Skip to main content

Reisverslag Amerika 2010

INLEIDING                                                                                                                    (Voor de fotopagina van deze reis kan je hier klikken.)

Hawaiï en Californië…. dat moest het gaan worden deze keer. Tijdens mijn voorbereidingen kwamen er volop mooie dingen voorbij, vulkanen, prachtige kusten, kleurrijke planten…. we zouden onze tijd in Hawaiï makkelijk vol kunnen krijgen. Het enige probleem was, dat ons gevoel erbij niet klopte. Geen enthousiasme, geen “was het maar alvast zo ver”-ongeduld.  Geen rode rotsen, dat deed pijn. Niet de vrijheid van de hele vakantie je eigen SUV, koelbox en stoeltjes, maar juist meer geregel in verband met het island hoppen…. het stond ons helemaal niet aan. Dus hoe mooi Hawaiï ons ook lijkt, na een paar weken besloten we de eilanden helemaal over te slaan en ons te gaan richten op Californië, Nevada en de rode rotsen van Utah.

Kijk, dat voelde veel beter! Ons lijstje met wensen werd steeds langer, en de koffers werden ook langzaam aan gevuld. Drie dagen voor de geplande vertrekdatum waren we helemaal startklaar, alleen nog wat schone sokken van de waslijn plukken en de tandenborstels in de toilettas doen, en we konden weg. Alleen dacht de IJslandse vulkaan Eyjafjallajökull daar duidelijk anders over…. De eerste berichten over de aswolk die mogelijk het vliegverkeer zouden kunnen hinderen, op donderdagochtend, nam ik nog niet al te serieus. Ach, de pers houdt nu eenmaal van paniek zaaien, het zou allemaal zo’n vaart niet lopen. Maar helaas, het luchtruim ging wél dicht en wij hoefden onze tandenborstels niet in te pakken!

Vanaf het moment dat het duidelijk werd dat we op zondagochtend niet zouden kunnen gaan vliegen zijn we gaan proberen om onze vlucht om te zetten naar een latere datum. Volgens de site van de KLM zouden we dat zelf kunnen doen, online. Helaas, één schermpje verder zaten we al muurvast en viel er dus helemaal niks te wijzigen. Dan maar telefonisch, dachten we. Maar elke keer als we de KLM belden, kregen we een bandje met de frustrerende tekst: “Wij kunnen u momenteel niet te woord staan en verbreken de verbinding”. Ondanks de herhaalde media-oproep om niet naar Schiphol te gaan hebben we toch serieus overwogen om dat wél te doen, we zagen immers geen andere mogelijkheid om met de KLM in contact te komen. Gelukkig lukte het op zondagochtend plotseling wel om verbinding te krijgen en vooral ook: te houden. We hebben erg lang in de wacht gehangen, meer dan een uur, maar toen kregen we dan toch eindelijk een medewerkster van de KLM aan de lijn. Een zeer vriendelijke, behulpzame medewerkster die voor ons nog twee plaatsjes wist te vinden op een vlucht van Amsterdam naar Los Angeles op vrijdag 23 april. Een fijn gevoel na drie dagen vol onzekerheid.

Het wijzigen van de autohuur en de motelovernachtingen ging gelukkig allemaal prima. We hielden er zelfs geld aan over, Eautohuur stortte zonder problemen de huurkosten voor de eerste vijf dagen terug. En, nog veel belangrijker, Hans z’n baas Camiel Eurlings kwam persoonlijk op tv vertellen dat het luchtruim weer open ging en dat we op vrijdag toch écht naar Los Angeles zouden kunnen vliegen!


DAG 1 : VRIJDAG 23 APRIL : SCHIPHOL – LOS ANGELES – CORONA

Gereden:   77 mijl
Het was chaotisch druk op Schiphol. De doorgang naar vertrekhal 2 was afgesloten, en dat was nou net de plek waar wij naartoe wilden. Het Schiphol-personeel dirigeerde iedereen naar buiten, en het is toch knap onhandig als zo’n lange rij mensen, de meesten met koffers en rugzakken, allemaal  door dezelfde draaideur heen moeten. In optocht liepen we via de buitenzijde naar de volgende deur, waar we weer naar binnen mochten. Even later stonden we dan toch bij het bagage-afgiftepunt, toen ik de mensenmassa zag die daar nog voor ons stond schoot ik zowaar nog even in de stress! Niet nodig, natuurlijk, want we hadden nog volop de tijd. Gelukkig ging het vanaf dat moment weer heel vlot, de lange rij mensen werd heel snel weggewerkt en we waren toch best snel aan de beurt. Dit was de eerste en gelukkig meteen ook laatste kleine hindernis tijdens onze heenreis. Want vanaf het moment dat we onze koffers hadden ingeleverd, ging alles van een leien dakje.

Toen we bij de gate zaten te wachten tot het moment dat we aan boord van het vliegtuig mochten gaan, merkten we dat er een complete schoolklas met jongeren van een jaar of 17, 18 tegelijk met ons naar Los Angeles zou vliegen. Even wat consternatie, blijkbaar was er één klasgenote ergens achtergebleven omdat haar papieren niet in orde zouden zijn, zo begreep ik uit de telefoongesprekken die over en weer werden gevoerd. Even later het verlossende bericht…. alles was toch nog in orde gekomen en de hele klas mocht mee.

In verband met de omboeking hadden we niet, zoals gebruikelijk, stoelen bij het raam. We zaten midden in het vliegtuig, met links naast Hans een wat oudere man – een Rus, zoals later bleek – en rechts naast mij een jonge Amerikaan. Die Amerikaan vertelde dat hij samen met zijn familie een vakantie in Europa had doorgebracht, ze hadden al dagenlang terug moeten zijn maar de aswolk had ook hen parten gespeeld. Ze waren tijdens hun oponthoud prima opgevangen, maar ze waren toch wel blij dat ze nu eindelijk naar huis toe konden. De familie zat her en der over het vliegtuig verspreid, net zoals de groep jongeren.

Op de drie stoelen aan de raamkant zaten twee van de jongeren en naast hen – aan het gangpad – de grootvader van de Amerikaanse familie. De jongeren begonnen aan een stoelendans, wie zit naast wie, wil jij met mij ruilen… tot drie keer toe werd – heel beleefd, dat wel – aan grootvader gevraagd of hij even op wilde staan omdat er toch weer iemand anders naast hem kwam zitten. Hij raakte duidelijk geïrriteerd, begon steeds stugger te kijken.

Ondanks al het geruil en geschuif kon de groep één probleem niet oplossen, een meisje zat helemaal alleen tussen vreemden en net zij kon de spanning ineens niet meer aan. Helemaal overstuur, dikke tranen…. De stewardessen begonnen zich nu ook met de stoelendans te bemoeien, zij deden hun uiterste best om de twee verspreide groepen weer wat dichter bij elkaar te krijgen. De Amerikaanse familie was volop bereid om mee te werken, behalve opa…. hij was onverbiddelijk. Ik blijf zitten waar ik zit en ik sta niet meer op! Pas na flink aandringen door de kleinzoon liet hij zich overhalen om op een andere stoel te gaan zitten, zodat het meisje dat zo overstuur was toch bij haar klasgenoten kon gaan zitten.

Toen eindelijk iedereen definitief een zitplaats had gekregen, konden we vertrekken. Urenlang op ons kleine plekje…. beetje lezen, beetje doezelen, spelletje doen…. terwijl je daar zit lijkt het lang te duren maar achteraf heb je toch steeds het gevoel van goh, is het alweer voorbij, toch wel snel! Heel toevallig zaten ook A&J bij ons in het toestel, mede-Amerika fans met wie we regelmatig contact hebben. Echt toevallig dat we nu – vanwege die aswolk – tegelijk in het vliegtuig zaten. Wel heel leuk natuurlijk, de tijd gaat toch sneller als je zo gezellig wat bij kunt kletsen.

Ook de Rus die naast Hans zat hield ons flink bezig. In zeer gebrekkig Engels probeerde hij van ons te weten te komen wat hij nu precies aan groene en witte formulieren in moest vullen. Hij snapte er echt helemaal niets van, waar moest nu een paspoortnummer worden ingevuld en welke datum moest op welke regel? En moest zijn vrouw wel een groen formulier maar geen wit formulier? Tja, we weten wel wat je als Nederlander zoal in moet vullen maar hoe dat zit voor mensen met de Russische nationaliteit, daarvan hebben wij echt geen idee? Probeer dat maar eens uit te leggen aan iemand die vrijwel geen Engels verstaat…

Precies op de geplande tijd landden we in Los Angeles. Zoals gebruikelijk stuurde Hans meteen een SMS-je naar Melanie en Rob om hen te laten weten dat we veilig waren aangekomen. “Touch down”, zo luidde zijn berichtje. Waarop we een SMS-je terugkregen van Rob met de tekst “hier ook touch down”. Tja, net vandaag was hij samen met Elina overgehuisd naar hun appartement in Nijmegen…

Terwijl we in de rij stonden voor Immigration zagen we het Russische echtpaar kort voor ons staan. “O jee, niet in dezelfde rij gaan staan,” zeiden we nog tegen elkaar, “die gaan vast heel lang werk krijgen bij de Immigration Officer!”. Ook A&J stonden een paar rijen voor ons, net te ver van ons vandaan om hen nog te kunnen spreken. Maar we konden elkaar wel zwaaiend een goede reis toewensen. Gelukkig belandden we niet achter het Russische echtpaar, de Immigration Officer die ons het land binnen mocht laten deed niet moeilijk (Hans hoefde niet eens al zijn vingerafdrukken te laten nemen!), en dus stonden we al heel snel bij de bagageband. Onze koffers kwamen er meteen al aanrollen.

Ook bij Dollar Rent-a-Car ging alles prima. Wij vonden de baliemedewerker die ons hielp heel erg aardig (ja, toen nog wel !! ). Even kletsen over wat we van plan waren tijdens onze vakantie. En dat we het zo goed getimed hadden dat we net nu naar Amerika waren gevlogen, geen last meer van de aswolk dus. We legden hem uit dat we eigenlijk al vijf dagen eerder hadden moeten aankomen, hij was nog steeds blij voor ons dat het niet andersom was gegaan. Stel je voor dat we in Amerika hadden gezeten en niet terug naar huis hadden gekund? Hij moest wel erg lachen toen wij hem er van verzekerden dat we dát nou juist niet erg zouden hebben gevonden. De man vroeg of ook ik als bestuurder op de papieren moest worden vermeld, waarop ik hem vertelde dat ik geen rijbewijs heb. “Oh, that’s too bad…” was zijn reactie. Waarop Hans: “No, that’s very good…”  Weer volop lachen, natuurlijk.

Even later reden we het drukke Los Angeles verkeer in met een mooie lichtgrijze Jeep Grand Cherokee. Goeie banden eronder, reserveband, krik, fourwheel drive, precies wat we nodig hadden. Na een half uurtje rijden begon ineens het “één van de banden is lek”-lampje op het dashboard te branden!!  O nee hè… dat zoiets gebeurt na vierhonderd mijl dirtroad kunnen we accepteren maar toch niet op een snelweg, niet al op de eerste dag! Meteen maar even een stopplek zoeken en alles controleren. In alle banden leek volop lucht te zitten, zo op het oog was er niets aan de hand. Maar toch word je er wel even onzeker van hoor, van zo’n signalering.

Het lampje bleef branden, maar de auto bracht ons toch zonder problemen naar de WalMart, en daarna – met onze gloednieuwe koelbox, stoeltjes en een tas vol boodschappen – naar ons eerste motel. Waar we tot de conclusie kwamen dat de heenreis weliswaar minder vermoeiend was geweest dan tijdens andere jaren (dat rechtstreeks vliegen is ons prima bevallen!), maar dat we het nu toch wel begonnen te voelen dat we inmiddels dik 20 uur wakker waren. Niet dat we al direct naar bed zijn gegaan, daarvoor was het echt nog te vroeg. Maar rond 9 uur (Amerikaanse tijd) kropen we toch onder de dekens, en een paar minuten waren de luikjes bij ons allebei al stevig dicht! Al gingen ze ’s nachts (geen idee hoe laat het was) ook bij allebei weer even abrupt open, toen we luid en duidelijk hoorden dat er tassen werden opgeritst. Zo luid en duidelijk, dat we er echt even van overtuigd waren dat er iemand bij ons op de kamer zat. Maar het was vals alarm…. het geluid kwam bij nader inzien (nader luisteren, beter gezegd) toch van de buren vandaan!


DAG 2 : ZATERDAG 24 APRIL : CORONA – BORREGO SPRINGS

Gereden:   198 mijl
Om 9 uur ’s ochtends hadden we al een rit (een hele mooie rit!) van ruim 100 mijl achter de rug. De weg naar Anza Borrego Desert State Park loopt al kronkelend door een prachtig gebied met groen begroeide heuvels en her en der verspreide boulders. De dalen gingen half schuil in de mist, en dat maakte het allemaal nog net wat mooier. Het Visitor Center van het park ging open precies op het moment dat we daar arriveerden, we konden dus meteen ons vragenlijstje voorleggen aan een van de vrijwilligers. Helaas, de man was bepaald geen verteller. Geen enthousiaste reacties op de plekjes die we thuis al hadden uitgezocht, geen tips, geen aanvullende informatie….  Van A&J, die tegelijk met ons naar Los Angeles waren gevlogen, hadden we gehoord dat in het park ook een Nederlandse vrouw werkt. We hoopten dat de man het leuk zou vinden als we naar haar zouden informeren, maar nee hoor, hij bevestigde dat hij haar kende maar verder ging hij er niet op in. Jammer, we hadden vooraf gehoopt om hier in het Visitor Center nog een paar details ingevuld te krijgen, maar het was duidelijk dat we bij deze vrijwilliger aan het verkeerde adres waren. Op het moment dat we weer buiten stonden, en nog even wat foto’s stonden te maken van de planten rondom het Visitor Center, kwam de man ons onverwacht nog achterna. Met een folder over het park, helemaal Nederlandstalig. Niet dat daar de informatie in vermeld stond waar we naar op zoek waren, maar we vonden dit toch wel heel aardig van hem.

Elephant Knees (Anza Borrego Desert State Park)

Elephant Knees (Anza Borrego Desert State Park)

Het was nog een half uurtje rijden van het Visitor Center naar ons eerste doel in het park. Echt spannend vonden we het niet onderweg, de omgeving was vrij saai en het gehucht Ocotillo Wells, waar we doorheen reden, zag er zomaar troosteloos uit. Veel  oude, afgeleefde campers met nogal wat rotzooi er omheen. Maar ook veel quads en bikes, het was duidelijk dat Anza Borrego een El Dorado is voor off road vehicles.  We hoopten maar dat het voorbij Ocotillo Wells wat mooier zou worden.

Carrizo Badlands (Anza Borrego Desert State Park)

Carrizo Badlands

En ja hoor, het werd mooier! Toen we de brede, zanderige Fish Creek Wash inreden voelden we ons al snel weer in ons element, zo helemaal alleen op de wereld midden tussen de badlands. Na een paar mijl zagen we links van ons de rotsformatie Elephant Knees, ons eerste doel van deze vakantie. Een hike van een halve mijl heen en een halve mijl terug, mooi dus om de beenspieren die nog stijf aanvoelden van de vliegreis van gisteren even wakker te schudden. Er liep geen zichtbaar pad richting de Elephant Knees, we moesten dus zelf onze weg zoeken. Wat overigens niet moeilijk was, we volgden een brede wash, daarna een smalle wash en vervolgens een nog smaller washje, we klommen over een heuveltje heen en voila, daar lag de mooie rots met al zijn geknikte ribbels vlak voor ons. Overigens waren het niet zozeer de Elephant Knees waarvan ik onder de indruk raakte, maar meer de omgeving in z’n geheel. Vanaf een heuveltje konden we 360˚ rondom ons heen kijken, en als ergens het woord ‘desolaat’ van toepassing is, dan is het hier wel. Een landschap met kale, enigszins grauwe heuvels om ons heen…. toen we de omgeving goed in ons opnamen zagen we dat er toch ontzettend veel verschillende tinten in voorkwamen. De heuvels vlak onder onze voeten waren geel, wat verderop zagen we lichtbruine, donkerbruine en bijna zwarte heuvels, ook veel grijze tinten. Op de achtergrond hogere heuvels, ook al 360˚ rondom ons heen. En absolute stilte….

De twee volle dagen die we voor Anza Borrego hadden gepland, waren vanwege de aswolk teruggebracht tot één dag. Eigenlijk hadden we Fish Creek willen rijden tot aan de versmalling in Sandstone Canyon, maar ja, we moesten een aantal dingen van onze planning schrappen en dit was er dus een van. We zijn de wash nog een paar mijl verder ingereden, tot aan de plek waar een stel flinke rotsblokken van de naastgelegen wand naar beneden waren gevallen. De oorzaak: een aardbeving in Mexico, een paar weken geleden. Dat moet een flinke klap hebben gegeven zeg! Bij de rockfall hebben we wat foto’s gemaakt, daarna zijn we omgedraaid en via dezelfde weg weer teruggereden.

Dicht bij Elephant Knees hadden we nog een tweede hike gepland, naar de rotsformatie Wind Caves. Op het moment dat we de auto bij de trailhead hadden geparkeerd hoorden we plotseling een oorverdovend lawaai…. echt van het ene op het andere moment zaten er ineens twee straaljagers recht boven onze hoofden. Ze maakten een paar schijngevecht-bewegingen, daarna verdwenen ze al even abrupt als dat ze waren verschenen. Het geluid stierf niet langzaam weg, zoals je eigenlijk zou verwachten, het was echt op het ene moment een verschrikkelijk lawaai en een paar seconden later alweer doodse stilte. Heel apart was dat.

Wind Caves (Anza Borrego Desert State Park)

Wind Caves

We kwamen er al gauw achter waarom het korte wandelingetje naar de Wind Caves niet als ‘easy’ was aangemerkt maar als ‘moderate’, jee wat was die klim ontzettend steil zeg. En het was ook flink warm… 30 graden Celcius waren we niet meer gewend natuurlijk. Het was maar een halve mijl lopen, maar het lukte me niet om het in één keer te doen. Even zitten onderweg hoor, even mijn arme kuiten rust gunnen. Na een korte pauze kon ik weer verder, en niet veel later zagen we de Wind Caves voor ons liggen. Rotsen van een paar meter hoog, die bestaan uit een heel poreus gesteente waar veel gaten in zitten. Om eerlijk te zijn, we vonden de Wind Caves niet echt geweldig. Aardig om eens te zien, maar zeker geen topper. We hadden meer belangstelling voor de prachtige Carrizo Badlands die we achter ons zagen liggen. Ook de Elephant Knees waren vanaf deze plek heel goed te zien, we ontdekten daar een pad dat we vanochtend nog hadden gemist. Een groepje sportievelingen was daar bezig aan een flinke klim, steil tegen de Elephant Knees omhoog. Nou, ik was blij dat we dat niet hadden gedaan vanmorgen, die zware klim naar de Wind Caves was voor mij echt wel genoeg op deze eerste vakantiedag.

Eén plek waar we perse naar toe wilden, hier in Anza Borrego, was The Slot. The Slot is de weinig originele naam voor een kleine slotcanyon, dicht bij Ocotillo Wells. Eerst nog een stukje dirtroad rijden, en toen stonden we bij de ingang. Tenminste, daar gingen we van uit. Want echt duidelijk was het niet, moesten we nu wel of niet via die steile helling naar beneden? We zagen geen andere mogelijkheid, dit moest dan toch echt de plek zijn om de slotcanyon binnen te gaan. Voor Hans bleek de steile helling een makkie te zijn, maar ik had het er toch wel moeilijk mee. De hitte, de zware klim naar de Wind Caves die nog in mijn benen zat, het tijdverschil dat ik ook begon te voelen… ik zat even niet lekker in mijn vel. Jammer, want we bleken hier met The Slot toch echt een aanrader te hebben gevonden. Klein, smal, op het eerste gezicht wat kleurloos maar – als je even aandachtig kijkt – toch met heel veel mooie kleurnuances in de wanden. Voor slotcanyonliefhebbers (wij dus) is dit echt een prachtige kloof om even een uurtje in door te brengen. Vooral die hele smalle passages zijn leuk… Ik geloofde mijn ogen niet toen we ineens, op een iets bredere plek, twee jeeps in de canyon zagen staan!! Met Very High Clearance en hele stevige banden, heel iets anders dus dan onze Grand Jeep Cherokee. Dat is toch wel het allerlaatste dat je verwacht in een slotcanyon. Het maakte één ding meteen heel duidelijk: voorbij deze plek zouden we geen smalle gedeeltes meer tegenkomen!

Fonts Point

Fonts Point

Ik had echt wel even genoeg rotsen en canyons gezien, we besloten daarom om ons motel op te gaan zoeken. Meestal reserveren we niet van te voren, maar de overnachting in Stanlunds Resort hadden we al wel vastgelegd. Ik had heel wat ge-emaild met dit motel de afgelopen weken, twee nachten reserveren, twee nachten annuleren, een nieuwe nacht reserveren…. mijn naam was dus inmiddels wel bekend hier. Bij de receptie stond een man die ik het best kan omschrijven als ‘een oude hippie’. Hij verraste ons door ons zomaar in onze eigen taal te begroeten… eerst nog wat aarzelend, op vragende toon “Nederland?”, en na onze verbaasde reactie meteen heel enthousiast “Goedemiddag, Henriëtte Meulenbroeks”. In half Nederlands, half Engels vertelde hij dat hij in 1974 en 1975 in Nederland had gewoond, een tijdje in Amsterdam en een tijdje in de buurt van Nijmegen. Hij vond het zo leuk om Nederlanders in zijn motel te krijgen, dat hij ons de beste kamer had gegeven. Zei hij. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat we dat ook echt geloofden, maar ach, we vonden de ontmoeting wel heel leuk en onze hippie zelf genoot er ook zichtbaar van dat hij zijn herinneringen aan die goeie ouwe tijd weer op kon halen.

Onze kamer bleek geen kamer te zijn, maar een huisje! Een aparte woonkamer met tv, salontafel en bankstel. Een complete keuken, met een magnetron, een oven en een grote koelkast. Een aparte slaapkamer. Het was dus groot, maar helaas niet mooi. Oud, afgeleefd, een douche die ik er niet echt lekker uit vond zien. Ik was er niet treurig om dat we hier niet twee nachten zouden blijven, zoals we oorspronkelijk hadden gepland, maar slechts een nacht. De oven was te smerig om er zelfs maar naar te kijken, maar de magnetron zag er gloednieuw en dus ook nog heel schoon uit. Dat bracht ons op het idee om even naar de supermarkt te rijden en een paar magnetronmaaltijden te halen, we hadden geen zin om een restaurant te gaan zoeken. Na het eten heb ik nog even heerlijk buiten op ons privé terrasje gezeten, met een mooi boek uiteraard, terwijl Hans binnen onze eerste foto’s veilig stelde. Ik keek uit op het zwembad, waar het behoorlijk druk was met andere motelgasten. Hmmm, ik geloof dat wij een beetje uit de toon vielen hier, onze mede-gasten waren allemaal stoere bikers. Je kent het type wel, zwarte leren jacks, lange baarden, een paar al even ruige dames in hun gezelschap….

’s Avonds zijn toch nog even op pad gegaan. De Fonts Point Wash was al even breed als de Fish Creek Wash waar we vanochtend reden, en zelfs nog een heel stuk zanderiger. We moesten flink doorrijden, als je te weinig vaart maakt op zo’n zanderige ondergrond dan loop je immers het risico dat je vast komt te zitten. Aan het einde van de wash bereikten we een uitkijkpunt vanwaar we mijlen ver weg konden kijken over de Borrego Badlands. We hebben er even lekker rustig zitten genieten van de zonsondergang, een mooi besluit van deze eerste en meteen al erg drukke vakantiedag…

The Slot

The Slot

The Slot

The Slot

The Slot

The Slot


DAG 3 : ZONDAG 25 APRIL : BORREGO SPRINGS – LADDER CANYON – JOSHUA TREE NATIONAL PARK

Gereden:   173 mijl
We wilden één plek in Anza Borrego toch nog wel heel graag zien, voordat we het park uit zouden rijden. De Pumpkin Patch is een verzameling kleine ronde rotsen; we hadden het idee dat die erg fotogeniek zouden zijn, reden genoeg dus om er naar op zoek te gaan. Met in m’n ene hand de routebeschrijving en in m’n andere hand de GPS, reden we de Arroyo Salado Wash in.

Arroyo Salado Wash

Arroyo Salado Wash

Het ging heel erg vlot, sneller dan verwacht hadden we de plek bereikt waar we, volgens de routebeschrijving, een bord met de tekst “17 Palms Turnoff” en een afslag naar rechts aan zouden moeten treffen. Maar helaas, we vonden geen bord en ook geen afslag naar rechts. Wel een naar links, maar ja, daar hadden we niets aan. We reden nog een stuk door, in de hoop verderop alsnog de juiste plek te vinden. Zonder resultaat. Dan maar even terug, misschien hadden we de afslag over het hoofd gezien. Maar hoe we ook zochten, er was echt nergens een mogelijkheid om rechtsaf te slaan. Tja, meer opties konden we niet verzinnen… om in het wilde weg verder te rijden zagen we niet zitten, daarvoor zijn de dirtroads in Anza Borrego toch wat te onvoorspelbaar. Dus zijn we, jammer maar helaas, onverrichterzake teruggereden naar de verharde weg. Natuurlijk waren we teleurgesteld dat we de Pumpkin Patch niet hadden gevonden, maar ondanks dat hadden we wel genoten van de rit over de Arroyo Salado Wash. Die grauwe, eenzame omgeving in Anza Borrego Desert State Park had toch wel een heel eigen charme.

