekenen. We zijn de door ons beoogde overnachtingsplaats, Green River, dan ook maar voorbij gereden. Met als enige concrete idee: we zien wel waar we terecht komen!

Buckhorn Draw
Ondertussen hadden we wel flink honger gekregen, het was al ruimschoots voorbij onze normale picknicktijd. We besloten om door te rijden tot Hanksville, waar we dan in een van de eetcafeetjes wat zouden gaan eten. Buiten picknicken zat er immers niet in, met zo’n weer. Maar wat denk je…. tegen de tijd dat we in de buurt kwamen van de afslag naar Goblin Valley State Park was het droog, en zowaar ook nog een beetje zonnig! Even later zaten we dus lekker onze boterhammen te smeren op de picknickplaats van Goblin Valley, we zaten zo’n beetje te bevriezen maar we hadden wél een prachtig zicht op al die kleine boosaardige kabouterrotsen beneden ons. Na het eten zijn we natuurlijk ook nog even de vallei in gelopen, even de benen strekken na de lange autorit van deze ochtend. De zon kwam nu écht goed door, en de wind viel weg. Het was zomaar ineens weer zomer in Utah!
Omdat we nu toch zo aan het improviseren waren, besloot ik spontaan om deze dag te gaan besluiten met een ongeplande hike in Capitol Reef National Park, de Hickman Bridge Trail. Maar de hele dag liep er al niets zoals we het verwachtten, dus ook dit niet. Op het moment dat we Capitol Reef bereikten was alles rondom ons weer grauw, grijs en regenachtig. De temperatuurmeter in de auto gaf aan dat het 17° Fahrenheit was, rond het vriespunt dus. We hebben die trail dan ook maar mooi links laten liggen, de enige juiste beslissing leek om nog een heel stuk afstand te gaan overbruggen zodat we het slechte-weer-gebied zo ver mogelijk achter ons zouden laten.
Foute beslissing! Want we lieten het slechte weer (grauw, grijs en regenachtig) weliswaar achter ons, maar we reden nu het nóg slechtere weer in. Met andere woorden: het sneeuwde! En ik kan je verzekeren dat het geen pretje is om over Highway 12 te rijden met een laagje natte sneeuw als ondergrond. Ons tempo zakte naar het niveau slakkengangetje; als we zo verder zouden moeten dan haalden we Escalante echt niet meer voor het donker! Ik was dan ook behoorlijk opgelucht toen het stopte met sneeuwen en de weg al snel weer normaal begaanbaar werd. En toen kon ik ook nog even genieten van dit winterlandschap in mei, zo zien we Utah anders nooit.
Toen we eindelijk in Escalante aankwamen, had ik het echt wel gehad voor vandaag. We hadden bijna de hele dag in de auto gezeten, ontzettend veel mijlen afgelegd en bijna voortdurend slecht weer gehad. Maar toch…. ondanks dat alles keken we wel terug op een supermooie dag. Met de Buckhorn Draw Pictographs als prachtig hoogtepunt, met een leuke spannende rit door de San Rafael Swell, een onverwacht weerzien met Goblin Valley State Park en als afsluiter Winter in Utah. Heerlijk, toch!

State Route 12
DAG 15 : MAANDAG 11 MEI : ESCALANTE – SMOKY MOUNTAIN ROAD – STUD HORSE POINT – PAGE
Gereden : 299 mijl
Gisteren had het slechte weer onze goede stemming absoluut niet aangetast. Maar vandaag wel. We baalden toen het ’s ochtends vroeg opnieuw zeer zwaar bewolkt bleek te zijn. We baalden nog wat meer toen de dame bij de BLM vertelde dat de routes die we hier vanuit Escalante hadden willen rijden ‘met een 4WD misschien wel zouden lukken, maar toch niet echt werden aangeraden’. En we werden ronduit chagrijnig toen ook ons alternatief (een wandeling in Bryce Canyon) niet mogelijk bleek. Er viel natte sneeuw, en alles was grauw, grijs en somber buiten. Omdat we gewoon niks anders wisten zijn we ook hier maar weer doorgereden.

Kelly Grade
In Kanab besloten we om twee korte stops te houden. Eerst even naar de supermarkt, want onze koelboxvoorraad moest worden aangevuld. Hé, we werden gestalkt! Want daar zagen we zowaar die Duitse jongens weer, die waren blijkbaar ook op zoek naar een beetje mooi weer. Onze tweede stop was bij het kantoor van de BLM, we hoopten dat zij ons misschien wat goede ideeën aan de hand zouden kunnen doen. Er lag daar een lijstje waarop de belangrijkste dirtroads van de omgeving vermeld stonden, en tot onze verrassing werd de Smoky Mountain Road als ‘goed berijdbaar’ geclassificeerd. Nou, dat was goed nieuws. We hadden die route twee jaar geleden al eens gereden, en sindsdien stond die heel erg hoog op het ‘dit willen we graag nog eens overdoen’-lijstje.
Hoewel we Kanab een veel leukere plaats vinden dan Page, besloten we toch om naar Page door te rijden. Daar hadden we immers net wat meer mogelijkheden in de buurt, zoals de Smoky Mountain Road dus, maar ook Stud Horse Point of zelfs Antelope Canyon. Dat laatste idee was ook zomaar spontaan boven komen drijven, het was al jaren geleden dat we daar waren geweest en het leek ons nu wel leuk om dit met onze nieuwe foto-apparatuur nog eens over te doen. We reden dus naar het kantoortje van Roger Ekis, met de vraag of er morgen of overmorgen plaats voor ons was op de Photography Tour. De Indiaanse vrouw achter de balie zei op bitse toon: “22 juni”, ze draaide zich om en ging een andere klant helpen. Huh…. waarom had zij het over juni, waarom gaf ze geen antwoord op onze vraag? We vroegen nog een keer om haar aandacht, ze keek nu zelfs nog stuurser dan de eerste keer. Maar het werd ons nu in elk geval wel duidelijk dat 22 juni de eerste datum was waarop er plaats zou zijn op de Photography Tour. Nou, dat plan ging dus mooi niet door. We hadden er ook gelijk al geen zin meer in, wat een onvriendelijke vrouw was dat zeg. Ik heb wel eens gelezen dat de Navajo zo stug en onvriendelijk kunnen zijn, dit was eigenlijk de eerste keer dat we dat zelf zo hebben ervaren.
