Inleiding
Tijdens onze eerste reizen zijn we in een razend tempo van het ene naar het andere park gereden, vlug even de auto uit voor een mooi uitkijkpunt of een hele korte wandeling, en daarna weer snel door naar het volgende hoogtepunt. In één dag zowel Canyonlands NP als Arches NP, even slapen in Moab en dan meteen doorrijden naar Bryce Canyon NP, bijvoorbeeld. We hebben er geen moment spijt van gehad dat we dit zo hebben gedaan hoor, het waren allemaal prachtige ervaringen.
Maar toch, we doen het heel anders, tegenwoordig. Wandelschoenen aan, stokken mee, en een stevig eind gaan lopen…. het is echt een van de allermooiste manieren om de prachtige natuur meer intens te kunnen ervaren. Omdat we van nature niet erg sportief zijn, hielden we het bij hikes van maximaal zo’n 10 kilometer. Maar ja, als je de smaak te pakken hebt, dan wil je méér. Het afgelopen jaar hebben we dan ook flink geoefend in de Gerwense bossen, we wilden onze conditie verbeteren zodat we ook de net wat langere hikes aan zouden kunnen.
Het enige probleem was dat tijdens mijn voorbereidingen het lijstje met mogelijkheden alsmaar langer werd, terwijl onze vakantie toch echt niet langer kon duren dan vier weken. De beste oplossing leek ons om – geheel tegen mijn gewoonte in – zonder planning op pad te gaan. Vrijheid, blijheid, we zien ginds wel wat er allemaal wel of niet haalbaar is. En zo zijn we dus vertrokken, met niet meer dan een ambitieus lijstje met wandelingen en de eerste motelreservering op zak!
DAG 1 : ZATERDAG 18 APRIL : GERWEN – SCHIPHOL
Tijdens onze laatste twee reizen hebben we steeds de nacht voor vertrek overnacht in de buurt van Schiphol. Zoon Rob is ons dankbaar, hij brengt ons liever in de namiddag weg dan in de (hele!) vroege ochtend. Deze keer hadden we gekozen voor het nieuwe CitizenM Hotel bij Schiphol. Nou, dat was wel een aparte ervaring hoor, het was heel anders dan de standaard motels zoals we er al zoveel hebben gehad. Het begon al bij het inchecken, geen vriendelijke dame of heer aan de balie maar alleen een computer waarop we zelf de nodige handelingen moesten verrichten. We stuitten meteen al op een probleempje, de computer bleek de naam Meulenbroeks niet te kennen. Nu was er gelukkig wel personeel van het motel in de buurt, de jongedame die ons kwam helpen gaf aan dat we ook eens moesten proberen of de computer onze voornaam misschien wél kende. Uhhh, wat hadden we bij het boeken nu precies onder het vakje ‘voornaam’ ingevuld?? Heel alledaags Hans, of iets minder alledaags Johannes. De voorletters J.M. was ook nog mogelijk, en zelfs computernaam Hanz wordt soms wel ergens ingevuld. Zucht, toch maar even in de tassen gaan zoeken naar de uitgeprinte reserveringsbevestiging. Uiteindelijk bleek J.M. de juiste keuze te zijn, nadat we dat intikten bleek de computer ineens bereid te zijn om ons een kamernummer en zelfs ook nog de sleutel te geven.
De kamer was ook heel apart. Smal, heel smal. Met helemaal achterin, tussen de twee muren ingeklemd, een ruim bed. Daarvoor een douchecabine, een toiletcabine en twee pietepeuterige kleine tafeltjes met in totaal één stoel. Allemaal heel sfeervol verlicht…. we konden zowaar zelf kiezen of we met blauwe of toch maar liever met paarse lampjes wilden douchen! Tja, wat vond ik van deze kamer? Het bed lag zalig, het was absoluut een van de beste hotelbedden die we ooit hebben gehad. De douche was al even lekker, ik wilde er eigenlijk niet meer onderuit. Twee duidelijke pluspunten dus. Dat de laptop niet helemaal op het tafeltje paste was lastig, dat er maar een stoel stond vond ik ook niet makkelijk, en de ruimte om onze koffers neer te zetten was wel heel beperkt. Kleine nadelen, niet echt belangrijk eigenlijk. Het enige échte nadeel was die toiletpot, ik vond het dus echt helemaal niets om daar – nauwelijks verborgen achter de glazen wand – op de wc-pot te zitten. Maar, zoals gezegd, het bed lag heerlijk en we hebben dan ook heel goed kunnen slapen.
DAG 2 : ZONDAG 19 APRIL : SCHIPHOL – CHICAGO – PHOENIX
Gevlogen : 5.565 mijl
Gereden : 10 mijl
Trails : geen
We hadden onze tickets al geboekt in juli vorig jaar, negen maanden geleden dus. De overstaptijd en het tijdstip waarop we in Phoenix zouden aankomen waren heel gunstig. Maar ja, inmiddels zijn we er wel achter dat gunstige vluchttijden uitkiezen niet echt werkt, vrijwel altijd blijken die tijden nog te veranderen en meestal wordt het er niet beter van. Deze keer ook niet, we mochten van United Airlines maar liefst 7 uur rond gaan hangen op Chicago Airport en we zouden dus veel later dan gepland in Phoenix landen.
We hebben via internet nog even gezocht of er niet toch een betere aansluiting was van Chicago naar Phoenix, maar helaas, we konden niets vinden. Er zat dus niets anders op dan ons maar instellen op de lange wachttijd, we besloten om op ons dooie gemak de formaliteiten in Chicago te ondergaan. En wat denk je….. we landden vroeger dan gepland in Chicago, de passagiers waren veel sneller dan normaal het vliegtuig uit, en we hebben nog nooit zo kort bij Immigration in de rij hoeven staan! De enige die nog een beetje meewerkte aan ons ‘rustig aan’-programma was de Immigration Officer. Die man leek ons niet te vertrouwen, daar snappen wij natuurlijk niets van want we zien er zo lief en onschuldig uit. Vooral mijn opmerking dat we van plan waren om Arizona en Utah te gaan bekijken maakte hem achterdochtig, blijkbaar vond hij een bezoek van vier weken véél te lang voor zo’n relatief klein gebied. Met mijn volgende antwoord scoorde ik beter, de man wilde weten wat onze beroepen zijn en toen ik zei dat Hans “for the Dutch Government” werkt, mochten we ineens door! Zo heeft Rijksambtenaar zijn toch ook weer z’n voordelen!
Na de formaliteiten begon dus het lange wachten…. wat rondslenteren, winkeltjes kijken, boekje lezen, even wat eten….. Balen toen de vlucht naar Phoenix ook nog eens vertraagd bleek te zijn…. blij toen een tijdje daarna de oorspronkelijke vertrektijd toch ineens weer op de borden verscheen…. Ach, achteraf gezien viel het toch wel mee, dat wachten. We waren wel moe toen we eindelijk weer in het vliegtuig zaten en dat had ook weer een voordeel, we sliepen als roosjes tijdens een groot deel van de vlucht, allebei! Dus voordat we het wisten arriveerden we in Phoenix. Ook daar ging alles heel vlot, onze koffers waren er snel en we konden meteen toen we buiten kwamen in de shuttlebus stappen die ons naar het autoverhuurstation bracht.
Bij Alamo stonden een stuk of acht SUV’s op een rijtje, we konden zelf kiezen welke we wilden. In 2007 én in 2008 hadden we een Nissan X-Terra gehad, en toen we zagen dat de laatste auto in het rijtje zo’n zelfde X-Terra was, was onze keuze meteen gemaakt. Natuurlijk controleerden we nog wel of de banden er goed uitzagen, en of er een reserveband en een krik aanwezig waren. Heel slim, zoals we later tijdens deze reis nog zouden ondervinden. Wat we niet controleerden was of deze X-Terra wel een echte 4WD was. En dat was stom, ook daar zouden we later nog wel achterkomen!
Om 23.20 uur arriveerden we bij ons motel. Tja, dat was dus van eigenaar veranderd, we hadden gereserveerd bij de Red Roof Inn maar er stond inmiddels “Ramada” boven de ingang. De naam Meulenbroeks was ook bij dit motel niet bekend, en zelfs de voorletters J.M. bleken niet te werken, deze keer. Geen probleem, er waren nog kamers genoeg vrij, dus we konden er toch terecht. Eenmaal op de kamer hebben we natuurlijk meteen even een berichtje naar het thuisfront gestuurd, een mailtje naar Melanie en Marcel, eentje naar Rob en Elina, én ook een mailtje naar mijn ouders! Dat was echt helemaal nieuw hoor, wie had ooit kunnen denken dat zij – bijna 80 jaar oud – nog aan het computeren zouden slaan!
DAG 3 : MAANDAG 20 APRIL : PHOENIX – BALANCED ROCK – BLUE CANYON – COAL MINE CANYON – TUBA CITY
Gereden : 362 mijl, waarvan 48 mijl dirtroad
Trails : geen
Eigenlijk is het dus niets voor mij, om ’s ochtends bij het motel weg te rijden zonder te weten wat we die dag allemaal precies gaan ondernemen. Ik vind ’t gewoon prettig om een duidelijk plan te hebben, en niet onderweg nog van alles uit te hoeven zoeken en beslissingen te moeten nemen. Gelukkig was één ding wel heel duidelijk, we moesten naar het noorden toe! Onderweg in de auto overlegden we de mogelijkheden. We zouden naar Page kunnen rijden, en tegen zonsondergang de hoodoos van Stud Horse Point kunnen gaan bezoeken. Ook Kanab was mogelijk, al was dat wel wat ver meteen al op de eerste dag. Of bleven we hangen in Tuba City, dan zouden we genoeg tijd hebben om Blue Canyon – dat we vorig jaar nog Red and White Canyon noemden – opnieuw te bezoeken. Hans was van mening dat onze auto er nog veel te schoon uit zag, een beetje dirtroad zou niet verkeerd zijn om daar de nodige verandering in aan te brengen. En dus werd ’t Blue Canyon.
Eerst maar even een motel gaan regelen in Tuba City, veel keus is daar niet en we wilden niet vanavond laat tot de ontdekking komen dat er geen plaats meer zou zijn. En hoewel we hier dus niet hadden geboekt bleek de computer van de Quality Inn de naam Meulenbroeks wél te kennen, de vrouw achter de balie zag direct dat wij al eens vaker in dit motel hadden overnacht. Gelukkig was er nog net één kamer op de begane grond beschikbaar, en we konden er ook al meteen terecht. Niet dat we nu uitgebreid binnen wilden gaan zitten natuurlijk, we hebben onze koffers naar binnen gebracht en zijn direct daarna weer de auto ingestapt.
![]() Balanced Rock | ![]() Balanced Rock |
Kort voor ons vertrek hadden we op internet nog een leuk tussendoortje in de buurt van Blue Canyon ontdekt, een groepje kogelronde rotsen waarvan er eentje op een rotsvoet balanceert, een Balanced Rock dus. Vanuit Tuba City reden we via State Route 264 naar het zuiden, en al snel bereikten we het begin van onze allereerste dirtroad van deze vakantie. ’t Was niet ver, na nog geen twee mijl rijden zagen we rechts beneden de weg de kogelrotsen in het heuvellandschap liggen. Gek hoor, in de hele verdere omgeving geen rots te zien, en dan liggen daar zomaar een stuk of 10 van die ronde bollen op de grond. Sommige nog mooi intact, enkele andere een beetje uit elkaar gevallen. Ze zijn maar klein hoor, zo’n anderhalve meter hoog ongeveer. De mooiste was natuurlijk de rots waaraan deze kleine bezienswaardigheid z’n naam te danken heeft: Balanced Rock.
Kort voor onze vakantie heeft Hans een nieuw speeltje gekocht: de Canon 50D. Ik mocht nu gaan proberen of ik met het oude toestel, de Canon 30D, ook wat mooie plaatjes zou kunnen schieten. Thuis heb ik wat geoefend met ISO, diafragma en sluitertijden…. als ik de theorie lees snap ik ’t allemaal best, maar met het toestel in m’n handen is het ineens een heel stuk moeilijker allemaal. Op het moment dat ik de eerste kogels bereikte begon ik meteen enthousiast een leuke compositie te zoeken, pas even later drong het tot me door dat ik toch echt eerst met die instellingen aan de gang zou moeten. De Balanced Rock kogels bleken in elk geval prima oefenmateriaal te zijn, het was een hele fotogenieke plek!
Pfff, het was toch wel warm hier. We hadden ons niet eens ingesmeerd, en da’s natuurlijk niet zo slim als je de ene dag in het koude Nederland zit en de volgende dag in de brandende zon van Arizona rondloopt. Straks bij Blue Canyon moesten we toch maar even de zonnebrandolie tevoorschijn halen, zo besloten we.
Vorig jaar was Blue Canyon absoluut onze meest bijzondere bestemming geweest, niet alleen omdat het zo’n ontzettend mooie plek is om te zien, maar vooral omdat de hele voorgeschiedenis het zoveel extra’s had gegeven. Dat spannende gevoel van “Kunnen we een permit bemachtigen” en “Zullen we de juiste route wel vinden?” ontbrak deze keer, maar desalniettemin hadden we er heel veel zin in om Blue Canyon weer te gaan bekijken. Inmiddels zijn er al heel wat forumleden naar deze plek geweest, en we wisten dat ook Jan en Marjan – met wie we vorig jaar naar White Pocket waren geweest – van plan waren om hier naartoe te gaan. Van hun weblog wist ik dat ze een paar dagen geleden nog in Sedona zaten, het zou dus zomaar kunnen dat ze vandaag in deze omgeving rondhingen. “Volgens mij zien we Jan en Marjan zometeen” zeiden we onderweg tegen elkaar, grotendeels voor de grap maar tegelijkertijd toch ook wel een beetje met het gevoel dat het best wel eens écht zo zou kunnen zijn. En wat denk je….. op het moment dat we de prachtige rotspunten van Blue Canyon bereikten zagen we daar een Suburban staan….. Ons voorgevoel dat we Jan en Marjan hier zouden zien werd meteen nog een heel stuk sterker, we wisten immers dat zij in een Suburban rondreden. En ja hoor, even verder liep Jan over het zandpad!!!
Jan was natuurlijk hartstikke verbaasd om ons daar ineens te zien, niet gek natuurlijk want het was toch wel een ongelooflijk toeval. Hij vertelde dat Marjan wat verderop rondliep, hij was teruggelopen om de auto op te halen. Wij lieten ons de kans niet ontgaan om even vooruit te rijden, we zagen Marjan druk in de weer met het fotograferen van de kleine rode rotsen met de prachtige witte strepen…. Ze keek niet om toen wij eraan kwamen, ze dacht natuurlijk dat het hun eigen auto was die ze hoorde. Hans draaide z’n autoraam open en riep “Heeft u een vergunning?”. In het Nederlands dus… had ie ’t maar in het Engels geroepen dan was het effect nog veel leuker geweest! Marjan schrok, besefte dat een Hopi Indiaan toch echt geen Nederlands spreekt, en zag direct daarna wie daar in de auto zaten…..
Natuurlijk hebben we een hele tijd met elkaar staan te kletsen, allereerst over het uitzonderlijke toeval dat we elkaar hier tegenkwamen. Wij wisten vanochtend toen we wakker werden nog niet eens dat we vandaag naar Blue Canyon zouden gaan, en ook Jan en Marjan hadden nog maar net besloten hier naartoe te gaan. Ze vonden het een geweldige plek, we hadden ook niet anders verwacht hoor. Want ook al waren wij hier nu voor de tweede keer, we keken opnieuw onze ogen uit. Natuurlijk vergaten we helemaal dat we ons eigenlijk in hadden moeten smeren, op gegeven moment voelde ik de zon flink op m’n huid branden. We hadden ook honger ondertussen, dus hebben we onze stoelen tevoorschijn gehaald en we hebben met z’n vieren even lekker zitten picknicken. In de schaduw, dat wel gelukkig!
![]() Blue Canyon | ![]() |
Na de picknick namen we afscheid van elkaar, Jan en Marjan gingen Blue Canyon nog wat beter verkennen, en wij besloten om verder te rijden. We maakten nog een paar korte stops omdat we graag wat foto’s wilden maken van de dicht op elkaar staande rode rotsen, en van de groengekleurde rotsbodem aan de noordzijde. Toen al het moois weer achter ons lag, en we dus zonder verdere stops door wilden rijden, zagen we ineens twee paarden voor ons lopen. Eentje bruin, de ander wit met bruine vlekken. De beesten hadden bijzonder veel belangstelling voor ons, ze liepen recht op ons af en vervolgens maakten ze twee rondjes rondom de auto. Het wit/bruine paard kwam naast mijn autodeur staan, het leek wel of ze verwachtte dat ze iets te eten zou krijgen of zo. Wat zou ik graag de deur hebben opengedaan om die prachtige beesten aan te halen…. maar ja, we hadden geen idee hoe ze zouden reageren. Toch maar niet doen, dus. Natuurlijk heb ik wel volop – door de autoruit heen – foto’s gemaakt. Waarbij ik in mijn enthousiasme weer helemaal vergat dat er ook nog knopjes op mijn toestel zitten waarmee ik toch wel eerst even een goede instelling moet zien te fabriceren. Resultaat: de door mij gemaakte foto’s zijn véél te donker. Gelukkig nam Hans mijn toestel al gauw van me over (op de zijne zat niet de goede lens), en zo kunnen we hier dus toch een mooi plaatje van de paarden laten zien.
We maakten er maar meteen een hele drukke dag van, we hadden nog volop energie en inspiratie om ook die andere mooie plek, Coal Mine Canyon, nog eens te gaan bekijken. Vorig jaar hadden we de voorzijde bekeken, nu wilden we ook de achterzijde wel eens zien. Via een dirtroad reden we een aantal mijlen het achterland in, met rechts van ons Ha-He-No-Geh Canyon en links de veel bekendere Coal Mine Canyon. De zon stond helemaal verkeerd, recht tegenover ons, en we hadden al gauw door dat de vroege ochtend een veel beter tijdstip zou zijn om hier foto’s te kunnen maken. Omdat het zo’n mooie plek is zijn we er nog wel een tijdje blijven hangen, toen de zon begon te dalen bleek het toch wel mogelijk te zijn om een paar mooi belichte plekjes te vinden. Net op dat moment sloeg bij mij de vermoeidheid opeens in alle hevigheid toe….. Tja, wat wil je, gisteren die lange reisdag en dan nu meteen een ontzettend drukke vakantiedag. Tijd dus om naar ons motel te gaan.
Het is een cliché-zinnetje, maar wel eentje die perfect aangeeft hoe we ons voelden: moe, maar voldaan. En een beetje pijnlijk, we waren iets roder gekleurd dan dat de bedoeling was!
DAG 4 : DINSDAG 21 APRIL : TUBA CITY – WHITE MESA ARCH – TOADSTOOL HOODOO – PAGE
Gereden : 171 mijl, waarvan 35 mijl dirtroad
White Mesa Arch Trail : 6 kilometer
Toadstool Hoodoo Trail : 3 kilometer
“Geef een rots een naam, en iedereen wil ‘m zien”, heb ik ooit eens gelezen. En ja hoor, ’t werkt! Jaren geleden reden we voor het eerst over State Route 160, en toen moeten we die twee potige – en op dat moment voor ons nog naamloze – rotsen nabij het plaatsje Tonalea toch echt hebben gezien. Maar uiteraard stop je niet zomaar voor elke rots, we zijn er destijds dus zomaar aan voorbij gereden. Voor twee rotsen met de prachtige naam The Elephant Feet wilden we natuurlijk wél graag even stoppen! Die naam is wel perfect gekozen hoor, op de foto kan je wel zien waarom.
State Route 160 loopt dwars door het Navajo Reservation heen; op het moment dat we de verharde weg verlieten en een gravelweg opdraaiden bevonden we ons dus midden in het indianengebied. Het is gewoon een openbare weg dus we deden niets verkeerds, maar toch voelt het een vreemd aan om daar te rijden. Een beetje een “We horen hier eigenlijk niet thuis”-gevoel. We kwamen nergens bordjes met “No Trespassing” of andere obstakels tegen, dus reden we gewoon verder. Op zoek naar White Mesa Arch.