We verlieten het park aan de oostzijde, bij de Salton Sea, en dik een half uur later bereikten we de Mecca Hills Wilderness. Waar we opnieuw een dirtroad indraaiden, de Painted Canyon Road. Die weg is 4,7 mijl lang, zo stond in mijn routebeschrijving te lezen. De GPS werd weer aangezet, zodat we goed in de gaten konden houden hoe ver we nog zouden moeten rijden. Opnieuw, net zoals vanochtend in de Arroyo Salado Wash, ging de teller op de GPS zeer voortvarend vooruit. Iets té voortvarend naar mijn gevoel, het kon toch echt niet zo zijn dat we nu al 3 mijl hadden afgelegd!! Tja, op dat moment beseften we dus wat er aan de hand was….. de GPS stond niet op mijlen, maar op kilometers ingesteld. Geen wonder dat we vanochtend die afslag niet hadden gevonden, we waren simpelweg nog niet ver genoeg de wash ingereden. Hè, nu baalden we nog erger dat we de Pumpkin Patch niet hadden gezien, wat een stomme fout zeg….

Painted Canyon maakte veel goed. De San Andreas Breuk heeft flink z’n best gedaan in deze omgeving, de rotswanden die ons omringden waren schots en scheef gedrukt en dat zag er prachtig uit. Exact na 4,7 mijl (toch handig als je weer op de GPS kunt vertrouwen) eindigde de weg bij een ruime parkeerplaats, waar al flink wat auto’s stonden. Op die plek splitste Painted Canyon zich in tweeën; wij liepen de brede rechtertak in, op zoek naar de ingang van Ladder Canyon. Die ingang lag verstopt achter een stapel rotsblokken die ooit, lang geleden?, naar beneden zijn gevallen. Gelukkig maar dat ik dat thuis al had gelezen, want als je niet weet dat er achter die rotsblokken een slotcanyon schuil gaat, dan loop je er geheid straal aan voorbij.

Ladder Canyon

Ladder Canyon

Ladder Canyon

Ladder Canyon

Ladder Canyon

Ladder Canyon

Via de rotsblokken klommen we omhoog, de slotcanyon lag er inderdaad direct achter. Waarom die Ladder Canyon heet werd meteen al bij de ingang duidelijk, we moesten via een korte ladder (8 treden) afdalen om de canyon in te gaan. En meteen daarna weer omhoog, er stonden daar maar liefst twee ladders opgesteld. Een oude, houten ladder die eigenlijk net te kort was. En een nieuwe, metalen ladder die gelukkig net een stukkie hoger kwam. Toen we ook dit obstakel hadden overwonnen, werd de bodem vlak. En, zoals je van een goede slotcanyon mag verwachten, het was er smal. Niet supersmal, we konden zowaar overal rechtuit blijven lopen. De wanden waren heel ruw, met veel ruige uitsteeksels en vormen. En een meter of twintig hoog, zo schatten we.

Skull Rock

Skull Rock


Cholla Cactus Garden

Cholla Cactus Garden

Op gegeven moment bereikten we ladder nummer 3, we moesten hier opnieuw een stuk omhoog klimmen. De ladder was eigenlijk niet lang genoeg, het laatste stuk van dit hoogteverschil moesten we zelf, ladderloos dus, via de rotswand omhoog klimmen. Eenmaal boven zagen we dat de kloof ineens veel breder werd, we hadden het einde van het slotcanyongedeelte bereikt. We konden hier kiezen: via dezelfde weg terug, of via een langere route bovenlangs. Dat was geen moeilijke keuze, natuurlijk gingen we weer via de slotcanyon. Want het blijft leuk om door die smalle kloven te lopen…

Joshua Tree National Park stond al vele jaren vol smart op een bezoekje van ons te wachten. We waren – dankzij de foto’s die we ervan hadden gezien – al zo lang een beetje verliefd op dit park. Maar elke keer lag het nét te ver uit de route, tja dat komt er van als je steeds maar weer naar Utah gaat…. Onze grote wens om naar Joshua Tree te gaan heeft zeker meegespeeld bij de beslissing om op Los Angeles te vliegen, op die manier wisten we immers zeker dat het park nu wel op de route zou liggen. Kort na 1 uur ’s middags reden we het park via de zuidzijde binnen. We hadden honger gekregen van al het geklim in Ladder Canyon, dus we hebben meteen maar een picknickplek opgezocht. Lekker in de schaduw, met veel mooie planten om ons heen.

En we zagen nog veel meer mooie planten, toen we – op weg naar de noordzijde van het park – de Cholla Cactus Garden bereikten. Waar je een korte wandeling kan maken via een keurig aangelegd paadje. Nou zijn keurig aangelegde paadjes niet echt ons ding, maar, ik moet het toegeven, het was echt hartstikke leuk om door dit prachtige cactustuintje rond te lopen. Op zoek naar de meest fotogenieke exemplaren, in close-up of juist met de heuvels als contrast op de achtergrond. Ook bij de White Tank Campground maakten we een korte stop, daar zagen we voor het eerst de kleine op elkaar gestapelde rotsen die er voor hebben gezorgd dat dit park zo’n aantrekkingskracht op ons heeft. Natuurlijk moest ook de bekende Skull Rock even op de foto; de rotsen die daar in de omgeving lagen vond ik overigens nog veel mooier.

We hadden nog een hike op het programma staan, de Hidden Valley Nature Trail. Ruim anderhalve kilometer lopen tussen de rotsen en de Joshua Trees door. Ons tempo lag erg laag, want we zagen zo ontzettend veel plekjes die toch écht even op de foto moesten. Een wat oudere man kwam ons tegemoet terwijl ik net heel intensief bezig was met het zoeken van het allermooiste shot… stapje vooruit, beetje inzoomen, instellingen aanpassen… Hij zag hoe ik van de omgeving genoot en hij moest gewoon even kwijt hoezeer dat ook voor hem gold. Meer dan een heel welgemeend ‘It’s beautiful out here….”  hebben we niet tegen elkaar gezegd, maar ’t was zo’n oprecht moment dat ik het toch even in dit reisverslag kwijt wil.

Eigenlijk was het onze bedoeling om tot na zonsondergang in het park te blijven, we wilden zo graag een silhouet-foto van een alleenstaande Joshua Tree in het half donker maken. Maar dan zou het wel heel laat worden vandaag, we moesten immers nog naar ons motel in Twentynine Palms rijden, douchen, een restaurant gaan zoeken…. Kortom, de inspiratie voor de photoshoot was er wel, maar de energie helaas niet meer.

Hidden Valley Trail

Hidden Valley Trail

Hidden Valley Trail

Hidden Valley Trail

Hidden Valley Trail

Hidden Valley Trail


DAG 4 : MAANDAG 26 APRIL : JOSHUA TREE NATIONAL PARK – TUBA CITY

Gereden:   473 mijl
In alle vroegte reden we Joshua Tree National Park weer in. Op weg naar het begin van de Barker Dam Trail. Op de plattegrond van het park zag ik een dun lijntje dat een kortere route naar de parkeerplaats leek aan te geven, via een onverharde weg. Ik had geen idee of er iets te zien zou zijn aan deze Bighorn Pass Road, ik had er nog nooit iets over gelezen. Maar ach, waarom die route niet even proberen? Een dergelijk voorstel “Zullen we die onbekende dirtroad eens inrijden?” hoef ik maar half uit te spreken, en Hans stuurt de auto meteen van de verharde weg vandaan, het zand op. De Bighorn Pass Road, dus. Die bleek wel héél eenvoudig begaanbaar te zijn, spannend was het dus zeker niet. Maar wel mooi, en dat is natuurlijk nog veel belangrijker. We reden door enorme velden met Joshua Trees, duizenden zagen we er! Met op de achtergrond natuurlijk ook weer veel rotsen, niet alleen de boulders die we gisteren al hadden gezien maar ook hogere, kale rotsen en rotspartijen die uit zwart gesteente bestonden. We waren hier zo dicht bij de drukke plekken van het park, en toch helemaal alleen op de wereld. Heerlijk! Kort voordat we de parkeerplaats voor de Barker Dam Trail bereikten, maakte de weg een bocht waardoor we zomaar onverwacht zicht kregen op besneeuwde bergtoppen in de verte. Samen met de Joshua Trees op de voorgrond een prachtig plaatje.

Bighorn Pass Road

Bighorn Pass Road

Hagedis

Hagedis

Joshua Tree National Park

Joshua Tree National Park

Als ik zou moeten kiezen welke trail ’t mooiste is, de Hidden Valley Trail die we gisteren hadden gedaan of de Barker Dam Trail van deze ochtend, nou, dan krijg ik het moeilijk hoor. Okay, de Barker Dam Trail wint ’t nipt; het meertje met de weerspiegeling van de omringende rotsen in het water maakt ’t toch net even wat anders. Niet alleen ’t meertje, ook de rest van de trail is geweldig mooi. Het eerste stukje van de trail loop je tussen vrij dicht op elkaar staande boulders door, daarna dus die prachtige plek bij het water, en vervolgens een vrij open gebied met veel Joshua Trees. En als laatste opnieuw tussen de boulders door. Onderweg zagen we veel hagedissen, één daarvan was wel heel apart met z’n mooie blauwe kleur. Lief dat ie even bleef poseren voor ons.

Via de overharde Queen Valley Road, opnieuw omringd door duizenden Joshua Trees, reden we terug naar de Jumbo Rocks Area. Waar we heerlijk hebben zitten picknicken. Niet aan een van de picknicktafels daar – die lagen pal in de brandende zon – maar lekker op onze WalMart-stoelen beschut door de schaduw van een van die prachtige boulders. Hier zou ik wel urenlang hebben kunnen blijven….. Maar ja, we hadden nog een lange rit voor de boeg. Dus nadat we onze boterhammen op hadden en nog even lekker hadden zitten relaxen, moesten we toch weer op pad.

Via een hele slechte weg, meer gat dan asfalt, reden we naar Amboy. Het leek wel of het gesneeuwd had daar, de weg ging dwars door een gigantische zoutvlakte. Alles wit, om ons heen. Behalve dan de Amboy Crater, een zesduizend jaar oude krater die bestaat uit zwart lava-gesteente. Als die andere krater, de IJslandse Eyjafjallajökull, niet zo vervelend zou zijn geweest, dan zouden we nu naar Mojave National Preserve zijn gereden. Dit park lieten we nu dus noodgedwongen links liggen, helaas. Ergens voorbij Amboy zagen we een ambulance met zwaailichten, er was een ongeval gebeurd. Aan de kant van de weg stond een groep motorrijders. Net op het moment dat we hen passeerden werd, verborgen achter een omhoog gehouden deken, iemand de ambulance ingetild. Hè, akelig zoiets.

Hoe verder we naar het oosten reden, hoe kouder het werd. Vanmorgen in Joshua Tree haalden we vlot de 35° Celcius, maar tegen de tijd dat we Flagstaff bereikten kwam de thermometer niet meer verder dan een graad of 17. Er lag zelfs nog volop sneeuw langs de weg! Nog geen jaar geleden reden we hier ook, tijdens de laatste dag van onze vakantie toen. Het landschap had dan ook geen verrassingen meer voor ons, maar dat wil niet zeggen dat we er daarom minder van genoten. Op gegeven moment kwamen aan de horizon de eerste rode rotsen in zicht; “Kijk, daar heb je ons landschap weer”, merkte ik heel tevreden op. Hans zei niets terug, maar die hele brede grijns die op z’n gezicht stond sprak boekdelen!

Vorig jaar hadden we gezien dat er in Tuba City een motel werd gebouwd. Handig, want veel keus in overnachtingsmogelijkheden was er tot nu toe niet, hier. We spraken af om dat motel eens binnen te lopen, even kijken hoe het er daar uitzag en hoe duur het was. Nou, dat plan ging dus mooi niet door. Want op het moment dat we Tuba City binnenreden zagen we aan de kant van de weg een groot bord staan met de aankondiging: “Moenkopi Legacy Inn & Suites: Grand Opening 27th April”. Nou zeg, wat flauw! Zijn ze net 1 dag te laat met hun openingsceremonie! We zijn dus toch maar weer naar de Quality Inn gegaan, waar we ondertussen tot de vaste cliëntèle gerekend mogen worden.

Barker Dam Trail

Barker Dam Trail

Barker Dam Trail

Barker Dam Trail

 


DAG 5 : DINSDAG 27 APRIL : TUBA CITY – NAVAJO NATION – PAGE

Gereden:   129 mijl
Vooraf verwachtten we dat dit een van de meer spannende dagen van onze vakantie zou gaan worden, en ja hoor, we hadden gelijk! Na een rit via onbekende dirtroads en een stevige hike, vonden we precies dat waarnaar we deze dag op zoek gingen: prachtige roodgekleurde rotspartijen ergens op een vrijwel nooit bezochte plek in Navajo Nation!!

Vooraf hadden we geen idee hoe de dirtroads erbij zou liggen, dit gebied valt niet onder het beheer van het Bureau of Land Management of een andere instantie waar we informatie in zouden kunnen winnen. We moesten het dus ter plekke met eigen ogen gaan bekijken of deze route haalbaar zou zijn. Nou, we kwamen van alles tegen onderweg. Een bruggetje met aan de onderzijde alleen twee houten planken waar je met de wielen van de auto overheen kon rijden. Een zeer hobbelige shelf road langs een afgrond. Een zanderig paadje dat zo smal was dat je daar echt geen tegenliggers tegen wilde te komen (niet het risico daarop erg groot was, overigens!) We reden via een ander smal pad tussen mooie gladde heuveltjes door, en staken diverse droogstaande washes over. Niet al te lastig hoor, met onze high clearance was dat goed te doen. Op gegeven moment was het pad helemaal verdwenen, duidelijk het gevolg van een wash out. Even een stuk over een open vlakte rijden, toen vonden we het pad gelukkig weer terug. Al met al duurde het wat langer dan we hadden verwacht voordat de eerste rode rotsen in zicht verschenen. Helaas werd het pad waarover we reden vanaf dat moment steeds slechter, je kon het op veel plekken zelfs geen pad meer noemen. Bij een grote vlakte met los zand zijn we gestopt, het was misschien wel mogelijk om daar overheen te rijden, maar ja….. “misschien” is niet genoeg….

Bih Keh he (Navajo Nation)

Bih Keh he (Navajo Nation)

In de verte zagen we een prachtige, eenzame rode rots op een laag plateau staan, we besloten om te voet verder te gaan en die rots als richtpunt te nemen. We waren blij dat het veel minder warm was dan gisteren, in Joshua Tree. 22° Celcius was echt wel genoeg, hier in het open veld. We waren zowat een kwartier onderweg toen we onze Lonely Rock bereikten; de rots bleek, zo schatten we, 8 of 9 meter hoog te zijn. Helemaal Lonely was hij toch niet, we zagen nu nog meer rotsen op en nabij het plateau. We vonden ook een door mensen gevormd teken op de grond, kleine kiezels die in een ronde vorm waren neergelegd, met vier korte rijen kiezels daaraan vast die vier verschillende richtingen in wezen. Was dit door Native Americans hier geplaatst?

Ta Neh Nal Dahi (Navajo Nation)

Ta Neh Nal Dahi (Navajo Nation)

Het was echt erg mooi hier, maar toch…. dit was niet de plek waar we naar op zoek waren. In de verte bevond zich een rotswand die er veelbelovend uit zag, we hadden het sterke vermoeden dat dat de plek was die we voor ogen hadden. ’t Was nog wel een flink eind lopen door het open veld, maar dat hield ons niet tegen. Het stevige tempo waarmee we begonnen zakte na een tijdje af in een wat minder stevig tempo; daar gaven we die kleine, geniepige hoogteverschillen en het losse zand waar we regelmatig mee te maken kregen maar de schuld van.

Nin Hi Cho (Navajo Nation)

Nin Hi Cho (Navajo Nation)

Toen we de eerste rotsen bereikten had ik het echt even gehad. Mijn voeten deden zeer; dat is helaas een bekende kwaal, we wisten vooraf al dat we daar mee te maken zouden krijgen. En daar waren we dus op voorbereid…. we hadden thuis al afgesproken dat ik tijdens onze hikes regelmatig een flinke pauze in zou lassen, en dat Hans dan ondertussen wat verkenningswerk zou doen. Nu vind ik het idee om het contact met elkaar te verliezen niet echt prettig, zeker niet na ons Bull Valley Gorge avontuur van twee jaar geleden. De oplossing voor dit probleem: portofoons! Geleend van de broer van Hans.

Cha (Navajo Nation)

Cha (Navajo Nation)

Dit was dus de eerste keer dat we die daadwerkelijk zouden gaan gebruiken, we waren heel benieuwd hoe ons dit zou bevallen. Nou, heel goed dus! Terwijl ik heerlijk in de schaduw zat uit te rusten, kreeg ik elke paar minuten een live-verslag van Hans z’n ervaringen verderop. Echt fijn om zo steeds even te horen dat alles nog goed ging, en vooral ook: dat hij de rotsen had gevonden waarnaar we op zoek waren.

Als je uitgerust bent , dan moet je toch écht even deze kant opkomen….”, zo hoorde ik via de portofoon. Nou, zo’n enthousiaste oproep geeft de burger weer moed, ik trok mijn schoenen weer aan en ik liep naar de plek waar Hans zich zou moeten bevinden. Ik zag hem niet, maar hij mij wel…. En dankzij de portofoon kon hij me precies vertellen welke richting ik moest volgen. Handig!! Na een paar minuten had ik niet alleen mijn Hanske, maar ook de schitterende rotspartijen in zicht. Wat was het overweldigend mooi hier. Vooral die op elkaar gestapelde rode stenen die samen hoge, tegen elkaar steunende pilaren vormden, die waren echt heel apart. Qua vorm leek het wel een beetje op Goblin Valley, maar dan wel even een heel stukje groter. “Giant Goblin Valley” dus. Aan de onderzijde waren de rotsen wit gestreept, hierin herkenden we weer een stukje Red & White Canyon. De achtergrond werd gevormd door een massieve komvormige rotswand, als we verder naar links keken zagen we nog talloze rode rotsen voor die rotswand staan. Veel te veel om allemaal te kunnen gaan bekijken, hoe graag we dat eigenlijk ook wilden. Maar ja, we moesten er ook rekening mee houden dat onze auto nog een heel stuk lopen van ons vandaan stond, en dat we daarna ook nog een flinke rit voor de boeg hadden.

De temperatuur was ondertussen nog een beetje gestegen. Het was nog steeds veel minder warm dan gisteren maar toch, als je zo door het open veld loopt is ook 27° Celcius net wat te veel van het goede. Mijn zere voeten en ik waren erg blij toen we onze auto weer in zicht zagen verschijnen. Toen de airco de hitte uit de auto had verdreven werd het al snel heel wat aangenamer, en het koele drinken uit de koelbox was uiteraard ook heel welkom. Via dezelfde route waarover we waren gekomen reden we terug naar de bewoonde wereld; we wisten nu welke hindernissen we onderweg tegen zouden komen en dat ‘weten waar je aan toe bent’ maakte de terugweg toch wel wat makkelijker dan de heenweg.

Op het moment dat we Tuba City binnenreden, was net de openingsceremonie bij het nieuwe motel aan de gang. Dat zag er heel mooi uit, met allemaal Indiaanse dansers in traditionele kleding. We wilden het graag van dichterbij gaan bekijken, maar uiteindelijk hebben we dat toch maar niet gedaan. Het was te druk daar, en wij waren te moe en daarbij hadden we ook nog honger. Wat dat laatste betreft: we hadden niet – zoals gebruikelijk – uitgebreid gepicknickt onderweg. En ik begon nu toch wel te voelen dat wat fruit en een granolabar niet genoeg waren voor zo’n inspannende dag. In plaats van de openingsceremonie werd het dus de Subway, even rustig zitten met een lekker broodje en wat koele cola.

Daarna zijn we naar Page gereden, waar we een plekje vonden in de Days Inn & Suites. Fijn motel, hier zouden we het vast wel twee of drie nachten volhouden! Hans mocht nog even aan het werk: foto’s back-uppen en de mooiste exemplaren uitzoeken voor ons live-verslag. Ik ging ondertussen even lekker lui op bed liggen lezen. Heerlijk vind ik dat, tijdens de 48 weken per jaar dat we thuis zijn raak ik geen boek aan, maar tijdens onze 4 weekjes (o nee, deze keer maar drie…) USA gaan er toch al gauw vier of vijf boeken doorheen. Het waargebeurde verhaal “Het begon toen ik veertien was” van Elissa Wall bleek zich af te spelen in de plaatsjes Hilldale en Colorado City. Heel apart hoor, om te lezen hoeveel invloed de religieuze sekte Fundamentalist Church of Jesus Christ of Latter Days Saints daar heeft, je kan het als buitenstaander maar nauwelijks beseffen dat zo’n levenswijze nog bestaat in deze moderne tijd. Toen het tijd werd om te gaan slapen kon ik mijn boek maar met moeite opzij leggen….


DAG 6 : WOENSDAG 28 APRIL : PAGE – EDMAIERS SECRET – PAGE

Gereden:   78 mijl
Eerst even een kort verhaaltje over Edmaiers Secret. Een paar jaar geleden zag een Duitse USA-reiziger een luchtfoto van een prachtig rotslandschap, een foto die tientallen jaren eerder was gemaakt door ene Bernard Edmaier. Wie die man was, daarvan had hij geen idee. En waar de foto was gemaakt, dat stond er ook niet bij. De Duitser is er een paar jaar (!) mee bezig geweest om de juiste gegevens te achterhalen, tijdens zijn zoektocht is hij in contact gekomen met de weduwe van Bernard Edmaier die hem graag wilde helpen, maar die ook niet precies wist waar haar man de foto had gemaakt. Uiteindelijk is het hem gelukt om de juiste locatie te vinden. Waarvoor wij hem heel dankbaar zijn, want dankzij al zijn speurwerk hebben wij deze speciale plek aan onze planning toe kunnen voegen!

Volgens de weersvoorspellingen zou het flink gaan waaien. Toen we bij ons motel vertrokken merkten we daar nog niet veel van, en ook even later – nadat we boodschappen hadden gedaan – was het nog steeds vrij rustig. Via State Route 89 reden we naar het westen, naar de House Rock Valley Road. Ineens besefte ik dat ik geen ‘laatste kans plaspauze’ had ingelast, stom, want het zou vast nog een hele tijd gaan duren voordat ik weer ergens een toilet tegen zou komen. Nu kwamen we nog wel voorbij het BLM Visitor Center in Big Water, we hoefden daar eigenlijk niet te zijn maar ach, nu we er toch zo dichtbij waren kon ik er natuurlijk nog wel even een sanitaire stop gaan maken. Toen ik van de parkeerplaats naar de toiletten liep waaide het maar nauwelijks. En toen ik van de toiletten weer terug ging naar de auto, stormde het!! Ongelooflijk, waar kwam al die wind zo plotsklaps vandaan?  “Het lijkt wel of iemand een paar enorme schuurdeuren heeft opengezet…” was Hans z’n commentaar.

Edmaiers Secret

Edmaiers Secret

Tijdens het tweede stuk van onze rit, van het Visitor Center naar de trailhead van onze hike, bleef het gigantisch hard waaien. Bij de parkeerplaats lag veel los zand, op het moment dat we het waagden om de auto uit te stappen werden we dan ook compleet gezandstraald. Het was ronduit vervelend daar, we konden niets anders dan met onze rug naar de wind toe gaan staan en ik moest voortdurend mijn ogen beschermen (contactlenzen!) De twijfel sloeg toe… heeft het zo wel zin om te gaan hiken? Tja, meer zin in elk geval dan om de hele dag op onze motelkamer te gaan zitten, we konden op z’n minst even een kijkje gaan nemen bij de trailhead. Beneden ons zagen we de rotsachtige wash waar we doorheen zouden moeten gaan lopen. Rotsachtig, geen los zand dus. De gedachte dat we daar beneden geen last meer zouden hebben van dat striemende zand gaf de doorslag, we gingen het gewoon proberen. Als het tegen zou vallen, dan konden we altijd nog omkeren. We moesten natuurlijk nog wel onze rugzak en heuptas inrichten, en da’s niet handig als je zowat wegwaait. We hebben dan ook dankbaar gebruik gemaakt van het stenen toiletgebouwtje dat zich op de parkeerplaats bleek te bevinden…. gezellig zo samen met z’n tweeën in dat hokje….

Edmaiers Secret

Edmaiers Secret

Om het maar even kort en krachtig samen te vatten: we zijn ontzettend blij dat we hebben doorgezet! Want niet alleen Edmaiers Secret zelf, maar ook de hike er naartoe bleek de moeite dubbel en dwars waard te zijn. We liepen door een met struiken en kleine boompjes begroeid dal dat werd omringd door mooie lichtbruine rotsen; we konden steeds kiezen of we de wash bleven volgen of dat we de bochten af wilden snijden. Dat laatste was korter, maar wel wat zwaarder door de voortdurende kleine hoogteverschillen. We kozen grotendeels voor de wash, een beetje beschut tegen de wind en lekker vlak.

Op gegeven moment werd het dal minder breed, de rotsen kwamen dicht bij elkaar en vormden zo een soort van poort waar we doorheen konden kijken. De grote ronde heuvel die we zo in de verte konden zien liggen, gaf de plek aan waar Edmaiers Secret zich zou moeten bevinden. Kort voor de heuvel klommen we aan de linkerkant uit de wash, waar de weg werd versperd door een hek van houten palen en prikkeldraad. Daar moesten we dus overheen, wel voorzichtig want ik wilde uiteraard niet mijn broek daaraan openhalen, zoals me een paar jaar geleden bij een soortgelijke actie was overkomen. Voorbij het hek moesten we nog een paar zanderige heuvels oversteken. Gelukkig waaide het op dat moment even wat minder hard, zand en wind zijn immers geen goede combinatie.

En toen zagen we Edmaiers Secret recht voor ons liggen. We hebben inmiddels al zoveel rotslandschappen gezien, het lukt me echt niet meer om nog een paar originele woorden te vinden om al dat moois te beschrijven. Dus daarom maar weer de woorden die ik al zo vaak heb gebruikt:  de omgeving was prachtig, geweldig, fantastisch…. Het meest opvallende kenmerk van Edmaiers Secret is de aanwezigheid van de vele brainrocks, dat zijn rotsen die een beetje lijken op een menselijk brein. De meesten zijn roodbruin van kleur, maar we kwamen ook witte brainrocks tegen. We zagen ook – als een soort mozaïek – heel veel dunne randen op de rotsen, filigraan wordt dat soms genoemd. Het was meteen al duidelijk, dit is een plek waar je uren lang rond kan dwalen….