Geen Antelope Canyon dus. Maar wél de Smoky Mountain Road, de onverharde weg waar we in 2009 een keer een lekke band hadden gereden. Ondanks die lekke band hadden we deze rit toen als een van de hoogtepunten van onze reis ervaren, en ook deze keer genoten we weer enorm. In ons live reisverslag schreef ik “We’ve been to the moon and back”, het gebied waar de Smoky Mountain Road doorheen loopt is dan ook echt een soort van maanlandschap. Fascinerend mooi, met al die zwarte, grijze en gelige tinten. De route was wel in iets slechtere conditie dan twee jaar eerder, en ik moet toegeven dat ik ‘m op sommige momenten toch wel wat kneep. Zeker toen we de Kelly Grade bereikten, waar we via een smalle, kronkelige en rotsachtige weg omhoog moesten rijden. Ik denk dat de lekke band van de vorige keer me nog een beetje parten speelde, elk rotspuntje werd voor mij een potentiële bandenprikker. Ondanks het feit dat ik dus niet echt lekker ontspannen in de auto zat, was ik wel blij dat we opnieuw voor deze rit hadden gekozen. Want echt, de Smoky Mountain Road is voor mij de onbetwiste nummer 2 als het om mooie routes gaat (de Cathedral Valley Loop in Capitol Reef National Park is nog nét even mooier, vind ik). En als je het Hans vraagt, dan gaat ie vast en zeker zeggen dan de Smoky Mountain Road de allermooiste is!
Vanaf de top van de Kelly Grade gingen we via dezelfde route weer terug. Het was nog niet zeker of we het droog zouden houden, er hingen weer heel wat donkere wolken om ons heen. Ik was dan ook blij dat we weer op het vlakke gedeelte zaten, en niet meer boven in het bochtenwerk. Toen we alweer dicht bij de verharde weg kwamen zagen we rechts van ons een grote, donkergrijze hoodoo staan. ’t Was nog steeds droog, we durfden het nu wel aan om de auto hier langs de kant te zetten en even naar die hoodoo toe te lopen. De afstand naar de hoodoo was wat langer dan we hadden ingeschat, maar dat maakte ons niet uit. We hadden immers maar nauwelijks gelopen de afgelopen dagen, het was lekker om weer even bezig te zijn. En de hoodoo was helemaal geweldig, met z’n donkergrijze voet en de enorme bruine kap. Er stonden nog een paar gelijksoortige hoodoos in de buurt, ons uitstapje was dan ook dik geslaagd.
Rond 5 uur in de namiddag waren we weer terug op State Route 89. Het was het ideale tijdstip om nog even door te rijden naar Stud Horse Point, deze hoodoogroep zou immers nu het mooiste zonlicht vangen. Twee jaar geleden hadden we al eens een poging gedaan om deze hoodoos te vinden, maar helaas hadden we in het netwerk aan zandweggetjes ergens een verkeerde afslag genomen. Tenminste, dat dachten we toen. Vandaag kwamen we er dus achter dat we toen wel degelijk op de goede route zaten, alleen, we waren niet ver genoeg doorgereden. Gelukkig ging het deze keer wel goed, hooguit tweehonderd meter voorbij de plek waar we de vorige keer nog teleurgesteld waren omgedraaid, zagen we de hoodoos beneden ons in het dal liggen. En het plaatje was echt helemaal perfect: de drie wit/oranje rotspilaren stonden prachtig in het licht, het dal op de achtergrond en de mooie witte wolken in de lucht maakten het helemaal compleet. Natuurlijk hebben we ook de nabije omgeving nog verkend, zowel links als rechts van Stud Horse Point ontdekten we nog een paar leuke hoodoos. Met – aan de rechterkant – Lake Powell op de achtergrond. Gaaf!

Stud Horse Point Overlook
In opperbeste stemming reden we naar Page, het slechte begin van deze dag was alweer helemaal vergeten. De Pizzahut in Page bleek er maar rommelig en ongezellig uit te zien, we besloten dan ook om onze pizza niet daar op te eten maar mee naar de motelkamer te nemen. Samen met een paar ijskoude blikjes Heineken. ’t Was heerlijk ontspannend om lekker lui voor de televisie naar een verstand-op-nul programma te kijken, en ondertussen onze pizza weg te werken. Daarna natuurlijk nog even de foto’s backuppen en het liveverslag bijwerken, en daarmee zat dag 15 er ook alweer op.
DAG 16 : DINSDAG 12 MEI : PAGE – SIDESTEP CANYON – COTTONWOOD CANYON ROAD – PAGE
Gereden : 130 mijl
Onze spijkerbroeken en vesten konden de tas in, want toen we wakker werden was het (eindelijk!) korte broeken en t-shirts weer. ’t Enige probleem dat we nu nog hadden was dat we zo’n beetje alles wat ik in mijn roadbook had staan ondertussen voorbij waren gereden, we hadden nog vier dagen tegoed en nog voor hooguit twee dagen aan uitgewerkte ideeën. Nu had ik nog wel één plekje in gedachten dat al jarenlang op ons to-do-lijstje stond, de met honderden hoodoos bezaaide Sidestep Canyon. Omdat we eraan twijfelden of de aanrijroute haalbaar zou zijn, was het er nog nooit van gekomen om daar naartoe te gaan. Maar nu hadden we dus zomaar een paar dagen over, dit was het ideale moment om het toch maar eens te gaan proberen.