White Mesa Arch
Zoals we al verwachtten was het niet moeilijk om de arch te vinden, we zagen ‘m al op kilometers afstand! Maar om er dichtbij te komen, dát bleek toch heel wat lastiger te zijn dan we vooraf hadden ingeschat. We wisten dat we ergens een smal zandpad in zouden moeten rijden, en dat we daar o.a. een windmolen aan zouden treffen. We vonden een smal zandpad dat er goed berijdbaar uitzag en dat precies de goede richting in leek te gaan. Maar al na twee, drie minuten rijden werd het pad veel slechter, de bandensporen waren diep uitgesleten en de middenberm was daardoor zo hoog geworden dat we er lang niet zeker van waren of onze high clearance wel high genoeg zou zijn. Het pad ging recht op een wash af, het leek er even op dat het daar abrupt ophield. Maar nee, het pad maakte een bocht naar rechts en ging rakelings langs die wash af, de zijkant van het pad was hier helemaal afgebrokkeld. Tja, wat nu? Keren was hier onmogelijk, er was geen windmolen te zien en vanwege die bocht gingen we dus niet meer de richting in die we voor ogen hadden. Hans stapte even uit om de situatie vóór ons te verkennen, gelukkig zag hij zo een plek waar we veilig konden keren. Een paar minuten later – toen we de gewone gravelroad weer bereikten – kon ik weer opgelucht ademhalen.

White Mesa Arch
We vonden een tweede zandpad. Dit was veel beter, we zagen de verwachte windmolen, we gingen precies de goede richting in en het pad bleef min of meer berijdbaar. In onze beschrijving stond vermeld dat we een oude indianenwoning tegen zouden komen, en ook dat klopte precies. We reden vlak langs een oud, enigszins vervallen, maar zo te zien nog wel bewoond huis. Wat hebben de mensen die hier wonen toch een compleet ander leven dan wij, daar kunnen wij ons niets bij voorstellen. Direct voorbij het huisje werd het pad onbegaanbaar, verder rijden was absoluut onmogelijk. Rechts van ons lag een vlak gebied, direct daarachter zagen we White Mesa Arch liggen. Het was moeilijk om in te schatten hoe ver het lopen zou zijn, het zou best kunnen dat er kloven in de bodem zouden zitten, waardoor we niet in een rechte lijn naar de arch zouden kunnen lopen. Maar nu we zo dichtbij waren, gingen we het natuurlijk wél proberen!
Eerst maar eens even flink insmeren met zonnebrandolie en goed nadenken of we alle spullen voor onderweg (water, foto-apparatuur, GPS, wandelstokken) bij ons hadden. Terwijl we met de voorbereidingen bezig waren kwam er opeens een kudde schapen over een heuveltje naar ons toelopen. Direct gevolgd door een paard dat werd bereden door een oude Indiaanse man. Het wat onbehaaglijke “We horen hier eigenlijk niet thuis”-gevoel stak meteen weer de kop op, ik had geen idee hoe de man op onze aanwezigheid zou reageren.
De man droeg een lange broek, een dikke winterjas, handschoenen! Heel wat anders dan wij, in onze zomerse broeken en shirts. Zijn gezicht droeg duidelijk de sporen van de hitte waarmee hij ongetwijfeld al jarenlang te maken heeft gehad, het was zo verweerd en doorgroefd dat we het moeilijk vonden zijn leeftijd te schatten. Zestig, zeventig misschien…. In eerste instantie zei hij niets, dus besloten wij maar om het gesprek te beginnen. We vroegen hem of het mogelijk was om over de vlakte naar White Mesa Arch te lopen. Gelukkig, hij bleek bereid te zijn ons te helpen, want hij antwoordde dat dat inderdaad mogelijk was. Tenminste, we denken dat hij dat zei…. hij sprak zo onduidelijk dat we hem bijna niet konden verstaan. Ons gesprek verliep dan ook heel moeizaam, maar zeker niet onvriendelijk. Op gegeven moment vertelde hij nog uit eigen beweging dat het pad doorliep tot dicht bij de arch, we zouden er dus met de auto naartoe kunnen rijden. Tja, we hadden gezien hoe dat pad erbij lag dus dat leek ons niet zo’n goed idee, maar we waren toch blij dat de indiaan zo liet merken dat hij er geen bezwaar tegen had dat wij hier rondstruinden. Hij wilde weten waar wij vandaan kwamen, ik kon me niet voorstellen dat hij ooit van “the Netherlands” of “Holland” had gehoord dus antwoordden we maar met “Europe”. Waarna hij ons compleet verraste met de vraag wat ons vliegticket had gekost!! Hij kende iemand die naar Rusland was gevlogen, en die had daarvoor 2.000 dollar betaald. We stonden echt helemaal perplex, dat het gesprek zo’n wending zou nemen hadden we dus echt niet verwacht.
Wat zouden we ontzettend graag een paar foto’s van deze markante man hebben gemaakt. Maar we weten dat Native Americans het vaak niet op prijs stellen als zij worden gefotografeerd, sommigen van hen schijnen ervan uit te gaan zij dat door het maken van een foto van hun ziel worden beroofd. We hadden natuurlijk kunnen vragen of hij het goed vond, maar omdat het gesprek zo moeizaam verliep en we er lang niet altijd zeker van waren of we hem wel goed begrepen, hebben we dat maar niet gedaan. De schapen waren inmiddels al over de volgende heuvel verdwenen, onze Indiaan ging achter hen aan. Ons toch wel in verbazing achterlatend, we wisten eigenlijk niet goed wat we van deze ontmoeting moesten denken. Vreemd, heel vreemd. Waarschijnlijk dacht hij hetzelfde over ons, rare Europeanen die helemaal naar Amerika reizen om naar een rotsboog te komen kijken….
Het bleek ongeveer twintig minuten te kosten om de met lage struiken begroeide vlakte te voet over te steken, daarna ging het verder over een slickrockplateau. We moesten nu wel wat klimmen, niet veel, maar wel wat steil hier en daar. White Mesa Arch kwam zo steeds dichterbij, en de enorme grootte ervan werd dan ook alsmaar duidelijker. Op het hoogste punt meet het gat 26 meter, en de breedte van het gat is bijna 17 meter. Dat is toch wel dubbel zo hoog en anderhalf keer zo breed als de bekende Delicate Arch in Arches National Park. Op de foto’s die we van elkaar maakten, met de boog als omlijsting, zijn we dan ook maar hele kleine mensjes. Niet alleen de grootte maakte indruk op ons, ook het gesteente, grijswit en rood getint, en de vorm van de boog waren erg mooi. Het had allemaal wel heel wat meer tijd en moeite gekost dan we hadden verwacht om deze plek te bereiken, maar het was die extra inspanning absoluut waard.
Toen we weer naar de auto terugliepen zagen we rechts van ons een omheining, daarachter lag een privé kerkhofje. Daar zijn we maar gauw aan voorbij gelopen, het zou vast niet op prijs worden gesteld als we deze plek uitgebreid zouden gaan bekijken. Niet lang daarna bereikten we de auto, volgens onze GPS hadden we in totaal 6 kilometer gelopen.
We keerden terug naar de bewoonde wereld; in Page informeerden we aan de balie van de Super 8 of er een kamer vrij was voor twee nachten. Ja hoor, geen probleem, we konden er alleen nog niet op terecht omdat het nog lang geen inchecktijd was. Onze gegevens werden vastgelegd, de betaling zou wel worden geregeld als we straks – na inchecktijd – weer terug zouden komen.
We hadden nog genoeg tijd om naar Toadstool Hoodoo te gaan. In 2006 waren we daar ook geweest, we zagen dat er inmiddels een paar kleine dingen veranderd waren. Er stond nu een informatiebord bij de trailhead, er waren cairns geplaatst, en de Trailregister stond op een andere plek. En wat ook anders was: drie jaar geleden zagen we hier helemaal niemand, maar inmiddels is het een vrij drukke trail geworden. De kleine parkeerplaats was bijna helemaal vol, we kwamen tijdens onze wandeling dan ook diverse groepjes mensen tegen. Gelukkig was er ook één ding hetzelfde gebleven, de omgeving was nog steeds even schitterend! We hebben er dan ook weer volop van genoten om hier rond te dwalen, waarbij we niet alleen Toadstool maar ook de vele andere hoodoos die hier te vinden zijn uitgebreid hebben bekeken en gefotografeerd.
Terwijl we daar over het slickrock liepen, voelde ik een bekend en helaas ook verontrustend pijntje onder mijn rechter grote teen. We hebben tijdens het afgelopen jaar flink wat gelopen, thuis in de Gerwense bossen, en vooral de laatste maanden heb ik al vaker last van dat plekje gehad. Eerst negeerde ik het, gewoon doorlopen en hopen dat het niet erger wordt. Maar het werd dus wél erger, bij elke stap voelde ik mijn teen een beetje luider protesteren. Verdorie, zo snel verergerde dat tijdens onze Gerwense wandelingen nooit, ik baalde dan ook behoorlijk dat het hier – zo vroeg tijdens onze vakantie – al zo grondig mis ging. Het leek wel of het pad terug naar de auto veel langer was dan tijdens de heenweg! Eenmaal in de auto deed ik natuurlijk meteen mijn schoen uit, mijn teen was me, al wiebelend, bijzonder dankbaar voor deze vrijheid. Het zere gevoel trok gelukkig heel snel weg.
Ik weet niet wat er met de motels aan de hand is, dit jaar, maar de Super 8 in Page was nu al de derde plek waar de naam Meulenbroeks niet in het computersysteem te vinden was. Hallo, we hebben een paar uur geleden hier ook aan de balie gestaan en toen is toch echt vastgelegd dat wij hier graag twee nachtjes willen slapen. Maar nee hoor, Meulenbroeks, die kennen we niet hoor. Er was nog plaats genoeg, dus we konden toch een kamer boeken. Maar dit was wel een goede les voor ons, voortaan moeten we altijd om een schriftelijke bevestiging vragen.
Tja, wat doe je zoal op je motelkamer? Allereerst de airco aan, want het was er warm. De laptop aan, want we willen een verslag en foto’s online zetten. En de douche aan, want een frisse wasbeurt was ook geen overbodige luxe. De airco deed het, maar niet met overtuiging. Zelfs op de hoogste stand kwam er maar een armzalig klein beetje verkoelende lucht de kamer binnen. Internet werkte ook, maar het leek wel of er een of andere beveiliging op zat want het uploaden van onze gegevens wilde niet lukken. De douche werkte prima, alleen de afvoer had er geen zin in, het water stroomde niet weg. Al met al kunnen we dus wel concluderen dat de Super 8 van ons, zowel qua klantvriendelijkheid als qua comfort, een dikke onvoldoende krijgt toebedeeld.
DAG 5 : WOENSDAG 22 APRIL : PAGE – YELLOW ROCK – COTTONWOOD CANYON ROAD – BRYCE CANYON
Gereden : 136 mijl, waarvan 50 mijl dirtroad
Yellow Rock Trail : 5 kilometer.
Daar stonden we dan, ’s ochtends in alle vroegte, onder aan de steile helling die we zouden moeten beklimmen om bij Yellow Rock te kunnen komen. De gevréésde steile helling, want in elk reisverslag waarin Yellow Rock voorkomt wordt ie genoemd: extreem steil, en erg verraderlijk vanwege de losse steentjes die er voor zorgen dat je makkelijk uitglijdt. Precies het soort helling dus waar ik een vreselijke hekel aan heb.
Terwijl we omhoog klommen probeerde ik de gedachte aan de onvermijdelijke afdaling, straks aan het einde van onze hike, zoveel mogelijk van me af te zetten. En eigenlijk was het niet eens zo moeilijk om níet aan de afdaling te denken, ik had het er al druk genoeg mee mijn aandacht bij de beklimming te houden. Het begin viel nog wel mee, maar hoe verder we kwamen, hoe steiler het werd. Vooral het allerlaatste stukje ging voor mijn gevoel loodrecht omhoog, gelukkig maar dat net hier wat rotspunten naast het pad zaten waar ik me aan vast kon houden.
Eenmaal boven zijn we eerst eens even rustig aan de kant gaan zitten, zogenaamd om van het uitzicht te genieten maar in werkelijkheid natuurlijk vooral om eens even flink uit te puffen en af te koelen. Met het uitzicht was overigens ook niets mis hoor, de Cottonwood Canyon Road lag diep beneden ons en we konden de scheve rotsen van de Cockscomb zo mooi van bovenaf bekijken. Toen we weer op adem waren gekomen, begonnen we aan het tweede deel van de hike. Yellow Rock was nog niet te zien, maar dankzij onze routebeschrijving en de her en der geplaatste cairns konden we toch heel eenvoudig de juiste route vinden. En al snel kwam die prachtige gele rots in beeld, en hoe dichterbij we kwamen, hoe beter we de prachtige structuren en de subtiele kleurnuances konden zien. Ongelooflijk, wat is dit toch weer een apart en bijzonder mooi stukje natuur.
Uiteraard wilden we Yellow Rock niet alleen van beneden af zien, de top die nog zo’n 100 meter boven ons lag moesten we natuurlijk ook kunnen bereiken. Nou, dat viel best nog tegen hoor, de klim omhoog was zwaarder dan ik verwachtte. Halverwege hield ik het dan ook even voor gezien, het was tijd voor een nieuwe rustpauze. Alleen voor mij, Hans ging wel in een keer door naar de top. Ik heb echt zitten genieten daar, wat een prachtige lijnen zag ik overal rondom me, en dan die kleuren… geel natuurlijk, maar ook veel oranje en rood. Na een tijdje riep Hans dat ik toch echt ook boven moest komen, ik was inmiddels weer goed genoeg uitgerust om ook die laatste klim nog aan te kunnen. Eenmaal boven werd ik dus getrakteerd op een van de mooiste uitzichten ooit tijdens al onze vakanties; ik durf het zelfs wel het állermooiste uitzicht te noemen. Aan alle kanten om ons heen, 360 graden rondom, zagen we rotsformaties in de meest prachtige vormen en kleuren. Magnifiek…. onze tocht naar Yellow Rock mag letterlijk en figuurlijk een hoogtepunt van deze vakantie worden genoemd.
Op de weg terug naar beneden zagen we nog veel meer mooie structuren in de zandstenen rotswand van Yellow Rock, overal gele, oranje en rode lijnen en kringen. Onze fototoestellen hadden het er maar druk mee, we hebben vooral heel veel ‘laag bij de grondse’-foto’s gemaakt. Het omlaag lopen over dat schuine slickrock was overigens niet al te best voor mijn voeten, was het gisteren vooral mijn grote teen die zeer deed, nu begon ik mijn rechtervoet eigenlijk aan alle kanten te voelen. Links deed ook mee met het protest, maar wel wat minder luid. Op het gedeelte tussen Yellow Rock en de steile helling staan veel kleine bomen, en we zijn in de schaduw van een van die bomen gaan zitten voor een uitgebreide pauze. Schoenen uit, tenen wiebelen…. Het hielp wel, na de pauze deden m’n voeten gelukkig iets minder zeer.
Tja, toen moesten we dus ook nog via de steile helling naar beneden. Op de heenweg had ik de gedachte daaraan goed van me af kunnen zetten, maar nu de helling weer dichterbij kwam voelde ik me er toch wel wat zenuwachtig voor worden. Ik besloot om de tip die ik in een reisverslag had gelezen op te volgen: niet lopend, maar glijdend op m’n kont naar beneden! Ik had me daar al op voorbereid, ik had speciaal voor deze hike van thuis een oude lange broek en handschoenen meegenomen. De broek had ik uiteraard al aan, de handschoenen zaten in de rugzak en die werden nu dus tevoorschijn gehaald. En het ging prima! Al zittend, met m’n handen als steun op de grond, gleed ik vlotjes naar beneden. De broek mocht kapot, m’n handen waren beschermd, ik kan het iedereen die deze afdaling lastig vindt aanraden om het om deze manier te doen. Ik heb niet het hele stuk zo gedaan hoor, alleen de steilste gedeeltes.