Dat ronddwalen laat ik dan graag aan Hans over, ik zocht een plekje waar ik – enigszins beschut tegen zon en wind – even lekker uit kon rusten. Net zoals gisteren gebruikten we ook nu de portofoons om contact met elkaar te houden; dat was niet eens echt nodig want Hans verdween vrijwel niet uit beeld. Na een tijdje kwam hij me halen, ik moest echt even mee naar boven klimmen voor een weids uitzicht over dit prachtige gebied. Boven was de wind natuurlijk nog veel erger voelbaar… vooral die ene gigantische windvlaag waarbij we elkaar in een reflex vastgrepen…. “hier blijven jij, niet wegwaaien!”

Samen zijn we nog wat verder het gebied ingelopen. We liepen nu vrij hoog, het was soms echt een gevecht tegen de wind. Onze fotocamera was in een handdoek gewikkeld, alleen tussen de windvlagen door kwam ie daar even onderuit zodat er gauw een plaatje geschoten kon worden. Ondanks de vervelende omstandigheden hadden we het toch heel erg goed naar onze zin hier, we waren al lang blij dat hierboven vrijwel geen los zand lag zodat we niet gezandstraald werden. Na een tijdje was het voor mij weer pauzetijd, Hans houdt niet van stil zitten dus hij ging ondertussen het verre uiteinde van Edmaiers Secret eens bekijken. Terwijl ik daar zat te rusten leek het wel of de wind nóg erger werd, jee dit was echt niet normaal meer. Ik probeerde Hans via de portofoon te bereiken, maar hij gaf geen antwoord. Even later nog maar eens geprobeerd, nu kreeg ik wel contact maar we konden elkaar niet verstaan… de wind overstemde alles.

Edmaiers Secret

Edmaiers Secret

Edmaiers Secret

Edmaiers Secret

Ik moest dus wachten tot hij weer terug was, voor een verslag over dat laatste stuk van Edmaiers Secret. Hans had daar een paar potholes ontdekt, rechthoekige gaten in de rotsbodem waarin water stond. Hij zou ze graag van dichtbij hebben gefotografeerd, maar daarvoor zou hij op een richel hebben moeten gaan staan en dat zag hij daar toch echt even niet zitten. Want de wind… zoiets had hij nog nooit meegemaakt hier in het zuidwesten. Op verschillende momenten had hij zich bijna niet meer staande kunnen houden, en ja, dan ga je uiteraard niet een richel op om foto’s te maken.

In het lager gelegen gedeelte van Edmaiers Secret hebben we onze boterhammen, banaan en appel weggewerkt. Daarna nog gauw even profiteren van het feit dat het even wat minder hard waaide, vlug wat foto’s schieten. En toen werd het dan toch tijd om aan de terugweg te beginnen, het was nog een klein uurtje lopen naar onze auto. Onderweg vond Hans nog een stel pictographs op de rotswand, altijd leuk zoiets. Op de parkeerplaats stond een Van waarachter een man lekker lui in een stoel lag te relaxen. Toen hij ons aan zag komen kwam hij overeind, hij wilde graag weten waar we naartoe waren geweest. Nou, dat hoef je ons geen twee keer te vragen hoor, we vinden het heerlijk om ons enthousiasme over zo’n mooie plek aan iemand kwijt te kunnen. De man hoorde natuurlijk wel dat wij geen Amerikanen waren, en hij zat meteen helemaal goed met zijn veronderstelling dat wij best wel eens uit Nederland zouden kunnen komen. Hij was over ons land zowaar net zo enthousiast als wij over Edmaiers Secret, hij had heel veel gefietst in Nederland, zo vertelde hij. Zelf bleek hij trouwens ook geen Amerikaan te zijn, hij kwam uit Canada. We namen afscheid van de vriendelijke man, het was natuurlijk heel erg leuk dat hij dat deed met een vrolijk “Tot ziens…”


DAG 7 : DONDERDAG 29 APRIL : PAGE – THE RIMROCKS – KANAB

Gereden:   92 mijl
De mooiste foto is niet gemaakt in een prachtig natuurgebied in Arizona of Utah, maar in het Echobureau in Utrecht! De driedimensionale foto die ze daar van onze nog ongeboren kleindochter hebben gemaakt, verscheen deze ochtend zomaar op ons laptopscherm. Nog drie maandjes…. dan kunnen we haar niet alleen zien maar ook vasthouden…. Daar kan geen USA-vakantie tegenop, hoor!

The Rimrocks

The Rimrocks

Nou, dat was alvast een schitterend begin van onze dag. Hoe de dag verder zou gaan verlopen, dat moesten we nog even op een rijtje zetten. Want de Weather Channel beloofde ons niet al veel goeds, helaas. Veel kans op regen, in Noord-Arizona en Zuid-Utah. ’t Meest vervelende was nog wel dat er niet alleen voor vandaag slecht weer werd voorspeld, maar ook voor de daarop volgende dagen. Vooral rondom Escalante was het véél te koud voor de tijd van het jaar, overdag zou de temperatuur maar nauwelijks boven het nulpunt uitkomen en om het allemaal nog wat erger te maken hadden de weerdames en –heren het ook nog eens over sneeuw en regen….

Gisteren hadden we flink getwijfeld of we wel aan onze hike moesten gaan beginnen, vanwege de harde wind. En hadden we uiteindelijk een topdag gehad! Dus natuurlijk gingen we nu ook op pad, ondanks de slechte weersvoorspelling. We zouden wel zien hoe ver we konden komen. Nou, niet erg ver dus! Want toen we enkele mijlen dirtroad hadden gereden, zagen we dat er aan alle kanten een donkere, dreigende bewolking op kwam zetten. We beseften dat ons doel van vandaag, Sidestep Canyon, er niet in zat. Want met zo’n regenwolken om je heen heb je op een dirtroad echt niets te zoeken. Jammer, maar helaas. Er zat maar één ding op, en dat was omkeren en terug naar de verharde weg.

The Rimrocks

The Rimrocks

Tja, wat nu? Ik had nog wel wat alternatieven in mijn draaiboek zitten, maar overal kwam of een dirtroad of een smalle canyon aan te pas. En da’s nou net wat je niet moet doen, als het kan gaan regenen. Daar zaten we, helemaal besluiteloos in de auto. We reden richting Kanab, maar we hadden geen idee wat we daar zouden kunnen gaan doen. “Weet je wat…”, zei Hans onverwacht, “we gaan nog een keer op zoek naar de Rimrocks! Waar ligt de parkeerplaats?” Mijn verblufte reactie “Uhhh….. hier!” Echt, we waren nog maar een paar seconden rijden van de plek die Hans bedoelde vandaan, we zijn dus maar meteen gestopt en hebben daar op de parkeerplaats verder overleg gepleegd. De Rimrocks, dat betekende dat we géén dirtroad zouden hoeven te rijden en dat we niet door nauwe canyons zouden hoeven te lopen. De zware regenwolken boven ons hoofd betekenden dat we zeer waarschijnlijk wel kletsnat zouden worden. En als dat het ergste is dat je kan overkomen, nou, dan moet je er gewoon voor gaan, toch!

Dit werd onze derde poging om The Rimrocks te vinden, de groep grote hoodoos die ergens halverwege op een rotswand staan. De eerste keer, in 2006, hadden we geprobeerd om ze van beneden uit te bereiken. We hadden toen weliswaar enkele hoodoos hoog boven ons zien staan, maar we hadden geen veilige plek gevonden om er naartoe te klimmen. Vorig jaar hadden we het van bovenuit geprobeerd, ook toen zagen we de hoodoos – beneden ons, dus – maar ook die keer lukte het niet om er dicht bij te komen. Nu gingen we dus, geheel onverwacht, aan poging nummer drie beginnen. Een paar maanden geleden hadden we dit gebied via Google Earth zitten bestuderen, we hadden daardoor wel een idee (maar geen zekerheid!) over de richting die we zouden moeten volgen. Onze gut feeling dat we een beetje rechts aan moesten houden bleek te kloppen, we vonden een helling van roodbruin leem waartegen we omhoog konden klimmen. Zo kwamen we terecht op een plek die we vier jaar geleden, tijdens onze eerste Rimrocks-poging, hadden gemist. En daar zagen we de hoge, slanke hoodoo waarnaar we toen vergeefs hadden gezocht, Long Necked Hoodoo. Nou, met zo’n duidelijk oriëntatiepunt kon het niet meer misgaan, we zijn nog een heel stuk verder langs de rotswand gelopen en op twee plaatsen zijn we ook een stuk omhoog geklommen om de prachtige hoodoos die we daar aantroffen van dichterbij te bekijken.

Natuurlijk keken we niet alleen naar de hoodoos, maar ook zo nu en dan eens naar de lucht. Hmmmm, dat duurt niet lang meer, houd de regenhoes voor de fotocamera maar vast klaar. We waren nog maar net aan de terugweg begonnen toen er ineens allemaal kleine witte pluisjes voorbij kwamen waaien. Die bij nader inzien geen witte pluisjes bleken te zijn, maar mini hagelkorreltjes. Blijkbaar hagelde het ergens in de omgeving, en werd een deel van die neerslag door de wind naar ons toegevoerd. Toen we weer terug waren in het dal was het nog steeds droog. We wisten dat er nog veel meer hoodoos moesten zijn, we hadden ze nog lang niet allemaal gevonden. En zolang de bui nog niet boven onze hoofden uitbarstte, konden we nog mooi even verder blijven zoeken, toch! Onze verdere zoektocht leverde helaas niets meer op, we zagen nog wel hoodoos op de rotswand staan maar daar konden we onmogelijk naar toe klimmen. Ach, misschien gaan we tijdens een van onze komende reizen nog wel eens proberen om wat meer Rimrocks op de kaart te krijgen.

Zonder ook maar één druppel regen kwamen we weer bij de auto. We reden verder richting Kanab, het regende voor ons, achter ons, links en rechts van ons. Maar niet boven ons, het bleef tijdens de hele rit gewoon hartstikke droog. Alleen toen we Kanab binnenreden dwarrelden er een paar sneeuwvlokjes rondom de auto. Het was nog vrij vroeg op de middag, normaal gesproken hebben we dan nog geen zin om al een motel te gaan zoeken. Maar het zag er niet naar uit dat we nog iets zouden kunnen gaan ondernemen en ach, een dagje wat rustiger aan is natuurlijk ook niet verkeerd. Vorig jaar hadden we het prima naar onze zin gehad in het eenvoudige, vriendelijke motel Aikens Lodge, dus zijn we daar maar meteen naartoe gegaan. Wel jammer dat ik nu niet lekker buiten op het terras in het zonnetje kon gaan zitten met mijn boek. Ach, met de verwarming aan was het binnen ook heel behaaglijk….

The Rimrocks

The Rimrocks


DAG 8 : VRIJDAG 30 APRIL : KANAB – VALLEY OF FIRE STATE PARK – OVERTON

Gereden:   213 mijl
We konden kiezen. Eerst enkele dagen kou en nattigheid rondom Escalante, en daarna een hittegolf in Nevada. Of nu meteen naar Nevada rijden, en profiteren van het prachtige weer dat daar voor de komende twee dagen werd voorspeld. ’t Klinkt makkelijker dan dat het was, we vonden het ontzettend jammer om Utah zo snel alweer te verlaten. Helemaal loslaten konden we het nog niet hoor, we hielden de optie open om misschien over een dag of twee toch nog terug te gaan naar Utah. Maar vandaag zetten we dus koers naar Nevada, ons doel was Valley of Fire State Park.

Atlatl Rock Area

Atlatl Rock Area

Street & Trips stuurde ons via State Route 389, en dat vond ik eerlijk gezegd een prima idee. Want aan die weg liggen de plaatsen Hilldale en Colorado City, waarover ik de laatste dagen zoveel had gelezen. De religieuze sekte Fundamentalist Church of Jesus Christ of Latter Days Saints heeft daar de macht helemaal in handen. De schrijfster van het boek, Elissa Wall, is in deze sekte opgegroeid; zij werd op 14-jarige leeftijd gedwongen om te trouwen met haar neef. Nu reed ik dus zomaar door de plaats waar dit zich allemaal heeft afgespeeld, heel kort geleden nog maar. Vreemd hoor, je kijkt met totaal andere ogen naar de omgeving. Die grote huizen die we her en daar zagen, bijvoorbeeld, die hebben dus rechtstreeks met de polygame levensstijl te maken. Want gezinnen met één vader en meerdere moeders hadden nu eenmaal flink wat ruimte nodig! We lieten het Hilldale van Elissa Wall achter ons, en reden verder via Hurricane en St. George. Daar zagen we een wel heel Amerikaans verschijnsel dat we goed kennen uit de filmwereld, maar dat we nog nooit met eigen ogen hadden gezien: gevangenen in streepjespakken! Aan het werk in de berm van de weg! Okay, ze hadden geen kettingen met zware kogels eraan aan hun benen zitten, dus helemaal ‘uit de film’ was het plaatje niet. Maar toch, ik had nooit verwacht om zoiets ooit in real life tegen te komen.

Arch Rock

Arch Rock

We reden nog maar net het stadje Mesquite voorbij, toen TomTom vertelde dat we de highway moesten verlaten en linksaf moesten gaan. Ik geloofde er niets van. Gauw even de kaart erbij gepakt, en daarop zag ik dat het Overton waar Tommie ons naar toe wilde sturen toch echt niet het Overton was waar wij naar toe wilden. Een kleine tegenvaller, Tommie had voor ons uitgerekend dat we over een kwartiertje op de plaats van bestemming zouden zijn en nu bleek dat we nog een kleine drie kwartier voor de boeg hadden. Ach, dat extra half uurtje rijden, daar kwamen we wel weer overheen. Uiteindelijk bereikten we Overton dan toch, we gingen eerst maar eens even een slaapplek zoeken. De Best Western zag er heel netjes uit, en ze hadden nog kamers genoeg, dus dat was snel geregeld. We konden zowaar al op onze kamer terecht, wel makkelijk want we wilden ons nog even omkleden voordat we naar Valley of Fire State Park gingen. Dikke spijkerbroek uit, korte broek aan!

Piano Rock

Piano Rock

Toch was ’t best nog frisjes, toen we in die korte broek uit de auto stapten, bij Atlatl Rock. Daar klommen we 12 meter omhoog via een stalen trap, eenmaal boven konden we een groep petroglyphs bekijken. Fotograferen was nog best lastig, omdat er een glasplaat voor zat. Toen we weer naar de auto gingen zagen we dat er niet alleen direct bij de trap petroglyphs op de rotswand zaten, maar ook op diverse andere plekken. Niemand had daar aandacht voor, terwijl ze toch echt net zo mooi waren. Tja, duidelijk een geval van ‘daar staat de trap, dus daar moeten we naartoe’. Vlak bij Atlatl Rock begint een onverharde weg, de 2 mijl lange Arch Rock Loop Road. Een makkie hoor, deze weg, je kan hier echt met elk type voertuig rijden. Voor het avontuur hoef je deze weg dus niet te kiezen, maar als je van mooie rotsformaties houdt dan is deze route wel een absolute must. Onze eerste stop was de mooie Arch Rock, die direct langs de weg ligt en waar we even omheen gewandeld zijn. Aan de overkant vonden we Piano Rock ook heel leuk om te zien. Er liep daar een man in z’n eentje rond met dure Canon foto-apparatuur, we wachtten netjes totdat hij Piano Rock op de foto had gezet en wilden toen onze eigen plaatjes gaan maken. Ging die man direct naast de rots eens lekker uitgebreid relaxen, zodat er voor ons geen mens-loos shot in zat. Nou zeg, van iemand die zelf duidelijk voor de fotografie gaat verwacht je toch net even wat meer begrip. In het begin reageerde hij helemaal niet, toen ineens schrok ie wakker en met een verontschuldigend “Am I in your shot?” ging hij toch even een stukje verderop zitten.

Elephant Rock

Elephant Rock

Met Arch Rock en Piano Rock hadden we de twee meest bekende bezienswaardigheden aan de Arch Rock Loop Road te pakken. Maar ook verderop was er nog echt heel veel moois te zien. Op diverse plaatsen hebben we de auto aan de kant van de weg geparkeerd, en zijn we zomaar wat rond gaan lopen in de prachtige rotsomgeving. Het viel op dat er nog heel veel wildflowers stonden, veel meer dan we ooit eerder hebben gezien. Normaal gesproken zouden die al lang zijn uitgebloeid, maar vanwege de te lage temperaturen in zuidwest USA liep de natuur duidelijk een paar weken achter. Wel mooi hoor, die combinatie van de vrolijke gele bloemen en de donkere rotsen. In vergelijking met de afgelopen dagen hadden we het eigenlijk wel heel makkelijk, vandaag. Zoveel moois om ons heen, en dat kregen we zomaar cadeau zonder lastige aanrijroutes of moeilijke klimpartijen. En het weer was ronduit ideaal, 22 graden ongeveer, licht briesje, klein beetje bewolking.

Na de zeer geslaagde Arch Rock Loop Road rit bedachten we dat het wel weer tijd werd voor een korte trail, we kozen daarvoor de Petrified Logs Trail uit. Mwaaah….. ik kan nu even echt geen enthousiast stukje tekst uit mijn toetsenbord krijgen. Saaie trail, die paar versteende boomstammen die elk netjes achter een hekwerk lagen konden ons niet echt boeien. We hebben de trail niet eens helemaal afgemaakt, we hebben dankbaar gebruik gemaakt van een short cut waardoor we wat sneller naar de parkeerplaats terug konden lopen.

Eerst even picknicken. Het is duidelijk dat de squirrels precies weten waar de toeristen al het lekkers uit hun koelbox pakken, want we werden al snel door een stuk of tien van die beestjes omringd. Jee, het is zo moeilijk om ze niets te geven….. Met onze magen weer gevuld konden we er weer tegen voor de tweede helft van de dag: we reden nu het park nog wat verder in via de 5½ mijl lange White Domes Road. We hebben al heel wat Scenic Routes gereden in het zuidwesten van de USA, maar dit is toch echt een van mijn grote favorieten. De weg slingert zich door een landschap dat bestaat uit lage, kleurrijke rotsen. Het zijn vooral de pasteltinten van die rotsen die het ‘m doen voor mij, zo ongelooflijk mooi is dat!

Valley of Fire State Park

Valley of Fire State Park

Via een zijweg gingen we ook nog even naar het Silica Dome uitkijkpunt. Het lichtgekleurde gesteente op de voorgrond contrasteert erg mooi met de veel donkerdere rotsen daarachter, echt een plekje dat je gezien moet hebben als je Valley of Fire State Park bezoekt. Na dit korte tussendoortje gingen we terug naar de White Domes Road, we hadden onderweg al heel wat foto’s gemaakt maar toch hadden we nog steeds niet dat ene, werkelijk schitterende shot gevonden dat de Alles Amerika-forumleden Michel en Elly hier een paar jaar geleden op de foto hadden gezet. Uitdaging! We hebben ons niet helemaal netjes volgens de regels gedragen, want onze auto heeft zo nu en dan stiekem toch wel even stil gestaan op een ‘no parking’-zone…. Maar het resultaat van onze burgerlijke ongehoorzaamheid mag er wezen, we hebben diverse erg mooie plaatjes van deze prachtige weg aan onze fotoverzameling toe kunnen voegen.

De weg eindigt bij de trailhead voor de White Domes Loop Trail. Die twee kilometer lange trail stond op ons to do lijstje, dus trokken we de wandelschoenen aan en werden mijn stokken van de achterbank gevist. Die stokken had ik zeker in het begin ook best wel nodig, we moesten hier een flink eind omlaag en ik was blij met de extra steun die de stokken me onderweg gaven. We passeerden een oude filmset (Burt Lancaster is ons hier ooit voorgegaan), en gingen daarna verder via een korte slotcanyon. Tijdens het laatste stuk van de trail liepen we tussen de pastelkleurige rotsen door, heel geleidelijk aan omhoog. Toen, vrij abrupt eigenlijk, bereikten we de parkeerplaats alweer. Van de ene kant jammer, ik had hier best nog wat langer willen lopen. Van de andere kant ook wel weer prettig, want de temperatuur was sinds vanmorgen toch wel weer wat graadjes gestegen en vooral tijdens het laatste stuk van de trail had ik het daardoor behoorlijk warm gehad. Pfff, stel je voor zeg dat het ‘gewoon’ 35 graden zou zijn geweest….

We hadden nog een hike gepland, we wilden namelijk graag de kleine, vrij onbekende Ephemeral Arch op gaan zoeken. Maar om nu nog aan een hike van twee tot drie uur te beginnen, dat zagen we niet zitten. We besloten dan ook om deze wandeling over te slaan, en alleen nog een paar makkelijk bereikbare plekken te gaan bekijken. Wat ontzettend jammer, denken we nu achteraf. Want op 26 mei, nog geen maand na ons bezoek aan Valley of Fire, is Ephemeral Arch ingestort! Deze arch zullen we dus nooit meer met eigen ogen kunnen zien….. Enfin, we gingen dus naar die andere kleine arch, Arrowhead genaamd. Die arch zie je gewoon vanaf de weg al liggen, het pad er naar toe is zo kort dat je het niet eens een echte wandeling kunt noemen. Arrowhead Arch is maar een ukkie hoor, niet echt indrukwekkend. Al deed ie ’t wel leuk op de foto! Daarna zijn we nog naar Elephant Rock geweest, die hadden we een paar jaar eerder ook al gezien alleen hadden we ‘m toen van de verkeerde kant uit gefotografeerd. Dat moest dus over. We zijn onder de slurf doorgelopen, en inderdaad, van deze kant uit leek de rots écht op een olifant. Elephant Rock was een hele leuke afsluiter van een zeer geslaagde dag.

White Domes Loop Trail

White Domes Loop Trail

White Domes Loop Trail

White Domes Loop Trail

Arrowhead Arch

Arrowhead Arch

 


DAG 9 : ZATERDAG 1 MEI : OVERTON – CATHEDRAL GORGE STATE PARK – BEATTY

Gereden:   436 mijl
Er moesten knopen doorgehakt worden. Knoop 1: gaan we wel of gaan we niet terug naar Utah? Het leek erop dat het komende maandag en dinsdag wel iets beter weer zou worden daar, wat dat betreft zouden we het misschien wel kunnen wagen. Maar hoe zat het met de conditie van de dirtroads, hoe zouden die erbij liggen na al dat slechte weer van de afgelopen maanden? Onze twijfel daarover gaf uiteindelijk de doorslag, we besloten – met pijn in ons hart – niet meer terug te rijden. Waardoor we automatisch bij knoop 2 uitkwamen:  gaan we wel of niet naar Cathedral Gorge State Park? We hadden vanuit Escalante naar dit park willen rijden, maar ja, dat plan ging dus niet door. Cathedral Gorge ligt zo’n 150 mijl van Overton vandaan, het zou ons dus een slordige 300 extra mijlen kosten om het nu alsnog te gaan bekijken. En da’s toch wel erg veel, alleen voor zo’n klein park. Ook hier kwamen er op gegeven moment enkele doorslaggevende argumenten op tafel:  als we het park nu overslaan, dan zitten we tijdens een volgende vakantie weer met hetzelfde dilemma, en lange autoritten zijn absoluut niet vervelend! Met andere woorden, Cathedral Gorge: here we come!

Cathedral Gorge State Park

Cathedral Gorge State Park

’t Was een lange, maar ook wel afwisselende rit. Eerst een heel stuk ‘driving in the middle of nowhere’, via State Route 168. Geen levende ziel in de omgeving te bekennen, maar wel – tot onze grote verbazing – een in aanleg zijnde golfbaan. Wie gaat er nou hier, op zo’n door alles en iedereen verlaten plek, golfen? Toch vreemd hoor, om zo’n gigantisch groen veld aan te treffen in dit dorre landschap. Een heel stuk verder naar het noorden werd het landschap minder dor en droog, we reden nu langs twee grote meren met veel groen daaromheen. Beschermd gebied, zo zagen we op de borden naast de weg, er was hier een Wildlife Refuge gevestigd. Nabij het plaatsje Ash Springs lagen er veel donkere boulders in het landschap, en even verder reden we door een enorm Joshua Tree veld. Zeker weten dat hier nog veel meer Joshua Trees stonden dan aan de Bighorn Pass Road in Joshua Tree National Park! Toen we Caliente naderden, werden we ook nog even getrakteerd op een mooi rotslandschap, we reden hier tussen steile rotswanden door. Het plaatsje Caliente zelf had ook nog mijn interesse, omdat hier het motel ligt waar de hoofdpersoon uit mijn boek, Elissa Wall, in het jaar 2000 met haar neef is getrouwd. Helaas wist ik de naam van het motel niet meer uit mijn hoofd, ik nam me voor om straks – in het park – even mijn boek erbij te pakken om het op te zoeken. Zodat ik op de terugweg nog eens zou kunnen kijken of we het motel misschien tegen zouden komen.