En dus reden we in de vroege ochtend naar BLM-road 431, ergens tussen Page en Kanab. Een bekende route, want hier hadden we in 2006 ook gereden toen we op weg waren naar de Wahweap Hoodoos. Ongeveer 100 meter voor ons zagen we een blauwe SUV rijden, er waren hele stukken dat die auto in een normaal tempo reed, maar regelmatig zagen we ‘m ook afremmen en een klein stukje heel langzaam, al wiebelend en schuddend, vooruit gaan. Ha, daar kwam dus weer een dip, een wash of een stukje slickrock aan, we werden zo elke keer mooi op tijd gewaarschuwd. Blijkbaar hadden de mensen in de blauwe auto een andere bestemming op het oog dan wij, want op gegeven moment draaiden zij linksaf een voor ons onbekende zijweg in. Tja, nu moesten we dus zelf het pionierswerk doen en kijken of de route begaanbaar bleef. Daar had ik meer twijfels over dan Hans, de weg was aanmerkelijk slechter dan vijf jaar eerder en net zoals gisteren kneep ik ‘m weer behoorlijk. En het lastigste gedeelte moest nog komen…..
Nadat we ongeveer 8 mijl over BLM-Road 431 naar het oosten waren gehobbeld, gingen we rechtsaf een nog smaller weggetje in. Dit weggetje moesten we ruim 1 mijl volgen, en dan zouden we bij het hek aankomen waar we onze auto zouden moeten parkeren. Maar zo ver zijn we dus niet gekomen. Zoals we al hadden verwacht was de ondergrond hier nóg slechter, toen we ongeveer halverwege waren kwamen we een rotsachtige dip tegen die zelfs Hans niet zag zitten. We waren het er al heel snel over eens dat we te voet verder zouden gaan, we schatten dat het ongeveer 10 minuten lopen zou zijn naar de beoogde parkeerplaats, en van daaruit nog eens 10 minuten tot aan de canyon. Makkelijk te doen dus.
En inderdaad, ongeveer 20 minuten later stonden we zomaar boven aan de rand van Sidestep Canyon. En zagen we een adembenemend groot aantal hoodoos beneden ons liggen. Eerst hebben we even staan te genieten van dit mooie aanzicht, daarna gingen we op zoek naar de plek waar we af zouden kunnen dalen. Helaas, hoe we ook zochten, de ‘doppelhoodoo’ waarover Steffen Synnatschke het in zijn omschrijving had konden we niet vinden. We moesten dan ook zelf uitzoeken hoe we in het dal terecht zouden kunnen komen, en dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Uiteindelijk zijn we er toch in geslaagd een eind omlaag te klimmen. En hebben we een héél klein stukje van Sidestep Canyon van dichtbij kunnen bekijken, de rest van deze prachtige speeltuin hebben we alleen van een afstandje gezien. Ik voelde me wel een beetje schuldig. Ik wist dat Hans zonder mij veel verder had kunnen komen maar stom genoeg hadden we onze portofoons in de auto laten liggen en we wilden daarom niet te ver uit elkaar gaan.

Sidestep Canyon
Eerlijk gezegd heb ik een beetje een dubbel gevoel over ons bezoek aan Sidestep Canyon. Ik geniet altijd intens van al het moois dat de USA ons te bieden heeft, dat gaat gewoon vanzelf. Maar hier bij Sidestep Canyon – toch echt een van de meest spectaculaire verzameling hoodoos die we ooit hebben gezien – bleef dat gevoel een beetje achterwege. Ik denk dat het te maken had met de moeilijke aanrijroute, en daarna ook nog de lastige klim naar beneden. Ik heb ’t eerlijk gezegd een beetje gehad met ‘moeilijk doen’, ik vind het fijner als ik gewoon lekker onbekommerd rond kan kijken zonder gedachtes aan lekke banden en meer van dat soort onheil. Niet dat ik geen dirtroads meer zou willen rijden hoor, dat vind ik nog steeds prachtig! Tenminste, zo lang ze hooguit in de categorie ‘leuk spannend’ vallen, zoals onze rit door de San Rafael Swell van een paar dagen eerder. ‘Eng spannend’ sla ik toch maar liever over, in het vervolg. De enigszins lastige klim naar beneden hadden we ons overigens best kunnen besparen, zo bleek. Want we ontdekten nu dat we aan de linkerkant van de canyon simpelweg naar boven konden lopen. We zijn toen maar meteen naar de auto teruggelopen, het had immers geen zin om nog langer in dat kleine hoekje van de canyon te blijven hangen.
Vooraf had ik erop gerekend dat we een hele dag voor Sidestep Canyon nodig zouden hebben, maar op het moment dat we de Cottonwood Canyon Road weer bereikten was er pas een halve dag voorbij. We besloten om naar de trailhead van Yellow Rock te rijden, niet omdat we van plan waren om die rots nog eens op te klimmen maar omdat het ons wel een goede picknickplek leek. We verkeken ons wel een beetje op de afstand, we dachten dat het maar een paar mijl rijden zou zijn maar die paar mijl bleken er in werkelijkheid dertien te zijn. Ach, niet erg hoor, de Cottonwood Canyon Road is een prachtige weg, ook als je ‘m voor de derde keer rijdt. Toen we onze picknickspullen op de parkeerplek tevoorschijn hadden gehaald, stopte er een auto met daarin een vrouw op leeftijd – we schatten haar een jaar of zeventig – en een veel jongere man. Haar zoon, zo vermoedden we. De vrouw liep heel moeilijk, we waren dan ook verbaasd toen we hen richting Yellow Rock zagen lopen. Zouden zij echt van plan zijn die moeilijke trail te gaan doen?