Yellow Rock
Ik was blij toen we weer bij de auto aankwamen, hoewel het qua afstand geen lange hike is was het toch behoorlijk inspannend geweest. We zijn in totaal ongeveer vier uur onderweg geweest, inclusief de drie pauzes. We moesten nu nog wel een beslissing nemen: we hadden onze tweede overnachting in de Super 8 in Page geannuleerd dus we wisten nog niet waar we zouden gaan slapen. Terug naar Page en een ander motel zoeken was een mogelijkheid, we hadden daar nog wel wat dingen op de planning staan. We konden er ook voor kiezen om door te rijden en aan het eind van de vakantie naar Page terug te gaan, als daar dan nog tijd voor zou zijn. Dat leek ons het beste idee, we gingen dus via de Cottonwood Canyon Road verder naar het noorden.
Het was – op vijf dagen na – precies drie jaar geleden dat we deze weg ook al eens hadden gereden. Toen was deze dirtroad in prima conditie, maar het wegoppervlak viel ons deze keer behoorlijk tegen. Vooral de spoorvorming viel op, het maakte de rit heel wat hobbeliger dan de vorige keer. Al had onze SUV er geen serieuze problemen mee, hoor. We hadden het weer prima naar onze zin tijdens deze rit, het is toch wel een van de mooiere dirtroads die we kennen. Vooral het stukje waar de weg omhoog loopt tussen de gekleurde rotsen door, dat is echt een topper.
![]() Cottonwood Canyon Road | ![]() Cottonwood Canyon Road |
Niet ver voor het einde van de Cottonwood Canyon Road kan je via een zijweg naar een slot canyon rijden, Round Valley Draw. Deze canyon stond, dankzij de zeer aansprekende foto’s die we op internet hadden gevonden, heel erg hoog op ons verlanglijstje. Maar er was één probleem: de ingang. Je kan de canyon alleen maar binnengaan door je via een vier meter diepe ‘schoorsteen’ naar beneden te laten zakken, en we wisten bij voorbaat al dat me dat zonder hulpmiddelen zeker niet zou gaan lukken. Nu heb ik op een Duits forum gelezen dat in de plaats Escalante een lichtgewicht ladder geleend kan worden, en eigenlijk hoopten we dat ik met behulp daarvan wél de canyon in zou kunnen komen. Omdat we er nu toch in de buurt waren besloten we om even het omweggetje naar Round Valley Draw te nemen, zodat we konden bekijken of we de afdaling met ladder aan zouden durven. Het laatste stukje van de route, zo’n driekwart mijl, zouden we door een droogstaande wash moeten rijden. Helaas, toen we bij het begin van die wash aankwamen durfden we het toch niet aan om daar met de auto in te gaan. Er kwam nogal wat bewolking opzetten, en het risico om hier door een bui overvallen te worden leek ons toch wat te groot. En om nu nog eens twee keer driekwart mijl te gaan lopen alleen om die ingang te gaan bekijken, dat leek ook al niet zo’n goed idee. Zere voeten, weet je wel! Dus zijn we onverrichter zake maar weer naar de Cottonwood Canyon Road teruggereden.
In Cannonville zijn we naar het BLM-kantoor gegaan. De ranger daar kende de omgeving heel goed, hij bevestigde dat het behoorlijk moeilijk is om Round Valley Draw binnen te komen. Maar over die andere slot canyon die bekend staat om z’n moeilijke ingang, Zebra Canyon, was hij veel positiever. Dat zou vast moeten lukken, zo beloofde hij ons. Mede op zijn advies besloten we om Round Valley Draw definitief uit onze plannen te schrappen, jammer maar helaas. Zebra, ook al een bestemming waar we vooraf onze twijfels over hadden, was natuurlijk een prima vervanging.
![]() Bryce Canyon National Park | ![]() Bryce Canyon National Park |
Uiteindelijk kwamen we voor onze overnachting terecht in Bryce Canyon National Park. Zes jaar geleden waren we hier voor het laatst, en ik vond het echt geweldig om hier nog eens terug te komen. Veel hebben we niet meer gedaan hoor, alleen nog wat foto’s gemaakt tijdens zonsondergang. En genoten van het prachtige Amphitheatre, ook al hadden we het al vaker gezien, het blijft indrukwekkend. Het was al laat, en de temperatuur ging heel hard naar beneden. We stonden echt te rillen daarboven bij de uitkijkpunten, dus op het moment dat het te donker werd om nog te kunnen fotograferen zijn we snel de beschutting van de auto op gaan zoeken en naar onze motelkamer gereden. Daar was het tijd om mijn voeten eens te inspecteren, er bleek een flinke blaar op de hak van mijn rechtervoet te staan. Gek, dat was de plek waar ik nog het minste last van had! Nu hadden we wel een bescheiden voorraadje aan verbandmiddelen, betadine e.d. van thuis uit meegenomen, maar blarenpleisters, daar hadden we niet aan gedacht. Gelukkig bleek de winkel van het Ruby’s Inn Motel nog open te zijn, en zo konden we alsnog twee doosjes met blarenpleisters aan onze ehbo-voorraad toevoegen.
DAG 6 : DONDERDAG 23 APRIL : BRYCE CANYON NP – ZEBRA CANYON – ESCALANTE
Gereden : 82 mijl, waarvan 8 mijl dirtroad
Zebra Canyon Trail : 8 kilometer
De Fairyland Loop Trail in Bryce Canyon National Park is bijna 14 kilometer lang, en er komen flink wat hoogteverschillen in voor. Niet echt een trail dus voor iemand met zere voeten. We zijn naar de trailhead gereden, waar we nog wel even onze fototoestellen uit de tas hebben gehaald, maar – helaas – de wandelschoenen toch maar niet. Het lopen van deze trail blijft voorlopig nog even op ons verlanglijstje staan.
Juist in dit gedeelte van onze reis had ik de ene na de andere hike gepland. Op papier leek de Zebra Canyon Trail – 8 kilometer lang en zonder noemenswaardige hoogteverschillen – daarvan de makkelijkste te zijn, en we besloten om die te gaan proberen. Dus reden we naar Escalante, boekten een nachtje in de Prospector Inn, en gingen vervolgens via de prima begaanbare Hole in the Rock Road naar het begin van de trail.
We hebben inmiddels een heel ritueel voordat we aan een hike kunnen beginnen: insmeren met zonnebrandolie, foto-apparatuur controleren, tassen vullen met water en snacks… Daar kwam nu dus nog een extra handeling bij: schoenen en sokken uit, en alle potentiële pijnlijke plekken netjes bepleisteren! Daarna konden we dan toch op pad, we liepen via een open terrein langs de bovenzijde van een droogstaande wash. Even verder werd de omgeving mooier, de wash liep door een gebied met lage zandstenen heuvels die dankzij de golvende structuren een beetje deden denken aan de omgeving van The Wave. Wat minder spectaculair, maar desalniettemin toch prachtig om te zien. Op gegeven moment kwamen we een vrouw tegen die al op de terugweg was, ze vertelde dat ze net naar Zebra Canyon was geweest. Natuurlijk wilden we heel graag weten of de ingang van de canyon droog was – er staat daar immers heel vaak een flinke plas water, soms zelfs zo hoog dat je de canyon niet eens in kan gaan. “Het is er kurkdroog”, zo verzekerde de vrouw ons, en daar waren we natuurlijk heel blij om. Ze waarschuwde ons wel voor de wind, het waaide erg hard bij Zebra en daar had ze best wel last van gehad.
Er stond inderdaad geen water bij de ingang, wel lag er een enorme hoop los zand. Bij elkaar gewaaid door de harde wind. We wisten dat hier in de buurt ook veel Moqui Marbles te zien zouden moeten zijn, dat zijn donkere, ronde, uit de kluiten gewassen kiezelstenen. Maar we konden er vrijwel geen vinden, waarschijnlijk lagen ze onder al dat zand verstopt. Over het losse zand heen ploeterden we Zebra Canyon in, we wisten dat we daar al snel een lastige doorgang tegen zouden komen. De wanden van de canyon komen daar aan de onderzijde in een V-vorm heel dicht bij elkaar, het is niet mogelijk om daar je voeten neer te zetten. Je zal dus – zo hadden we gelezen – je rug tegen de ene wand moeten duwen en je voeten tegen de andere wand, en zo zijdelings dit smalle gedeelte door moeten schuifelen. Maar opnieuw hadden we geluk, iemand was op het idee gekomen om een grote tak aan de onderzijde tussen de wanden in te klemmen; super handig… we konden nu ‘gewoon’ over die tak heenlopen. We moesten wel eerst onze rugzak en heuptas af doen, anders zouden we er echt niet doorheen hebben gekund. Hans ging eerst, toen hij zich door de smalle doorgang had gewrongen draaide hij zich om, kwam weer half terug en nam daar de rugzak van mij aan. Nadat hij die achter zich had weggelegd mocht hij dezelfde manoeuvre nog drie keer uitvoeren, voor mijn heuptas, zijn fotocamera en de mijne. Tenslotte was het mijn beurt om over de tak heen te lopen….

Zebra Canyon
Eindelijk stonden we dus echt in Zebra Canyon. Hier, helemaal in het begin, waren de wanden nog niet op hun mooist. Een paar meter verder maakte de canyon een bocht naar rechts; we moesten daar nog een klein klimmetje maken en toen bereikten we het gedeelte dat je altijd op de foto’s ziet: de golvende wanden met de prachtige zebra-achtige strepen. Aan de onderzijde staan de wanden zo dicht bij elkaar dat je er maar net één voet tegelijk neer kunt zetten. De canyon is wel heel erg kort, zo’n 25 meter maar, schat ik. Natuurlijk wilden we dolgraag meteen foto’s gaan maken, maar nu liet het geluk ons even in de steek. We hadden niet op een slechter moment hier kunnen zijn, de zon kwam net de canyon binnenvallen en één wand werd nu fel verlicht, terwijl de andere wand nog helemaal donker was. Absoluut onmogelijk dus om te fotograferen, het contrast was veel te groot. Natuurlijk waren we niet van plan om zonder foto’s hier weg te gaan, dus er zat maar één ding op: wachten!

Zebra Canyon
Helemaal achterin in de canyon was een ronding waar ik heerlijk bleek te kunnen zitten, het was ook echt de enige plek die daarvoor voldoende ruimte bood. Terwijl ik daar lekker zat te rusten liep Hans nog wat door de canyon heen, hier en daar wat detailfoto’s makend. Ondertussen wakkerde de toch al harde wind nog verder aan, en daardoor werden de omstandigheden in de canyon er niet beter op. Het losse zand waaide met hele wolken tegelijk naar binnen, ik heb mijn camera ter bescherming maar onder mijn shirt gehouden. Na een tijdje was het zonlicht van de ene wand verdwenen, en werd juist de andere wand verlicht. Even peilen hoe snel de schaduw terrein won: we namen een in de canyonwand geperste Moqui Marble als oriëntatiepunt, en keken hoe lang die nog in de zon bleef. Niet lang, de schaduw schoof duidelijk zichtbaar over de canyonwand omhoog. Gelukkig maar, want we waren het toch echt wel beu om hier in die vervelende zandwolken te zitten. Toen het rechtstreekse zonlicht helemaal was verdwenen hebben we snel wat foto’s gemaakt; hoe mooi Zebra Canyon ook was, we waren blij toen we weer naar buiten konden.
De terugweg was zwaar, we hadden de wind pal tegen en we werden compleet gezandstraald. En het leek wel of iemand – terwijl wij in de canyon zaten – de heuveltjes waar we overheen moesten lopen stiekem wat hoger had gemaakt. Mijn voeten hielden zich redelijk goed, ik merkte dat ik over deze zachtere ondergrond wat beter kon lopen dan over het harde, schuine slickrock van gisteren. En ook de pleisters leken te werken. Maar desondanks bleek de hike voor mijn voeten toch een kilometertje of twee te lang te zijn…
DAG 7 : VRIJDAG 24 APRIL : BURR TRAIL – WOLVERINE LOOP TRAIL – STRIKE VALLEY OVERLOOK – HALLS CREEK OVERLOOK
Gereden : 177 mijl, waarvan 91 mijl dirtroad
Strike Valley Overlook Trail : 1,6 kilometer
We schrapten alle Hole in the Rock Road-wandelingen uit onze planning, het leek ons beter om mijn voeten een paar dagen rust te gunnen. Dat betekende dus dat we vandaag en morgen wat langere autoritten zouden gaan maken, en daarbij kwam de Wolverine Loop Road – die tijdens de voorbereidingen thuis wegens ‘niet zo heel interessant’ uit het to-do lijstje was verdwenen – toch weer in beeld. De Wolverine Loop Road is een vrij onbekende, 28 mijl lange dirtroad, waarvan het begin en het einde uitkomen op de Burr Trail.
Nu we deze route zelf hebben gereden snap ik best wel waarom er op internet niet zoveel over te vinden is, onderweg kom je namelijk nergens specifieke bezienswaardigheden of hoogtepunten tegen. Maar toch hebben we het prima naar onze zin gehad, de Wolverine Loop Road heeft een zeer hoog ‘in-the-middle-of-nowhere’-gehalte, en de omgeving was heel afwisselend. Open gebieden met zicht op hoge rotsen in de verte, een gedeelte waar we juist dicht langs de rotsen af reden, halverwege zagen we diepe kloven naast de weg, en wat verderop ook nog een stuk met veel meer struiken en kleine bomen. De route was vrijwel overal heel eenvoudig begaanbaar, ook toen we een stukje door een droogstaande wash moesten rijden en op het moment dat we een kreekje moesten oversteken.
We kwamen weer op de Burr Trail terecht dicht bij een van de mooiste plekken waar we ooit hebben gepicknickt, precies op de grens van Capitol Reef National Park. Ik lustte ondertussen wel een boterhammetje, maar ons plan om de picknick van drie jaar eerder nog eens over te doen kon helaas toch niet doorgaan. Want het waaide weer eens zo verschrikkelijk hard dat hier eten absoluut geen optie was. We hoopten maar dat we ergens verderop een beter beschutte picknickplek zouden kunnen vinden.
Maar eerst gingen we een tweede poging doen om de dirtroad door Upper Muley Twist Canyon te gaan rijden; drie jaar geleden durfde ik die rit niet aan omdat er toen zoveel gemene puntige keien op het wegoppervlak lagen. Maar onlangs had ik gelezen dat de weg enigszins geëgaliseerd zou zijn; het reisverslag waarin dat stond was inmiddels wel weer meer dan een half jaar oud dus hoe de toestand nu zou zijn, daarvan hadden we uiteraard geen idee. Nou, het zag er inderdaad veel minder erg uit dan de vorige keer. Of léék dat alleen maar, omdat ik inmiddels heel wat meer gewend ben, wat dirtroads betreft? Hoe dan ook, ik ben ontzettend blij dat ik het deze keer wel heb aangedurfd om verder te gaan, de rotsomgeving waar de smalle weg tussendoor loopt is supermooi. We kwamen nog wel wat lastige losse keien tegen, en een heel smal stukkie waar de auto tussendoor gemanoeuvreerd moest worden; op die momenten heb ik dus echt nog wel even met m’n billen zitten knijpen. Maar niet al te erg hoor, dit valt hooguit in de categorie “een heel klein beetje eng”.