Het duurde eventjes voordat ik in Cathedral Gorge mijn draai te pakken had. Misschien toch net even met een verkeerde verwachting er naartoe gegaan, ik had een soort van ‘kloven- en grottendoolhof’ verwacht maar dat bleek er dus niet te zijn. Wel diepe kloven, maar geen doolhof. Maar voordat ik die kloven beschrijf ga ik eerst even terug naar het begin, en dat was voor ons het noordelijk gelegen Miller Point. Dit uitkijkpunt ligt hoog boven een diepe, brede kloof; de wanden van die kloof bestaan uit grijze en lichtbruine klei, geboetseerd in talloze kleine spitse torentjes. Via een metalen trap en een paar in de rotsbodem aangelegde trapjes gingen we naar beneden, waar we midden tussen de gekleide rotswanden door liepen. Al snel bereikten we het einde van de kloof, de trail ging verder naar rechts door een heel open gebied. En dat was dus het moment waarop ik tevergeefs zocht naar die diepe kloven die ik hier in de rotswand aan dacht te treffen. We waren toch wel wat teleurgesteld, hadden even een ‘Is dit alles?’-gevoel. Het open veld waar we nu doorheen liepen had niets speciaals, de rotswanden waren weliswaar heel mooi maar niet zó mooi dat het een omweg van ruim 300 mijl rechtvaardigde. We liepen via de brede kloof terug naar de auto. Gek, ’t was net of ik de kathedraal-vormige rotsen nu veel beter in me opnam dan een kwartiertje eerder, op de heenweg. Eigenlijk moest ik mezelf wel op m’n kop geven, hoezo niet genieten van dit park, het was hartstikke mooi hier! Vooral die aparte, spitse vormen, dat was echt heel speciaal.

Cathedral Gorge State Park

Cathedral Gorge State Park

Cathedral Gorge State Park

Cathedral Gorge State Park

Cathedral Gorge State Park

Cathedral Gorge State Park

Er was nog een plek in het park waar we naartoe wilden, de Caves Area. Het gaat hier niet om grotten, zoals de naam lijkt aan te geven, maar om slotcanyon-achtige kloven die door erosie in de rotswanden zijn ontstaan. Nabij een mooie, overdekte picknickplaats zagen we diverse smalle gaten in de rotswand die we natuurlijk allemaal even moesten gaan verkennen. Sommige van die gaten waren niet meer dan dat, een gat met direct daarachter weer een ondoordringbaar stuk rots. Maar andere gaten bleken dus het begin van een meterslange smalle kloof waar wij ons dan uiteraard weer eens doorheen moesten proppen. Op sommige plekken zaten fotogenieke ‘schoorstenen’ waar het licht mooi naar binnen viel, in andere kloven moesten we ons door lage doorgangen wringen, en op weer andere plekken waren het vooral de structuren in de wand die onze aandacht trokken. Sommige kloven liepen snel dood, maar er waren er ook bij waar we best een eind in konden lopen. Op gegeven moment begonnen de diverse kloven toch wel veel op elkaar te lijken, we merkten dat het niets nieuws meer toevoegde om na kloof nummer 15 ook nog eens kloof nummer 16 in te lopen. Tijd dus om het park te verlaten, en om aan de lange rit terug te beginnen.

Op het moment dat we Caliente naderden, drong het ineens tot me door dat ik niet meer had gekeken hoe het motel heette waar Elissa Wall was getrouwd. Hans bood nog aan om ergens te stoppen, zodat ik mijn boek uit mijn koffer zou kunnen vissen, maar dat was me toch net even te veel moeite. Inmiddels weet ik dat het om het Hot Springs Motel gaat, als ik het me goed herinner hebben we dat motel niet gezien, maar wel een reclamebord waarop de rijrichting werd aangegeven. Het motel bestaat dus blijkbaar nog steeds, ondanks de illegale praktijken die er hebben plaatsgevonden.

Vanmorgen hadden we afgesproken om in Las Vegas te gaan overnachten. Puur voor de fotografie, even iets heel anders dan onze gebruikelijke rotslandschappen….. Maar hoe dichter we bij Las Vegas kwamen, hoe meer tegenzin ik in me op voelde komen. Bah, al die drukte, al die nep-glitter and glamour, ik heb er gewoon niets mee. Maar eens even heel voorzichtig polsen hoe graag Hans nou precies in Las Vegas wilde gaan fotograferen….. bleek dat dat meteen al voldoende was om hem van gedachten te doen veranderen. “Dan rijden we toch gewoon door naar Beatty”, was zijn reactie, “’t Rijden gaat prima dus die anderhalf uur kan er nog wel bij hoor”. We hebben nog even gezwaaid naar de grote hotels op de Strip, die we duidelijk konden zien liggen, en zijn Las Vegas lekker voorbij gereden! ’t Was nog wel even spannend of we in Beatty een motelkamer zouden kunnen vinden, het was immers al behoorlijk laat toe we daar aankwamen en bij Motel 6 zag het er vrij druk uit. Ik was heel blij toen bleek dat er nog plaats voor ons was, want 436 mijl auto rijden was toch echt wel genoeg voor één dag.


DAG 10 : ZONDAG 2 MEI : BEATTY – RHYOLITE – DEATH VALLEY NP – BEATTY

Gereden:   106 + 42 = 148 mijl
Zou het nu eindelijk écht gaan lukken om door Titus Canyon heen te rijden? Zes jaar geleden hadden we deze route voor de eerste keer gepland, maar toen mochten we Death Valley niet in omdat een hevig noodweer erg veel schade had aangericht. En vier jaar geleden had een rock slide de rit door de canyon onmogelijk gemaakt. Maar nu stond sinds enkele weken op het Morning Report van Death Valley National Park het verheugende bericht dat de Titus Canyon Road open was. En ook de Weather Channel gaf groen licht voor een dirtroad-avontuur : droog, warm en winderig, zo luidde de weersvoorspelling. Er was dus maar één conclusie mogelijk: Titus Canyon, we komen er aan!

Ons motel voor vanavond was al geregeld, we hadden nog een nachtje in Motel 6 in Beatty gereserveerd. ‘Lekker, een dagje niet sjouwen met onze tassen’ dacht Hans. Maar dat dacht ie verkeerd, een hobbelige dirtroad combineert namelijk niet lekker met een koelbox die eenzaam en alleen in de achterbak staat. De tassen moesten dus toch mee, zodat onze koelbox geen bewegingsruimte zou hebben.

Voordat we naar Titus Canyon reden, maakten we eerst nog even een klein omweggetje naar Rhyolite Ghost Town. Het was niet echt te zien dat daar, ruim 100 jaar geleden, 5.000 mensen hebben gewoond; heel veel is er van het stadje niet meer over. En dat kleine beetje dat er is overgebleven, vonden we eerlijk gezegd niet echt boeiend. Leuk om het even te bekijken, maar niet meer dan dat. Aan de rand van Rhyolite is een hoekje vrijgemaakt waar beeldend kunstenaars hun werk mogen tentoonstellen. Best een vreemde combinatie hoor, die moderne kunst zo samen met een Ghost Town. Eén van de sculpturen vonden we echt mooi, namelijk het tafereel waarbij Jezus en de 12 apostelen heel spookachtig zijn weergegeven. The Last Supper, heet die sculptuur, en tot onze grote verbazing bleek het het werk te zijn van een Belgische kunstenaar, Albert Szukalski. Het waaide weer eens flink hard – dat had de Weather Channel prima voorspeld – we moesten dus tussen de windvlagen door fotograferen. Ach, sinds Edmaiers Secret waren we wel het een en ander gewend, vergeleken met die dag viel het nu eigenlijk best wel mee.

Rhyolite wilde ons niet zomaar laten gaan. Onze electrische autosleutel weigerde dienst, Hans kon op de knop drukken wat ie wilde, maar het “de deur is nu open”-piepje liet zich niet horen. Heel even vreesde ik dat ons Titus Canyon avontuur vandaag wéér niet door zou kunnen gaan, ik had al visioenen waarin we urenlang op een medewerker van Dollar Rent A Car zouden moeten wachten…. Gelukkig maar dat Hans meer verstand heeft van autosleutels dan ik, hij peuterde een klein sleuteltje uit het zwarte omhulsel en daarmee kon hij, heel ouderwets, de deur met de hand openen. Pfff, opluchting hoor! We reden het winderige Rhyolite uit, en een paar minuten later al bereikten we het begin van de Titus Canyon Road. Ik voelde toch wel wat spanning in m’n lijf zitten….. de rit over Red Pass die we nu voor de boeg hadden wordt in de meeste reisverslagen als vrij pittig omschreven. Een rotsachtige ondergrond, een steile afdaling, en dan straks nog die hele smalle doorgang in de canyon. Dat na een paar mijl het ‘één van de banden is lek’-lampje op het dashboard begon te knipperen, net zoals op de eerste dag van onze vakantie, deed mijn zelfvertrouwen ook al geen goed. Met de banden bleek opnieuw helemaal niets aan de hand te zijn. En ook met de schrik voor de route zelf viel het uiteindelijk allemaal wel mee, want de omgeving was zo mooi dat ik helemaal geen tijd had om aan enge dingen te denken. Vooral het moment dat we de top van Red Pass bereikten, dat was letterlijk een hoogtepunt van de rit. Wat een uitzicht zeg….. spectaculair mooi! We snapten nu trouwens ook heel goed waarom ’t hier Red Pass heet, de weg was op de top hartstikke rood van kleur.

Last Supper

Last Supper by sculptor Albert Szukalski

Voorbij Red Pass ging de weg steil omlaag, op sommige plekken was het wegoppervlak vrij slecht, veel gaten en rotspunten dus. Maar onze banden lieten ons niet in de steek, we reden probleemloos naar beneden. Onderweg stopten we nog even bij een oude mijningang, op het bord dat daar stond werd gewaarschuwd voor allerlei vreselijk onheil dat je zou kunnen overkomen als je het zou wagen om die mijngang in te lopen. Zoals bedwelming door mijngassen, of een instorting. We hadden de indruk dat het gevaar toch wel een ietsiepietsie werd overdreven, maar ach, we hebben toch maar het zekere voor het onzekere genomen en we zijn – heel braaf – niet meer dan vijf of zes passen naar binnen gelopen. Op zich is er niet veel te zien aan zo’n mijngang, toch vonden we het best wel iets hebben om er zo even naar binnen te gluren. Jammer dat we niet nog wat verder naar binnen mochten gaan. Kort voorbij de mijningang bereikten we onze tweede Ghost Town van vandaag, Leadfield. Omstreeks het jaar 1926 woonden er ongeveer 300 mensen in dit mijnstadje. Er staan nog een paar oude gebouwen, helemaal verroest, die we even van dichterbij zijn gaan bekijken.

Direct na Leadfield, 16 mijl na het begin van onze rit, bereikten we het begin van Titus Canyon. De rotswanden hier zijn door geologische krachten helemaal schuin gedrukt, ongelooflijk wat de natuur hier toch weer heeft klaargespeeld. Zo mooi, we waren echt enorm onder de indruk. In het begin was de canyon vrij breed, natuurlijk zijn we regelmatig uitgestapt want te voet zie je alles nu eenmaal veel beter dan vanuit de auto. We hebben een stel petroglyphs bekeken, en ook een paar opvallend mooie cactussen die hoog tegen de rotswand zaten. En lekker gepicknickt, super toch om dat op zo’n bijzondere plek te kunnen doen. Sinds we uit Rhyolite waren vertrokken hadden we geen mens meer gezien, maar terwijl we zaten te eten werd het zomaar ineens druk in Titus Canyon. De ene na de andere SUV reed ons plekje voorbij, zaten we stof te happen in plaats van brood!

We reden weer verder; de canyon werd nu langzaam aan wat minder breed. Machtig mooi, om hier tussen die hoge wanden door te rijden, we genoten volop. Voor elke bocht dachten we “Ja, nu gaat het hele smalle gedeelte beginnen!”  Om dan steeds na zo’n bocht tot de ontdekking te komen dat het ook daar niet echt supersmal werd. Onze auto paste overal met groot gemak tussendoor en de bodem was prima begaanbaar; dit deel van de rit was dan ook veel eenvoudiger dan de afdaling voorbij Red Pass. Zomaar ineens, eerder dan we verwachtten, weken de canyonwanden uit elkaar en hadden we het einde van Titus bereikt. Jammer…… we hadden nog lang niet genoeg van deze prachtige rit, van ons had de canyon nog vele mijlen langer mogen zijn.

Er is nog een plek in Death Valley National Park die al jarenlang op onze verlanglijst staat: de Racetrack Playa. Het enige wat ons er tot nu toe van had weerhouden om daar naartoe te gaan was de aanrijroute, de Racetrack Playa Road. Bijgenaamd: the Tire Killer. Als ik de weinige reisverslagen die ik tot nu toe over deze route heb gevonden mag geloven, dan is die bijnaam heel terecht….. ik ben tijdens het lezen van die reisverslagen toch zeker vier of vijf lekke banden tegengekomen! Maar toch….. de Racetrack Playa bleef ons maar toefluisteren dat we écht een keer op bezoek moesten komen. Een maand of twee geleden dachten we de oplossing gevonden te hebben: in Death Valley zit sinds kort een vestiging van het autoverhuurbedrijf Farabee, en bij hen zouden we voor 1 dag een Jeep kunnen huren met banden die de rit over de Racetrack Playa Road wel aankunnen. We hadden via e-mail contact met Farabee opgenomen, maar hun antwoord was helaas heel teleurstellend. Autoverzekeringen zitten in Nederland anders in elkaar dan in Amerika, in Nederland is de verzekering gekoppeld aan de auto, in Amerika aan de persoon. Amerikanen konden dus – verzekerd en wel – een auto bij Farabee huren. Maar wij niet. En helaas, zo stond in hun e-mail te lezen, zij boden geen aparte verzekeringen aan voor buitenlanders. Het leek er dus op dat we geen Jeep zouden kunnen huren, hier in Death Valley.

Titus Canyon

Titus Canyon

Titus Canyon

Titus Canyon

Golden Canyon

Golden Canyon

Hans is van het type “Nee heb je, ja kun je krijgen”, en dus zijn we toch naar Farabee gereden om te kijken of we hier in levende lijve misschien meer voor elkaar zouden kunnen krijgen dan via e-mail. En wat denk je…… we kregen ons “Ja”!! De vlotte, sportieve kerel die de zaak runde vertelde ons dat het beleid net enkele dagen geleden was gewijzigd, er werden nu wel aparte verzekeringen afgesloten zodat ook buitenlanders een Jeep bij hen konden huren. Yes, wij waren very very happy!! Behalve toen we de prijs hoorden, één dag Jeephuur, het kleinste type, zou ons maar liefst $ 268,78 armer maken. Allemachtig zeg, dat was toch wel een hoop geld.

Even overleggen. Hebben wij er echt zoveel geld voor over om de Racetrack Playa te gaan bezoeken? Kijk, dan zoek je natuurlijk naar een goed argument om zo’n uitgave voor jezelf te verantwoorden, en zo werd de IJslandse aswolk zomaar ineens onze goede vriend. Want vijf dagen minder vakantie betekende ook vijf dagen minder autohuur…. als we het geld dat we daar hadden bespaard nu eens zouden spenderen aan een dagje lekker duur doen….. Nou, meneer Farabee, zet onze Jeep maar voor ons klaar!

Dat klaarzetten bleek nog een uurtje of twee te duren, we moesten hier in Death Valley dus nog even wat tijd vol maken. Nu had ik – heel overmoedig – een hike gepland. Die ik overigens alleen maar op het programma had gezet voor het onwaarschijnlijke geval dat het niet al te warm zou zijn. Onze thermometer gaf aan dat het 32° Celcius was, en voor Death Valley-begrippen is dat inderdaad niet al te warm. Dus reden we naar de Golden Canyon parkeerplaats, smeerden ons dik in met zonnebrandolie, staken de nodige flesjes water bij ons, en vervolgens gingen we op pad. Een heel geleidelijk aan stijgend pad, tussen de goudgele zandstenen wanden door. ’t Was een mooie en op zich best eenvoudige wandeling. Niet al te lang, een prima manier dus om even een uurtje bezig te zijn. Al moest ik toch wel concluderen dat 32° Celcius voor Death Valley-begrippen weliswaar niet veel is, maar voor Henriëtte Meulenbroeks-begrippen is het toch echt een hittegolf. De terugweg viel gelukkig erg mee, we liepen nu geleidelijk omlaag en een heerlijk briesje recht in ons gezicht zorgde voor een beetje verkoeling. Het was nog steeds te vroeg om onze Jeep op te halen. Dus zijn we nog even naar Devils Golfcourse gegaan en hebben we ook nog de Artist Drive route gereden. Altijd leuk om deze mooie plekken nog eens terug te zien.

Onze tweedeurs Jeep Wrangler stond inmiddels blinkend en wel op ons te wachten. Die banden zagen er prima uit hoor, die zouden een paar puntige lavastenen op de Racetrack Playa Road echt wel overleven. De man van Farabee verzekerde ons dat we op dat punt echt geen problemen hoefden te verwachten. Hij had ook nog een leuke tip voor ons, als we een kleine omweg zouden maken konden we ook nog de Lost Burro Mine gaan bekijken. Een tip die we dankbaar in ons opnamen.

Vanochtend, toen we de slechte stukken dirtroad voorbij Red Pass overwonnen, waren we heel blij dat we onze koelbox stevig hadden ingebouwd. Maar nu we onze Jeep Grand Cherokee hier een nachtje moesten achterlaten, waren we wat minder gelukkig met al die bagage die we bij ons hadden. Met veel passen, meten en wringen lukte het om de belangrijkste spullen over de achterbank en de piepkleine bagageruimte te verdelen…. één tas moest noodgedwongen achterblijven. Met de Jeep Wrangler en een ‘vol verwachting klopt ons hart’-gevoel zijn we naar Beatty gereden. Morgen naar de Racetrack Playa….. wat een geweldig vooruitzicht was dat.


DAG 11 : MAANDAG 3 MEI : BEATTY – DEATH VALLEY NATIONAL PARK – BEATTY

Gereden:   220 + 42 = 262 mijl
De man van Farabee had ons gisteren precies uitgelegd op welk tijdstip het zonlicht het beste staat voor het fotograferen van de Racetrack Playa. Niet meteen bij zonsopgang (gelukkig!) , want dan veroorzaken de omliggende heuvels nog veel schaduw. Maar wel vroeg op de ochtend, om een uur of acht, negen. En omdat er nog 120 mijl, een kleine 200 kilometer dus, tussen ons en de Racetrack in lagen, betekende dat dus dat de dag voor ons wel heel vroeg begon. De wekker liep af om half vijf.

Natuurlijk waren we heel benieuwd hoe de beruchte Racetrack Valley Road erbij zou liggen. Nou, best wel goed, eigenlijk. We hadden maar nauwelijks last van washboard, en de vele kleine losse steentjes zagen er helemaal niet zo gevaarlijk uit…. waren die onschuldige kiezeltjes nu écht verantwoordelijk voor al die lekke banden die hier blijkbaar gereden worden? Eerst was de weg vrij breed, maar later kwamen er toch ook wel een aantal hele smalle stukken voor waar geen twee auto’s naast elkaar zouden passen. Ach, zo vroeg op de ochtend hoefden we natuurlijk nog niet bang te zijn voor tegenliggers.

Qua omgeving is de Racetrack Valley Road mooi, maar niet spectaculair mooi. Rondom ons, op afstand, zagen we veel rotsen die dankzij de nog laag staande zon prachtig werden verlicht. En er stonden flink wat Joshua Trees naast de weg. Het meest opvallende plekje bereikten we na een kleine 18 mijl: Teakettle Junction is een splitsing waar de wegwijzer helemaal is volgehangen met theeketels. Met vaak een persoonlijke boodschap er op geschilderd. Echt hartstikke leuk om dat te zien! En wat waren we verrast toen we daar ook een Nederlandse theeketel zagen hangen, compleet met tulpen en een molen. Dit mooie exemplaar was daar nog maar enkele dagen geleden, op 27 april, neergehangen door Greet en John uit Amsterdam. We kennen jullie niet, Greet en John, maar als jullie dit toevallig lezen: we vonden het echt super om jullie keteltje daar aan te treffen!

We hadden nu nog 6 mijl te gaan, dat laatste stukje was duidelijk slechter dan het stuk dat we al achter de rug hadden. En dan rijdt het toch wel heerlijk relaxed hoor, in zo’n stoere Jeep Wrangler. Als we hier met onze gewone SUV zouden hebben gereden hadden we het waarschijnlijk ook wel gered, maar toch was ik wel heel blij dat ik nu niet vele mijlen lang elk hobbeltje argwanend hoefde te bekijken. In de banden van ons voertuig-voor-één-dag had ik volop vertrouwen.

Teakettle Junction

Teakettle Junction

Racetrack Playa

Racetrack Playa

En toen zagen we, toch nog vrij plotseling, de Racetrack in de verte links voor ons liggen. Wat een geweldig moment was dat…. hier hadden we al zes jaar naar uitgekeken! Het zat best wel diep bij ons hoor, echt die spanning van ‘we gaan hier iets heel speciaals beleven!’ De Racetrack kwam steeds dichterbij, en al snel bereikten we een parkeerplaats waar een informatiebord stond. Even een vrije vertaling: “Voor je ligt de droogstaande bodem van een meer – een playa – de meest vlakke van alle natuurlijke oppervlakken. De playa bestaat uit slib, afkomstig van de omliggende bergen. Water dat over de playa stroomt verdeelt het fijne materiaal heel gelijk over het tijdelijke, ondiepe meer. De kleine deeltjes zakken naar de bodem, en blijven daar liggen als het water verdampt.”  Verder stond er nog op het bord vermeld dat het stenen eiland dat aan de noordzijde van de playa ligt ‘The Grandstand’ heet (de Tribune), en dat de playa The Racetrack wordt genoemd vanwege de befaamde bewegende stenen. En nog een laatste mededeling:  de meeste van die stenen zijn te vinden op het zuidelijke uiteinde van de Racetrack. Reden genoeg voor ons om meteen weer in de auto te stappen, en naar dat zuidelijke uiteinde toe te rijden.

Hoe het is om op die gigantische vlakte rond te lopen, en om de bewegende stenen zomaar voor je te zien liggen, dat kan ik makkelijk in één woord beschrijven: fascinerend! Onze hooggespannen verwachtingen werden helemaal waargemaakt, we vonden het geweldig om hier te zijn. Helemaal alleen op de wereld op de vlakke playa, rondom ons heen het prachtige Death Valley landschap, en dan natuurlijk datgene waar het allemaal om begonnen is: de bewegende stenen. We vonden er tientallen…. sommigen met een kaarsrecht sleepspoor erachter, andere stenen hadden blijkbaar een meer bochtige route afgelegd en er was er zelfs één die een kringetje had gemaakt. Grote stenen en ook piepkleine exemplaren. Hoe dichter we bij de rotswand kwamen, hoe meer stenen we vonden. Daar was het echt een Racetrack, verschillende stenen die zij aan zij dezelfde richting in leken te gaan.

We verwachtten eigenlijk ook nog wel een informatiebord waarop het verschijnsel van de bewegende stenen zou worden toegelicht, maar blijkbaar wil de National Park Service de geheimzinnigheid liever in stand houden. Geen verklaring, dus. We hebben overigens wel ooit een verklaring gelezen die ons wel plausibel lijkt: ’s nachts komt er soms een flinterdun laagje water op de playa te staan, waardoor de stenen nét los komen van de bodem. Harde wind zorgt er dan voor dat de stenen zich verplaatsen en de sleepsporen achterlaten.

We hebben ons helemaal suf gefotografeerd daar, op het zuidelijke uiteinde. Staand, zittend, languit liggend…. vanuit alle hoeken hebben we de stenen vereeuwigd. Echt een ongelooflijk inspirerend onderwerp. In het begin was het nog vrij koel, in de loop van de ochtend begon de temperatuur wel op te lopen maar toch, voor Death Valley viel het best wel mee. Met de auto zijn we teruggereden naar de pullout ongeveer halverwege de playa. Daar waren veel minder stenen te vinden, wel zagen we wat kleine randjes begroeiïng die het ook leuk deden op de foto. Toen we ook dit deel van de Racetrack uitgebreid hadden bekeken, hebben we even lekker naast onze auto zitten picknicken. We waren inmiddels zo’n 2½ uur hier, en nog steeds geen mens te zien. Maar op het moment dat we klaar waren met eten, zagen we aan de stofwolken in de verte dat er een auto aankwam. Nog een Jeep van Farabee, zo bleek al snel. Als je op zo’n eenzame plek andere mensen tegenkomt, dan raak je toch al gauw met elkaar in gesprek. Zeker als die andere mensen Amerikanen zijn! Maar het stel dat nu de Racetrack met ons deelde was niet erg spraakzaam, we stonden op gegeven moment vlak bij elkaar op de vlakte maar op ons uitnodigende Good Morning reageerden ze maar nauwelijks. Maakt me niet uit hoor, ik hoef niet perse met iedereen een gesprek aan te gaan, maar het voelde wel wat raar aan om elkaar op zo’n plek min of meer te negeren.

Death Valley National park

Death Valley National park

Racetrack Playa

Racetrack Playa

Natuurlijk namen we ook nog de tijd voor het noordelijke uiteinde, waar The Grandstand ligt. Het ‘eiland’ met donkere rotsen die op sommige plekken ruim 20 meter hoog zijn. We zijn er helemaal omheen gelopen, maar bewegende stenen hebben we daar niet gevonden. Hans zag op gegeven moment vier prachtige witte vogels op de playa zitten, heel verrassend want zoiets verwacht je echt niet in dit droge woestijnlandschap. We vonden het wel een prachtige afsluiter van ons bezoek aan deze bijzondere plek.

De man van Farabee had ons nog een goede tip gegeven. Als we na het bekijken van de Racetrack genoeg tijd over hadden, dan konden we best nog even een omweggetje maken naar de Lost Burro Mine. Hij had op de kaart precies aangewezen hoe we moesten rijden, het zou vast geen probleem zijn om de goede plek te vinden. Dus gingen we bij de Teakettle Junction niet rechtdoor, maar rechtsaf, via de Hidden Valley Road. Die weg lag er prima bij, een makkie voor onze stoere Jeep. Na drie mijl moesten we weer rechtsaf, via een veel smaller weggetje nu. En aan het eind van dat weggetje, één mijl verder, zouden we de Lost Burro Mine vinden. Eén mijl….. zestienhonderd meter dus. Nou, dat zijn toch echt de langste zestienhonderd meter die ik ooit heb gereden…..