Na het eten zijn we weer in de auto gestapt, en lekker nog ’n eind verder gereden. Midden op de weg lag zomaar ineens een groot rotsblok…. dat moet een klap gegeven hebben toen die vanuit de rotswand omlaag is gevallen. Je zou er maar net rijden, zeg! Gelukkig was de weg breed genoeg om om het rotsblok heen te kunnen rijden; een stukje verder bereikten we de noordelijke trailhead voor de Cottonwood Wash Narrows. Die kloof was niet nieuw voor ons, in 2006 waren we er al een stukje doorheen gelopen. Nu wilden we ook de rest van de trail gaan doen.
We hebben er een lekker rustige wandeling van gemaakt. Alle tijd genomen voor het maken van foto’s, de zijcanyons ingelopen, geprofiteerd van de vele schaduwplekken en even wat sneller doorgelopen in de zonnige gedeeltes. Want na al die kou van de afgelopen dagen was ’t nu toch wel ineens heel erg warm geworden…. Op gegeven moment moesten we beslissen hoe we terug zouden lopen, we konden tot aan het zuidelijke uiteinde van de kloof doorlopen en daarna via de weg weer terug naar de auto. Of we konden omdraaien en via dezelfde route, door de kloof dus, teruggaan. Dat was een hele makkelijke keuze, door de kloof heen was mooier en we hadden dan ook nog flink wat schaduw onderweg.
Op de plek waar we de kloof weer uit moesten klimmen, ontmoetten we onverwacht de moeder en zoon die we eerder bij de Yellow Rock Trailhead hadden gezien. Ook zij wilden net weer omhoog klimmen, en het kwam goed uit dat wij net op dat moment arriveerden. Want, zoals we eerder al hadden gezien, de vrouw was slecht ter been en daarbij ook niet meer de jongste, ze kon best even wat hulp gebruiken om weer boven te komen. Hans ging eerst. De zoon boog zijn been zodat moeders het bovenbeen als opstapje kon gebruiken, terwijl Hans haar een helpende hand van bovenuit toestak. We hebben daarna nog even met ze staan praten; de vrouw vertelde dat ze hier al veel vaker was geweest, en dat ze nu alle plekken waarvan ze eerder zo had genoten nog eens terug wilde zien. Ik had het gevoel dat hier een emotioneel verhaal achter stak, maar omdat ze het zelf wat oppervlakkig hield vond ik het niet gepast om door te vragen. Het was in elk geval wel leuk om te zien hoe zichtbaar blij ze was om hier weer terug te zijn.
Het was zo langzamerhand al best laat aan het worden, het werd tijd om terug te rijden naar Page. Op onze motelkamer hebben we internet te hulp geroepen, we hoopten op nog wat leuke ideeën om de laatste drie dagen van onze vakantie te kunnen vullen. Thuis vind ik het helemaal geweldig om daarmee bezig te zijn, zoveel mogelijk sites afstruinen en mooie plekken zoeken. Maar tijdens de vakantie zelf heb ik juist helemaal geen zin meer in dat gezoek, dan moet alles gewoon lekker kant en klaar in mijn map zitten. En op zo’n moment ben je blij dat het geweldige Alles Amerika Forum bestaat, want daar las ik dat het Wupatki National Monument – dat perfect op onze route lag – heel erg de moeite waard zou zijn. Nou, dat gingen we morgen dan mooi eens checken!
DAG 17 : VRIJDAG 13 MEI : PAGE – CATHEDRAL WASH – WUPATKI NATIONAL MONUMENT – SEDONA
Gereden : 239 mijl
Voor sneeuw hoefden we niet meer bang te zijn, op het moment dat we bij ons motel vertrokken was ’t al bijna 20° Celcius en tijdens onze rit naar de Cathedral Wash Narrows liep de temperatuur nog flink op. ’t Kwam dus goed uit dat we juist nu die slotcanyon hadden gepland, tussen dicht op elkaar staande rotswanden loop je immers vaak lekker in de schaduw. Maar de Cathedral Wash Narrows bleek geen lekker koele schaduwrijke slotcanyon te zijn, het was juist een vrij brede canyon waar het zonlicht volop naar binnen viel.

Condor
En de wind had er geen enkele kans om voor een beetje verkoeling te zorgen, kortom: we zweetten ons te pletter….. Ondanks de hitte gingen we er wel vanuit dat we de hele wandeling zouden kunnen doen, 1 mijl heen en 1 mijl terug, dat moest haalbaar zijn, toch! In het begin was het heel eenvoudig, we liepen door een grotendeels droogstaande wash en de kleine klimmetjes die hier en daar nodig waren leverden geen problemen op. Hoe verder we kwamen, hoe mooier de kloof werd. En hoe moeilijker de obstakels die we moesten overwinnen, helaas. Net op het allermooiste punt konden we geen veilige route meer vinden, en we durfden dan ook niet meer verder. Jammer, we wisten dat we aan het einde van de kloof uit zouden komen bij de oever van de Colorado River, maar zo ver zijn we dus niet gekomen. Nu zouden we natuurlijk heel graag in dit reisverslag laten zien hoe mooi de rotswanden van de Cathedral Wash Narrows zijn, maar ook dat gaat helaas niet lukken. Want het zonlicht was zo fel en de schaduwen waren zo hard…. we hebben niet eens geprobeerd om foto’s te maken!