Strike Valley Overlook
Na drie mijl bereikten we het einde van de dirtroad, we parkeerden de auto en we trokken (ja hoor, toch nog!) onze wandelschoenen aan. Want natuurlijk wilden we nu wel even naar de 800 meter verderop gelegen Strike Valley Overlook, zoiets sla je niet over als je er zo dichtbij bent. Aan alle lovende woorden die ik al over dit uitkijkpunt had gelezen, mag ik er nu zelf ook een rijtje toevoegen: indrukwekkend, adembenemend, magnifiek…. Je kijkt uit over een deel van de Waterpocket Fold, dat is een 160 kilometer lange plooi in de aarde die is ontstaan doordat geologische krachten de aardkorst helemaal schuin hebben gedrukt. Echt geweldig om dit te kunnen zien. Het was overigens wel heel moeilijk om dit uitzicht te fotograferen, op een foto komt helaas niet echt goed over hoe indrukwekkend het hier is.
![]() Strike Valley Overlook | ![]() Halls Creek Overlook |
Terug bij de auto was het toch echt hoog tijd om een hapje te gaan eten. Het waaide ook hier erg hard, maar gelukkig net iets minder hard dan boven op de Burr Trail. We plaatsten de auto zo dat we in elk geval een beetje beschutting hadden tegen de wind, en daarna begon het gevecht met de plastic bordjes, de dekseltjes e.d., die om de beurt besloten om er – tijdens een windvlaag – vandoor te gaan. Echt comfortabel was ’t niet, om zo te moeten eten. Terwijl we druk in de weer waren met boterhammen smeren, eten, en het tegelijkertijd vasthouden van onze spullen, kwam er een Amerikaans echtpaar langslopen. Zoals zo vaak kregen we de vraag: “Where you’re from?”, en toen wij zeiden dat we uit The Netherlands kwamen reageerden ze heel enthousiast. Daar waren ze een aantal jaren geleden tijdens hun huwelijksreis nog geweest! Toch wel grappig dat wij zo geïnteresseerd zijn in Amerika, terwijl Amerikanen zich juist zo vaak door Europa aangetrokken voelen.
Via de Upper Muley Twist Canyon reden we terug naar de Burr Trail, een paar meter voordat we die bereikten kwamen er net twee auto’s via de Burr Trail aanrijden. De voorste draaide meteen ‘onze’ weg op, niet handig want zo breed was het daar niet. Het zou toch wel makkelijker zijn geweest als de bestuurder 10 seconden had gewacht, zodat wij eerst van de weg af hadden kunnen gaan. Blijkbaar zag hij meteen zijn vergissing in, want net zo plotseling als dat hij Upper Muley Twist Canyon was ingedraaid, zette hij nu zijn auto in de achteruit. Tja, die tweede auto was dus achter hem aangereden…. En dus waren wij getuige van een botsing op wel een van de laatste plekken waar je dat verwacht. Gelukkig was er alleen wat blikschade, de mensen van de twee auto’s leken bij elkaar te horen dus wij hebben ons er verder maar niet mee bemoeid.
Via de schitterende Burr Trail Switchbacks reden we naar beneden, direct daarna bereikten we de splitsing waar we drie jaar geleden linksaf waren gegaan, de Notom Bullfrog Road op. Deze keer gingen we rechtsaf, we wilden het zuidoostelijke deel van de Burr Trail ook wel eens zien. Al snel bereikten we een weggedeelte waar veel dips zaten, dat zijn plekken waar de weg ineens – over een korte afstand – wat dieper ligt. Hier moet je echt niet rijden als het hard geregend heeft, voor het geval dat iemand dat niet uit zichzelf door zou hebben stonden er duidelijke waarschuwingsborden naast de weg! Op enige afstand van de weg zagen we een prachtige, uit heel donker gesteente bestaande mesa. Een beetje ‘maanlandschap-achtig’, precies waarvan wij houden dus.
Ons doel was – opnieuw – een uitzicht over de Waterpocket Fold. Dit overzicht heet Halls Creek Overlook, en de zijweg die daarnaartoe gaat heet dan ook de Halls Creek Overlook Road. Vooral het laatste stukje van deze weg viel me behoorlijk tegen, we reden hier over heel ongelijke rotsplaten met gemene randen erin, dit was er dus echt een van de “flink met m’n billen knijpen”-categorie. Ik was blij toen de auto ongeschonden de parkeerplaats bereikte. Het uitzicht was iets minder indrukwekkend dan dat vanaf de Strike Valley Overlook, maar desalniettemin nog steeds bijzonder mooi. Was ’t vanaf Strike Valley Overlook al een hele opgave om fatsoenlijke foto’s te maken, hier bleek het nog veel moeilijker te zijn. Wind, wind en nog eens wind! Alleen tussen de windvlagen door konden we zo nu en dan even snel een plaatje schieten.
Vanaf Halls Creek Overlook was ’t nog een heel eind rijden naar Torrey, het plaatsje waar we wilden gaan overnachten. De rit nam meer tijd in beslag dan we verwachtten, en onze hoop dat we nog op tijd in Capitol Reef National Park aan zouden komen – waar we in het Visitor Center wilden gaan informeren naar de conditie van de Cathedral Valley Loop – nam onderweg dan ook flink af. We redden het uiteindelijk net niet, op het moment dat we de parkeerplaats opreden zagen we dat de rangers net de deur van het Visitor Center op slot deden. Jammer, maar niet echt erg. Morgenvroeg hadden we tijd genoeg om alsnog even navraag te gaan doen.
DAG 8 : ZATERDAG 25 APRIL : TORREY – CATHEDRAL VALLEY LOOP – GREEN RIVER
Gereden : 172 mijl, waarvan 65 mijl dirtroad
Trails : geen
In 2006 was ik helemaal lyrisch over onze tocht door Cathedral Valley, en elke keer als ik aan die prachtige dag terugdenk komt dat gevoel moeiteloos weer boven. Niet gek dus dat “Cathedral Valley op herhaling” een van mijn grootste wensen van deze vakantie was. Nu moest natuurlijk wel het weer nog een beetje meewerken, daarover hadden we wel zo onze twijfels. Volgens de Weather Channel zou het gaan regenen, vooral in de vroege ochtend en de late namiddag. We checkten het ook zelf nog even, in de omgeving zagen we inderdaad vrij veel wolken hangen, maar het was wel droog.
De ranger in het Visitor Center was er wel gerust op. Als het al zou gaan regenen, dan was dat pas later op de dag, zo zei hij. We hadden dus tijd genoeg om de Cathedral Valley Loop te gaan rijden. Nou, met zijn zegen durfden we het wel aan, dus zijn we maar direct aan onze lange rit begonnen. De vorige keer hadden we de rit rechtsom gereden, deze keer wilden we eigenlijk linksom gaan. Maar daar hebben we toch maar vanaf gezien, ik vond het prettiger om de doorsteek door de Fremont River aan het begin te doen, niet pas aan het einde.
![]() Bentonite Hills | ![]() Pinkerton Truck |
Net als drie jaar geleden bleek het heel eenvoudig te zijn om door de rivier heen te rijden. De weg zelf was een klein beetje slechter dan de vorige keer, er zaten iets meer kloven en ribbels in het wegoppervlak, maar voor onze Nissan was ‘t nog steeds een makkie. High clearance is een uitvinding waar wij de auto-industrie bijzonder dankbaar voor zijn! Natuurlijk genoten we weer volop van het prachtige landschap om ons heen, en ook van het heerlijke gevoel dat we daar helemaal alleen op de wereld leken te zijn. Solitude, remoteness…de Engelse woorden drukken net iets beter uit wat ik bedoel!
Net als de vorige keer maakten we een stop bij de oude auto die daar al jarenlang naast de weg staat weg te roesten. Het stonk er vreselijk. In eerste instantie gaven we de koeien die dicht bij de auto stonden daarvan de schuld, maar toen we wat dichter bij de oude auto kwamen zagen we de echte reden van de stank: er lag een dode koe op de grond, al gedeeltelijk weggerot. Niet echt prettig om te zien….. De volgende stop was bij de prachtig gekleurde Bentonite Hills. ’t Was koud daar…. ik had vanochtend voor een spijkerbroek en poloshirt gekozen, en vooral die polo bleek iets te optimistisch te zijn geweest. Gelukkig hadden we al onze bagage achter in de auto liggen, ik was blij toen ik mijn fleecejack uit mijn tas had gevist en aan kon doen. Nee, het weer was niet al te best, de regenwolken die we vanochtend hadden gezien waren nog steeds niet weggetrokken.
Via een zijweg reden we richting de Lower South Desert Overlook, waar de mooie monoliet Jailhouse Rock te bewonderen is. Terwijl we daar naartoe reden kwam er spontaan een herinnering bij me opborrelen… stond zometeen aan de rechterkant van de weg niet een hele oude caravan, net zo een als uit de videoclip van Cyndi Lauper? ’t Klopte wel gedeeltelijk…. de caravan stond er inderdaad. Alleen was het niet zo’n metalig geval zoals in die videoclip, het was meer een Pipo de Clown woonwagen, zo concludeerden we.
Even later namen we uitgebreid de tijd voor een tweede uitkijkpunt over de Lower South Desert; de vorige keer hadden we dit uitkijkpunt overgeslagen, daarom was dit nu voor ons een nieuwe plek. Het uitzicht was heel weids, erg mooi om te zien maar wel moeilijk om te fotograferen. Zoals meestal met weidse panorama’s, die zijn nu eenmaal lastig op een plaatje vast te leggen. De flinke schaduwen die door het dal dreven maakten het er niet makkelijker op. Bij het uitkijkpunt is een steile heuvel, als je daar naar boven klimt wordt het uitzicht nog wat spectaculairder. Dat was dus Hans z’n karwei, ik bleef lekker lui beneden zitten. Ik had ooit eens gelezen dat het nog best gevaarlijk was, om dat heuveltje te beklimmen, maar zo van beneden af gezien leek dat best wel mee te vallen. Maar toch, toen Hans na een tijdje weer beneden kwam vertelde hij dat hij wel een link stukkie was tegengekomen, helemaal bovenaan moest hij over een hele smalle richel lopen, en dat terwijl hij door de harde windvlagen zo’n beetje van z’n sokken werd geblazen. Niet echt een lekkere combinatie, dus. ’t Was maar goed dat ik dit niet met eigen ogen had gezien, ik had hem vast en zeker tegengehouden.
![]() Jailhouse Rock (Cathedral Valley) | ![]() Cathedral Valley |
Met zo’n mooi uitzicht voor je, kijk je natuurlijk steeds dezelfde richting in. Niet één keer had ik achterom gekeken, in de tijd dat ik daar had gezeten. Als ik dat wel zou hebben gedaan, dan had ik dus eerder gemerkt dat de regenwolken die we de hele ochtend al op enige afstand rondom de bergen hadden zien hangen, nu veel dichterbij waren gekomen. En veel donkerder en dreigender waren geworden…. Dit zag er echt niet uit als ‘het gaat pas in de late namiddag regenen’, maar als ‘wij moeten maken dat we hier wegkomen!’
We besloten dan ook om er maar eens even vaart achter te zetten. Tot mijn hele grote spijt moesten we daarom het volgende uitkijkpunt, waar je zicht hebt over de Upper Cathedral Valley, overslaan. Mijn meest favoriete plekje van de hele rit! Zonder verdere stops zijn we dit prachtige gebied verder doorgereden, en natuurlijk tuurden we regelmatig omhoog om de alsmaar dreigender wordende wolkenlucht te inspecteren. Toen we de Middle Desert bereikten konden we het toch niet laten om de auto nog eens aan de kant te zetten, al dat moois voorbij rijden zonder er foto’s van te maken was voor ons toch een te moeilijke opgave. En het heeft ook wel iets hoor, die mooie lichtgekleurde rotsen met die donkere wolken daar omheen! Terwijl we daar stonden te fotograferen besefte ik dat het me eigenlijk niet zoveel uit zou maken, als we echt door een regenbui zouden worden overvallen. Want wat was nou het ergste dat ons kon overkomen?? Een paar uur stil moeten staan op de Cathedral Valley Loop, met een goed gevulde koelbox achter in de auto!! En als we écht niet meer zouden kunnen rijden, nou dan konden onze stoelen achteruit worden gezet en dan bleven we hier wel overnachten.
Op gegeven moment zagen we de eerste spetters op de voorruit verschijnen. Ja hoor, daar zal je het hebben, dachten we. Maar het viel reuze mee, na een spettertje of tien hield het alweer op met regenen, en we konden dus gewoon verder rijden. Op gegeven moment viel het Hans op dat er een vreemd spoor over het wegoppervlak liep. Twee sporen eigenlijk… hier had iets gereden met hele smalle banden. Eerst dachten we dat er twee fietsen hadden gereden, maar de grillige sporen liepen net iets te mooi parallel aan elkaar, dus dat kon niet. Soms waren de sporen vaag, maar even verder zagen we ze weer heel duidelijk. Intrigerend hoor, we waren echt nieuwsgierig waardoor ze werden veroorzaakt. Het raadsel werd vanzelf opgelost, we zagen op gegeven moment een groep jonge mensen naast de kant van de weg zitten met een grote handkar – helemaal volgeladen met bagage. Zij deden de Cathedral Valley Loop dus te voet!! Acht-en-vijftig mijl, hoe lang zouden ze daar wel niet over doen? Die zware bui die boven ons hoofd hing moet er voor hen nog veel dreigender uit hebben gezien dan voor ons.
![]() Cathedral Valley | ![]() Zandstorm |
Nadat we de groep voorbij waren gereden zagen we tot onze verbazing nog steeds diezelfde sporen. En ja hoor, even verder zagen we opnieuw een groep jongeren met nog zo’n kar. Ze waren met een man of negen, tien ongeveer, enkele van hen trokken de overvolle kar en de anderen sjokten er, zo te zien behoorlijk vermoeid, achteraan. We reden heel langzaam op ze toe, stapvoets. Ze merkten ons niet eens op, waarschijnlijk overstemde het geluid van de wind dat van onze auto. En toen ineens dat moment waarop een van achterste jongens ons plotseling wél in de gaten kreeg….. ik heb nog nooit iemand zo ongelooflijk zien schrikken! Hij sprong zowat een meter omhoog én tegelijkertijd een halve meter opzij en keek ons helemaal panisch aan. Zijn maat die naast hem liep schrok weer zo van hem, en keek ook al helemaal verwilderd achterom…. We konden het niet helpen, Hans en ik schoten allebei compleet in de lach van deze enorme schrikreactie, en ook de jongens lachten nu gelukkig volop.
Een paar weken na onze thuiskomst zaten we een televisieprogramma te kijken over een aantal moeilijk opvoedbare Engelse jongeren, die in het kader van een heropvoedingsprogramma een zware trektocht moesten maken. Met een handkar, precies zo’n zelfde als die wij daar hadden gezien. Alleen liepen zij niet door Cathedral Valley, maar ergens in de staat Oregon. We vragen ons nu natuurlijk af of die jongens die daar liepen ook aan zo’n heropvoedingsprogramma meededen. Maar ja, daar zullen we vast nooit meer achterkomen.
Op het allerlaatste stukje van de route begon het dan toch écht te regenen. Maar toen waren we nog maar een paar minuten rijden van de verharde weg vandaan, een noodgedwongen overnachting in deze mooie omgeving bleef ons dus (helaas!) bespaard. Omdat we de route veel sneller hadden gereden dan drie jaar eerder, hadden we nog tijd genoeg om door te rijden naar het plaatsje Green River. De regen hield al snel op, het bleef wel erg hard waaien en we reden dan ook door enorme wolken zand heen die ons het zicht op de omgeving ontnamen. Als dit de eerste keer zou zijn geweest dat we hier hadden gereden, dan zouden we natuurlijk niet blij zijn geweest met zo’n omstandigheden. Maar we kennen deze weg al vrij goed van onze eerdere vakanties, en eigenlijk vonden we het juist heel leuk om nu door zo’n grauwe stoffige wereld te rijden. Een beetje surrealistisch was ’t zelfs, die vage silhouetten van de rotsen naast de weg en de in het stof verdwijnende auto’s die voor ons reden.
In het plaatsje Green River was alles weer helder. Zo konden we dus goed zien wat een naargeestig en ongezellig stadje het is. Omdat we in deze omgeving verschillende dingen op de planning hadden staan, hebben er toch maar een motelkamer genomen. Al was het dan ook niet echt van harte…
DAG 9 : ZONDAG 26 APRIL : FIVE HOLE ARCH
Gereden : 99 mijl, waarvan 84 mijl dirtroad
Five Hole Arch Trail : 5 kilometer
’s Ochtends, direct na openingstijd, meldden we ons bij het John Wesley Powell Museum in Green River. Met de prangende vraag hoe lang de trail naar Five Hole Arch nu eigenlijk is, want daarover hadden we tegenstrijdige informatie gevonden. De beide dames achter de informatiebalie wilden ons heel graag helpen, probleem was dat ze geen van beiden ooit van Five Hole Arch hadden gehoord. Ook de alternatieve naam, Colonnade Arch, kenden ze niet. Er werden kaarten bijgepakt en boeken bijgehaald; in dat ene boek stonden echt álle bezienswaardigheden van de omgeving beschreven, zo werd ons verteld. Behalve Five Hole Arch, dus. Ondanks alle moeite die de dames voor ons deden, waren we op het moment dat we weer naar buiten stapten niets wijzer geworden. We wisten niet of de dirtroad naar de trailhead in goede conditie zou zijn, en we hadden ook geen idee welke website we moesten geloven: de website waarop een eenvoudige wandeling van 3 kilometer stond genoemd, of de website die het had over een hike van 9 kilometer.
We besloten om het toch te gaan proberen. We hadden immers de GPS-coördinaten van de arch, daarmee zou het toch vast wel moeten lukken om de juiste locatie te vinden. Maar voor het zover was moesten we dus eerst nog een flinke afstand afleggen. Vrijwel meteen nadat we Green River verlieten zaten we al op een dirtroad, een brede gravelweg genaamd Flint Trail. De weg was zo eenvoudig begaanbaar dat we echt geen problemen verwachtten; we waren dan ook verrast toen er ineens een flinke zandbak voor ons verscheen. De zandstorm van gisteren kwam direct in onze gedachten, we vermoedden dat het zand daardoor op sommige plekken flink was opgehoopt. Kijk, als je tijdens het ophalen van je huurauto goed oplet of ’t wel een echte 4WD is, met low gear, dan levert zo’n hoopje zand natuurlijk geen problemen op. Maar als je bij het autoverhuurstation wegrijdt met de eerste de beste auto die je wel aanstaat, zonder eerst eens goed te kijken, dan ziet zo’n hoop zand er ineens heel anders uit! Want we hadden dus géén low gear, en da’s toch lastig als je over los zand moet rijden. Nu laat Hans zich niet zo snel afschrikken, hij bekeek de afstand van onze zandbak, nam een aanloopje met onze Nissan en ging toen in volle vaart over de bewuste plek heen. Eitje….
We kwamen nog een paar zandbakken tegen. Waarbij we uiteraard dezelfde tactiek volgden. En na zo’n 35 mijl rijden bereikten we de zijweg waaraan we vijf mijl verder de trailhead zouden moeten vinden. In mijn aantekeningenboekje staat, bijna onleesbaar, de notitie: “slecht stuk, slickrock”. Waardoor meteen mijn wiebelige handschrift verklaard wordt. Ja, dat laatste deel van onze rit was echt niet leuk meer, de weg was zo slecht dat ik er eigenlijk heel veel spijt van had dat we aan dit avontuur begonnen waren. Het was hier zo eenzaam, we zaten zo ver van de bewoonde wereld, dit is echt wel een van de laatste plekken waar je stukken aan je auto wilt krijgen. Maar ja, we waren er nu toch, het zou onzin zijn om de wandeling naar Five Hole Arch op dit moment nog af te lasten. Dus reden we door tot aan de trailhead, de wandelschoenen gingen aan, en gewapend met de GPS gingen we op pad.
We hoopten maar dat er geen al te grote verschillen zouden zitten tussen de GPS-coördinaten die we op internet hadden gevonden, en de gegevens van ons eigen apparaat. We hadden immers al vaker gemerkt dat er regelmatig kleine afwijkingen voorkomen. We konden het meteen even uittesten, nog voor Five Hole Arch zouden we namelijk een hele kleine, hele aparte rots tegen moeten komen. Crocodile Rock, wordt ie genoemd. De GPS meldde ons dat we de juiste plek hadden bereikt, maar helaas, er was geen Crocodile Rock te zien. We besloten om deze rots maar even helemaal te vergeten, Five Hole Arch vonden we belangrijker dus konden we ons daar maar beter op richten. Nou, we hadden dat nog niet gezegd of we struikelden zowat over Crocodile Rock heen! Het woord ‘rots’ is iets te veel eer voor dit verschijnsel, het is niet meer dan een langwerpige kei, hooguit een meter of vier lang en misschien anderhalve meter breed, met een heleboel ‘rotsstekels’ er bovenop. Net de rug van een krokodil. Vooraan de rots ligt nog een aparte kei die makkelijk voor de kop van de krokodil aangezien kan worden. De naam is dan ook perfect gekozen! ’t Was echt heel leuk om dit te zien, zo anders dan alle andere rotsen en keien in deze omgeving, hoe kan zoiets toch ontstaan zeg! We vragen ons wel af hoe lang Crocodile Rock nog een aparte bezienswaardigheid zal blijven, jammer genoeg zijn al veel van de rotsstekels afgebroken.