Vrij snel nadat we het weggetje op waren gegaan, werd het al lastig om het te berijden. Supersmal was het, soms hing de auto zelfs een beetje scheef omdat we met onze wielen een stuk van de hogere rechter zijkant mee moesten nemen. Of gingen we aan de linkerkant toch wel heel dicht langs de afgrond af. Die gelukkig niet al te diep was, maar toch…. Doodeng vond ik het, en toen wist ik nog niet eens dat het ergste stuk nog moest komen. Op één plek kwam alles bij elkaar: de bodem bestond deels uit scherpe rotspunten, de zijkant rechts liep heel ongelijkmatig schuin omhoog en links was het half pad en half gat.  Ik wilde absoluut niet verder, maar we hadden geen keus. Keren was onmogelijk, en achteruit rijden via de slechte stukken die we al hadden overwonnen was ook geen optie. Dus het enige wat nog overbleef was: ogen stijf dicht en wachten totdat Hans me heel laconiek vertelde dat we de hindernis hadden overwonnen.

Deze rit was dus een van de meest enge ervaringen die we ooit tijdens onze tien vakanties hebben meegemaakt (voor mij tenminste, Hans vond ’t allemaal best wel meevallen, hoor!) Maar wat is het dan fantastisch als je direct daarna een van de allermóóiste ervaringen aan je reisverslag mag toevoegen. Want zo mag ik ons bezoek aan de Lost Burro Mine toch echt wel noemen (en deze keer is Hans ’t wel met me eens!) We waanden ons tientallen jaren terug in de tijd, de oude cabin, het vervallen schuurtje, de mijningang, het ziet er nog zo authentiek uit allemaal. Er zat een groot hangslot op de deur van de cabin. Tot onze verrassing bleek het niet op slot te zijn, we vonden het geweldig dat we dus ook binnen een kijkje konden nemen. Er staan nog  oude meubels, een tafel, een stoel, een bed. Zelfs een luie stoel, wie had dat nu verwacht! En veel kleine voorwerpen, zoals gereedschap, een bord, bestek. Niet alleen de cabin was erg mooi om te zien, maar ook het oude vervallen schuurtje en de mijningang waar ook nog diverse voorwerpen waren achtergebleven.

We moesten dus via datzelfde weggetje terug. Ik heb uiteraard mijn struisvogeltactiek weer toegepast, hoe Hans er in is geslaagd om de auto over het enge stuk heen te manoeuvreren weet ik dus niet maar het belangrijkste is dat we heelhuids de Hidden Valley Road weer hebben bereikt. We zijn daarna in één lange ruk doorgereden naar het tankstation in Stovepipe Wells, we moesten de Jeep Wrangler immers weer met een volle tank bij Farabee afleveren. Konden we maar altijd in zo’n auto rondrijden, wat zou dat onze mogelijkheden ontzettend veel groter maken. Zoveel dirtroads die we met een gewone huur SUV niet aandurven, en die voor deze Jeep geen enkel probleem zouden zijn. Afscheid nemen bleek nog niet makkelijk te zijn…..

Lost Burro Mine

Lost Burro Mine

Lost Burro Mine

Lost Burro Mine

Op de kaart van Death Valley zag ik nog een 4WD-road, niet ver van de plek waar Farabee gevestigd is. Echo Canyon, heet die. Omdat we vanmorgen zo vroeg waren vertrokken hadden we nog steeds een klein stukje dag over, en we besloten om onze $ 268,78 tot het laatst toe te benutten. Met het risico dat we ons weer in een avontuur zouden storten dat voor mij té avontuurlijk zou zijn, maar ja, dat moest dan maar. De eerste drie mijl van de rit reden we via een open vlakte naar een bergketen toe, de weg was heel bochtig en lag vol met los gravel. Vervolgens kronkelde de weg zich tussen de rotsen door, en wij zaten zoals gewoonlijk weer eens volop te genieten. “De slagroom op het toetje”, zo noemde Hans deze rit. Waarbij de Racetrack Playa dus het hoofdgerecht was, en de Old Burro Mine het toetje. Er stonden nog opvallend veel wildflowers in de canyon, altijd leuk voor het contrast met de rotswanden. Hans was bijzonder gecharmeerd van een natural arch die hij hoog boven in een rotswand ontdekte, het zonlicht dat daar doorheen viel vormde een druppelvormige lichte vlek op de weg. Onze rit bestond nu uit steeds een klein stukje rijden, uitstappen, om ons heen kijken, fotograferen, weer instappen, klein stukje rijden….. enzovoort. En dat is – zeker met al zo’n lange dag achter de kiezen – best wel vermoeiend. We voelden dan ook allebei dat we het punt hadden bereikt dat we moesten gaan stoppen. Dus reden we Echo Canyon weer uit, tijdens dit laatste stukje van de rit kregen we zowaar ook nog een “kersje op de slagroom”, want het zicht dat we nu hadden op het Badwater Basin en de rotsen van Death Valley was meer dan prachtig.

Nog maar een keer tanken, in Furnace Creek deze keer, want onze tank was immers niet meer vol. En daarna kwam dan toch het onvermijdelijke afscheid van onze Jeep Wrangler…. Die andere Jeep, de Grand Cherokee, stond nog netjes op de parkeerplaats van de Furnace Creek Inn op ons te wachten. We moesten nog even onze spullen van de ene in de andere Jeep overladen: de koelbox, de stoelen en de fototas. Terwijl we daarmee bezig waren werden we door een wat zenuwachtige man aangesproken, of hij even in onze kofferbak mocht kijken!! Wat een vreemde vraag was dat…. Hij legde uit dat zijn auto ook op de parkeerplaats stond, dat de deur van zijn auto openstond en dat zijn koffer er uit was verdwenen. En hij had gezien dat wij van alles in onze auto legden….. ’t Kwam er dus op neer dat wij zomaar voor dieven werden aangezien!! Ach, ik kon hem best begrijpen hoor, de man had groot gelijk dat hij toch even zeker wilde weten dat wij er niet met zijn koffer vandoor gingen. Dus natuurlijk lieten we hem even in de kofferbak en op de achterbank kijken. De man verontschuldigde zich, en ging weer naar zijn eigen auto terug. We stapten in onze Jeep Grand Cherokee (wie had gedacht dat we die instap nog ooit laag zouden vinden!) en wilden wegrijden, toen de man weer naar ons terugkwam. Om zich nogmaals te verontschuldigen…. Het bleek dat er twee identieke auto’s op de parkeerplaats stonden, hij had stom genoeg in de verkeerde auto gekeken! De man blij, want hij was dus zijn koffer niet kwijt. En wij blij, want we waren weer alle blaam gezuiverd.

We waren flink moe toen we in Beatty aankwamen. Op onze motelkamer hebben we ons even wat opgefrist, we zagen er echt niet meer uit na zo’n lange dag. Al hebben we er niet echt veel moeite voor gedaan om er chic uit te zien hoor, Rita’s Café, waar we nu al voor de derde avond op rij gingen eten, ziet er ook zo chic niet uit. ’t Is niet ons favoriete restaurant, maar ja, je moet wat hè. Meer keus is er helaas niet in dit ongezellige plaatsje. Ach, een voordeel heeft het wel om bij Rita te gaan eten, de bediening is er supersnel. We hadden de soep nog niet eens helemaal op toen het hoofdgerecht al op tafel werd gezet. Ik heb niet op m’n horloge gekeken hoe lang we er precies zijn binnengeweest, maar volgens mij hebben we wel een record gebroken hoor.

Echo Canyon

Echo Canyon


DAG 12 : DINSDAG 4 MEI: BEATTY – DEATH VALLEY NP – TRONA PINNACLES – ALABAMA HILLS – LONE PINE

In negen jaar tijd hebben we Death Valley vier keer bezocht. Natuurlijk zijn er in zo’n groot park nog steeds veel plekken die we niet hebben gezien, maar toch, we mogen wél zeggen dat we alles wat hier op ons verlanglijstje stond nu hebben gedaan. Behalve dan de Emigrant Canyon Road, in het uiterste westen van het park. Vandaar dus dat we er voor kozen om vandaag via die route het park uit te rijden. Als eerste bezienswaardigheid had ik Aguereberry Point op m’n lijstje staan, een hoog gelegen uitkijkpunt dat een weids uitzicht over een groot deel van Death Valley biedt. Maar we misten allebei even de inspiratie om de dirtroad die naar dit punt gaat uit te gaan proberen, we vreesden dat de zon compleet verkeerd zou staan en bovendien hadden we allebei het idee dat dit uitkijkpunt niets zou toevoegen aan onze Dante’s View-ervaring van vier jaar eerder. Geen Aguereberry Point dus, voor ons.

Charcoal Kilns

Charcoal Kilns

De Charcoal Kilns wilden we wel graag zien. Niet dat we daar nu heel hooggespannen verwachtingen bij hadden, maar dat vonden we juist wel prettig. De twee vorige dagen waren zo intens geweest, we waren nu echt wel toe aan een makkelijk bereikbaar en ‘gewoon’ mooi plekje. De rit via de Emigrant Canyon Road paste precies in dat plaatje, leuk om het eens gezien te hebben, maar niet meer dan dat. We hadden niet het gevoel dat we nog in Death Valley reden, weinig mooie rotsen, wel veel groen. Net voordat we de afslag naar de Charcoal Kilns bereikten was het wel even héél erg smal en bochtig, de hoge, groen begroeide wanden stonden heel dicht op de weg. Daarna mochten we nog een stukje dirtroad rijden, 3 mijl ongeveer;  de weg was wat hobbeliger dan ik vooraf verwachtte maar – in vergelijking met wat we de afgelopen dagen hadden gedaan – viel deze rit toch echt in de categorie very easy.

En toen stonden we dus bij de Charcoal Kilns. Tien houtskoolovens die daar in het jaar 1877 zijn neergezet, netjes op een rijtje. Ze zijn groot zeg, veel groter dan ik had verwacht. 7,5 meter hoog, en met een omtrek van ruim 9 meter. Binnen in de ovens was niet veel te zien, een grote open ruimte, hartstikke donker met alleen maar één lichtvlek vanuit het kleine raampje aan de achterzijde. Maar toch wel leuk om er even binnen te gluren. Aan de buitenzijde zijn de Charcoal Kilns heel fotogeniek, zeker omdat de Sierra Mountain Range zo mooi als achtergronddecor dient. We waren echt blij dat we tijd voor deze korte omweg hadden vrijgemaakt, het was absoluut de moeite waard.

We namen roerend afscheid van Death Valley National Park. En reden naar het spookstadje Ballarat, dat net buiten het park ligt. Nou, dit omweggetje hadden we ons kunnen besparen hoor. Wat een troosteloze boel was dat, een paar lelijke vervallen gebouwtjes die deze plek blijkbaar de status van Ghost Town moeten geven, en daar omheen een verzameling rommelige campers die zo te zien nog worden bewoond. Normaal gesproken heb ik heel wat woorden nodig om de plekken die we hebben bezocht te omschrijven, maar voor Ballarat heb ik aan drie woorden genoeg: Drie Keer Niks! We zijn niet eens de auto uit geweest.

Trona Pinnacles

Trona Pinnacles

Trona Pinnacles

Trona Pinnacles

Trona Pinnacles

Trona Pinnacles

’t Dorp Trona is geen Ghost Town, maar nog een echt, bewoond plaatsje. Nou, als ik daar zou wonen dan zou ik echt maar één wens hebben: onmiddellijk verhuizen, desnoods naar Ballarat! Ongelooflijk, wat een vreselijke uitstraling heeft dat plaatsje, dor, droog, een en al rommel…. Gelukkig hoefden we niet in Trona zelf te zijn, we reden het plaatsje voorbij en gingen even verder linksaf een dirtroad op. Op weg naar de Trona Pinnacles. In dat gebied staan 500 pinnacles, op z’n goed Nederlands: rotstorens. Echt iets voor ons dus om daar een tijdje rond te dwalen. De rit naar de pinnacles was heel eenvoudig, we hebben de auto op de ruime parkeerplaats neergezet en zijn te voet verder gegaan. Maar wat was het warm…… véél te warm om te lopen. We hebben het wel geprobeerd hoor, bij de eerste groep pinnacles zijn we een klein stukje omhoog geklommen, op zoek naar de mooiste fotoplekjes. Zo zagen we dat er verderop veel paden lagen, die overal tussen de pinnacles doorkringelden. Nou, we hadden daar beneden een mooie SUV staan, we zouden wel gek zijn om hier al zwetend en puffend een klein stukje van de Trona Pinnacles te bekijken, terwijl we ook onze auto het werk konden laten doen. Lekker in de airco, en dan ook nog eens een veel groter gedeelte kunnen zien!

Zo gezegd, zo gedaan. Met de auto zijn we de paden gaan verkennen. Natuurlijk zijn we wel regelmatig even uitgestapt, maar we waren steeds weer blij als we terug de airco in konden. De paden vormden echt een heel doolhof, het was vaak zoeken hoe we moesten rijden en vooral ook, hoe we weer terug konden komen. Onze high clearance was heel hard nodig, tijdens de korte maar erg steile hoogteverschillen moest de auto behoorlijk zijn best doen. We hadden dan ook flink heimwee naar onze Jeep Wrangler, die zou hier goed van pas zijn gekomen. Eigenlijk zou het beter zijn geweest als we de Trona Pinnacles ’s avonds hadden bekeken, met een ondergaande zon. Want zo midden op de dag was het licht veel te fel, het lukte niet echt om hier mooie foto’s te maken. ’t Is een mooi gebied hoor, ik had het zeker niet willen missen. Maar ‘een onuitwisbare indruk achterlaten’, dat is de Trona Pinnacles niet gelukt. Tja, oneerlijke concurrentie hè, als je net de dag ervoor naar The Racetrack en naar de Lost Burro Mine bent geweest.

Trona Pinnacles

Trona Pinnacles

Ik had gepland om in Ridgecrest te overnachten. Maar omdat we Aguereberry Point en Ballarat hadden overgeslagen, hadden we best nog wat tijd over. Dus zijn we doorgereden naar Lone Pine, 80 mijl verderop. Voor het eerst hadden we een probleem om een motel te vinden. Het eerste motel was veel te duur, het tweede motel was veel te smoezelig, en bij nummer drie kregen we te horen dat er die dag nog een bus vol met toeristen zou arriveren, ze hadden dus geen plek voor ons. Zo kwamen we uiteindelijk terecht in het Dow Villa Motel. Netjes, niet duur, prima dus. Alleen lastig dat ze de parkeerplaats aan het asfalteren waren, dat stonk vreselijk en het was ook niet handig dat het aantal parkeerplaatsen nu tijdelijk gehalveerd was. Gelukkig was er dicht bij onze kamer nog wel een plekje vrij, en binnen bleken we geen last van de stank te hebben.

Terwijl ik even een handwasje deed, maakte Hans gebruik van de badkamer. Blijkbaar moest er daarna nog meer stank uit onze kamer worden geweerd, want toen hij terugkwam deed hij de badkamerdeur stevig achter zich dicht. Iets al te stevig, want toen ik er even later naar toe wilde kreeg ik de deur niet meer open. Op een of andere manier was de deur van binnenuit in het slot gevallen. Eerst hebben we zelf geprobeerd om de deur weer open te krijgen, toen dat niet lukte hebben we de receptionist gewaarschuwd. Die er ook al geen raad mee wist. Hij belde een monteur, toen bleek dat die de eerste uren nog niet zou komen kregen we gelukkig een andere kamer toegewezen (we waren al bang dat het motel ondertussen vol zou zijn). En dan zie je hoe snel we er altijd in slagen om van onze kamer een puinhoop te maken….. laptop, kabels, schoenen, tijdschriften, foto-apparatuur, het natte wasgoed, er slingerde echt van alles overal rond.

Nadat we onze spullen naar de nieuwe kamer hadden gesjouwd zijn we een hapje gaan eten. En hadden we zowaar ook nog wel zin om even naar de Alabama Hills te rijden. Daar kwam meteen, helemaal spontaan, dat heerlijke “Wat is het hier toch ontzettend mooi”-gevoel in ons op, het gevoel dat we vanmiddag bij de Trona Pinnacles toch wel wat hadden gemist. We zijn een klein stukje de Movie Flat Road opgegaan, waar we op een mooie plek een klein stukje omhoog zijn geklommen. Even lekker om ons heen kijken, genieten van de prachtige omgeving en van de zonsondergang. En een beetje minder genieten van de vele muggen die met z’n allen hadden besloten dat ik blijkbaar het meest lekkere hapje van ons tweeën was.

Trona Pinnacles

Trona Pinnacles


DAG 13 : WOENSDAG 5 MEI : LONE PINE – ALABAMA HILLS – MONO LAKE – LEE VINING

Gereden:   177 mijl
In ons reisverslag van 2004 heb ik de Alabama Hills omschreven als ‘ons nieuwe favoriete stukje Amerika’. Ons favorietenlijstje is – vijf reizen verder –  flink wat langer geworden, maar de Alabama Hills staan er nog steeds heel prominent op genoteerd. Vandaar dat we na ons korte bezoekje van gisteravond graag nog eens teruggingen. Deze keer met een specifiek doel voor ogen, de kleine natuurlijke rotsboog met de naam Mobius Arch. Volgens onze informatie zou die vooral in de vroege ochtend erg fotogeniek zijn, dat betekende dus dat we weer vroeg ons bed uit moesten.

Maar blijkbaar waren we nog niet vroeg genoeg. Toen we op de parkeerplaats bij de trailhead onze voorbereidingen aan het treffen waren, kwam een met dure foto-apparatuur beladen man net terug bij zijn auto. “You’re going for Mobius?”, informeerde hij…. “Oh, you missed all the good light!”  En dat is niet leuk hoor, zo’n opmerking net op het moment dat je wilt gaan vertrekken. Uiteraard zijn we toch maar even gaan kijken of het nog mogelijk was om een paar mooie plaatjes te schieten, ook al was the light dan misschien niet meer good. En dat viel gelukkig reuze mee…. Mobius lag er op dit net niet meer vroeg genoeg-tijdstip van de dag naar ons gevoel toch nog prima bij. Vooral de combinatie van de arch met de besneeuwde toppen van de Sierra Nevada Mountains op de achtergrond, dat doet ’t hem helemaal!

Mobius Arch

Mobius Arch

We wisten dat vlakbij Mobius nóg een natuurlijke rotsboog moest liggen, Lathe Arch genaamd. “A couple of feet west from Mobius”, zo luidde onze informatie, “it has low profile and is easy to overlook”. En ja hoor, dat klopte. Want hoe we ook rondliepen, rondtuurden en rondkeken, Lathe Arch was niet te vinden. Op het moment dat we het eigenlijk al hadden opgegeven, zagen we de boog ineens, boven in een rots! Op hooguit 10 meter afstand van Mobius, ongelooflijk dat we er steeds langs af gekeken hadden. We waren blij dat we deze kleine arch uiteindelijk toch hebben gevonden, want Lathe bleek al net zo fotogeniek te zijn als Mobius. Lathe Arch bestaat zelfs uit twee openingen, eentje zit er heel laag in de rots en die kan je niet fatsoenlijk fotograferen. Maar de bovenste boog is prachtig, ook hier zie je de Sierra Nevada erg mooi op de achtergrond.

Alabama Hills

Alabama Hills

Na deze geslaagde missie zijn we de Alabama Hills verder ingelopen. Gewoon zonder specifiek doel lekker ronddwalen tussen en over de prachtige kleine rotsen, op zoek naar de meest fotogenieke plekjes. Heerlijk was het daar, we hebben dan ook intens genoten. Leuk dat we nog drie kleine, voor ons onbekende arches vonden. We hadden flinke schrammen op onze benen, omdat we zo nodig door een smalle, dicht begroeide kloof heen moesten banjeren. En naarmate het later werd, begon ook de temperatuur een woordje mee te spreken…. het werd alsmaar heter en mijn gezicht werd dus alsmaar roder. Nadat we een uurtje of vier hadden rondgelopen waren we weer terug bij Mobius Arch, waar ik in een smalle ruimte tussen twee rotsen in een heerlijk schaduwplekje vond terwijl Hans nog wat laatste foto’s maakte. We kregen daar gezelschap van een Amerikaan die duidelijk ook ‘foto’s maken van Mobius Arch’ als doel had. Besluit die kerel nou net op die hele smalle plek waar ik zat naar boven te gaan klimmen….. ik zat dus behoorlijk in de weg en ja, dan voel je je wel een beetje opgelaten. En het was nou niet zo dat ik snel even aan de kant kon gaan, ik doe op zo’n pauzeplekje altijd mijn schoenen uit en mijn heuptas af, en ik zat ook nog eens met mijn handen vol, waterflesje, mijn eigen fototoestel, Hans z’n telelens…. niet echt handig dus. Ik ben maar zo veel mogelijk opzij geschoven, zodat hij langs me af kon klimmen. Wat ging dat onhandig en moeizaam zeg, ik ben zelf een hele slechte klimmer maar toen ik die man daar zo zag stuntelen voelde ik me opeens een echte berggeit…. Tja, straks moest hij natuurlijk weer naar beneden…. het leek me toch veiliger om mijn schoenen weer aan te doen en mijn schaduwplekje even te laten voor wat het was!

Lathe Arch

Lathe Arch

Tussen de boulders door lopen talloze smalle zandpaden. En als er íets leuk is in de Alabama Hills, dan is het wel om met de auto over die zandpaden te gaan rijden. We zijn zomaar willekeurig een zandpad ingereden, en in no time zaten we ergens helemaal midden tussen de prachtige rotsen. Een paar dagen geleden, toen we door Titus Canyon heenreden, hadden we verwacht dat er stuurmanskunsten aan te pas zouden komen om tussen de dicht op elkaar staande rotswanden door te manoeuvreren. Ha, Titus Canyon was peanuts vergeleken bij de smalle doorgangetjes hier…. En dan die steile dips, “Oefenen voor straks, in San Francisco”, zo noemde Hans ‘t. Ik zal niet zeggen dat we élk zandpad in de Alabama Hills hebben gezien, maar het waren er in elk geval wel veel. Zoveel, dat zelfs wij op gegeven moment het gevoel kregen dat het toch wel genoeg was geweest. Tijd dus om afscheid te nemen van dit prachtige gebied, dat inmiddels geen ‘nieuw’ favoriet stukje Amerika meer kan worden genoemd, maar wel ‘een gouwe ouwe’!

Alabama Hills

Alabama Hills

Tet Arch

Tet Arch

Een andere ‘gouwe ouwe’ die we heel graag nog eens terug wilden zien, was het spookstadje Bodie. Helaas wisten we niet zeker of het wel open zou zijn, op internet hadden we een berichtje gevonden waarin stond vermeld dat Bodie niet toegankelijk was. Alleen was het niet duidelijk of dat een oud of een actueel bericht was. Een paar dagen geleden hadden we een e-mail verstuurd, maar daarop hadden we helaas geen antwoord gekregen. Dus zat er maar één ding op: naar Lee Vining rijden en maar hopen dat we morgen in Bodie terecht zouden kunnen. Terwijl we via de 395 naar het noorden reden, werd het alsmaar kouder. Zovéél kouder, dat we blij waren toen we in onze motelkamer onze korte broek konden omruilen voor een dikke spijkerbroek, ook de fleecejacks werden uit de kofferbak opgediept. Na het eten zijn we nog even naar Mono Lake gereden. Dat duidelijk minder indruk op ons maakte dan zes jaar geleden, vraag me niet waarom want dat weet ik zelf eigenlijk ook niet zo goed. Ik vond het wel leuk om hier eens allerlei instellingen op mijn fototoestel uit te proberen, normaal gesproken experimenteer ik niet zoveel maar hier ben ik even helemaal losgegaan met overbelichten, onderbelichten, en spannende diafragma’s. Ik denk dat Hans toen we weer terugwaren op de motelkamer zo van mijn experimenten is geschrokken, dat hij abrupt vergeten is om de foto’s op te slaan. We zijn ze allemaal kwijt, niet alleen die van mij maar ook die van hem. Geen foto’s van Mono Lake dus…


DAG 14  : DONDERDAG 6 MEI: LEE VINING – BODIE – EL PORTAL

Gereden:   312 mijl
Op de valreep kwam er nog een antwoord op het e-mailtje dat we enkele dagen geleden naar de beheerders van Bodie hadden gestuurd. Het goede nieuws was dat het park open was. Het slechte nieuws was dat de laatste anderhalve mijl van de toegangsweg niet begaanbaar zouden zijn, we zouden dus een flink stuk extra moeten lopen. Toen we de toegangsweg indraaiden was er nog meer slecht nieuws, op een bordje waarop de openingstijden stonden was de nog half zichtbare tijd “9.00 AM” afgeplakt, er stond nu vermeld dat het park pas om 10.00 AM open zou gaan. Balen….. hadden ze dat er in hun mailtje niet even bij kunnen zetten??

Bodie State Historic Park

Bodie State Historic Park

Bodie State Historic Park

Bodie State Historic Park

Er stond inderdaad een hek op ongeveer anderhalve mijl voor de ingang van Bodie. Maar dat hek was gewoon open en de weg was goed genoeg voor onze SUV, geen enkele reden dus om dat laatste stuk te voet te doen. We snapten nu overigens wel heel goed waarom de weg niet altijd open is, hoe verder we kwamen, hoe meer sneeuw er nog langs de kant van de weg lag. Ook Bodie zelf lag nog volop in de sneeuw, zo zagen we vanaf de plek waar het Entrance Fee Station staat. En waar we dus niet verder konden rijden, de weg was op dit punt nog wel afgesloten. Er was al een andere vroege bezoeker, zijn auto stond netjes aan de kant van de weg en daar hebben we die van ons dus ook maar geparkeerd. Het was op dat moment precies 9 uur, we hadden dus een uurtje wachten voor de boeg. We bleven wijselijk in de auto zitten; buiten was de temperatuur rond het vriespunt blijven steken en daarbij stond er ook nog eens een stevige bries die het er niet aangenamer op maakte….