Lees Ferry (Jerommeke)
Na onze korte hike zijn we naar de Navajo Bridge gereden, de brug die over de Colorado River heen gaat. Tot onze verrassing bleken daar condors rond te vliegen en op de rotsen te zitten. Leuk! Natuurlijk hebben we geprobeerd om ze op de foto te krijgen, met de telelens konden we ze redelijk dichtbij in beeld krijgen. En het was nog een hele uitdaging om er eentje al vliegend op de foto te krijgen…. De condors hebben ons behoorlijk bezig gehouden, er was zo een uur voorbij! We moesten op gegeven moment toch echt weer verder: we wilden immers naar Wupatki National Monument toe. Normaal gesproken is dat een rit van dik anderhalf uur, maar we wisten al dat we onderweg wegwerkzaamheden tegen zouden komen. We hielden er dus rekening mee dat we meer tijd kwijt zouden zijn. Op gegeven moment kwamen we inderdaad in een file terecht, dat lag trouwens niet eens aan de wegwerkzaamheden zelf maar wel aan het feit dat een van de machines van de wegwerkers op z’n kant in de berm was gevallen. Die waren ze net omhoog aan het takelen. Gelukkig duurde het oponthoud niet lang, we konden al snel weer verder.
En bij deze even een bedankje aan de mensen die Wupatki National Monument gepromoot hebben op het Alles Amerika forum, dankzij jullie tip hebben we weer een heel mooi park aan ons lijstje toe kunnen voegen. We hebben alle pueblo’s bekeken, niet alleen de grote Wupatki Pueblo, maar ook de vijf kleinere. De Citadel Pueblo, bijvoorbeeld. We liepen daar via een verhard pad naar boven toe, langs de wand af die dus ooit de buitenmuur van dit indianendorpje heeft gevormd. ’t Viel op dat er heel veel lavastenen in die muur verwerkt zaten, niet gek natuurlijk want we zaten in een gebied waar vroeger veel vulkanische activiteit is geweest. Toen we de bovenzijde van de wand hadden bereikt zagen we pas dat er verder niets meer van de pueblo over was, die buitenmuur was het enige dat nog overeind stond. We hadden wel een prachtig, weids zicht over de prairie beneden ons.
Het hoogtepunt van ons bezoek aan dit park was de Wupatki Pueblo. Ongeveer 800 jaar geleden was dit het grootste dorp in deze omgeving, er bevonden zich ongeveer 100 kamers in een drie verdiepingen hoog bouwwerk. Daarvan staat nu best nog een heel stuk overeind en ik moet zeggen, het was heel indrukwekkend om dat te bekijken. Alleen die vervelende zon…. die stond schuin achter de pueblo en daardoor werd een deel ervan heel fel belicht, terwijl andere stukken dik in de schaduw stonden. Hans heeft z’n best gedaan om toch wat foto’s te maken, maar heel erg blij zag ik ‘m niet kijken. We zijn om de pueblo heen gelopen, aan de achterzijde was de belichting weliswaar veel beter, maar de ruïne was hier helaas veel minder fotogeniek. Ach, we hebben nu een goede reden om hier nog eens terug te komen. Maar dan wel in de ochtend, zodat het zonlicht van achter komt!
Ik wilde in Flagstaff gaan overnachten. Maar Hans dacht daar anders over, die vond dat we best nog door konden rijden naar Sedona. Qua afstand maakte me dat niks uit, een klein uurtje extra in de auto was geen enkel probleem. Maar ik vreesde dat het niet zo’n goed idee was om op een vrijdag, laat in de middag, in zo’n toeristisch plaatsje nog een motel te moeten gaan zoeken. Ik zag in gedachten de “No Vacancy”-bordjes al voor me. We besloten om de gok toch te gaan wagen, als we in Sedona geen overnachtingsplek meer zouden kunnen vinden, tja…. dan hadden we pech gehad. Maar ik had me voor niets ongerust gemaakt, in de Super 8 waar we drie jaar geleden ook hadden overnacht waren nog diverse kamers vrij. Zo, er zat weer een dag op. Een geslaagde dag, dankzij de mooie canyon, de condors en de indrukwekkende Wupatki Pueblo. Alleen over onze foto’s waren we minder tevreden, wat dat betreft was dit echt wel ‘vrijdag de dertiende’ geweest!
![]() Wupatki National Monument | ![]() Wupatki National Monument |
DAG 18 : ZATERDAG 14 MEI : SEDONA – GOLD KING MINE – WICKENBURG
Gereden : 139 mijl
Voor vandaag stond er niets spannends op het programma. Geen dirtroads, geen moeilijke hikes, gewoon een lekker ontspannen dagje dus. We reden naar het bergdorpje Jerome, op zoek naar de Gold King Mine & Ghost Town. De juiste route was makkelijk te vinden, en op het moment dat we in een bocht boven ons een stel oude auto’s achter een omheining zagen staan gingen we ervan uit dat we onze bestemming hadden bereikt. Links van ons leek een parkeerterrein te liggen, mooi…. daar konden we dus onze auto kwijt. Maar op het moment dat we het terrein opdraaiden, belandden we zomaar ineens in een bijeenkomst van de Hells Angels!! Tenten, heel veel motoren, en stoere bikers met de naam Hells Angels op hun jacks; het grote terrein stond weliswaar niet vol maar toch leek het ons geen goed idee om onze Jeep Liberty hier te gaan parkeren. De bikers negeerden ons volkomen. Hans fluisterde me nog even toe dat hij heel hard “Hells Angels are babies” wilde roepen, eens even kijken of we dan opgemerkt zouden worden….. Nou, uit het feit dat ik hier ongeschonden en wel ons reisverslag zit te typen kan je vast wel concluderen dat hij dat toch maar niet heeft gedaan!