Five Hole Arch
Nu we Crocodile Rock hadden gevonden, hadden we er natuurlijk alle vertrouwen in dat het ook met Five Hole Arch wel goed zou komen. Onze zoektocht werd nog wat makkelijker gemaakt doordat we – tegen onze verwachting in – zelfs een paar cairns tegenkwamen. Maar toch, volgens onze GPS waren we bijna op de plek waar we wezen moesten, maar Five Hole Arch was nog steeds niet te zien. Hans mocht weer even wat verkenningswerk gaan doen, hij klauterde over een schuine slickrockwand heen en ja hoor, bingo, daar voorbij zag hij onze arch liggen. Hij moest mij nog even over dat laatste lastige stukje heen helpen – de wand lag hier toch wel erg schuin en de afgrond was best diep! – en toen waren we dan toch bij ons einddoel aangekomen.
De beloning voor onze inspanningen was groot! Diep beneden ons, rechts, zagen we Green River liggen (de rivier, niet het stadje), met op de achtergrond het overweldigend mooie rotslandschap net ten noorden van Canyonlands National Park. En linksboven zagen we de prachtige Five Hole Arch. Eigenlijk is het een soort gewelf met één groot gat en twee iets kleinere gaten aan de voorkant, en met ook nog twee gaten in het plafond. Geweldig mooi om te zien! Natuurlijk hebben we uitgebreid de tijd genomen om de arch goed te bekijken, van veraf, van dichtbij en ook nog van binnenuit. Vandaar hadden we dus uitzicht over dat rotslandschap dat ik hierboven al noemde, met de bogen van Five Hole Arch als omlijsting. Echt een plaatje!

Five Hole Arch
Toen we na deze zeer geslaagde onderneming weer bij de auto terugkwamen, zat ik natuurlijk nog wel even in m’n rats over de terugtocht. Vooral voor die eerste vijf mijlen, tot we weer op de gravelweg terug zouden komen. Maar alles ging prima, en op het moment dat ik weer opgelucht adem kon halen moest ik toegeven dat ik echt heel erg blij was dat we deze rit en deze hike toch hadden gedaan, ik had dit echt niet willen missen.
Soms is een route de ene kant op mooier, dan de andere kant op. Dat was ook nu het geval, tijdens onze rit terug naar Green River beviel de omgeving ons nog beter dan op de heenweg. Zo keken we wel erg mooi de Horse Bench Reservoir in, een vlakte met witte, opgedroogde modder, omgeven door lage badlands en andere rotspartijen. Hans probeerde een stukje die vlakte op te lopen, nou, dat heeft ie geweten. De eerste paar stappen gingen goed, maar toen ineens zakte hij tot over z’n enkels in de modder weg. En het was niet zomaar modder, maar een gore, vieze, stinkende leemachtige kleimodder. Hij worstelde zich weer terug naar de stevige ondergrond naast het reservoir, en het was meteen duidelijk dat hier een grote schoonmaakoperatie noodzakelijk was……Schoenen uit, sokken uit, met de keukenrol die achter in de auto lag zoveel mogelijk modder proberen weg te vegen….. Lastig was dat zeg, de modder plakte overal aan vast en omdat ook onze handen op gegeven moment besmet waren, zat alles wat we ook maar even aanraakten meteen onder de viezigheid. De autodeur, de waterflessen, de plastic zakken waar we de schoenen, sokken en het vieze keukenrolpapier in stopten, overal zat modder… En stinken dat het deed!
Uiteindelijk is het gelukt om Hans weer toonbaar te krijgen, en konden we verder rijden. Als afsluiting van deze dag hebben we nog even heerlijk zitten picknicken op een slickrockplateau direct naast de weg. Vanaf die picknickplek konden we behoorlijk ver om ons heenkijken; we zagen dat het weer flink begon te verslechteren, er kwamen donkere wolken opzetten en in de verte regende het stevig. Tijd dus om terug te gaan naar ons motel in Green River. Waar ons nog een zwaar karwei te wachten stond: het schoonspoelen en –schrapen van twee ongelooflijk vieze modderschoenen.
![]() | ![]() Horse Bench Reservoir |
DAG 10 : MAANDAG 27 APRIL : GREEN RIVER – THE GREAT GALLERY – MOAB
Gereden : 197 mijl, waarvan 62 mijl dirtroad
Hike naar The Great Gallery : 11 kilometer (voelt aan als 17 kilometer!)
Ik zag er wel een beetje tegenop hoor, bijna 11 kilometer lopen is toch ’n heel eind als je voeten zo nu en dan aan werkweigering doen. “Wie mooi wil zijn, moet pijn lijden”, zeggen ze wel eens, en daar kan ik nu dus de variant “Wie mooie dingen wil zien, moet pijn lijden” aan toevoegen. Hans stelde voor dat ik de hike op mijn sandalen zou gaan proberen. Hmmm, minder steun rondom mijn enkels, veel minder grip, ik vond het niet zo’n geweldig idee. Maar om Hans een plezier te doen stemde ik er mee in om de sandalen dan toch in elk geval in de rugzak te doen. Die moest hij tenslotte zelf sjouwen, toch!
We moesten bijna op dezelfde plek zijn als gisteren, de canyon waarin The Great Gallery te vinden is ligt vlak bij Five Hole Arch. Alleen hoefden we niet dat enge weggetje opnieuw te rijden, gelukkig. We kozen er deze keer voor om de lange gravelroad via het zuidwestelijke uiteinde op te gaan, we hoopten op die manier al die zandbakken van gisteren te vermijden. Nou, niet dus. Ook aan deze kant kwamen we drie of vier bij elkaar gewaaide hopen zand tegen; gelukkig hadden we nu ervaring en we reden er dan ook heel vlot overheen…. kwestie van even flink gas geven! Qua natuurschoon was het hier wat minder mooi, al kwamen we nog wel een stel rotsen tegen die heel veel leken op de ‘boosaardige kabouters’ van het nabijgelegen Goblin Valley. Ook de vele koeien die hier overal los rondliepen waren leuk, vooral de kleintjes!
![]() Horseshoe Canyon ( Canyonlands National Park) | ![]() The Great Gallery |
Er stonden al diverse auto’s op de parkeerplaats, deze hike zou dus minder ‘alleen op de wereld’ zijn dan die van gisteren. We checkten nog even het informatiebord dat bij de trailhead stond; er stond ons een wandeling van 6,5 mijl te wachten, zo konden we daar lezen. Met, meteen al in het begin, een flinke afdaling. Gelukkig was het pad nergens echt steil, de afdaling – eerst via een rotsachtige ondergrond en daarna over los zand – was dan ook goed te doen. Op het moment dat we de bodem van Horseshoe Canyon bereikten, bevonden we ons 160 meter lager dan de parkeerplaats.
Horseshoe Canyon is een plek waar vroegere bewoners veel rotstekeningen op de wanden hebben aangebracht. Hoe oud de tekeningen precies zijn hebben de dames en heren archeologen helaas niet vast kunnen stellen, maar de meesten ervan zijn 1.500 tot maar liefst 4.000 jaar geleden gemaakt. Het eerste paneel dat we bereikten heet heel toepasselijk “High Gallery”; de tekeningen stonden hoog boven ons op de rotswand. We zagen een hele rij mensachtige figuren, de meesten zonder armen. Bij het tweede paneel, schuin tegenover de “High Gallery”, waren nog veel meer figuurtjes te bewonderen, waaronder diverse heel duidelijke dierenfiguren.
De hike beviel ons erg goed. Niet alleen omdat de rotstekeningen echt mooi waren om te zien, maar ook omdat de omgeving er prachtig uitzag. Hoge canyonwanden, een rustig beekje dat daar tussendoor stroomde, veel bomen en planten. En ook het weer werkte prima mee; de zon scheen volop maar toch was het niet al te warm. Het enige wat tegenviel was de afstand, we verwachtten “The Great Gallery” na ruim 5 kilometer te bereiken, maar volgens onze GPS hadden we er op gegeven moment al bijna 8 kilometer op zitten en nog steeds was ons einddoel niet in zicht. We snapten er niets van, zou de informatie op het bord dat op de parkeerplaats staat dan zo verkeerd zijn? We wisten zeker dat we niet verkeerd waren gelopen, je kan in zo’n canyon immers maar één kant op. We hebben toch maar even doorgezet, gelukkig maar, want niet lang nadat we zo liepen te twijfelen zagen we voor ons in een bocht de rotswand waarvoor we waren gekomen!

The Great Gallery
Dit was écht indrukwekkend! Die grote, zeer gedetailleerde figuren, nog zo duidelijk zelfs al is het al duizenden jaren geleden dat ze zijn gemaakt. We zagen afbeeldingen van een jachtpartij, twee menselijke figuurtjes die wij ‘het echtpaar’ noemen, een figuurtje dat een muziekinstrument leek te bespelen, en heel veel andere figuren. Sommigen helemaal donker, andere met veel gestreepte details in de kleding. Het meest opvallend was de tekening die bekend staat als “The Holy Ghost”, een ruim 2 meter hoog figuur, vrij licht van kleur, temidden van iets kleinere donkere figuren.
Op het kleine, lage bankje dat voor het paneel stond zaten vier mensen. Geen plek meer voor ons dus, want meer pasten er echt niet op. Naast het bankje lag ook nog een boomstam waarop we ook redelijk comfortabel konden zitten. We hebben er een heel uitgebreide pauze van gemaakt, wat eten, wat drinken, tussendoor foto’s maken natuurlijk. Even kletsen met de Amerikaan die kort na ons arriveerde: hij vertelde dat hij al jarenlang minstens een keer per jaar naar de bodem van de Grand Canyon liep. Natuurlijk had hij ook al diverse andere tochten ondernomen, maar The Great Gallery had hij nog niet eerder gezien. Net zoals wij was hij echt onder de indruk van dit bijzonder stukje cultuur. Na korte tijd moest hij alweer weg, zijn vrouw zat namelijk nog op de parkeerplaats in de auto! Zij kon wegens gezondheidsproblemen geen lange wandelingen meer maken, maar ze had erop gestaan – zo vertelde de man – dat hij de tocht wél zou ondernemen. Met een mooi boek zou zij de tijd wel doorkomen. ’t Zat hem toch niet helemaal lekker, geloof ik. Wat ik me overigens heel goed in kan denken.