Bodie State Historic Park

Bodie State Historic Park

Zo rond tien voor tien arriveerde er een auto die werd bestuurd door een Ranger. Ha, actie, we zullen vast zo naar binnen mogen! Hij rommelde even wat in het Entrance Fee huisje, hees de Amerikaanse vlag omhoog, stapte weer in de auto en reed weg…. Chips, mogen we er nu nog niet in! Het werd tien uur, het werd vijf over tien, tien over tien…. en de toegang was nog steeds gesloten. Ondertussen stonden er een stuk of acht auto’s met mensen te wachten, en wij waren uiteraard niet de enigen die wat ongeduldig werden. Een eerste stel liep het Entrance Fee huisje voorbij, en ging te voet de laatste paar honderd meter naar Bodie toe. De rest volgde al snel, wij ook uiteraard. Bij het Entrance Fee Station werd duidelijk wat er aan de hand was, het was de bedoeling dat we hier zelf het entreegeld in een envelop deden. De auto moest dus langs de kant van de weg blijven staan; we konden niet zoals zes jaar geleden tot aan de parkeerplaats doorrijden. We waren wel wat pissig naar die Ranger toe, hij had toch al die auto’s zien staan, waarom had hij niet even gezegd dat we door mochten lopen??

Uiteindelijk stonden we dan toch in Bodie zelf. Met vieze natte schoenen, we hadden een heel stuk door een zwart geworden sneeuwblub moeten lopen. Ook in Bodie zelf lag op veel plekken nog een dikke laag sneeuw. Van de ene kant was dat heel mooi, dat contrast tussen die donkerbruine huizen en de witte sneeuw. Wat hebben de mensen hier vroeger toch onder vreselijk moeilijke omstandigheden geleefd, dat besef je – als je hier zelf in de ijzige koude wind rondstruint – toch net weer een beetje beter dan tijdens een bezoek met een stralend zonnetje erbij. Van de andere kant was die sneeuw ook behoorlijk vervelend. Want dat contrast, bruine huisjes witte sneeuw, was weliswaar heel mooi om te zien, maar wel superlastig om te fotograferen. En het lopen viel ook niet overal mee, op sommige plekken – gewoon midden in de straatjes van Bodie zelf – lag de sneeuw nog een halve meter hoog. En natuurlijk zijn wij dan ook nog van die eigenwijze types die menen dat de achterafplekjes vast nét wat interessanter zijn dan de makkelijk bereikbare plekjes, tja dan moet je niet zeuren als je ergens op zo’n afgelegen veld tot over je knieën in de blub zakt….

Zes jaar geleden waren we erg onder de indruk van het kleine museum dat in Bodie is gevestigd, het was erg mooi om al die oude voorwerpen en foto’s te bekijken. Maar helaas, het museum was zo vroeg in het seizoen nog niet geopend. Sterker nog, toen we door de ramen naar binnen keken bleek het zelfs leeg te staan! Blijkbaar bevinden al die voorwerpen zich alleen tijdens de zomer hier in het museum. Gelukkig vonden we nog wel een oude winkel waarvan de inrichting helemaal intact was. We mochten er niet naar binnen toe, maar het is wel gelukt om door het glas heen een paar sfeerplaatjes te maken. Ook de andere binnenfoto’s, o.a. van de kerk en van de school, slaagden veel beter dan de buitenfoto’s. Al met al waren we, ondanks de minpunten hier en daar, toch best heel tevreden over ons bezoek aan Bodie. Want ‘Bodie in de sneeuw’ was heel apart om te zien, én we hebben een paar toch wel bijzonder goed geslaagde exemplaren aan onze fotoverzameling toe kunnen voegen.

Motels reserveren doen we niet al te vaak. Het komt immers regelmatig voor dat we ’s ochtends nog niet weten waar we ’s avonds zullen gaan slapen. Die flexibiliteit is ons vooral tijdens deze reis toch wel heel goed van pas gekomen, nog nooit eerder hebben we zoveel laatste moment beslissingen genomen. Onze laatste moment beslissing van gisteren was, dat we vandaag naar Yosemite door zouden rijden. En ja, dát durfde ik toch echt niet zonder motelreservering aan, vandaar dus dat we gisterenavond alvast via internet een slaapplek hadden gezocht en gevonden. Niet in Yosemite zelf, dat lukte niet meer. Maar wel in het plaatsje El Portal, we hadden twee nachten gereserveerd in de Cedar Lodge.

De Tioga Pass en de Sonora Pass waren allebei nog gesloten, we hadden dus nog een hele lange rit voor de boeg toen we uit Bodie vertrokken. Een rit van 280 mijl, om precies te zijn. Achteraf kunnen we zeggen dat het echt veel korter leek, het was een heel afwisselende rit door een prachtig landschap. Een mooi riviertje in een rotsachtige omgeving, net voorbij Bridgeport. Heel aparte bomen dicht bij het plaatsje Topaz. Dichtgevroren meren ter hoogte van de Monitor Pass. En sneeuw…. heel veel sneeuw….. Echt, we hebben nog nooit zoveel sneeuw gezien tijdens een vakantie. Op sommige plekken lag het nog metershoog langs de kant van de weg. Tijdens het laatste deel van onze rit maakte de witte sneeuw plaats voor groene bomen, we reden nu via de mooie Big Oak Flat Road naar Yosemite National Park toe. En direct daarna via State Route 140 het park weer uit, want het was inmiddels veel te laat om nog iets van het park te gaan bekijken. Dat komt morgen wel, eerst maar eens een nachtje gaan slapen in de Cedar Lodge.

Bodie State Historic Park

Bodie State Historic Park

Bodie State Historic Park

Bodie State Historic Park

 


DAG 15 : VRIJDAG 7 MEI : EL PORTAL – YOSEMITE NP – EL PORTAL

Gereden:   45 mijl
We hadden afgesproken om in Yosemite National Park een flinke wandeling te gaan maken. Ik had gelezen dat de hike naar de bovenzijde van de Upper Yosemite Falls een echte topper moest zijn, en we besloten dat die het dus moest gaan worden. We waren er al heel vroeg bij, het was nog niet eens 7 uur ’s ochtends toen we bij de trailhead arriveerden. Uiteraard was het nog heerlijk rustig op dat tijdstip, prima want ‘rust’ was ook een van onze redenen geweest om voor deze trail te kiezen. Het begon meteen al heel pittig, we klommen via een eindeloze serie switchbacks omhoog tot aan het uitkijkpunt Columbia Rock. De waterval was nog niet te zien tijdens deze klim, maar de wandeling was dankzij de mooie boomrijke omgeving en het uitzicht op het dal zeker de moeite waard.

Een klein stukje voorbij Columbia Rock zagen we de waterval recht voor ons liggen. Het stuifwater kwam volop over ons wandelpad heen, het was zo koud dat we onze vesten, die al lang in de rugzak waren verdwenen, maar gauw weer tevoorschijn haalden. Helaas stond de zon gedeeltelijk op de rotswand, aan de ene kant van de waterval een grote lichte vlek en aan de andere kant nog schaduw, daar was de fotograaf van de familie niet blij mee. “Misschien straks op de terugweg” hoopte hij. Het pad draaide nu wat van de waterval weg, er liepen flinke stromen water van de bergwand over het pad naar beneden. Op sommige plekken moesten we echt goed uitkijken waar we onze voeten neerzetten.

Half Dome

Half Dome

In een ruime bocht hebben we voor het eerst uitgebreid pauze genomen. Even wat eten en drinken. Terwijl we daar lekker zaten uit te puffen kwamen er regelmatig andere wandelaars voorbij, deze trail was heel wat drukker dan dat we vooraf hadden ingeschat. Toen ik zag hoe laat het was – half tien al!! – schrok ik toch wel even. Hadden we echt al 2½ uur over dit eerste stuk gedaan?? We waren pas op de helft van de klim, in dit tempo zou het nog eens 2½ uur gaan kosten om boven te komen. En dan hadden we de afdaling nog voor de boeg. Hans vindt afdalen makkelijker dan klimmen, hij ging er dus van uit dat de terugweg vast wel sneller zou gaan. Ik had zo mijn twijfels…. ik heb juist een hekel aan dalen. Zeker via een pad met van die ongelijke stenen en richels…. zowat de hele route dus.

We besloten om het in elk geval nog een stuk te gaan proberen. Er was nu veel minder groen om ons heen, het pad was nog rotsachtiger dan in het begin. En alsmaar switchbacks, er kwam maar geen eind aan. We hebben regelmatig een korte pauze gehouden, gewoon even een of twee minuutjes zitten om op adem te komen. Tijdens een van die pauzes werden we ingehaald door een man met een baard, een jaar of dertig schatte ik hem. En tijdens een daaropvolgende pauze werden we ingehaald door diezelfde man, nu in het gezelschap van een vrouw. Huh….. hoe kan diezelfde kerel ons nu 2x inhalen?? De vrouw had het al net zo moeilijk als ik, en ik was dan ook niet verbaasd toen ik haar in een volgende bocht op een rotsblok zag zitten, ook zij hield even een korte pauze. Toen wij even later weer zaten uit te puffen haalde het stel ons weer in, en zo ging dat enkele malen achter elkaar. Best grappig. “See you around the corner….” lachten we al naar elkaar.

Ondanks dat ik stevig had getwijfeld of het verstandig was om tot boven toe door te klimmen, hebben we de top uiteindelijk toch maar mooi bereikt. Want ja, als je al zo ver bent dan wil je niet meer opgeven, toch! Via een kort zijpad, dat nog helemaal vol lag met sneeuw, konden we nu naar het uitkijkpunt lopen dat op dezelfde hoogte lag als de top van de waterval. Het uitkijkpunt zelf bleek een plateau te zijn dat bestaat uit granieten rotsblokken, vanaf dat plateau hadden we een mooi zicht op Yosemite Valley. Niet op de waterval, helaas, dat had ik eerlijk gezegd toch wel verwacht. Gelukkig kwamen we er al snel achter dat we via een steile rotsblokkentrap wel dichter bij de waterval konden komen. Mijn benen waren het er niet mee eens, maar toch hebben we dat stukje ook nog even meegepikt. Het was heel mooi om de waterval van dichtbij te bekijken, maar het was toch minder indrukwekkend dan de watervallen die we een paar jaar geleden in Yellowstone National Park hadden gezien. Een klein beetje teleurgesteld was ik wel, na zoveel inspanning had ik toch net wat meer verwacht. We zijn vrij lang op het uitkijkpunt blijven zitten. Midden tussen vele andere sportievelingen, we verbaasden ons er over dat het zo enorm druk was op deze zware trail. Het raadsel van de man met de baard die ons 2x had ingehaald werd hier ook opgelost, er liepen twee identieke exemplaren rond! Tweelingbroers, dus.

We wisten dat je via een brug over de waterval heen kan lopen. De afstand van het uitkijkpunt naar die brug: 0,75 mijl. Dat klinkt overkomelijk, totdat je gaat rekenen. 2 x 0,75 mijl (heen en terug) = 1,5 mijl. En 1,5 mijl = 2,4 kilometer. Nee, dat durfde ik echt niet meer aan. Niet met die zware afdaling nog voor de boeg. Jammer, we vermoedden dat een blik vanaf die brug best indrukwekkend zou zijn, maar we wisten ook dat ik die extra 2,4 kilometer niet meer aan zou kunnen. Deze keer waren we dus wél verstandig: we gingen terug.  Wat ik al vreesde werd helaas bewaarheid; de afdaling was veel zwaarder dan de klim. Hans had er geen problemen mee, alleen mijn erg lage tempo was voor hem wel vervelend. Steeds in moeten houden loopt ook niet erg lekker. Het deed me in elk geval nog wel een beetje goed dat ik duidelijk niet de enige was die het afdalen zo lastig vond, de vrouw die bij de ene helft van de tweeling hoorde vertelde me dat ook zij omlaag veel moeilijker vond dan omhoog. En toen zomaar spontaan nog twee andere mensen dat ook verzuchtten, kon ik het niet nalaten om het Hans nog even in te wrijven: “Ha, zie je nou wel, ik heb gelijk!” Okay, blijkbaar vindt niet iedereen de afdaling lastig, een jonge kerel ging hard rennend naar beneden! Ik vond het er behoorlijk gevaarlijk uitzien, het pad is breed genoeg maar er zitten toch wel behoorlijke afgronden naast, zo nu en dan. En ja hoor, ik had het nog niet gedacht of hij ging me toch lelijk onderuit. Keihard met zijn kont op de richels van het pad, hij slaakte een flinke kreet, stond op en rende weer verder. Flinkerd!

Upper Yosemite Fall Trail

Upper Yosemite Fall Trail

Upper Yosemite Fall Trail

Upper Yosemite Fall Trail

Upper Yosemite Fall

Upper Yosemite Falls

Net zoals vanochtend liepen we vrij dicht langs Upper Yosemite Fall af. En wat we al hoopten, het zonlicht stond nu veel beter. Ik liep verder, Hans bleef achter om foto’s te maken. Hij haalde me daarna immers gauw genoeg weer in. Toen we Columbia Point voorbij waren had ik het gevoel dat we er bijna waren. En dat voelde heel lekker, kan ik wel zeggen. Maar helaas, ik was dus echt vergeten dat er na dat punt nog ontzettend veel switchbacks kwamen. Mijn gelukzalige “We zijn er bijna”-gevoel veranderde in een zeer vermoeide “Zijn we er nu nóg niet?”-stemming. Ik kon bijna niet meer lopen, maar ja, ik had geen keus. Toen we eindelijk het dal bereikten heeft Hans me onder curatele geplaatst, ik mocht geen stap meer verzetten van hem. “Jij blijft daar zitten, ik ga de auto halen” was zijn bevel. Ik heb maar braaf naar hem geluisterd. En wat was ik blij toen ik na een tijdje onze Jeep aan zag komen rijden, Hans is even illegaal gestopt (dat mocht daar niet, maar we hebben toch maar even het risico genomen) en ik kon eindelijk instappen en mijn schoenen uitschoppen. We hadden er op dat moment precies 10 uur op zitten, het was inmiddels 5 uur in de namiddag!

We zijn meteen maar naar de Cedar Lodge gereden. Waar de trap naar onze kamer op de eerste verdieping ineens veel hoger leek dan gisteravond! Eerst even douchen, en daarna zijn we een hapje gaan eten in het restaurant. We waren duidelijk niet de enige motelgasten die op dat idee waren gekomen, want het was er stervensdruk. En er was veel te weinig personeel, de man en de vrouw die de hele zaak met hun tweeën moesten bedienen liepen de benen onder hun kont vandaan. En dan kan het dus gebeuren dat je wel eten bestelt, maar dat er geen eten op komt dagen. Na een tweede poging en opnieuw een lange wachttijd, kregen we eindelijk onze hamburgers. Met welgemeende excuses, we hoefden er maar één af te rekenen. We namen het de ober niet kwalijk, we zagen dat hij echt keihard z’n best deed om iedereen zo goed mogelijk te helpen dus we hebben een flinke fooi achtergelaten. Dat zat er wel aan, natuurlijk, nu we onverwacht zo goedkoop hadden gegeten.


DAG 16 : ZATERDAG 8 MEI : EL PORTAL – YOSEMITE NATIONAL PARK – KINGS CANYON NATIONAL PARK

Gereden:  186 mijl
De trail naar Vernal Fall en Nevada Fall is erg mooi. Heb ik gelezen. Helaas durfde ik het niet aan om te gaan checken of dat ook echt zo is, want na de veel te zware hike van gisteren hadden mijn voeten geen zin meer in een nieuwe klim. We hebben ons dan ook noodgedwongen beperkt tot wat korte en vooral ook vlakke wandelingetjes. Als eerste hebben we de Bridalveil Fall Trail gelopen. Die waterval hadden we in de zomer van 2004 ook al eens gezien, toen was ’t maar een heel klein watervalletje maar deze keer kwam er een flinke bak water met veel geweld naar beneden. Wat een verschil, zeg! Het nadeel was wel dat er ontzettend veel stuifwater over het wandelpad waaide, daar durfden we echt niet doorheen met onze fototoestellen. Dus: mooie waterval, geen foto’s!

Upper Yosemite Falls

Upper Yosemite Falls

Toen we weer terugkwamen bij de auto, was het al flink druk geworden in het park. Het was nu echt een kwestie van puur geluk om een parkeerplaats te bemachtigen. En dat geluk hadden we 2x kort na elkaar, eerst konden we wat lange-afstandfoto’s maken van Upper Yosemite Fall, en daarna vonden we een plekje bij de trailhead naar Lower Yosemite Fall. Het was ongeveer 400 meter lopen naar de waterval, lekker tussen de bomen door. Uiteraard was het druk, héél druk, op deze trail, we hadden ook niet anders verwacht. Het was echt passen en meten om tussen de vele hoofden door een paar foto’s van de waterval te kunnen maken.

We wisten even niet goed wat we verder wilden gaan doen in het park. Lange hikes, dat ging niet lukken vandaag. Korte hikes betekende aan een stuk door drukte om ons heen, en daar hadden we helemaal geen zin in. Rondrijden voor viewpoints zou neerkomen op achter aansluiten in de file en vechten om een parkeerplaats, en dat was zelfs nog minder aantrekkelijk. “Zullen we naar Kings Canyon National Park rijden?” stelde ik in een opwelling voor. Nou, iedereen die Hans dankzij onze reisverslagen een beetje heeft leren kennen, weet meteen wat zijn antwoord was. We draaiden de Wawona Road op en reden naar het zuiden.

’t Was wel een flinke gok natuurlijk, om op een zaterdag namiddag zonder motelreservering naar een Nationaal Park te rijden. Dus hebben we voor de zekerheid maar goed rondgekeken wat we onderweg zoal aan motels voorbijreden, het liefst met het bordje “Vacancy” voor de deur uiteraard. Zodat we wisten hoe ver we terug zouden moeten rijden als het niet zou lukken om in het park zelf een slaapplaats te vinden. Eenmaal in het park zijn we rechtstreeks doorgereden naar de receptie van de John Muir Lodge en wat denk je, ze hadden nog een kamer over! Een peperdure kamer, dat wel. We hebben ‘m toch maar genomen, want we hadden echt geen zin meer om nog enkele tientallen mijlen terug te moeten rijden. Als troost voor de hoge prijs kregen we een kamer heel dicht bij de lobby, dan zou het – zo zei de receptionist – vast wel lukken om verbinding te krijgen met internet. De dames van housekeeping waren het er overigens niet mee eens dat wij nou net die kamer toegewezen hadden gekregen, want toen wij met onze bagage voor de kamerdeur stonden bleken zij binnen nog bezig te zijn met schoonmaken. Een boos telefoontje later – “Waarom wijzen jullie een kamer aan die door ons nog niet is vrijgegeven!” – mochten we gelukkig toch naar binnen toe.

Nadat we onze e-mail hadden doorgenomen (ja hoor, internet werkte!) en onze honger hadden gestild in het restaurant, zijn we het park nog even wat verder ingereden. We kozen voor de General Grant Tree Trail, die netjes in de categorie ‘kort en vlak’ viel. Een prachtige trail, we genoten van de rust – wat een verademing na het hectische Yosemite -, van de bomen en van de sneeuw die overal tussendoor lag. Het wandelpad zelf was grotendeels sneeuwvrij, alleen dicht bij de General Grant Tree zelf moesten we nog wel door de sneeuw heen lopen. Een paar Amerikaanse toeristen stond daarover te mopperen, tja, die hadden dan ook hele nette lage schoenen aan. We hebben de trail op ons dooie gemak gedaan… lekker veel foto’s gemaakt… een tijdje rustig op een bankje blijven zitten omdat het licht nog net verkeerd op een paar met groen mos begroeide bomen viel…. Pas toen het te donker werd om nog te kunnen fotograferen zijn we naar het motel teruggegaan. Dik tevreden met ons plotselinge besluit om Yosemite te verlaten en naar Kings Canyon te gaan, het beviel ons hier stukken beter.

Bridalveil Creek

Bridalveil Creek

General Grand Tree

General Grand Tree

 


DAG 17 : ZONDAG 9 MEI : KINGS CANYON NATIONAL PARK – SEQUOIA NATIONAL PARK – KING CITY

Gereden:   246 mijl
Hoe hebben we toch ooit zonder laptop kunnen reizen? Eerder deze vakantie hadden we al de echo-foto’s van onze kleine MiniMel kunnen bewonderen, en vandaag mochten we even lekker live genieten van onze kat Toyke die het duidelijk zichtbaar naar haar zin had op haar Utrechtse logeeradres. Echt leuk om de ochtend zo te beginnen…. “Moederdagcadeautje”, liet  Melanie ons via de webcam weten.

Nadat we afscheid hadden genomen van kat en kinders was het weer tijd om op pad te gaan. Kings Canyon en Sequoia zijn eigenlijk twee Nationale Parken, maar omdat ze aan elkaar grenzen heb je daar niet echt erg in. We reden het ene park uit en het andere park in, op zoek naar de bekende hoge bomen. Lang hoefden we niet te zoeken, want links en rechts van de weg stonden direct al een stel gigantische exemplaren. We parkeerden de auto op een pullout en hebben ruimschoots de tijd genomen om The Lost Grove te bekijken. We waren helemaal alleen op de wereld, zomaar langs de meestal zo drukke Generals Highway. Wat wil je nog meer! Pas na een minuut of tien kwam er een auto aan, en was het gedaan met onze rust. Want de mensen die nu uitstapten waren van het “Wij vinden het leuk om op de stam van zo’n grote boom te klimmen”-soort. Jammer…..

Giant Forest Museum

Giant Forest Museum

General Grand Tree Trail

General Grand Tree Trail

We hadden weer een mooie trail uitgezocht voor vandaag, de Congress Trail. Het viel nog niet mee om een plekje voor onze auto te vinden, ondanks dat het absoluut niet druk was in het park was de parkeerplaats bij de trailhead al helemaal vol. Gelukkig reed er net iemand weg; we namen het vrije plekje in beslag, trokken onze wandelschoenen aan, hingen onze fototoestellen om onze nek en gooiden de autodeuren dicht. Waarop de auto besloot om een bijzonder luid, irritant en doordringend getoeter te gaan produceren….. hellup…… wat een rotgeluid, Hans, doe er iets aan!! Zal je net zien dat op dat moment de elektrische autosleutel niet werkt, zoals ons al vaker was overkomen tijdens deze vakantie. En dan duurt het voor je gevoel toch echt héél erg lang voordat die autodeur eindelijk handmatig is opengemaakt en de claxon het zwijgen is opgelegd…..

Toen de rust was weergekeerd konden we op pad. Tenminste, voor zover er een pad te zien was. De bekende General Sherman Tree was makkelijk te bereiken, het pad daar naartoe was netjes sneeuwvrij gemaakt. Maar de zijpaden lagen nog bedekt onder een dikke laag sneeuw. We besloten om eerst General Sherman maar eens te vereeuwigen. Vaak is dat een moeilijke opgave, omdat er drommen toeristen om het beste fotoplekje staan te dringen, maar vandaag was er alle ruimte. Op gegeven moment was er zelfs even helemaal niemand – behalve wij dan – bij de boom. Al snel kwam er weer een groepje mensen aanlopen, we hoorden dat ze Nederlands met elkaar spraken. We vonden het wel leuk om ze te verrassen met een vrolijk en welgemeend “Goeie Morrege!”. Nou, dat doen we dus nooit meer. Eén mede-Nederlander kreeg er met moeite nog een binnensmonds gemompeld “Hoi” uit, en dat zonder ons aan te kijken, de rest reageerde zelfs helemaal niet. Wat een stelletje chagrijnen zeg, ongelooflijk. Ze zagen er trouwens ook helemaal niet uit alsof ze plezier aan hun wandeling beleefden, met die zure gezichten. (Oeps, hoop niet dat iemand dit reisverslag leest en ineens denkt: “Hé, ze hebben het over ons!!”)

Congress Trail

Congress Trail

We lieten het niet zo gezellige gezelschap maar gauw voor wat het was, en gingen op zoek naar de Congress Trail. Een paar paaltjes waarvan de toppen nog net boven de sneeuw uitstaken duidden het begin aan, alleen omdat er voetstappen in de sneeuw zichtbaar waren konden we zien in welke richting we verder moesten lopen. Al snel zagen we de eerste sequoia’s staan, supermooi zo in de sneeuw. En al waren we nu wel heel erg ver afgedwaald van ons favoriete Utah-rotslandschappen-vakantiegevoel, ik genoot ook hier echt volop. Eén ding deed ons overigens weer wel aan onze normale rotsachtige avonturen denken: daar moeten we een trail soms afbreken omdat het te moeilijk of te gevaarlijk wordt, en dat moesten we nu dus ook. De sneeuw bleek behoorlijk instabiel te zijn; hier en daar liepen stroompjes water die de sneeuwlagen aan de onderzijde hadden uitgehold en het was echt niet te zien waar je wel kon lopen, en welke plekken je beter kon overslaan. Bovendien hadden we geen idee waar de trail nu verder ging, alle herkenningspunten waren onder de sneeuw verborgen. We hebben dus maar een heel klein gedeelte van de Congress Trail gezien, als we ooit in deze omgeving terugkomen gaan we ‘m zeker helemaal bekijken.

General Grant Tree Trail

General Grant Tree Trail

We waren helemaal verkleumd toen we bij de auto terugkwamen. Tja, het was ook maar 40° Fahrenheit, zo vertelde de temperatuurmeter ons. Da’s een volle 4° Celcius, niet echt behaaglijk dus. En dat er inmiddels een dikke laag mist vanuit het dal omhoog kwam en tussen de bomen bleef hangen, dat maakte het er niet beter op. Al snel zagen we geen hand meer voor ogen, en da’s knap lastig op een bochtige weg als de Generals Highway. Stapvoets zijn we naar beneden gereden, we kwamen nu regelmatig tegenliggers tegen die dus nog op weg waren naar de Giant Forest Area. We hoopten maar voor hen dat de mist gauw weg zou trekken, zo zouden ze echt helemaal niets kunnen zien van al die prachtige bomen. We waren blij dat we afgelopen nacht in het park zelf hadden overnacht, zodat we nog vóór de mist de mooiste plekken hadden kunnen zien. In de laag gelegen Foothills Area was het zicht gelukkig weer goed, dat reed toch wat lekkerder. Wat ons hier vooral opviel, dat waren de vele wildflowers. Vooral een paar hele grote planten, geen idee hoe ze heten, stonden er echt heel mooi bij.