![]() Gold King Mine | ![]() Gold King Mine |
We hebben even rondgekeken of we de ingang van de Gold King Mine konden vinden, maar we zagen niets wat daarop leek. Waarna we tot de conclusie kwamen dat dit grote terrein blijkbaar niet het parkeerterrein van dat mijnstadje was, het was dus instappen en wegwezen… We konden inderdaad nog een heel klein stukje verder rijden, enkele tientallen meters hooguit. En gelukkig, daar zagen we een heel toeristisch uitziend souvenirwinkeltje met een kleine parkeerplaats ervoor, we hadden de Gold King Mine gevonden. En wat een zootje was het daar! Een prachtig, heerlijk en superleuk zootje met vooral heel veel oude auto’s met allemaal verroeste gereedschappen daar tussendoor. Er waren ook een paar kleine houten gebouwtjes, waarin nog diverse oude voorwerpen stof lagen te vangen. Een naaimachine, een typemachine, een wasmachine…. Er liepen wat kippen rond, er stond een ezel…. kortom, het was een samenraapsel van van alles en nog wat. Het was overigens niet alleen maar oude rommel hoor, die we daar konden bekijken. Er stonden ook een aantal prachtige oldtimers netjes naast elkaar onder een afdak. Een Ford, een Dodge, een Studebaker…. ik heb geen snars verstand van auto’s maar ook als leek kon ik echt wel zien dat dit heel bijzondere exemplaren waren.
Het is ongetwijfeld nog heel druk geworden daar op die bikers-bijeenkomst. Want toen wij via een prachtige kronkelweg van Jerome naar Prescott reden, kwamen ons voortdurend motorrijders tegemoet, we hebben er nog vele tientallen zien rijden. In Prescott zelf moesten wij hoognodig twee dingen doen. Als eerste: een winkelcentrum zoeken. Want – schandalig – opa en oma hadden nog steeds niets moois voor Oona gekocht! En als tweede: stoppen bij een tankstation. Want onze Jeep had dorst. We hebben een tijdje in Prescott rondgelopen, het leek er in eerste instantie op dat we rondom een park wel wat winkeltjes zouden kunnen vinden maar het bleken vooral eettentjes en dergelijke te zijn. We kregen ondertussen wel te horen dat de wereld binnenkort zou vergaan…. sorry maar de folder die we in onze handen gedrukt kregen ben ik kwijtgeraakt, ik weet dus niet meer op welke datum het allemaal afgelopen is voor ons. Toch maar even doortypen, ik wil natuurlijk nog wel dit reisverslag af hebben voordat het zover is! We zijn verder op zoek gegaan, en vonden een echte shopping mall. Kijk, dat zag er beter uit, daar zouden we vast wel een leuk jurkje of stoer spijkerbroekje voor Oona kunnen vinden. Maar o jee, wat hebben die Amerikanen toch een vreselijke smaak….. we vonden alle kinderkleding daar ronduit lelijk. We besloten om onze zoektocht hier in Prescott maar op te geven, onze laatste hoop was nu gevestigd op Phoenix.
![]() Gold King Mine | ![]() Gold King Mine |
Via een kronkelweg reden we vanuit Prescott richting Wickenburg, chauffeur Hans zat zichtbaar te genieten van al dat bochtenwerk. Tenminste, tot het moment dat hij op de benzinemeter keek…. we waren dus vergeten om in Prescott te tanken. Gelukkig zag ik op de wegenkaart dat we al redelijk snel een klein plaatsje met de naam Wilhoit tegen zouden komen. Een paar bochten nog, toen zagen we het in de verte al beneden ons liggen. Hans ging zo zuinig mogelijk rijden, bovendien gingen we nu omlaag dus de auto slurpte iets minder benzine dan tijdens het begin van deze rit. En rijdend en wel bereikten we Wilhoit, waar dus geen enkel tankstation te vinden was! Chips, wat nu? Nou, gewoon verstand op nul en doorrijden maar, in de hoop dat in het volgende gehucht wel getankt zou kunnen worden. Wat hebben we ‘m geknepen, in de achttien mijlen tussen Wilhoit en Yarnell. Ik verwachtte elk moment dat de auto zou gaan sputteren, en dat we zomaar ergens langs de kant van de weg stil zouden komen te staan. Maar onze Jeep perste de laatste druppels benzine eruit, en bracht ons zo naar een van de allermooiste bezienswaardigheden van deze reis: een tankstation!! En dan denk je te kunnen gaan tanken…. besluit net op dat moment onze creditcard (waarvan de magneetstrip beschadigd was) het niet meer te doen. Gelukkig stond er een ATM-machine binnen, we hebben dus eerst maar even met onze gewone bankpas wat knisperende dollars getankt die we vervolgens meteen aan de medewerkster van het tankstation hebben afgedragen. Maar nog steeds kwam er geen druppeltje benzine uit de pomp, we snapten er niets van. Deze keer bleek het een foutje van die vrouw te zijn, ze had de verkeerde pomp opengezet. Toen ook dat euvel was verholpen konden we dan toch eindelijk de benzinetank weer vullen…. pfff…. Vanmorgen dachten we nog een lekker ontspannen dagje tegemoet te gaan, nou, dit was minstens net zo spannend als dirtroad rijden hoor. Als troost hebben we onszelf getrakteerd op een flinke beker Häagen-Dazs ijs, dat hadden we verdiend.
In Wickenburg was ‘t warm, zeg maar gerust: heet! En uitgestorven! We zijn nabij ons Best Western Motel wat rond wezen wandelen, maar veel mensen waren er niet te zien. Wel ratelslangen, tarantula’s en Gila Monsters, zomaar op het trottoir. Het waren levensechte beeldjes, precies op de goede grootte en die lagen dan zomaar ergens langs de ingang van een winkel op de stoep. Je zou je rot schrikken zeg, als je er geen erg in had dat ze niet echt waren. Helaas zagen we wel dat het op zich best mooie stadje op z’n retour lijkt te zijn, er was heel veel leegstand in de winkels. We vonden een eenvoudig eettentje dat nog open was, toen we naar binnen keken zagen we dat er helemaal niemand zat te eten. Maar we hadden honger, dus we zijn toch maar naar binnen gegaan. Een medewerker zei ons dat we achter in de zaal mochten plaatsnemen… en daar kwamen we er dus pas achter dat we niet een eenvoudig ‘hamburger-en-salade’-etablissement waren binnengelopen, maar een luxe restaurant. Heuse tafelkleden, stoffen servetten, een dame met een echt serveerstersschort aan en als klap op de vuurpijl ook nog eens een stemmig saxofoonmuziekje…… een ware cultuurschok voor culinaire barbaren zoals wij. Maar, we moeten toegeven… het eten heeft ons heel lekker gesmaakt.