The Great Gallery
Na anderhalf uur ongeveer zijn wij aan de terugtocht begonnen, mijn voeten zouden nu wel weer genoeg zijn hersteld. Viel dat even tegen zeg, we hadden nog maar een klein stukje gelopen toen ze alweer flink pijnlijk werden. Ik baalde flink, niet alleen omdat we nog zo ver van de auto vandaan waren maar ook omdat ik de rest van onze vakantie in gedachten al in het water zag vallen…. ik vreesde serieus dat we de hike naar Chesler Park – nummer 1 op ons verlanglijstje – over zouden moeten gaan slaan. Het werd tijd voor de noodoplossing: wandelschoenen uit en sandalen aan. Tot mijn verbazing deden mijn voeten inderdaad veel minder pijn; het is niet zo dat ik al fluitend de rest van de trail heb gelopen, maar het was wel veel beter te doen zo. Alleen al dat zand en die kleine steentjes die steeds in de sandalen zaten, dat was wat minder comfortabel. Maar liever dat dan zere voeten!
Het was flink wat warmer geworden, en de vele kilometers begonnen behoorlijk in onze benen te zitten. En dan krijg je dus als toetje nog de klim naar boven, wat hebben we gezweet en gepuft daar. Zelfs toen we de auto al konden zien – in de verte weliswaar – moesten we nog twee keer een paar minuten rust nemen. Toen we eindelijk weer op de parkeerplaats aankwamen hadden we volgens de GPS 17 kilometer gelopen; we waren zo afgepeigerd moe dat we onvoorwaardelijk geloofden dat we echt zo’n afstand hadden afgelegd. En dat dus de informatie op het bord van de National Park Service niet klopte. Een paar dagen later kwamen we er overigens achter dat de GPS soms spontaan ‘door blijft lopen’ op de momenten dat wij zelf stilstaan. Chips, waren we zo trots op onszelf met die prestatie van 17 kilometer, blijkt achteraf dat we ons eigenlijk maar een beetje hebben aangesteld….
![]() The Great Gallery | ![]() The Great Gallery |
We hadden nog geen motel geregeld voor deze nacht. Eigenlijk had ik opnieuw Green River in gedachten, we hadden immers in deze omgeving nog een paar scenic routes en een paar slotcanyons op het programma staan. Maar Hans had er echt geen zin in om weer naar dat stadje terug te gaan. Daar kon ik hem geen ongelijk in geven, Green River is echt een van meest ongezellige plaatsjes waar we ooit hebben overnacht. Dus besloten we om direct door te rijden naar Moab, dat we daardoor de scenic routes zouden moeten overslaan vonden we niet erg – die stonden toch al niet zo hoog op ons lijstje. Ook de slotcanyons moesten we door dit besluit missen, dat kwam eigenlijk wel goed uit omdat het ons niet verstandig leek om morgen direct weer een zware hike te gaan doen. Zo belandden we dus onverwacht in Moab; gelukkig bleek het geen probleem te zijn om op het late tijdstip – we kwamen pas rond 7 uur ’s avonds aan – nog een motelkamer te vinden.
DAG 11 : DINSDAG 28 APRIL : HURRAH PASS
Gereden : 37 mijl, waarvan 19 mijl dirtroad
Trails : geen
Weet je wat het nadeel is van een rustdag? Nou, dat je er zo rusteloos van wordt! We hadden ‘uitgeslapen’ tot een uur of acht, de was gedaan, de bagage geordend, en in de City Market vonden we ruimschoots voldoende etenswaren om onze voorraad weer eens goed aan te vullen. We hebben nog wat outdoor-winkels bekeken, ge-em-es-ent met dochter lief, de weblogs van andere Amerikagangers gelezen…. en toen hadden we nog steeds een heel groot stuk rustdag over.
Tijdens de laatste AllesAmerika-meeting had ik het boek “Moab, UT Backroads & 4-Wheel Drive Trails” ontdekt. Met daarin beschrijvingen van maar liefst 55 dirtroad-routes rondom Moab. De kerstman begreep al snel dat ik dat boek graag zelf wilde hebben, dus eind december vond ik mijn eigen exemplaar onder de kerstboom. Uiteraard had het nu een prominente plaats in onze bagage gekregen. We besloten om een van de in het boek beschreven routes uit te gaan proberen; om het rustdag-gevoel niet helemaal te niet te doen kozen we voor een korte rit uit de “Easy Family Fun”–categorie.
![]() Birthing Rock Petroglyphs | ![]() Kane Creek Road |
De routebeschrijving stuurde ons naar de Kane Creek Road, een smalle rustige weg met aan de ene kant de Colorado River en aan de andere kant een hoge rotsmuur. We zagen veel kleine campings onderweg, als wij met de tent zouden reizen dan zou ik die graag op een van die plekjes hebben opgezet! Na een paar mijl eindigde het asfalt, maar dat was maar nauwelijks merkbaar. De gravelweg was van zo’n perfecte kwaliteit dat het leek alsof er nog steeds asfalt onder onze wielen zat. Na ruim een mijl bereikten we Birthing Rock, een klein rotsblok met indiaanse petroglyphs. Die konden uiteraard de vergelijking met de petroglyphs die we gisteren hadden gezien absoluut niet doorstaan…

Hurrah Pass Overlook
Terwijl we door het prachtige rotslandschap verder reden, werd het wegoppervlak langzaam aan slechter. En tegen de tijd dat we aan de korte klim naar de Hurrah Pass begonnen, moesten we over zo’n vervelende rotsachtige punten rijden dat ik serieus vreesde voor onze banden. Als dat maar goed ging!! Een paar afgrondjes naast de weg maakten het naar mijn idee tot echt iets anders dan “Easy Family Fun”, zoals het boek ons had beloofd. Ondanks dat ik dus (weer!) niet echt op m’n gemak in de auto zat, hebben we de rit wel afgemaakt. Volgens Hans had ik al heel wat bijgeleerd sinds we een paar jaar geleden voor het eerst dirtroads zijn gaan rijden. Waarop ik antwoordde dat ik – want enge dirtroads betreft – toch echt wel aan de grens zit. Of, beter gezegd, dat ik de grens van wat ik wíl leren eigenlijk een tijdje geleden al heb overschreden.
Alle vier de banden waren nog heel toen we de Hurrah Pass bereikten. De weg gaat vanaf daar nog verder, alleen is het dan geen categorie “Easy” meer, maar “Moderate”. En na dat ‘easy’ van zojuist had ik er dus echt geen behoefte meer aan om uit te zoeken wat ‘moderate’ in zou houden. Op het hoogste punt hebben we even van het uitzicht staan genieten, ver beneden ons zagen we de helderblauwe Potash Site liggen die je ook kan zien als je via de Shafer Trail naar de Potash Road rijdt. We kregen gezelschap van een Amerikaanse motorrijder, die – zo vertelde hij – elk jaar wel een tijdje in Moab doorbracht. Behalve motorrijden was ook fotografie een van zijn hobbies, we hadden dus meteen twee goede gespreksonderwerpen. Na een tijdje stopten er nog twee motorrijders, vrienden van de man met wie stonden te praten. Die vrienden waren een heel stuk ouder, allebei ruim in de zeventig. En nog heel fanatiek als het op motorrijden aankwam.
Nadat we afscheid hadden genomen en aan de rit terug begonnen, zei ik tegen Hans dat dat toch echt geweldig is, als je op zo’n leeftijd – ruim in de zeventig – nog zoiets kunt ondernemen. “Ach”, zei hij, “’t is net zo geweldig als dirtroads rijden als je al bijna 50 bent hoor! “ Hij kan ’t ook niet laten om mij in te wrijven dat ik toch echt drie hele weken ouder ben dan hij zelf…..
![]() Hoodoo Kane Creek Road | ![]() Kane Creek Road |
DAG 12 : WOENSDAG 29 APRIL : FIERY FURNACE
Gereden : 42 mijl
Fiery Furnace Trail : 6 à 10 km
Fiery Furnace is een uit rotsen bestaand doolhof in Arches National Park. In 2006 hadden we het al eens bezocht, samen met een groep andere mensen, onder begeleiding van een Park Ranger. Het voordeel van op pad gaan met een ranger is dat hij je naar de mooiste plekken kan brengen; het nadeel is dat het tempo van een wandeling met zo’n grote groep mensen ontzettend traag is. Weet je wel hoe lang het duurt om 25 mensen door een smalle rotsspleet heen te loodsen…
Nu mag je ook zonder gids Fiery Furnace in, en dat idee sprak ons heel erg aan. ’t Mag niet zomaar, je moet het al eens eerder hebben bezocht mét een gids, en je bent verplicht vooraf een instructievideo te bekijken. We kwamen precies op het goede tijdstip in het Visitor Center aan, ze stonden net op het punt om de video aan te zetten en wij mochten meteen bij de groep die al in het kleine zaaltje zat aansluiten. In de film werd verteld dat het gebied zoveel mogelijk ongerept moet blijven, en dat er daardoor geen cairns, borden of andere bewegwijzering is aangebracht. We zouden dus zelf onze route moeten bepalen. Verder kregen we te horen dat we wel op de rotsbodem mochten lopen, maar niet op de microbiotic soil. Dat is de biologisch gezien zeer complexe maar ook zeer kwetsbare bovenlaag die de omgeving beschermt tegen overdadige erosie en die ervoor zorgt dat de weinige mossen, struiken en planten die hier groeien een vruchtbare voedingsbodem hebben. In Fiery Furnace tref je twee soorten paden aan: de echte paden – waarvan je dus gebruik mag maken – en de zogenaamde ‘socialized paths’, die zijn ontstaan doordat mensen toch over de microbiotic soil zijn gaan lopen. Die laatste paden moesten we dus vermijden, zo werd in de film verteld. Nou, we knoopten dit allemaal goed in onze oren, kochten onze permits, en reden vervolgens naar de trailhead.
Het was ongeveer 10 uur toen we aan onze hike begonnen. Vrijwel meteen belandden we op een plek waar we uiteraard overal rondom ons rotsen zagen, maar waar de bodem vooral bestond uit microbiotic soil. En daar mochten we dus niet overheen lopen. We zagen wel een pad, maar dat leek toch wel heel erg op zo’n ‘socialized path’ zoals we die in de instructievideo hadden gezien. Tja, wat nu? We zagen slechts één mogelijkheid, en dat was om toch maar via dat pad verder te lopen. Even verder kwamen we gelukkig weer op de rotsbodem terecht, we zijn daar een stuk naar beneden geklauterd zonder dat we vooraf wisten of we daarna wel verder zouden kunnen. ’t Was toch wel even heel onwennig, om zo min of meer blindelings dit gebied in te lopen. Wel erg leuk, het is avontuurlijker dan zomaar netjes een duidelijk met cairns aangegeven pad te volgen of achter een ranger aan te lopen. Onverwacht bereikten we een plek die ons heel bekend voorkwam, we herkenden de natuurlijke brug die we drie jaar geleden uitgebreid hadden gefotografeerd. We bleken hier niet de enige loslopende toeristen te zijn, bij de natuurlijke brug troffen we een gezin aan dat bestond uit pa, ma en drie jonge kinderen. De man beklaagde zich tegenover ons dat het soms onmogelijk was om de instructies van de video op te volgen; dat was dus ook onze ervaring.
![]() Fiery Furnace | ![]() Fiery Furnace |
We bereikten nu een erg mooi gedeelte van Fiery Furnace, overal om ons heen bevonden zich de meest prachtige rotspilaren. We haalden daar een groep mensen in die samen met een vrouwelijke ranger op pad waren. Zij vroeg ons of we het naar onze zin hadden, aan haar lachende gezichtsuitdrukking zagen we dat ze het antwoord op die vraag zelf al wel had bedacht. We liepen opnieuw een zijkloof in, en ook deze herkenden we meteen. Die dubbele boog heette Twin Arch, zo wist ik nog. Helemaal achterin de kloof groeide de giftige plant Poison Ivy, en in deze kloof zaten ook diverse potholes, dat zijn ronde gaten in de rotsbodem waarin vaak regenwater blijft staan. We besloten dat dit een mooie plek was om even wat te drinken en een snack te eten. Ik zat net het laatste stukje van mijn appel weg te werken toen de moeder van het gezin dat we eerder hadden ontmoet, de kloof in kwam lopen. Samen met het jongste dochtertje. Ze vroeg ons of wij haar oudste dochter hadden gezien…. Jee, ik schrok me rot. Je kind kwijtraken in dit rotsdoolhof, wat zou zij ongerust zijn zeg. We waren helemaal achterin de kloof geweest, en konden dus zeggen dat het meisje hier niet was. De moeder en het zusje liepen samen weer weg, we hoorden het zusje steeds maar “Annie…Annie…” roepen. Natuurlijk wilden we meteen gaan helpen met zoeken, dus we graaiden onze spullen bij elkaar en wilden hen achterna gaan. Net op dat moment kwam pa, met het kleine broertje én Annie aanlopen. Wat een opluchting zeg!
Eenmaal uit de kloof hadden we even geen idee hoe we het beste verder konden lopen. We zagen een smal pad rechtsaf gaan, en we besloten dat maar eens uit te gaan proberen. Het pad kwam uit aan de onderzijde van een rotsplateau, via kunstmatige uithollingen in de rotswand konden we daar omhoog klimmen (helemaal ongerept is het gebied dus niet!). Boven op het plateau troffen we een man aan, een fotograaf, die hier in z’n eentje aan het ronddwalen was. Volgens hem was het mogelijk om via deze route dwars door Fiery Furnace heen te lopen, en weer aan de buitenzijde uit te komen. Nou, die informatie was heel welkom, we besloten uiteraard om dezelfde richting te blijven volgen. Aan het einde van het rotsplateau zagen we slechts één kloof waar we doorheen konden; dat stukje van de route was wel een flinke test voor mijn (beperkte) atletisch vermogen. Eerst was er een spleet in de rotsbodem waar we overheen moesten springen, daarna nog een spleet waar ik met moeite in- en vervolgens aan de andere kant weer uit kon klimmen. En toen moest het lastigste stuk nog komen: twee rotswanden kwamen aan de onderzijde in een v-vorm bij elkaar, en we moesten daar zijdelings doorheen: voeten op de ene wand, handen tegen de andere wand, en schuifelen maar. Voor mijn gevoel was deze hindernis behoorlijk veel lastiger dan een vrijwel identieke kloof waar we drie jaar geleden met de ranger doorheen waren gegaan.
Ik was blij toen we dit moeilijke gedeelte achter ons hadden. Even een schaduwplekje zoeken en lekker uitpuffen…… Hans heeft niet zo’n zitvlees, dus hij hield zich ondertussen bezig met het maken van foto’s. Komt ie ineens naar me toe met de vraag of ik het polarisatiefilter van zijn lens ergens heb…. Uh, filter, nee hoor… niet gezien… We besloten om de taken even te verdelen; Hans liep vooruit om te gaan bekijken hoe we verder zouden lopen, ondertussen bleef ik in de schaduw zitten en keek ik beide heuptassen helemaal na. In de hoop het filter ergens in een van de vele vakjes te vinden. Toen Hans na zijn verkenningstocht terugkwam, moest ik hem helaas mededelen dat ik het filter niet had gevonden. Had ie ook niet echt verwacht hoor, hij was er van overtuigd dat het filter op zijn lens had gezeten, waarschijnlijk was het tijdens het lopen langs zijn kleding geschuurd en zo langzaam losgeschroefd. Balen… het was best een dure aankoop geweest. In een laatste poging het filter terug te vinden, besloot Hans om dat moeilijke rotsspletengedeelte nog eens terug te lopen. Misschien dat het filter ergens op de grond zou liggen. Het bleek vergeefse moeite te zijn, hoewel hij een behoorlijk eind terug is gegaan bleef het filter onvindbaar.
![]() Fiery Furnace | ![]() Fiery Furnace |
De verkenningstocht die hij net daarvoor had ondernomen, had gelukkig wel resultaat gehad. Hans was – zo vertelde hij – op een open plek terechtgekomen waar ongeveer vijf kloven op uitkwamen. Hij had daar opnieuw die fotograaf ontmoet, die had verteld welke kloof we zouden moeten nemen om de buitenzijde van Fiery Furnace te bereiken. We liepen naar de open plek toe (de fotograaf was ondertussen al weg) en klommen via een schuine rotswand naar de juiste kloof toe. Het was daar ontzettend smal, de hoge, donkere rotswanden kwamen wel heel dicht bij elkaar. Op één plek moesten we zelfs onze heuptassen af doen om er doorheen te kunnen.
De kloof werd nu breder. Er zat een flinke opening in de wand, en omdat we hier vrij hoog zaten konden we een heel eind wegkijken. Zowaar, we zagen de buitenzijde van Fiery Furnace en ver daarachter de besneeuwde toppen van de La Sal Mountains. Dat was de kant waar we naartoe wilden, maar helaas niet naartoe kónden. Want het was onmogelijk om hier af te dalen, onze enige optie was om de kloof verder te blijven volgen. We hoopten verderop ergens een plek te vinden waar we omlaag zouden kunnen gaan, de goede richting in. Maar hoe we ook zochten, overal liepen we vast! Toch moest er ergens een doorgang zijn, anders had de fotograaf immers ook terug moeten keren….
Tja, wat deden we nu? We konden blijven proberen een uitgang te vinden, maar we hadden geen enkel idee hoeveel tijd ons dat zou gaan kosten. Of we konden ervoor kiezen om de route die we al hadden afgelegd in omgekeerde richting te doen, dat leek toch wel de meest veilige oplossing te zijn. En zo mochten we ons dus weer door de smalle kloof heenwringen, schuifelden we opnieuw de moeilijke v-vorm door en mochten we nog eens over de rotsspleten heenspringen. Qua afstand viel het best wel mee, de terugweg leek veel korter dan de heenweg. En de route vinden was nu wel heel eenvoudig. Dachten we…..
We dachten verkeerd. Want op het moment dat we weer bij de Twin Arch kloof stonden wisten we geen van beiden meer hoe we daar vanochtend ook al weer terecht waren gekomen. We probeerden van alles, maar Fiery Furnace was duidelijk niet van plan om ons snel te laten gaan. Dat laatste, relatief korte stuk heeft ons dan ook nog veel tijd gekost, we hebben heel wat moeten zoeken en uitproberen voordat we eindelijk de juiste route naar de parkeerplaats vonden.
Uiteindelijk zijn we zes uur onderweg geweest. Hoever we hebben gelopen, daarvan hebben we geen idee. Niet eens zo heel ver, ons looptempo lag beduidend lager dan tijdens de andere wandelingen die we hebben gedaan. Ik schat dat ik een kilometer of zes, zeven gelopen heb, Hans heeft er flink wat meer gedaan…. Het was een fantastische ervaring, maar ondanks al het moois om ons heen hebben we toch veel minder gefotografeerd dan normaal. Al het klimmen, klauteren en zoeken naar de goede route heeft ons zo in beslag genomen dat foto’s maken er regelmatig bij inschoot!
Terug in Moab had Hans – met de zware tocht nog in z’n benen – nog net genoeg energie voor één belangrijke taak: een nieuw polarisatiefilter kopen in de fotozaak in het centrum. Gelukkig maar dat het een stuk minder duur was dan het exemplaar dat we waren kwijtgeraakt, zo viel de financiële pijn toch weer wat mee.
DAG 13 : DONDERDAG 30 APRIL : ONION CREEK ROAD – ARCHES NP
Gereden : 105 mijl, waarvan 19 mijl dirtroad
Windows Trail : 2 kilometer
“Can you accurately count the creek crossings?” Deze vraag las ik in mijn Moab Backroads boek, de schrijver had het over het kreekje dat al slingerend van links naar rechts meer dan 20 keer over de Onion Creek Road heenstroomt. Nou, zo moeilijk zou het vast niet zijn om te tellen hoe vaak we het kreekje over zouden moeten steken, dacht ik bij mezelf.
We reden langs de Colorado River af naar het begin van de Onion Creek Road. ’t Wordt een beetje eentonig om het steeds maar weer te herhalen, maar ja, het is nu eenmaal niet anders: ook hier, ten noordoosten van Moab, was de omgeving prachtig om te zien. Vooral de combinatie van de rivier met de rotsen doet het heel erg goed! Na 20 mijl bereikten we het begin van de Onion Creek Road, en kon ik gaan beginnen met het tellen van de creek crossings. Dit was dus écht een rit in de categorie “Easy Family Fun”, de weg was heel eenvoudig begaanbaar en het was leuk om steeds maar weer dat kreekje over te steken. En het tellen was hartstikke makkelijk hoor….
Natuurlijk stapten we regelmatig uit, lekker even rondkijken en foto’s maken. En Hans mocht nog even zo spectaculair mogelijk – met vooral véél opspattend water – door het kreekje heenrijden zodat ik dat ook voor het reisverslag vast kon leggen. Het was nog een hele opgave hoor om een waardig waterballet te creëren, want Onion Creek is maar een heel ondiep stroompje. Op gegeven moment zat ik te twijfelen…. was dat zojuist de 16e keer dat we Onion Creek waren overgestoken, of was het al de 17e keer?? En een of twee oversteken verder wist ik het helemaal niet meer, hmmm, het was dus toch lastiger dan ik dacht, dat tellen!
Naarmate we verder reden, veranderde het landschap. We gingen flink omhoog en reden nu niet langer tussen de ruige bruine rotsen, maar door een meer open gebied met roodbruin en lichtgroen gekleurde heuvels. Op het moment dat we een splitsing bereikten, zijn we weer omgedraaid; volgens ons boek zou de weg voorbij dit punt moeilijker begaanbaar zijn en daar hadden we even geen zin in. Op de terugweg kwam het landschap nog mooier uit dan op de heenweg, echt spectaculair was ’t niet maar dat hoeft natuurlijk ook niet elke keer. Het is ook wel eens lekker om een makkelijke, ontspannen rit te kunnen maken. We kwamen nogal wat tegenliggers tegen: een hele stoet bij elkaar horende SUV’s die misschien wel naar een wat meer avontuurlijke plek op weg waren, een paar quads met zeer onervaren bestuurders (ze reden zo ontzettend voorzichtig dat we de indruk hadden dat ze voor de eerste keer op zo’n voertuig zaten) en een grote groep fietsers. Schoolkinderen van een jaar of 12, niet echt sportieve types zo te zien. Een paar van hen hadden het duidelijk heel erg zwaar, ze hielden de geleidelijke klim naar boven niet vol en moesten te voet – met de fiets aan de hand – verder. We hebben naast de weg nog even een picknickplek uitgezocht waar we onze boterhammen hebben gegeten, en daarna lekker uitgebreid hebben zitten relaxen. Daarna zijn we teruggereden naar Moab.