Alles bij elkaar zijn we maar heel kort in Kings Canyon en Sequoia geweest. Gisterenavond laat aangekomen, vandaag al voor de middag weer weg. Eigenlijk veel te kort voor zo’n mooi park maar ja, met al die sneeuw kan je er niet veel doen. Maar we hadden er echt  geen spijt van dat we zo ver hadden gereden voor zo’n kort bezoekje, Sequoia in de sneeuw was een hele mooie ervaring.

We besloten maar weer eens te gaan kilometervreten. Mijlen vreten, beter gezegd. TomTom vertelde ons dat het nog ongeveer 160 mijl rijden was naar het stadje King City, aan Highway 101. Daar hoopten we een motel te vinden, vanwaar we dan morgenochtend naar het vrij onbekende Pinnacles National Monument zouden gaan. “Rijd via State Route 198”, zo adviseerde Tommie ons. Nou, dat was een prima advies van hem (beter gezegd:  van haar, als ze tegen ons praat klinkt ze – ondanks haar naam – ineens heel vrouwelijk), want die route bleek dus echt hartstikke mooi te zijn. Vooral voorbij het plaatsje Coalinga was het echt genieten, het smalle weggetje kringelde hier tussen groen begroeide, glooiende heuvels door. Boven onze hoofden werd het wel flink donker, zouden we nu dan toch onze eerste regenbui van de vakantie krijgen? Ja, die kregen we. Niet alleen onze eerste, maar zelfs ook nog onze tweede regenbui. De eerste ‘bui’ duurde zo ongeveer 10 seconden, de tweede bui hield het iets langer vol, we moesten zowaar een paar keer onze ruitenwissers gebruiken. Tussen de buitjes door was het wel prima weer, zo nu en dan even de zon, 20° Celcius, heel lekker dus. Het enige dat we minder lekker vonden was dat de westkust van Californië, en daarmee ook het einde van de vakantie nu ineens wel heel dichtbij begon te komen….

State Route 198

State Route 198


DAG 18 : MAANDAG 10 MEI: KING CITY – PINNACLES NATIONAL MONUMENT – CARMEL

Gereden:   157 mijl
Pinnacles National Monument ligt ongeveer 40 mijl landinwaarts, en dat is waarschijnlijk de reden dat de meeste toeristen die van San Francisco naar Los Angeles reizen dit park over het hoofd zien. Want iedereen rijdt natuurlijk via de befaamde kustroute Highway 1. Heel begrijpelijk, maar toch…. als je Pinnacles NM niet in je route opneemt dan mis je echt een prachtig stukje natuur! Je kan het park zowel aan de oostzijde als aan de westzijde binnenrijden, maar er is geen doorgaande weg die beide kanten met elkaar verbindt. We moesten dus kiezen welke kant we wilden gaan bekijken, en omdat de Condor Gulch and High Peak Loop ons het mooiste leek, werd het de oostzijde. Via State Route 146, een heel smal slingerweggetje met overhangende bomen, reden we naar de ingang. Het Visitor Center was nog gesloten maar het park was gelukkig wel open, we konden gewoon verder rijden.

Pinnacles National Monument

Pinnacles National Monument

Pinnacles National Monument

Pinnacles National Monument

De trail die we hadden uitgezocht, begint in de Bear Gulch Area. Het smalle wandelpad ging meteen de hoogte in, dwars door een gebied met veel groen en mooie wildflowers. Gelukkig was het niet al te steil, en ook de ondergrond was heel wat eenvoudiger begaanbaar dan die tijdens de zware trail in Yosemite van een paar dagen geleden. Naarmate we hoger kwamen, kregen we een steeds beter zicht op de rotsformatie die het park in tweeën deelt. Die rotsformatie heet High Peaks, het zijn de geërodeerde resten van een uitgedoofde vulkaan. Dat zag er zo van een afstand al veelbelovend uit! Na 1 mijl lopen bereikten we de Condor Gulch Overlook, een met een railing afgezet rotsplateautje vanwaar we het dal in konden kijken. Mwaah, niet echt bijzonder, deze overlook. Maar aan de naam te horen ging het hier niet om het uitzicht, maar om de kans dat je hier condors zou kunnen zien vliegen. Helaas, de vogels die we her en der zagen waren toch écht een paar maatjes te klein, dat waren zeker geen condors!

Pinnacles National Monument

Pinnacles National Monument

Pinnacles National Monument

Pinnacles National Monument

Pinnacles National Monument

Pinnacles National Monument

Voorbij de Condor Gulch Overlook draaide het pad ineens de andere kant op. De geleidelijke klim veranderde in een steile klim, dat was nog even hard werken voor onze kuiten. Dit stukje van de trail was vrij saai, even vreesden we dat we misschien toch een verkeerde keuze hadden gemaakt. Nou, ik kan nu gelukkig wel stellen dat dat zeker niet het geval was, want op het moment dat het pad weer terugdraaide richting High Peaks, veranderde de trail van ‘wel aardig’ in ‘een absolute topper’. We liepen midden tussen de met groen en rood mos begroeide rotspunten door, het pad was smal en kronkelig, er waren overal in de rotsen uitgehakte trapjes. Een enkele railing hier en daar zorgde er voor dat alles vrij makkelijk te doen was. Op de meer open plekken hadden we regelmatig weids zicht over het heuvelachtige landschap, waarin de rotspunten prachtig tussen de groene vegetatie door te zien waren. De wandeling deed ons een beetje denken aan de Echo Canyon Trail die we een paar jaar geleden in Chiricahua National Monument in de staat Arizona hadden gelopen, dat was ook al zo’n prachtige ‘midden-tussen-de-rotsen’-hike.

Pinnacles National Monument

Pinnacles National Monument

Pinnacles National Monument

Pinnacles National Monument

Pinnacles National Monument

Pinnacles National Monument

We waren nog maar net aan de afdaling begonnen, toen we een jonge vrouw zagen staan die met een verrekijker naar de tegenoverliggende rotswand stond te turen. Naast haar stond een telescoop, we waren natuurlijk heel benieuwd wat zij aan het bestuderen was. En dat vertelde ze heel graag. Ze bleek als vrijwilligster werkzaam te zijn voor een organisatie die zich inzet voor het behoud van de condor, en er was nu voor het eerst sinds jaren weer een condor in Pinnacles National Monument geboren. Haar telescoop stond gericht op het nest, als we wilden mochten we wel even een kijkje nemen. Dat aanbod namen we natuurlijk met beide handen aan…. Ergens onder de grote witte vogelpoepvlekken op de rotswand bevond zich een richel, daar zou ik de baby condor kunnen zien, zo legde de vrouw uit. Tja, ik vermoed dat het donkere vlekje dat ik daar zag heel misschien wel eens de baby condor geweest zou kunnen zijn…… ’t Was ook inderdaad heel moeilijk te herkennen, zo beaamde de vrouw. Terwijl we daar stonden te kletsen zagen we een vogel rondom de rotswand circelen, dat was Mama Condor. Ze was te ver weg om haar goed te kunnen zien, maar ondanks dat vonden we dit toch wel een heel bijzondere ervaring.

Rocky Creek Bridge

Rocky Creek Bridge

Pinnacles National Monument

Pinnacles National Monument

Het was echt leuk om haar enthousiaste verhalen te horen. Over de condorpopulatie hier in Pinnacles National Monument, en over die andere condorpopulatie hier vlakbij, in Big Sur. Ze wist zelfs precies te vertellen hoeveel vogels er op de beide plekken samen leefden, het waren er nu 52. Tijdens ons gesprek kregen we gezelschap van een tweede vrijwilliger, een man van onze leeftijd, zo schat ik. Uiteraard kwam het “Where you guys from?” op gegeven moment weer om de hoek kijken. Hij reageerde zowaar heel enthousiast op ons antwoord; hij was nog ooit in Nederland geweest. Honderd meter, voegde hij er aan toe. Bleek dat hij in België was geweest, en dat zijn gezelschap een keer een verkeerde weg was ingeslagen. Direct nadat ze zo onbedoeld de Belgisch-Nederlandse grens waren overgestoken, waren ze weer omgedraaid. In België was het bier lekkerder, zo verklaarde de man.

Highway 1Leuk, zo’n ontmoeting! Even later, toen we al een heel stuk van de afdaling achter de rug hadden, dachten we opnieuw zo’n boeiend gesprek aan te kunnen knopen met een vrouw die ons tegemoet kwam. Ook zij was een vrijwilligster, niet van de condor-organisatie maar van het park zelf. Kersvers, net aangenomen. Ze vond het schitterend dat wij helemaal vanuit het verre Nederland naar Californië waren gekomen, zij was zelf helemaal weg van de natuur in deze staat. O, dan zou ze vast wel eens de Alabama Hills hebben bezocht, zo veronderstelden wij, vlak bij Death Valley. Maar nee, die kende ze niet, ze was nog nooit in de staat Alabama geweest. Maar wel in….. en tja, daar barstte de spraakwaterval los en vanaf dat moment werd het gesprek puur éénrichtingverkeer. Meer dan een enkel yes of no van onze kant werd niet meer op prijs gesteld, Mevrouw Spraakwaterval ratelde maar door en door en door… Tijdens een van haar schaarse adempauzes slaagden we er in om ook nog iets te zeggen:  “It’s getting late, we have to move on.” Even was ik bang dat ze om zou draaien en met ons mee naar beneden zou lopen – ze vond de trail omhoog toch wel erg zwaar, had ze al laten weten – maar gelukkig, dat deed ze dus niet. We waren echt opgelucht dat we van haar af waren; liever die zwijgzame Nederlanders van gisteren in Sequoia dan deze Luister-eens-hoe-interessant-ik-ben-Madam!

Hoe lager we kwamen, hoe groener de omgeving werd. Omdat er hier ook een beekje stroomde, was de vegetatie zelfs nog veel uitbundiger dan tijdens het begin van de trail. Mooi, echt heel erg mooi! Uiteindelijk bereikten we een parkeerplaats, maar dat was nog niet het einde van de wandeling, we moesten nog via een grote picknickplaats die langs het beekje lag naar een volgende parkeerplaats lopen, waar onze Jeep netjes op ons stond te wachten. ’t Zou een geweldige plek zijn geweest om even uit te rusten en wat boterhammen te smeren, maar een blik op de dikke regenwolken die boven ons hoofd hingen deed ons van gedachten veranderen. In plaats van een uitgebreide rustpauze op de mooie picknickplek, werd het een heel haastige hap-slik-weg-maaltijd op de parkeerplaats.

We zouden graag nog meer van het park hebben bekeken, vooral de 2 mijl lange Bear Gulch Caves Trail leek ons nog erg interessant. Rotstrapjes, vulkanische grotten, smalle tunneltjes, echt iets voor ons dus. Maar met al ruim 5 mijl klimmen en dalen in de benen, en een dik pak wolken boven ons hoofd, zat deze trail er niet meer in. We verlieten het park en reden naar de kust, naar Carmel. De wolken zagen er nog steeds heel donker en dreigend uit, maar tot onze verbazing viel er geen spatje regen! Nadat we een overnachtingsplaats hadden geregeld, hadden we nog steeds een aardig stukje middag over. Tijd genoeg dus om nog iets te gaan ondernemen. We besloten om ritje langs de kust te gaan maken, zonder specifiek doel, gewoon even lekker naar de oceaan kijken. Op het moment dat we onze motelkamer uit gingen en naar de auto liepen, barstte de bui die al urenlang boven ons hoofd had gehangen los, en niet zo’n beetje ook. De regen kwam er met bakken uit!

Dus in plaats van de kustweg, werd het winkels kijken in Monterey. Saai…. Vrij vroeg zijn we een restaurant binnengelopen, en terwijl we daar zaten te eten brak zomaar ineens de zon door! Echt, het werd nog even schitterend weer. Toen onze bordjes leeg waren zijn we dus snel weer in de auto gestapt en zijn we alsnog de kustroute gaan rijden. Foto’s maken van de Rocky Creek Bridge en de Bixby Bridge, en natuurlijk ook van de mooie rotskliffen en de branding. Gewoon even lekker uitwaaien en staan kijken met hoeveel kracht het water op de rotsen slaat. Zomaar ineens hadden we er ook weer genoeg van, en zijn we naar ons motel teruggegaan. Waar we nog moesten gaan uitzoeken hoe we de volgende dag precies zouden gaan invullen.


DAG 19 : DINSDAG 11 MEI : CARMEL – MONTEREY BAY AQUARIUM – BEAN HOLLOW STATE BEACH – MILL VALLEY

Gereden:   146 mijl
Een tijdje geleden had ik in een Duits reisverslag een heel enthousiast verhaal gelezen over Bean Hollow State Beach, nabij de plaats Pescadero langs Highway 1. Ik had de informatie over dit kleine strandpark uitgeprint en in onze Roadmap gedaan, gewoon voor het geval dat we er in de buurt zouden komen en net een uurtje over zouden hebben. Niet als doel op zich, dus. Maar op een of andere manier bleef dat Bean Hollow State Beach steeds maar in mijn gedachten terugkomen, een zacht fluisterend stemmetje dat steeds maar bleef zeggen: “Die foto’s van die Duitser zagen er toch wel heel mooi uit hoor….” Tja, zo’n hardnekkig stemmetje kan je niet zomaar te negeren…. we besloten dan ook om het kleine strandpark definitief in onze route van vandaag op te nemen. De Duitser had in zijn verslag geschreven dat het strand alleen tijdens eb interessant is; even Googlen leverde ons al snel de juiste getijden-tijden op. En die bleken niet echt gunstig uit te vallen, als we er rechtstreeks heen zouden rijden dan zou het net vloed zijn als we daar aan zouden komen. We moesten dus iets vinden waarmee we even een paar uurtjes bezig zouden kunnen zijn.

Monterey Bay Aquarium

Monterey Bay Aquarium

Monterey Bay Aquarium

Monterey Bay Aquarium

Monterey Bay Aquarium

Monterey Bay Aquarium

En dat werd dus het Monterey Bay Aquarium. We hadden het tijdens twee eerdere reizen overgeslagen, omdat het eerlijk gezegd niet echt het soort bezienswaardigheid is dat bij onze stijl van vakantie vieren hoort. Maar nu we zo onverwacht wat tijd over hadden, wilden we het toch wel graag even gaan bekijken. Het zou vast vrij donker zijn binnen, zo vermoedden we, dus besloten we om ons statief mee te nemen. Waarmee we zonder problemen de kassa-mevrouw, de kaartjes-controle-meneer en diverse andere aquariummedewerkers passeerden. Pas op het moment dat we in de grote hal stonden te overleggen waar we als eerste heen zouden gaan, werden we door een gastvrouw aangesproken. “No tripod allowed, sir”, kregen we te horen. Tja, daar sta je dan met dat ding!! Gelukkig mochten we het statief bij haar achterlaten, het zou wel erg onhandig zijn geweest als we nu nog naar de auto terug hadden moeten lopen.

Het Monterey Bay Aquarium heeft er weer twee fans bij! Wat een enorme verscheidenheid aan zeedieren hebben ze daar, en wat zien alle bassins er geweldig mooi verzorgd uit. Octopussen, haaien, enorme roggen….. schildpadden, flamingo’s en natuurlijk heel veel kleine fel gekleurde vissen….. van alles hebben we gezien. Onze favorieten waren de jelly fish, in goed Nederlands: de kwallen. Daar kan je echt uren naar kijken, zoals ze langzaam door het water zweven met die lange tentakels achter zich aan. Ook de zeepaardjes waren fascinerend mooi, het is bijna niet meer te zien dat het hier om dieren gaat, zo apart. Op gegeven moment belandden we midden in een demonstratie: een duiker ging met voer een groot bassin in, hij werd al gauw omringd door honderden vissen die natuurlijk precies wisten dat het etenstijd was. Hij had ondertussen contact met een medewerkster van het aquarium die het publiek (en dan vooral de kinderen) allerlei wetenswaardigheden vertelde. ’t Zat heel professioneel in elkaar, leuk om dit zo eens mee te maken.

Monterey Bay Aquarium

Monterey Bay Aquarium

Monterey Bay Aquarium

Monterey Bay Aquarium

Na de demonstratie werd het tijd om ons statief op te halen, de auto op te zoeken, en naar het noorden te rijden. We wilden immers op het moment dat het eb zou zijn bij Bean Hollow State Beach aankomen. We verwachtten dat we voor dat strandpark een uurtje, anderhalf uur misschien, nodig zouden hebben. Maar dat viel dus heel anders uit, we hebben er bijna 4 uur rondgezworven! Wat denk ik heel goed aangeeft hoe mooi we het daar vonden.

Bean Hollow State Beach bestaat uit drie delen: een klein zuidelijk zandstrand, een klein noordelijk zandstrand, en daar tussenin een heel stel rotsen. Wij parkeerden de auto op de zuidelijke parkeerplaats, en zijn het park van daaruit gaan verkennen. Het zanderige gedeelte stelde niet veel voor, maar vanaf het moment dat we de rotspartijen bereikten waren we verkocht. Het meest opvallend was de enorme hoeveelheid Tafoni in de rotsen. Oftewel: de vele kleine gaatjes in de rotswanden, die in grote groepen bij elkaar zaten. Wetenschappers vermoeden (zo heb ik gelezen) dat die gaten zijn ontstaan doordat water in de rotsen is gesijpeld, waarna door een chemische reactie het gesteente van binnenuit wordt uitgehold. Ondertussen vindt aan de buitenzijde ook nog de gewone erosie plaats, waardoor het gesteente rondom de gaten wegslijt en de gaten dus aan de buitenkant zichtbaar worden. De Tafoni zijn heel verschillend in grootte, je hebt gaten van slechts een millimeter groot maar er zijn er ook die een doorsnede van wel een meter hebben. Enfin, een heel verhaal dus om een prachtig natuurverschijnsel te beschrijven.

Al klauterend dwaalden we steeds verder van de auto vandaan. Het was nog niet eens makkelijk hoor, om daar te lopen. Ik had regelmatig Hans z’n hulp nodig om weer een of ander moeilijk obstakel te overwinnen; op gegeven moment vond ik het echt te lastig worden en daarom besloten we dat ik terug naar boven zou gaan en daar verder zou lopen, terwijl Hans via het rotsstrand verder ging. Ik zou dan, zo spraken we af, voorbij het rotsachtige gedeelte weer naar beneden klimmen.

Nou, dat ging heel wat makkelijker. Er liep een smal pad midden tussen de paarse en gele bloemetjes, ik had een prachtig zicht op de oceaan en de rotsen, dus ik vermaakte me prima. Weer eens helemaal alleen op de wereld. Het was duidelijk te zien dat ik niet veel andere bezoekers hoefde te verwachten; het pad was op diverse plaatsen helemaal overwoekerd, hier liep vrijwel nooit iemand! Ik vond een plek waar ik weer naar beneden dacht te kunnen gaan, maar een waarschuwingsbord bracht me op andere gedachten. “Warning, Hazardous Cliff” of zoiets dergelijks stond er op. Chips, wat nu? Ik heb even wat rondgedwaald in de hoop een betere plek te vinden, zonder resultaat. En ik had geen idee of Hans zich nu vóór of juist achter mij bevond, daar beneden.

Toen ineens zag ik hem lopen, boven, een heel stuk voor me. Met zijn rug naar me toe. Ik schreeuwen: “Hier ben ik!!” maar ja, wind, branding…. daar kan ik niet tegenop hoor. En ik heb als een gek staan zwaaien, maar dat had ook weinig zin want Hans bleef maar hardnekkig de andere kant op kijken. En de andere kant op lopen, het lukte me niet om hem in te halen. Voor mijn gevoel duurde het een eeuwigheid voordat hij eindelijk eens op het idee kwam om zich een keer om te draaien……  hè hè…. eindelijk…. Samen zijn we verder gelopen tot de tweede parkeerplaats van het parkje, daar zijn we even lekker op een bankje gaan zitten. Heerlijk een tijdje naar de oceaan kijken.

Bean Hollow State Beach

Bean Hollow State Beach

Bean Hollow State Beach

Bean Hollow State Beach

Bean Hollow State Beach

Bean Hollow State Beach

Hans besloot om de auto te gaan halen, ik ben lekker lui blijven zitten totdat hij weer terug was. Wat overigens veel sneller was dan ik verwachtte, hij was via de weg teruggelopen naar de zuidelijke parkeerplaats en de afstand was hem erg meegevallen.Zo rechttoe rechtaan lopen gaat toch heel wat makkelijker. Eigenlijk dacht ik nu dat we het parkje wel gezien hadden, maar Hans wilde hier bij het noordelijke zandstrandje ook nog wel even naar beneden toe. Nou, super dat we dat nog hebben gedaan, want het was ook daar weer schitterend allemaal. We zagen weer heel andere rotssoorten, vooral die lange lage zwarte randen waar je zo overheen kon lopen waren heel mooi. Wel zorgen dat we geen natte voeten kregen, tussen de randen in zaten veel waterpoelen met groen wier er omheen. Op een rotsplateau wat verderop zagen we een hele kolonie zeehonden liggen, dat paste natuurlijk perfect in het plaatje. Helemaal op het laatst ontdekten we de ‘tandachtige rotsen’ die de Duitser in zijn reisverslag had genoemd. Natuurlijk moesten die ook nog op de foto, voor de juiste belichting moest Hans daarvoor wel met zijn rug naar de oceaan gaan staan. En ja….. het begon ondertussen wel weer vloed te worden…. die laatste golf kwam nét iets verder dan de vorige golven, en Hans was dus echt tot aan z’n knieën toe nat. Je snapt natuurlijk wel dat ik hem hartelijk heb uitgelachen!

De opkomende golven gaven aan dat het nu toch echt hoog tijd werd om weer op pad te gaan. We hadden nog een rit van dik een uur voor de boeg, dwars door het drukke San Francisco verkeer heen. ’t Viel tegen. Op Interstate 280 ging het verkeer maar met een slakkegangetje vooruit, omdat er een blikschade-ongeval had plaatsgevonden. En in Sausalito vonden we alleen maar chique uitziende hotels, terwijl wij toch echt niets meer nodig hebben dan een standaard Motel 6- of Super 8-kamertje. We hebben er zelfs onze laptop voor op moeten starten, zomaar ergens aan de kant van de weg, om met behulp van Street & Trips te achterhalen of er ook nog simpele motels in de omgeving te vinden waren. En ja hoor, op tien minuten rijden van Sausalito vandaan, in Mill Valley, vonden we dan toch eindelijk een eenvoudig motel: de America’s Best Value Inn. Wij wilden simpel, we kregen simpel! Iets te simpel eigenlijk, want het standaard Motel-6 niveau werd echt niet gehaald. Maar ach, voor 1 nachtje kon het er net mee door.


DAG 20 : WOENSDAG 12 MEI: MILL VALLEY – MUIR WOODS NATIONAL MONUMENT – SAN FRANCISCO

Gereden:   40 mijl
Er is een perfect woord om Muir Woods National Monument te beschrijven, en dat is sereen. In het park staan veel Coast Redwoods, dat is de hoogste boomsoort ter wereld. Minder breed, veel minder breed zelfs dan de machtige sequoia’s die we een paar dagen geleden nog hadden bewonderd, maar minstens net zo mooi. Daar tussendoor kabbelende beekjes, veel varens, met mos begroeide stenen en zowaar ook nog een paar schattige hertjes die lekker van al die groenigheid stonden te eten….. ’t was echt een idyllisch plaatje. We waren de allereerste bezoekers op deze woensdag, het Visitor Center was nog gesloten dus zijn we maar zonder bezoekje aan de Parkrangers de wandelpaden opgegaan. Eerst een mooi vlak geasfalteerd pad, aan de zijkanten netjes met lage hekjes afgezet, daarna een geleidelijk stijgend bospad dat heel wat minder vlak was omdat er talloze boomwortels door omhoog staken.

We zijn niet lang in het park gebleven, ik wist dat lopen door San Francisco nog heel wat van mijn voeten zou vragen en dus durfden we hier in dit mooie park geen al te lange wandeling te maken. We zijn dan ook vrij snel weer omgedraaid en via hetzelfde pad weer naar beneden gegaan. De kleine parkeerplaats was tijdens het uurtje dat wij in het park waren geweest al helemaal volgestroomd, niet alleen met auto’s maar ook met twee bussen. Waaruit twee lange rijen luidruchtige schoolkinderen tevoorschijn kwamen, het was duidelijk gedaan met de serene rust hier! Waren wij even blij dat we het park nog op z’n mooist hebben kunnen meemaken.

Golden Gate Bridge

Golden Gate Bridge

Muir Woods National Monument

Muir Woods National Monument

Ons tweede doel van deze dag was de brug. Waarmee ik uiteraard, dat weet elke Amerika-liefhebber, de Golden Gate Bridge bedoel. We wisten dat we aan de noordoostzijde van de brug een stuk omhoog konden rijden, voor een mooi shot met de brug op de voorgrond en de skyline van San Francisco op de achtergrond. Maar het geluk was niet met ons. We stuitten al heel snel op een wegafzetting, we mochten niet doorrijden tot aan het door ons beoogde foto-plekje. Nou, dan maar naar de andere kant. We reden naar Fort Baker, aan de noordwestzijde van de brug. Waar we rondom het kleine Horseshoe Bay zijn heengewandeld, naar een plekje waar we goed zicht hadden op de onderzijde van de brug. Helaas, met de foto’s wilde het niet echt lukken, het was net te heiig allemaal.