We hadden een terrasje voor onze motelkamer. Heerlijk, daar heb ik lekker een uurtje zitten lezen. De rust werd alleen ruw verstoord door een trein die heel kort achter het motel door bleek te rijden, verdorie, we letten er altijd op dat we geen motel naast een spoorbaan kiezen en nu hadden ze ons zomaar toch te pakken. Wie verstopt zo’n spoorbaan nu ook achter een schutting? Ik vreesde al voor een slapeloze nacht, maar gelukkig, het viel mee. Want dit was de eerste en meteen ook laatste trein die van het spoor gebruik maakte, we hebben tijdens de voorlaatste nacht van onze vakantie dan ook prima geslapen.
DAG 19 : ZONDAG 15 MEI : WICKENBURG – VULTURE GOLD MINE – CASTLE HOT SPRINGS ROAD – SCOTTSDALE
Gereden : 171 mijl
Deze laatste vakantiedag zijn we begonnen met iets unieks: we hebben onze auto gewassen! Normaal gesproken brengen we onze auto inclusief al het dirtroadvuil dat we tijdens onze vakantie hebben verzameld met een gerust hart weer terug, geen enkele verhuurder die daar ooit moeilijk over heeft gedaan. Maar deze keer zag de auto er zo ongelooflijk smerig uit…. dit was zelfs voor ons te erg. Dus hebben we een autowasstraat gezocht, en daar is Hans aan de slag gegaan. En jee, viel dat even tegen zeg. De modder die zich tijdens onze rit door de San Rafael Swell tussen de wielkassen had verzameld was bijna niet meer weg te krijgen. Het heeft ons een fortuin aan quarters gekost om onze Jeep weer een beetje toonbaar te krijgen. En dat met nog een dirtroadrit voor de boeg vandaag! Al vertrouwden we er wel op dat die route niet al te veel viezigheid op zou leveren, het was bloedheet en dus ook kurkdroog hier rondom Wickenburg.
![]() Vulture Gold Mine | ![]() Vulture Gold Mine |
Maar voordat die dirtroadrit aan de beurt was, hadden we eerst nog iets anders gepland. De Gold King Mine was ons gisteren zo goed bevallen, we wilden dan ook graag nog zo’n oud mijnstadje gaan bekijken. Vandaar dus dat we naar de Vulture Gold Mine reden, de plek waar de Oostenrijker Henry Wickenburg in 1863 goud had ontdekt. In de jaren ’80 en ’90 van de 19e eeuw hebben er een kleine 5.000 mensen in het mijnstadje gewoond, er staan nog een paar gebouwen uit die tijd overeind. Nou ja, min of meer overeind, het grootste gedeelte was zo vervallen dat we er niet meer naar binnen mochten. Op een paar plekken konden we nog wel even binnen kijken; normaal gesproken vinden we zoiets heel mooi maar hier voelden we helaas toch echt veel minder enthousiasme opborrelen dan op vergelijkbare plekken die we hebben bezocht. Zoals Bodie, of de Lost Burro Mine in Death Valley National Park. We vonden de gebouwen in de Vulture Gold Mine veel minder sfeervol, het deed ons eigenlijk niet zoveel.
Maar goed, we hadden de (dure!) entreeprijs betaald en dus gingen we toch de hele tour doen… we wilden wel waar voor ons geld, toch. En zo her en der kwamen we toch nog wel een paar mooie plekken tegen, de blacksmith shop was aardig om te zien en ook de Power Plant, waar nog veel oude machinerie bekeken kon worden, was best fotogeniek. Eigenlijk was de Vulture Gold Mine veel ‘echter’ dan het bij elkaar verzamelde zootje van de Gold King Mine, maar dat betekende helaas niet dat we het ook interessanter vonden. Ach, we hebben er een paar leuke foto’s kunnen maken, maar verder is ons bezoek aan deze plek niet echt in onze herinnering blijven hangen.
Op naar Phoenix. Maar dan wel met een omweg, we gingen natuurlijk niet zomaar saai over de highway naar de stad rijden. De Castle Hot Springs Road, die in de buurt van het plaatsje Morristown begint, is een 37 mijl lange route door een heuvelachtig landschap met rotsen en woestijnvegetatie. Het leek ons een goed idee om onze vakantie met deze rit af te sluiten. Zoals we al verwachtten lag de weg er prima bij, we hoefden echt niet bang te zijn dat onze Jeep straks opnieuw een schoonmaakbeurt nodig zou hebben. Ik kan deze rit het beste beschrijven als “de Apache Trail in ’t klein”, we hebben onderweg regelmatig tegen elkaar gezegd dat deze twee dirtroads zoveel op elkaar lijken. Niet dat ik hiermee de fans van de Apache Trail aan wil moedigen om nu meteen de Castle Hot Springs Road in hun routeplanning op te nemen, de Apache Trail is van deze twee routes toch echt wel de mooiste. Maar als je van dirtroad rijden houdt, en je bent toevallig toch in deze omgeving, dan is deze rit een prima tussendoortje. We reden op gegeven moment langs het leegstaande Castle Hot Springs Resort, een duur uitziend vakantie-oord midden tussen de palmbomen. Kijk, zoiets heeft de Apache Trail nou weer niet! Ter hoogte van dat resort begon ook het spannendste deel van de rit, we moesten hier over een afstand van 3 mijl door een droogstaande wash rijden. Geen mooie vlakke zandweg dus, maar allemaal losse keien. ’t Ging allemaal prima, en al gauw bereikten het einde van de wash alweer.