Windows Arch (Arches National Park)
We hadden nog een hele middag en avond voor ons, en uiteraard wilden we nog wel iets gaan ondernemen. Een van de kortere hikes bijvoorbeeld, Corona Arch, Negro Bill, Fisher Towers…. keuze genoeg. Terwijl we zaten te overleggen keken we met een half oog naar de televisie, we hadden The Weather Channel aanstaan. Wat we daar zagen beviel ons absoluut niet, morgen zou het weliswaar nog een hele mooie dag worden, maar voor de dagen daarna werd er flink wat regen voorspeld. Daardoor zou de hike die als absolute nummer één op ons verlanglijstje stond, die naar Chesler Park, wel eens letterlijk in het water kunnen vallen! De oplossing was heel makkelijk: morgen zou het ideaal weer zijn en dus schoven we Chesler Park in onze planning naar voren. Het betekende wel dat we flink wat verder zouden moeten rijden (eigenlijk had ik voor deze hike in het veel dichterbij gelegen Monticello willen overnachten), maar dat vonden we geen van beiden een probleem.
Met Chesler Park voor morgen in de planning, besloten we om vandaag niet meer serieus te gaan lopen. De rest van de dag binnen blijven zitten was uiteraard geen aantrekkelijke optie, dus zijn we even de benen gaan strekken in Arches National Park. Vandaag was het de laatste dag dat onze America the Beautiful Pas (die we vorig jaar hadden gekocht) nog geldig was, daar moesten we natuurlijk nog wel even van profiteren! We hebben diverse bekende plekken in Arches bezocht, Park Avenue, the Garden of Eden, de Windows Section. Lekker even wat rondslenteren en volop foto’s maken, natuurlijk.

Garden of Eden (Arches National Park)
We wilden Windows Arch op de foto zetten, maar er stond net een man pontificaal midden onder de boog, met zijn rug naar ons toe. Echt erg vonden we dat niet, het is op zich wel mooi om iemand op de foto te hebben omdat je op die manier beter kan zien hoe groot zo’n boog is. De mensen die achter ons aan kwamen lopen dachten daar duidelijk anders over… We wisten dat er gedurende de hele week in Moab een fotografiecongres gaande was, en blijkbaar werd er net op dit moment een ‘We gaan Windows Arch fotograferen’- sessie georganiseerd. Het werd heel druk achter ons, er ontstond een complete file van dure toestellen, flinke lenzen en professioneel uitziende statieven. Het was best een komische situatie, al die mensen met hun apparatuur die daar stonden te wachten tot die man – die stug de andere kant op bleef kijken – weg zou gaan. Eerst was iedereen wat lacherig, daarna voelde ik ook dat sommige mensen geïrriteerd raakten. Uiteindelijk, nadat iemand hem vriendelijk maar dringend had verzocht om toch even rekening te houden met de andere mensen, ging hij dan toch aan de kant. Ik had inmiddels niet zoveel zin meer om nog uitgebreid foto’s te gaan maken, met al die mensen achter me zou ik toch niet de rust hebben om naar de juiste instellingen en de mooiste compositie te zoeken. We zijn dus maar verder gewandeld, er waren immers nog genoeg andere mooie arches om op de foto te zetten.
De zonsondergang in Arches was niet wat we er van hadden gehoopt. Eigenlijk hebben we nooit veel geluk met die zonsondergangen, waarschijnlijk omdat we meestal in de lente op vakantie gaan. Ik denk dat in de herfst vaak mooiere kleuren voorkomen. Het maakte ons eigenlijk niet zoveel uit, het was gewoon leuk om hier in de Windows Section rond te lopen en het fotograferen vonden we even wat minder belangrijk. We hebben niet afgewacht tot het helemaal donker was, tijdens de invallende duisternis zijn we naar Moab teruggereden. We hebben onszelf nog even verwend met een ijsje en een milkshake, daarna zijn we naar de motelkamer gegaan. Niet lang daarna lagen we al in bed, morgen zou de wekker immers op een akelig vroeg tijdstip aflopen!
DAG 14 : VRIJDAG 1 MEI : CHESLER PARK
Gereden : 163 mijl, waarvan 6 mijl dirtroad
Chesler Park Trail : 18 kilometer
En dat was dus half vijf, dat akelig vroege tijdstip waarop de wekker ons liet weten dat we wakker moesten worden. Echt moeilijk was het overigens niet om ons bed uit te komen, we hadden ontzettend veel zin in deze dag dus we waren al snel klaarwakker. Om vijf uur zaten we in de auto, een paar minuten later liepen we al door de nog doodstille CityMarket omdat we nog ijs nodig hadden om de koelbox te vullen, en weer enkele minuten later begonnen we aan onze lange rit naar Canyonlands National Park. Bijna 80 mijl, zo’n 125 kilometer dus, moesten we rijden tot aan de trailhead. In Nederland zou je het niet in je hoofd halen om zo’n afstand af te leggen voor één wandeling, maar hier in de States voelt het helemaal niet vreemd aan om zoiets te doen.
Rond zeven uur bereikten we de ingang van het park. Nadat we 10 dollar entreegeld in een envelop hadden gedaan (onze America the Beautiful Pas was immers niet meer geldig) reden we naar de Elephant Hill Road. Drie mijl lang, onverhard, heel smal en met een aantal bochten waarin je dus écht niet kan zien of er een tegenligger aankomt. En met een geweldig uitzicht over The Needles, de prachtige rotsen waar dit deel van Canyonlands om bekend staat. De weg eindigde bij de parkeerplaats vanwaar we aan onze trail zouden gaan beginnen.
Het was precies half 8 toen we vertrekklaar waren; onze tassen waren behoorlijk zwaar want er moest natuurlijk flink wat mee voor zo’n lange hike, vooral heel veel water. Het begin van de trail stond duidelijk aangegeven; vanaf de trailhead volgden we een pad dat ons al snel naar een in de rotsen uitgehakte trap bracht. Meteen nadat we daar naar boven waren geklommen ging het mis: we stonden nu op een klein rotsplateau met links van ons een rotswand en rechts een kloof, maar nergens was nog een pad zichtbaar of konden we cairns ontdekken. We hadden echt geen idee hoe we verder moesten en dat was, met zo’n lange tocht in het vooruitzicht, toch wel even flink ontmoedigend.
Uiteindelijk zagen we iets dat met een beetje fantasie op een pad leek naar de kloof toe gaan. Tja, je moet iets hè… hoewel we er geen enkel vertrouwen in hadden dat we daadwerkelijk dat ‘pad’ moesten volgen zijn we het toch maar gaan proberen. We klommen omlaag en volgden daarna gedurende enkele minuten de kloof. Helaas, we vonden geen enkele aanwijzing meer. Bovendien stond in mijn routebeschrijving dat we tijdens het begin van de trail aan de bovenzijde van Elephant Canyon zouden moeten lopen en één ding was zeker: dat deden we hier dus niet! We baalden vreselijk…. we hadden een hele duidelijke route verwacht en nu liepen we dus helemaal in het begin al verkeerd. Als het overal zo moeilijk zou zijn om het goede pad te vinden, dan zou het dus echt een probleem worden om Chesler Park te bereiken.
We klommen weer omhoog, we kwamen nu opnieuw terecht op een plek waar een rotswand ons de weg leek te versperren. Hans durfde daar wel tegenop te klimmen, en met zijn hulp lukte het mij ook om boven te komen. En wat zagen we aan de andere kant van die rotswand liggen, ja hoor, een heel duidelijk pad dat precies de goede richting in ging. Wat een opluchting was dat, we waren echt heel blij dat we de trail weer gevonden hadden.

Chesler Park (Canyonlands National Park)
We besloten om even flink door te lopen, het zoeken had nogal wat tijd gekost en we hadden nog een lange weg te gaan. Hans liep voorop, ik liep met mijn stokken achter hem aan. De punten van mijn stokken tikten elke keer duidelijk hoorbaar op het slickrock…. Hans draaide zich om en leek verbaasd te zijn dat ik het was die achter hem aanliep. “Ik dacht dat ik werd achtervolgd door Paris Hilton op naaldhakken”, was zijn commentaar. De grapjas.
Die eerste anderhalve mijl waren best eenvoudig, het pad was redelijk vlak en duidelijk zichtbaar, we hoefden dus niet bang te zijn dat we nog een keer verkeerd zouden lopen. Maar daarna werd het heel anders, we moesten nu afdalen in Elephant Canyon via een steil pad dat uit grote rotsblokken bestond. Niet echt moeilijk, maar wel behoorlijk inspannend…. En het ergste was dat we vrijwel meteen nadat we de bodem van de canyon bereikten aan de andere zijde alweer omhoog moesten. En dat was dus nog heel wat zwaarder dan omlaag… al die ongelijke rotsblokken zorgden ervoor dat we hier niet in een geleidelijk tempo omhoog konden gaan, het was echt ploeteren, zuchten en steunen… “Zodra we boven zijn, nemen we een uitgebreide pauze”, zo beloofden we elkaar. Wat was ik blij toen we eindelijk de rand van de canyon bereikten, die pauze had ik echt even heel hard nodig.

Chesler Park (Canyonlands National Park)
Na een paar minuten vonden we een plateau met een paar rotsblokken die én een goede zitplaats én flink wat schaduw boden. Ideaal! En wat deze pauzeplek nog veel aantrekkelijker maakte, dat was het uitzicht. Wauw, wat was het ongelooflijk fantastisch supermooi hier, we keken uit over een gebied dat helemaal vol stond met Needles. Lage rotsen – die aan olifantenpoten deden denken – op de voorgrond (waar zou Elephant Canyon z’n naam aan te danken hebben??), hogere en smallere Needles daarachter, en dan zagen we ook nog – ver weg op de horizon – lage vlakke rotsformaties. Adembenemend mooi was het hier, dit zijn echt de momenten waarvoor je dit soort tochten onderneemt. Helaas was er ook één minpuntje, er hing een grauwe sluierbewolking waardoor het erg lastig werd om dit geweldige uitzicht goed op de foto te krijgen. We hoopten maar dat het – als we hier over enkele uren op de terugweg weer langs zouden komen – wat helderder zou zijn.
Onze dag kon al niet meer stuk, en we hadden nog niet eens het eigenlijke doel bereikt. Chesler Park zelf dus: dat is een vlakke circelvormige weide met een diameter van ongeveer 1 mijl, die helemaal wordt omringd door prachtige zandsteentorens. Gelukkig was het na onze pauze niet zo ver meer lopen tot aan de rand van Chesler Park, na nog een klimmetje via de rotsen en een paar gemene zandheuveltjes zagen we de groene weide voor ons liggen. Ik zal het verder maar simpel houden met mijn commentaar op deze omgeving: het was prachtig!

Chesler Park (Canyonlands National Park)
Via een – gelukkig – vrij vlak zanderig pad liepen we linksom naar een slickrockplateau aan de achterzijde van Chesler Park. Een bordje wees ons de weg naar een hoog gelegen uitkijkpunt, en daar hebben we voor de tweede keer een welverdiende pauze gehouden. Twee van de mooiste picknickplekken die we ooit hebben gehad op één dag, je hoort ons niet klagen hoor! Na de pauze hebben we nog even een kijkje genomen in de Joint Trail, dat is een hele diepe, smalle rotsspleet waar je in kan lopen. Het was verrassend mooi daar, de bodem was heel vlak en de rotswanden waren indrukwekkend recht, hoog en donker. Toch weer heel anders dan een door water en puin uitgeslepen slot canyon, waar de wanden meestal heel golvende vormen hebben. Er waren ook diverse zijkloven, een van die kloven zijn we ingegaan. Het was daar nog veel smaller, maar ach, we hebben inmiddels ruimschoots ervaring opgedaan met het wringen en persen door smalle kloven heen. En het blijft leuk! Het was zowaar nog druk ook in de Joint Trail, we kwamen diverse andere mensen tegen. Op gegeven moment was de bodem niet meer vlak, maar moest er weer via rotsblokken geklommen en geklauterd worden. We bereikten een afdaling die net wat lastiger was, en daar hield ik het voor gezien. Als ik echt had gewild zou ik hier wel naar beneden hebben gekund, maar met al zo’n lange wandeling in de benen en de weg terug nog voor de boeg, had ik even geen zin meer in moeilijke capriolen. We zijn op dat punt dan ook weer omgedraaid, tijd om terug te gaan naar de buitenlucht.