Na onze Golden Gate Bridge-fotosessie zijn we de stad ingereden. Allereerst maar eens zoeken naar een parkeerplaats, want dat schijnt hier in San Francisco nogal een probleem te zijn. Maar gelukkig, het viel reuze mee. Na even wat in de drukke straten rondgekringeld te hebben vonden we een grote parkeergarage waar plek genoeg was, van daaruit zijn we te voet naar China Town gegaan. Nou klinkt het vast heel stom, maar waar we ons dus echt over verbaasden, dat waren de enorme aantallen Chinese mensen die we daar zagen. Natuurlijk hadden we wel veel Chinezen verwacht, maar zo massaal, nee dat toch niet. En er waren maar heel weinig toeristen, terwijl we juist dachten dat China Town een flinke toeristische trekpleister is. Het leek wel of we in China waren beland in plaats van in San Francisco! We hebben de wijk uitgebreid bekeken, de kleurrijke geveltjes gefotografeerd, de Chinese lantaarnpalen, een paar muurschilderingen, stiekem ook nog een plaatje van een winkel….. Het was leuk om het allemaal eens gezien te hebben en de zo totaal andere sfeer van dichtbij mee te maken, maar om nu te zeggen dat we het hier geweldig vonden. Nou nee, dat niet.

In de verte zagen we de Transamerica Pyramid hoog boven de andere gebouwen uit torenen. We wilden dit mooie gebouw ook graag op de foto zetten, maar we vonden het – na al het geslenter door China Town – te ver om er naartoe te lopen. Toch maar liever rechtstreeks terug naar de parkeergarage, dus. Toen we even later weer door de stad heen reden, op zoek naar ons motel, kwamen we onverwacht toch weer bij de toren in de buurt. En wat denk je, we zagen direct naast de toren zomaar een vrije parkeerplaats, bij een parkeermeter. Die kans konden we niet laten schieten! We zetten onze Jeep achter een andere auto, gooiden twee quarters in de parkeermeter, pakten onze fototoestellen, en gingen daarna enthousiast aan de slag. Wat een inspirerend foto-onderwerp was de Transamerica Pyramid, echt leuk om dit gebouw vanuit alle mogelijke hoeken te bekijken en te fotograferen. We vielen wel op hoor, de beveiligingsmensen van het gebouw kwamen even kijken wat we toch aan het doen waren. Ze spraken ons niet aan, maar we merkten wel dat ze ons in de gaten hielden! Gelukkig maar dat Hans ook nog wat in de gaten hield….. hij zag dat medewerkers van de parkeerdienst bezig waren om de auto die voor de onze stond weg te slepen! Hij is maar gauw even poolshoogte gaan nemen; bleek dat we hier – ondanks de parkeermeter – helemaal niet mochten staan! Deze parkeerplaatsen waren alleen voor ’s avonds en voor het weekend, zo lieten de mannen hem weten. Pfff, hebben wij even geluk gehad zeg, we zijn maar gauw ingestapt en verder gereden. Stel je voor dat we van een afstandje hadden gezien dat onze auto achter die sleepwagen had gehangen, ik moet er niet aan denken zeg!

Chinatown

Chinatown

Chinatown

Chinatown

Normaal gesproken zijn we niet zo voor het reserveren van motels, maar voor de komende nacht hadden we toch maar van te voren een plekje vastgelegd in de Days Inn op Lombard Street. Gisteren, via internet. Het was best goedkoop, en er was nog een gratis parkeerplaats bij ook. Toen we bij het motel arriveerden, bleek het kleine privé parkeerterrein echter bomvol te staan. Hé, dat was niet de bedoeling! Hans is maar even in de auto blijven zitten terwijl ik naar binnen ging om in te checken. En om te vragen waar we onze auto kwijt konden. De receptionist raadde ons aan om even langs de stoeprand te parkeren, er was nog net één klein plekje vrij daar. Terwijl Hans de auto op dat kleine plekje aan het manoeuvreren was, kwam er een winkelier naar buiten die meteen begon te protesteren. “Parkeren is daar niet toegestaan”, zo liet hij ons weten. Van hem mocht het wel, zei hij, terwijl zijn gezicht ondertussen het tegendeel leek te zeggen, maar dan moesten we niet raar staan te kijken als de auto straks zou worden weggesleept! Ik ben maar weer verhaal gaan halen bij de receptionist van het motel, die ging mee naar buiten en liet zijn buurman weten dat we echt maar heel kort hier hoefden te parkeren. Er zou zo een plekje vrijkomen op de parkeerplaats van het motel. En gelukkig, dat klopte. We hadden nog maar net onze koffers naar de kamer gebracht toen er een auto wegreed en we die van ons dus op het binnenpleintje konden zetten.

Bij de Days Inn hebben ze niet alleen hele kleine parkeerplaatsjes, maar ook hele korte bedden. De gemiddelde Nederlander zou hier koude voeten krijgen! Toch handig dat wij iets minder lang zijn dan die gemiddelde Nederlander….. Ik ben even lekker een uurtje gaan liggen, ik was nog net niet door mijn voorraadje boeken heen, Hans zorgde er ondertussen voor dat onze foto’s van vandaag weer netjes gebackupt werden. Zo werd het vanzelf etenstijd, we zijn buiten maar eens gaan kijken of we ergens in de buurt een restaurant zagen, maar we konden niets vinden. Ach, dan gaan we toch even naar de motelkamer terug en zoeken we via internet een restaurant, zo besloten we. Uiteindelijk werd het niet internet, maar het telefoonboek waar een grote advertentie voor een Chinees Restaurant in stond die onze aandacht trok. Nou, een restaurant dat zichzelf zo prominent etaleert in de Yellow Pages, dat moet toch wel een grote zaak zijn, zo concludeerden we. Die conclusie was dus fout. Hartstikke fout!

TransAmerica Pyramid

TransAmerica Pyramid

TransAmerica Pyramid

TransAmerica Pyramid

Want tot onze verbazing kwamen we terecht voor de deur van een onooglijk klein restaurantje. Klein, daar zaten we niet mee. Maar onooglijk, dát was wel een probleem. Tafels en stoelen die niet echt uit de meest gerenommeerde meubelmakerij vandaan kwamen, goedkope papieren placemats in plaats van een tafelkleed, verbleekte posters die met plakband aan de muur waren gehangen…… dat soort dingen. We hebben serieus getwijfeld of we hier wel wilden gaan eten  maar ja, we wilden nog wel even op pad vanavond en als we nu nog iets anders moesten gaan zoeken, dan werd het daarvoor te laat. Dus op hoop van zegen zijn we het restaurant toch maar binnengegaan. Waar we werden begroet door een eigenaar die al net zo verbaasd was over onze komst dan wij over het interieur. Dat er helemaal geen andere klanten binnen waren, terwijl het toch echt etenstijd was, was ook niet bepaald hoopgevend.

Het lukte ons om aan de eigenaar, die maar nauwelijks Engels sprak, duidelijk te maken dat we wel iets met rijst, kip en groenten lustten. En zowaar, we kregen geserveerd wat we hadden besteld! Samen met twee lauwe blikjes cola. Ach, het was te eten, meer zal ik maar niet over schrijven. We hebben – achteraf – best wel gelachen hoor, om deze vreemde ervaring. Hoe krijgen we het voor elkaar om in zo’n toeristische stad op een dergelijke plek te belanden! Wel jammer dat we nooit zullen weten wat de eigenaar van de zaak heeft gedacht over zijn ongebruikelijke clientèle!

Golden Gate Bridge

Golden Gate Bridge

Golden Gate Bridge

Golden Gate Bridge

Voor de tweede keer deze dag reden we naar de Golden Gate Bridge, waar we net op tijd aankwamen voor de zonsondergang. Mooi hoor, om het zo langzaam aan donker te zien worden, en om de brug samen met de ondergaande zon te fotograferen. ’t Koelde wel ontzettend hard af, ik heb daar al bibberend en rillend toe staan kijken hoe Hans met zijn fotoshoot bezig was. Ik was blij dat ik mijn fototoestel niet had meegenomen, nu kon ik tenminste mijn handen diep in mijn zakken houden. Heb nog even heel lief Hans z’n verkleumde handen warm gewreven….. en dat heeft geholpen! Want de foto’s die hij daarna van de brug en de zonsondergang heeft gemaakt zijn super!


DAG 21 : DONDERDAG 13 MEI : SAN FRANCISCO (MISSION DOLORES & ALCATRAZ)

Gereden:   26 mijl
Onze laatste vakantiedag alweer. Waarom gaan drie weken vakantie toch altijd zoveel sneller dan drie weken werken?? We hadden voor deze dag diverse plekjes in San Francisco uitgezocht die we wilden gaan bekijken, als laatste stond Alcatraz op het programma, en als eerste gingen we op zoek naar de muurschilderingen in de wijk Haight Ashbury. Inderdaad vonden we diverse murals zomaar op de huizen langs de kant van de weg, maar overal stonden geparkeerde auto’s die het zicht op de schilderingen flink blokkeerden. Niet dat dat erg was, want er was er echt niet één bij die een beetje de moeite waard was. Voor mooie graffiti kan je beter naar de Berenkuil in Eindhoven gaan, de plaatjes daar zijn vele malen mooier dan de murals hier in Haight Ashbury.

Het was maar een kleine 10 minuten rijden van Haight Ashbury naar Dolores Street. Daar wilden we het eeuwenoude kerkje Mission Dolores gaan bekijken. We waren er al voor gewaarschuwd: parkeren in de omgeving van Dolores Street is erg lastig. Langs de stoeprand van elke straat stond een onafgebroken lange rij auto’s geparkeerd, het was echt onmogelijk om onze auto daar ergens nog tussen te krijgen. Maar we hadden geluk….. toen we voor de tweede keer door een van de zijstraten reden zagen we ineens wel een open plekje, er moest dus net iemand zijn weggereden. Nadat we dat plekje in beslag hadden genomen, zijn we eens gaan kijken wat er precies op het bord aan het begin van de straat stond vermeld. Toch wel wat argwanend geworden, na onze ervaring van gisteren bij de TransAmerica Pyramid. “Two hour parking only” stond op het bord. Tja, hoe toon je aan hoe lang je auto daar al staat, vroegen we ons af. We hebben even in de andere auto’s gekeken, of we daar een parkeerschijf of iets dergelijks in zagen liggen. Maar nee, nergens iets te zien. Voor de zekerheid hebben we toch maar even iemand aangesproken, een man die daar met landmeetapparatuur aan het werk was. Die man stelde ons helemaal gerust, ja hoor, we mochten daar parkeren. En nog wel langer dan twee uur ook, de twee uur gaan pas in vanaf het moment dat een parkeerwachter de auto ziet staan. En aangezien er geen parkeerwachter in de buurt was……

Mission Dolores

Mission Dolores

Mission Dolores Chapel

Mission Dolores Chapel

We durfden onze auto nu wel even in The Streets of San Francisco achter te laten. We hoefden maar een klein stukje te lopen naar het kerkje. De buitenkant zag er schitterend uit: een laag gebouw aan de linkerkant, en rechts het kerkgebouw dat vooral dankzij de vele ornamenten heel fotogeniek was. Voor het gebouw stonden twee bomen met dicht begroeide kruinen heel mooi en heel lastig te wezen…… hadden ze die niet een stukje verder naar links en rechts kunnen zetten!! Via het lage bijgebouwtje konden we naar binnen toe, een vrijwilligster in de gift shop heette ons welkom en gaf ons een folder met daarop een plattegrondje. Ze vroeg ons wel of we de route tegengesteld wilden lopen, er was nog een mis aan de gang dus op dit moment konden we nog niet in de kapel zelf rondkijken.

Eerst bekeken we het kleine kerkhof en het museum. Daarna was de grote kerk aan de beurt, de Basilica. Die was wel mooi, maar in vergelijking met andere kerken die we van binnen hebben bekeken toch niet echt speciaal.  Het mooiste gedeelte bleek de Mission Chapel te zijn, klein, sfeervol en echt heel oud. Vanuit de kleine Chapel kwamen we weer terecht in de gift shop, de vrijwilligster daar was heel geïnteresseerd in Hans z’n fotocamera. Toen hij haar via de display een foto van de Chapel liet zien was ze helemaal enthousiast, die was veel mooier dan de foto die voor hun ansichtkaarten werd gebruikt, zei ze. En ze had gelijk….. ze liet ons zo’n ansichtkaart zien, de kleuren van die foto waren erg onnatuurlijk! Achteraf vinden we het heel jammer dat we aan de buitenzijde alleen foto’s van de grote kerk hebben gemaakt. Die Basilica dateert van 1918, en is dus veel minder oud dan wij dachten. Het is juist dat lage gebouwtje – dat we bij het maken van de foto’s over het hoofd hebben gezien – waar het om gaat. Dát is dus het oudste gebouw van San Francisco, gebouwd in 1776 en nog grotendeels in oude staat.

We hadden nog genoeg tijd om wat andere stukjes San Francisco te gaan bezoeken. Maar de inspiratie ontbrak…. we hadden gewoonweg geen zin meer om weer ergens op zoek te moeten naar een parkeerplaats. Dus zijn we maar meteen  – veel vroeger dan gepland – richting Fisherman’s Warf gereden. Waar we natuurlijk ook een plekje moesten vinden waar we onze auto neer konden zetten, dat bleek gelukkig geen probleem te zijn. Vlak bij Pier 33, vanwaar we over enkele uren naar Alcatraz zouden vertrekken, was een parkeerterrein waar nog best veel plaats was. We moesten wel de hoofdprijs betalen – 20 dollar – maar daarvoor mocht onze Jeep dan wel de hele dag blijven staan.

Alcatraz Federal Penitentiary

Alcatraz Federal Penitentiary

Cable Car

Cable Car

Normaal gesproken zijn wij niet zo van de souveniertjes. Maar voor onze kleine meid, onze MiniMel, wilden we uiteraard wel heel graag een uitzondering maken. Opa en Oma kunnen niet met lege handen uit Amerika thuiskomen, toch! We hadden ruimschoots de tijd om de straten rondom Fisherman’s Warf te gaan bekijken, en al snel kwamen we de eerste winkel met kinderkleding tegen. Roze, witte en gele jurkjes vol met strikjes en ruches, bedrukt met lieflijke witte, gele en roze bloemetjes……  Alsjeblieft niet zeg, zoiets kunnen we MiniMel letterlijk en figuurlijk niet aandoen! En zwart-wit gestreepte Alcatraz-pakjes….. daar zagen we in gedachten ook geen blije gezichten van de aanstaande mammie en pappie bij. ’t Ergste was nog wel dat elke winkel alleen maar deze twee smaken in het assortiment leek te hebben, we werden er een beetje moedeloos van. Het was dan ook een hele aangename verrassing toen we een GAP-winkel binnenstapten en daar diverse rekken met de meest prachtige kinderkleertjes zagen aantroffen. De (niet voor publicatie geschikte!) foto die Hans van me maakte terwijl ik heel blij hét perfecte lila overgooiertje omhoog houdt spreekt boekdelen!

Nog steeds hadden we ruimschoots de tijd voordat we naar Alcatraz zouden vertrekken, we hebben die tijd volgemaakt met toeristisch rondslenteren. Even kijken naar de cable cars, die opvallend leeg waren. Naar de straatartiesten die her en der optraden, en naar de luie zeeleeuwen bij Pier 39. En even lekker met een ijsje op een bankje zitten, mensen kijken is ook leuk.

Alcatraz Federal Penitentiary

Alcatraz Federal Penitentiary

Alcatraz Federal Penitentiary

Alcatraz Federal Penitentiary

Zoals reeds gezegd: Alcatraz was ons laatste doel van deze vakantie. Een betere afsluiting hadden we ons niet kunnen wensen, het was zonder enige twijfel de meest indrukwekkende plek die we tijdens onze twee dagen in San Francisco hebben gezien. Een geweldige fotografie-locatie, het was heerlijk om alle afgelegen gangetjes, trapjes en hoekjes te zoeken en om te proberen de oude, sombere sfeer ervan vast te leggen. De cellen, de doucheruimte, de bibliotheek… het was allemaal heel erg boeiend om te bekijken. En wat hadden we een spijt dat we voor de laatste middagtour hadden gekozen, we hadden echt véél te weinig tijd om alles goed te bekijken. Naarmate het tijdstip waarop we met de laatste boot terug moesten dichterbij kwam, werd het steeds rustiger in de cellenblokken. We hoopten dat we nog de gelegenheid zouden krijgen om de lange rij met cellen zonder beeldverstorende toeristen te kunnen fotograferen; langzaam aan verdwenen één voor één de andere bezoekers en het leek erop dat het zou gaan lukken….. de gang was op gegeven moment echt helemaal leeg! Dat was het moment dat we nodig hadden, ik ging stevig en vooral doodstil midden in de gang staan, op die manier fungeerde ik als surrogaat-statief; Hans legde de camera op mijn schouder en zocht de juiste instellingen….. En precies op het moment dat hij de foto wilde gaan maken, kwam Giovanni er aan. Giovanni, een klein, dik jochie dat helemaal aan het uiteinde van de lange gang in beeld verscheen, en vervolgens tergend langzaam onze kant op kwam lopen….. Ergens achter ons hoorden we een vrouw snauwend roepen “Giovanni, get over here!”, maar Giovanni had geen zin om te luisteren. Hij ging er juist nog langzamer van lopen….. Ik moet hier eerlijk bekennen dat wij niet zo’n heel vriendelijke dingen dachten over dat arme jochie….. Eindelijk, eindelijk liep hij ons dan toch voorbij en konden wij onze foto maken. Hè hè…. toch nog gelukt!

We hebben ons bezoek aan Alcatraz echt tot de laatste minuut weten te rekken, we moesten stevig doorlopen om nog op tijd bij de boot aan te komen. Als we ooit nog in San Francisco terugkomen, dan wil ik absoluut terug. Maar dan niet meer met de boot van 4 uur!

Alcatraz Federal Penitentiary

Alcatraz Federal Penitentiary

Children of Alcatraz Federal Penitentiary

Children of Alcatraz Federal Penitentiary

In een half uurtje reden we van Pier 33 naar San Francisco International Airport. Kort voor het vliegveld verlieten we de snelweg, en zoals we al verwachtten zagen we direct een motel staan. De La Quinta Inn, dat werd dus onze slaapplek voor de laatste nacht van deze vakantie. Helaas bleek zelfs hier het San Francisco parkeerprobleem nog steeds actueel te zijn, alle parkeerplekken die bij het motel hoorden stonden hartstikke vol. Na twee rondjes rondom het gebouw te hebben gecirkeld hebben we de auto uiteindelijk maar ergens naast een plantsoen neergezet, dat was geen officiële parkeerplek maar ja, wat moesten we anders. Het risico op auto-wegslepende parkeerdienstmedewerkers leek ons hier niet al te groot.

Zoals altijd op de laatste dag van onze vakantie was het weer een heel karwei om onze auto helemaal leeg te halen. Handschoenenvakje, zonnebrilklepje, de ruimte onder de stoelen, de netjes aan de zijkant van de bagageruimte….., overal hadden we wel iets in gestopt. Nadat we erin waren geslaagd om de puinhoop van onze auto over te plaatsen naar onze motelkamer, vonden we het welletjes voor vandaag. Het was hoog tijd om te gaan eten, direct naast het motel zagen we een vestiging van Denny’s dus daar konden we mooi te voet naar toe. We hebben er lekker (en te veel!) gegeten, en ondanks dat hebben we ons ook nog aan een toetje gewaagd. Tegen de tijd dat we dat op hadden en bomvol de deur uitrolden was het heel ander weer geworden buiten. Harde, ijzig koude wind, striemende regen….. echt onaangenaam dus. En dat was precies het goede weertype voor ons wat weemoedige maar helaas ook onvermijdelijke ‘de vakantie is voorbij’-gevoel.

Old Alcatraz Federal Penitentiary

Old Alcatraz Federal Penitentiary

Old Alcatraz Federal Penitentiary

Old Alcatraz Federal Penitentiary

 


DAG 22 EN 23 : VRIJDAG 14 EN ZATERDAG 15 MEI : SAN FRANCISCO – PARIJS – AMSTERDAM – GERWEN

Gereden:   8 mijl + 7 mijl
Het was echt fijn dat we niet, zoals tijdens onze eerdere reizen, bij nacht en ontij ons bed uit moesten. Onze vlucht vertrok pas om half vier ‘s middags, we hadden dan ook alle tijd om uitgebreid te douchen, rustig te ontbijten en de koffers in te pakken. Daarna reden we naar het vliegveld toe; we slaagden er zowaar nog in om een verkeerde afslag te nemen en ja, Tommie zat al veilig in de koffer opgeborgen dus we moesten nu geheel op eigen kracht de juiste route naar het vliegveld zien terug te vinden! Dat was meteen ook de enige ‘vertraging’ waarmee we tijdens onze terugreis te maken kregen, want vanaf het moment dat we op het vliegveld arriveerden ging alles van een leien dakje. Op de heenreis hadden we gevlogen met de KLM, Air France mocht ons nu naar huis terugbrengen. Vandaar dat onze tussenstop in Parijs was, voor ons weer een nieuwe ervaring.

En wat voor ’n ervaring! We mochten ons, net zoals alle andere passagiers, even melden bij de Franse douane. Terwijl we daar ergens midden in de lange rij mensen braaf tussen de Efteling-lijntjes doorschuifelden, zagen we dat er onrust ontstond bij de douane-beambtes. Ze liepen over en weer naar elkaar toe, staarden in de richting van de wachtende mensen, bespraken iets met elkaar, haalden er nog meer collega’s bij….., het was duidelijk dat er iets aan de hand was. Ik had er geen idee van wat dat zou kunnen zijn, maar Hans had het des te beter door! Een paar rijen achter ons stond een jonge vrouw die blijkbaar de aanleiding was voor alle consternatie…. neem Pamela Anderson maar even in gedachten, dan heb je wel zo’n beetje door wat voor type zij was. Er werden nu ineens meer douane-hokjes bezet, blijkbaar hoopte elk van de beambtes dat Pamela net bij hem aan een verhoor zou moeten worden onderworpen. Ik zweer het, de beambte die ons toegang tot Frankrijk verleende heeft NIET naar onze paspoorten gekeken….. hij had alleen maar oog voor de sexy jongedame die nu de hokjes ook al dicht was genaderd! Het was net of ik een film was beland, een parodie wel te verstaan. Als ik dit niet met eigen ogen had gezien, dan zou ik nooit hebben geloofd dat een stel douane-beambten zich zó kan gedragen!

Tijdens de vlucht naar Amsterdam, de treinreis naar Eindhoven, en de autorit naar Gerwen (Rob en Elina, bedankt voor het ophalen!) gebeurde er niets vermeldenswaardigs, dus die sla ik hier in dit verslag gewoon maar over. Waarmee ik zomaar ineens aan het einde van de reis, maar nog niet aan het einde van het reisverslag ben beland. Want uiteraard moet ik nog wel ‘tot besluit’ op een rijtje zetten wat de mooiste, de spannendste en de minst leuke ervaringen van deze drie weken zijn geweest.


TOT BESLUIT

’t Was een vreemde reis. Aswolken, nattigheid en kou in Utah…. de ene keer tijd inleveren en daarna ineens weer tijd over hebben….. We hebben veel meer van dag tot dag geleefd dan tijdens onze vorige reizen, en dat is toch wel even wennen voor iemand die graag het hele reisschema van te voren netjes op papier heeft staan (ik, dus). ’t Was ook een heel afwisselende reis, hitte en kou, woestijn en oceaan, absolute eenzaamheid en toeristische drukte, we hebben nog nooit in drie weken tijd  zoveel verschillende dingen gedaan.

OonaGelukkig is er één ding wel hetzelfde gebleven, we hebben zoals altijd weer heel veel mooie dagen beleefd. We hebben intens genoten van onze avontuurlijke ontdekkingstocht in Navajo Nation, en van ons bezoek aan de fascinerende Racetrack Playa in Death Valley. En wat was het heerlijk om de prachtige Alabama Hills terug te zien! Edmaiers Secret was een topper, de Old Burro Mine was fantastisch, en Titus Canyon was net zo mooi als we van te voren al verwachtten. De leukste verrassing van deze reis was het kleine Bean Hollow State Beach! En zo kan ik nog wel even doorgaan met het opnoemen van mooie plekken: Joshua Tree, Valley of Fire, Pinnacles National Monument…. ’t was allemaal prachtig.

Natuurlijk kan niet elke dag een topdag zijn. Cathedral Gorge State Park was mooi, maar achteraf gezien zou ik er niet opnieuw voor kiezen om zo’n enorm eind te gaan rijden voor zo’n klein park. De Trona Pinnacles hadden we beter gedurende de avonduren kunnen bezoeken, en in Yosemite hadden we nooit voor die zware Upper Yosemite Fall Trail moeten kiezen. In San Francisco konden we onze draai niet helemaal vinden, ons korte bezoek aan deze stad werd overigens wel helemaal goed gemaakt door een van de meest fotogenieke plekken waar we tijdens deze vakantie zijn geweest: Alcatraz!

We hebben veel gereden. Heel veel. Door alle laatste-moment-beslissingen hebben er een aantal rare kronkels in onze route gezeten, waardoor we uiteindelijk zijn uitgekomen op een totale afstand van 3.881 mijl. Gemiddeld 185 mijl (bijna 300 kilometer) per dag dus. Hoeveel mijl dirtroad daarbij heeft gezeten weten we eerlijk gezegd niet, dat hebben we deze keer niet goed bijgehouden.

We kregen tijdens onze reis diverse reacties van mede Amerika-fans die het maar vreemd vonden om te lezen dat wij ronddwaalden tussen de hoge bomen van Sequoia, langs het strand en in kerkjes in San Francisco….. ze misten de rode rotsen in ons verslag. Wij ook, dus volgend jaar gaan we weer helemaal voor de hoodoos en de badlands. New Mexico wordt onze voornaamste bestemming, en ook Utah zullen we zeker niet overslaan!

In dit reisverslag heb ik het verschillende keren over MiniMel gehad, die ten tijde van de reis nog lekker in de buik van haar mama zat. En dit verslag is dan ook pas compleet nu ik kan melden dat Hans en ik sinds 29 juli de hele trotse opa en oma zijn van het allermooiste en allerliefste kleine meiske van de wereld: Oona Marthe is haar naam! Wie weet, misschien komt er over enkele jaren wel een verslag op onze site te staan waarin ik beschrijf hoe Oona samen met ons Amerika gaat ontdekken!