Waar we vrijwel meteen een mooie picknickplek vonden. Daar hebben we voor het laatst tijdens deze vakantie onze stoelen neergezet, koelbox er tussenin…. nog even lekker rustig zitten en van de mooie omgeving genieten. Nog geen half uur nadat we onze picknickspullen weer in de auto hadden gezet, reden we al door het drukke verkeer van Phoenix. Wat een overgang zeg. We moesten nog een motel zoeken, en met onze slechte ervaring van twee jaar geleden nog vers in de herinnering besloten we om vooral géén motel in de omgeving van de Rental Car Return te gaan zoeken. Ons eerste motel van deze reis, in Scottsdale, was ons prima bevallen. Dus besloten we om daar weer naartoe te gaan; dat betekende dan wel dat we morgenochtend iets verder zouden moeten rijden maar we hoefden toch niet al te vroeg op de luchthaven te zijn, dus dat was geen bezwaar. We boekten een kamer op de begane grond, wel zo handig natuurlijk, we moesten immers onze auto helemaal leeg gaan ruimen. Maar voordat we daar aan begonnen hadden we nog één belangrijke taak te vervullen: iets leuks zoeken voor Oona. Direct naast ons motel lag een grote Shopping Mall, en toen we op het informatiebord keken zagen dat er zowaar een vestiging van de Baby Gap op de eerste verdieping zat! Wij blij, en hopelijk Melanie, Marcel en Oona ook. Want bij de Gap hebben ze dus wél superleuke kinderkleding!
Omdat we zo ruim in de tijd zaten, hebben we echt op ons gemak alle ‘laatste-avond-handelingen’ uit kunnen voeren. Auto leegruimen, koffers en handbagage in orde maken, vluchttijden checken. En natuurlijk nog een keer een mailtje naar het thuisfront. En nadat de foto’s en het bijbehorende stukje tekst over de Vulture Mine en de Castle Hot Springs Road in ons live reisverslag waren gezet, zat ook deze laatste dag er dan toch echt op.

Castle Hot Spring Road
DAG 20 en 21 : MAANDAG 16 EN DINSDAG 17 MEI : SCOTTSDALE – GERWEN
Gereden : 12 mijl
Natuurlijk is het fijn als de terugreis helemaal probleemloos verloopt. Maar ’t heeft wel één nadeel, je hebt dan namelijk helemaal niks waarover je kan schrijven in het reisverslag. Ik zal het dus maar eens heel kort houden, deze keer.
Op maandagochtend liep rond half 7 de wekker af in de Days Inn in Scottsdale, en op dinsdagmiddag om half 3 kropen we in ons eigen bedje in het Brabantse Gerwen. De tijd daar tussenin zijn we bezig geweest met: auto inpakken, ontbijten bij het motel, naar de Rental Car Return rijden, auto inleveren, met de shuttlebus naar de luchthaven, koffers inleveren, wachten….., boarden, vliegen naar Memphis, uitstappen, wachten….., boarden, vliegen naar Amsterdam, uitstappen, koffers ophalen, met de trein naar Eindhoven, in onze eigen auto met privéchauffeur Rob naar Gerwen, katjes aaien….. En daarna dus naar boven, waar ons eigen bed al op ons stond te wachten. Toen we twee uur later weer wakker werden was de jetlag bedwongen en zat onze vakantie er definitief op. En kon het aftellen naar onze volgende reis gaan beginnen.
Tot besluit
En die volgende reis…. die komt er heel wat sneller aan dan dat we zelf op dat moment beseften. Want we hebben zomaar spontaan besloten om dit jaar nóg een keer naar Amerika te gaan, naar de oostkust deze keer. Op 26 september vliegen we naar Washington DC, elf dagen later vliegen we vanaf Boston weer terug naar Nederland. Dat wordt echt een heel ander soort vakantie, we zijn benieuwd hoe ons dat zal gaan bevallen. Die nieuwe reis betekent wel dat ik nog even flink door heb moeten werken om dit reisverslag op tijd af te krijgen. Maar ’t is gelukt….. ik ben nu bezig met het allerlaatste stukje tekst en als het een beetje mee zit gaat alles deze week nog online. Een goede twee weken dus voordat we weer gaan vertrekken.
Hoe kijken we terug op onze elfde Amerika-reis? Nou, de uitspraak van de receptionist in Albuquerque: “It just looks like Christmas out there!” is wel een heel typerende. Want de sneeuw en de kou hebben toch wel een behoorlijke invloed gehad op onze vakantie. Al is dat niet overal een slechte invloed geweest, als het mooi weer zou zijn geweest dan hadden we nooit die prachtige Buckhorn Draw Pictographs gezien en dan zouden we waarschijnlijk ook geen tijd hebben gehad voor de Smoky Mountain Road en Stud Horse Point. En die behoren toch echt tot de hoogtepunten van deze reis. Andere hoogtepunten waren El Morro National Monument, Recapture Pocket en vooral ook de Fallen Roof Ruin. En dan heb ik nog niet eens de hoodoos genoemd….. nog nooit hebben we tijdens één reis zo ongelooflijk veel hoodoos gezien! De een nog mooier dan de ander, we kunnen er echt geen genoeg van krijgen. De leukste verrassing van deze reis was dat we – tegen de verwachting in – de kleine Honeycomb Ruin hebben gevonden. Alleen die vermaledijde King of Wings…… we weten ongeveer waar die is maar helaas, ongeveer is niet goed genoeg…… Ach, zo blijft er toch nog iets te wensen over, en hebben we een hele goede reden om volgend jaar weer naar het zuidwesten te gaan. Maar, ik kondigde het al aan, eerst gaan we vreemd! Want het noordoosten is voor ons echt nog een onbekend gebied, we hopen hier dan ook weer heel wat “ontdek-amerika” in de praktijk te gaan brengen.