Chesler Park (Canyonlands National Park)
Natuurlijk wisten we vooraf al dat de terugweg zwaar zou worden; we hebben ons netjes aan onze afspraak gehouden om regelmatig even een korte pauze te nemen en op die manier hielden we het wel vol. Alleen de afdaling in en de onvermijdelijk daarop volgende klim uit Elephant Canyon tikten wel even flink aan; tijdens de laatste anderhalve mijl die we daarna nog van onze auto verwijderd was het geen lopen meer wat we deden, maar sloffen… We kregen onze benen haast niet meer vooruit. Kort voor het einde van de trail zaten we nog even wat uit te puffen toen een jong stel ons voorbij liep, het meisje was zo ontzettend moe dat ze niet eens meer vooruit van een richel af kon stoppen, ze deed het – puur uit vermoeidheid – achterstevoren. Ze leek zich naar ons toe een beetje te generen, ze verontschuldigde zich zelfs min of meer dat ze zo raar van die richel afstapte. Hoefde ze echt niet te doen hoor, wij zaten daar ook niet meer bruisend van energie op dat randje…
Onze Nissan zag er eventjes nog véél mooier uit dan de omgeving van Chesler Park…. Een lekker zachte stoel om in te zitten, sandalen uit, airco, koud drinken…. héérlijk!! Natuurlijk keken we nog wel even op onze horloge, we waren erg benieuwd hoe lang we over de hike hadden gedaan. Het was tien over half vier, we waren dus 8 uur en 10 minuten onderweg geweest.
Rond half zes in de namiddag waren we terug op onze motelkamer in Moab. We konden het nog net opbrengen om te douchen en even naar de PizzaHut te gaan, foto’s uitzoeken en een verslagje schrijven lukte na deze zware dag echt niet meer. Om kwart voor tien lagen we al lekker te slapen…..
DAG 15 : ZATERDAG 2 MEI : CORONA ARCH
Gereden : 34 mijl
Corona Arch Trail : 5 kilometer
Toen we wakker werden regende het. Precies zoals The Weather Channel twee dagen eerder al had voorspeld. We zijn dus maar uitgebreid wezen winkelen in de CityMarket, met dit weer konden we immers niet veel anders. Toen we met onze gevulde koelbox en andere boodschappen weer terugkwamen was de badkamer schoongemaakt, de handdoekenvoorraad weer vers, en ons bed netjes opgemaakt. Heerlijk…. kunnen die dames niet met ons mee naar Nederland verhuizen, over twee weken?? Terwijl ik lekker lui met een mooi boek op bed ben gaan liggen, ging Hans de vele foto’s die we gisteren in Chesler Park hadden gemaakt bekijken. Het liveverslag moest immers nog worden bijgewerkt, en daar hadden we nu mooi de tijd voor.
![]() Corona Arch | ![]() Corona Arch |
Rond de middag hield het op met zachtjes regenen…. het begon te hozen. Wat kwam er een ongelooflijke hoeveelheid water naar beneden zetten, ik heb een hele tijd naar buiten zitten kijken hoe Moab blank kwam te staan. Die hele harde bui duurde maar kort, en tot mijn verbazing werd het daarna zowaar droog. We wilden nu toch wel even van de motelkamer weg, we zijn Moab ingelopen om wat winkeltjes te bekijken. Als eerste kwamen we terecht in een boekwinkel. Het was lekker om daar uitgebreid rond te neuzen, vooral in de reisboeken- en landkaartenhoek zijn we lang blijven hangen. In de etalage lag een prachtige kat, en dat vond ik natuurlijk nog veel mooier dan de reisboeken. Blijkbaar lag ze daar wel vaker, want er hing een bordje bij de kat waarop stond dat haar naam Abbey was, en dat aaien toegestaan was, maar wel op eigen risico. Nou, dat risico wilde ik héél graag nemen hoor. Het liet Abbey duidelijk koud of ze nu wel of niet werd geaaid, ze onderging het heel gewillig maar ze reageerde er verder niet op. Da’s met onze eigen kat Toyke wel anders, die begint altijd volop te snorren en kopjes te geven als je haar aanhaalt….. ik kreeg spontaan een aanval van heimwee (niet naar Nederland hoor, alleen naar Toyke!)

Corona Arch
Het tweede winkeltje waar we binnenliepen was saaaai….. t-shirts van het soort ’13 in ’n dozijn’, lelijke ansichtkaarten, vreselijk oubollige beeldjes die Delicate Arch moesten voorstellen….. wat deden we hierbinnen? In no time stonden we weer buiten, en zowaar…. daar scheen de zon inmiddels. “Zullen we nog iets gaan doen?” stelde Hans voor.

Bowtie Arch
Daar hoefde ik niet lang over na te denken, we lieten de winkels voor wat ze waren en gingen snel naar de motelkamer terug. Een paar minuten later zaten we in de auto, en waren we op weg naar Corona Arch. Blijkbaar waren er meer mensen op het idee gekomen om er na de verregende ochtend toch nog even op uit te gaan, het was erg druk bij de trailhead en we hadden geluk dat we nog net een plaatsje voor onze auto konden vinden.
Net zoals twee dagen eerder, in Arches National Park, kwamen we terecht midden in een groep mensen die hier blijkbaar waren vanwege het fotografiecongres in Moab. Eerlijk gezegd baalden we wel een beetje, we vonden het idee om goede fotoplekken te zoeken temidden van een heel stel andere fotografen niet echt aantrekkelijk. We liepen letterlijk in een file van de parkeerplaats vandaan; direct na de eerste klim stopten de mensen die vooraan liepen, kennelijk moest de groep zich hier verzamelen. Wij liepen snel door, we hoopten de groep op deze manier wat voor te kunnen blijven zodat we Corona Arch nog even zouden kunnen fotograferen zonder om een plekje te hoeven vechten.
Op gegeven moment bereikten we een in de rotswand uitgehakt trapje. Boven stond een man, beneden stond zijn hond die deze klim duidelijk niet zou kunnen maken. “Stay…Stay…”, commandeerde de man diverse keren, maar het arme beest leek er niets van te begrijpen dat zijn baasje hem hier zomaar achterliet. Hij liep rusteloos rond en was heel zielig aan het janken. De man liep zowaar nog weg ook, stomme kerel, je laat je hond toch zo niet achter!
Nadat we via het rotstrapje en daarna ook nog via een kort metalen trapje verder omhoog waren gegaan, zagen we Corona Arch rechts van ons liggen. Wauw, wat een geweldig mooie rotsboog was dit. “Elegant” is misschien niet het meest voor de hand liggende woord als je het over een stuk steen hebt, maar bij Corona Arch past het wel degelijk. Even de cijfertjes: de opening van de arch is 42,5 meter breed en 32 meter hoog. Een heel stuk groter nog dan White Mesa Arch, dus. We hadden de fotografieclub inmiddels ruimschoots achter ons gelaten, we zagen ze niet eens meer. Toch was het ook zonder die grote groep behoorlijk druk hier, er liepen overal mensen onder en dichtbij de boog. Ach, dat was niet erg, het is wel leuk om wat mensen op de foto te hebben zodat je beter kan zien hoe groot de arch is.
We zijn best lang rond blijven hangen, Corona Arch bleek een geweldig leuk fotografie-object te zijn. Van dichtbij, van veraf, van onderuit, vanaf de andere zijde (tegen de zon in!), van alle kanten hebben we plaatjes gemaakt. Het weer werkte nog steeds geweldig goed mee, het was zonnig en er hingen ook van die mooie witte wolken die het meestal erg goed doen op een foto. Natuurlijk hebben we ook die andere arch die in deze omgeving ligt op de foto gezet: Bowtie Arch heet die. Dat is een uitholling in de rotswand waar aan de bovenzijde een opening in zit. Minder indrukwekkend dan Corona Arch, maar toch ook heel leuk om te zien.
Toen we weer terugliepen kwamen we zowaar de hond weer tegen, met zijn baasje. Blijkbaar had hij toch ingezien dat hij dat beest niet alleen achter kon laten, waarschijnlijk heeft ie ‘m het trapje op gedragen. En even later kwamen we ook nog de fotografieclub tegen, die moeten dus eerst ergens anders naartoe zijn geweest. Tja, nu waren ze eigenlijk wel te laat om Corona Arch nog te kunnen fotograferen; de witte wolken hadden ondertussen weer plaats moeten maken voor een grijze, grauwe regenachtige lucht en de boog werd nu veel minder mooi belicht.
Het was al half zeven toen we Moab weer binnenreden. Ondanks de regen van vanochtend hadden we een prachtige dag gehad, de halve rustdag was echt heel ontspannend geweest, ik had mijn kattenaai-tekort weer wat kunnen reduceren en de wandeling naar Corona Arch was ons geweldig goed bevallen. Als we in de toekomst ooit weer in Moab komen, dan wil ik deze hike heel graag nog eens overdoen.
DAG 16 : ZONDAG 3 MEI : SAND FLATS ROAD – FISHER TOWERS
Gereden : 99 mijl, waarvan 39 mijl dirtroad
Fisher Towers Trail : 6,4 kilometer
De Sand Flats Road loopt door een recreation area, bij het begin van de weg staat een entrance booth waar je entreegeld moet betalen. We waren zo vroeg dat er nog niemand in het hokje aanwezig was, we zijn dus maar gewoon zonder te betalen doorgereden. Helemaal legaal hoor, want je hoeft alleen maar te betalen als je van de recreatiemogelijkheden gebruik wilt maken. We hadden geen kampeerspullen bij ons, en Hans had z’n mountainbike ook thuis gelaten, dus die recreatiemogelijkheden waren niet aan ons besteed. Tja, we hadden natuurlijk wel even Lions Back op kunnen rijden met onze Nissan, maar ik denk dat ze dat bij Alamo niet op prijs zouden hebben gesteld. Lions Back is die bekende, uiterst steile rots waar waaghalzen in volle vaart tegenop rijden; ik had er wel eens filmpjes van op internet gezien maar tot nu had ik me nooit gerealiseerd dat die rots bij Moab lag. Terwijl we over de Sand Flats Road reden zagen we overigens niet Lions Back zelf, maar wel z’n kleine broertje Baby Lions Back. Uh…. als dit alleen maar de baby-versie was dan hoefde ik de volwassen versie echt niet te zien hoor, ik moet er niet aan dénken om daar naar boven te rijden. ’t Zou natuurlijk wel spannend zijn geweest als we hier daadwerkelijk enkele van die onverschrokken coureurs in actie hadden kunnen zien, maar helaas, er was geen mens en ook geen enkele auto te zien hier.
De omgeving beviel ons prima. We zagen een groep prachtige witte bomen die heel mooi afstaken tegen de rotswand direct daarachter, we zagen – op enige afstand – enkele indrukwekkend grote hoodoos en we werden ook verrast met weidse uitzichten over Moab en omgeving. Vooral de zogenaamde ‘shelf road’, dat is een weg die langs een rotswand omhoog kringelt, vonden we erg leuk om te rijden. Het weer was minder leuk. Er hing een grauwe grijze bewolking waar zo nu en dan wat ziemelige regen uit omlaag kwam zetten…. En het was ook nog eens onaangenaam koud, die vieze nattigheid en een beetje wind vormden samen nou niet bepaald een lekkere combinatie. We zijn dan ook maar nauwelijks de auto uitgeweest, veel foto’s van de route kunnen we hier dan ook niet laten zien.
![]() Sand Flats Road | ![]() Fisher Towers |
Veel vroeger dan verwacht waren we terug op de motelkamer. Gelukkig begon het rond de middag flink op te klaren, tijd dus om te overleggen wat we deze middag zouden gaan doen. Hans wilde graag terug naar de Sand Flats Road, hij had wel zin om naar een van die grote hoodoos te hiken. Ik zag dat eigenlijk niet zo zitten, we wilden tegen zonsondergang de Fisher Towers Trail gaan lopen en ik had geen zin om mijn voeten – die nog steeds niet in goede conditie waren – twee keer op één dag te gaan belasten. Ik had nog wel wat leuke scenic routes in ons Backroads boek gevonden, maar die waren wel heel wat lastiger dan de routes die we de laatste dagen hadden gereden. We hebben even wat op internet zitten googelen, waarna we tot de conclusie kwamen dat we het met onze 2wd toch niet aandurfden om naar Long Canyon te rijden. Zeker weten dat we tijdens een volgende reis wél goed opletten dat onze SUV wel echt een 4wd zal zijn! Uiteindelijk besloten we om de Fisher Towers Trail niet pas vanavond, maar vanmiddag al te gaan doen.
Er stonden al flink wat auto’s bij de trailhead, net toen wij daar aankwamen zagen we diverse wandelaars terugkeren. Ze hadden hele rode, verhitte gezichten….. afgaande op hoe deze mensen eruit zagen stond ons weer een pittige trail te wachten! Maar desondanks hadden we er wel heel veel zin in, het zag er direct bij het begin van de trail al prachtig uit. Fisher Towers is de gezamenlijke naam voor een aantal donkerbruine zandstenen monolieten, de grootste is ongeveer 275 meter hoog. We volgden het pad direct onderlangs de voet van de rotstorens; ook al hadden we al zoveel van dit soort landschappen gezien, we keken écht weer onze ogen uit! Die gigantische rotswanden waar we langsaf liepen, een stel leuke hoodoos, een weids uitzicht over de vallei aan de rechterzijde, we vonden het schitterend hier. De trail was niet echt moeilijk, we hoefden geen al te moeilijke klimpartijen te ondernemen. Op de enige plek waar we even omlaag een kloof in moesten klimmen hadden ze netjes een metalen trapje neergezet, compleet met een handsteun in de rotswand. Dat die wandelaars die we op de parkeerplaats hadden gezien zo’n rooie hoofden hadden snapten we nu overigens ook volledig: het was erg heet hier tussen de rotswanden in en de voortdurende hoogteverschillen zorgden ervoor dat ook onze eigen temperatuur behoorlijk omhoog ging…
![]() Fisher Towers | ![]() Fisher Towers |
Ik baalde wel dat mijn voeten het tijdens deze trail weer helemaal lieten afweten. Ik liep nu al een week lang niet meer op mijn wandelschoenen, maar op mijn sandalen, en dat was tot nu toe redelijk goed gegaan. Fiery Furnace en Chesler Park waren toch behoorlijk pittige wandelingen geweest, maar daar had ik niet al te veel last gehad. Gisteren, bij het schuine slickrock van Corona Arch, deden mijn voeten meer pijn dan tijdens die lange hikes. En vandaag ging het echt helemaal mis, bij elke stap begon ik mijn voeten erger te voelen, vooral mijn rechtervoet. En dan is die weg terug naar de parkeerplaats toch wel heel erg lang, hoor.
Toen we bij onze auto stonden en onze spullen aan het opruimen waren, kwam er een andere auto de parkeerplaats oprijden. We herkenden ‘m meteen…. dat was de Suburban van Marjan en Jan! Wat ontzettend leuk dat we elkaar nu al voor de tweede keer tijdens deze vakantie tegenkwamen… al was de verrassing deze keer wel heel wat minder groot dan twee weken geleden. We wisten immers – dankzij hun weblog – dat zij ook al enkele dagen in Moab waren, steeds als we door Moab reden hadden we al rondgekeken of we hen niet ergens zagen rijden of lopen. Sinds onze ontmoeting in Blue Canyon hadden zij én wij van alles gezien en gedaan, we hadden dus heel veel bij te praten. Terwijl we daar zo gezellig stonden te kletsen keek Jan eens met een schuin oog omhoog naar de lucht: er kwamen flink wat donkere wolken opzetten. Hij vreesde dat hij en Marjan – als ze nu nog aan de Fisher Towers hike zouden gaan beginnen – wel eens door een flinke regenbui overvallen zouden kunnen worden, geen echt aantrekkelijk vooruitzicht dus. Ze hadden de hike enkele jaren geleden al eens gedaan, dat maakte de beslissing om ‘m nu toch maar over te slaan wel wat makkelijker.
Hans en ik waren van plan om bij McDonalds te gaan eten; dat was pas onze twee Mac van deze vakantie, dat is wel eens anders geweest! Jan en Marjan sloten zich spontaan bij ons plan aan, en zo zaten we ons even later dus lekker met z’n vieren te bezondigen aan de hamburgers en Chicken McNuggets. Zo hadden we volop de tijd om onze ervaringen van de laatste twee weken met elkaar te delen. Na het eten namen we afscheid van elkaar, ongetwijfeld komen we elkaar ooit wel weer eens tegen tijdens een AllesAmerika-meeting of op een of andere mooie plek in de USA!
DAG 17 : MAANDAG 4 MEI : MOAB – BISTI BADLANDS WILDERNESS – FARMINGTON
Gereden : 275 mijl, waarvan 7 mijl dirtroad
Hike in Bisti Badlands : 12 kilometer
We zaten nu al een week in Moab, nog nooit eerder zijn we tijdens een rondreis door de USA zo lang op dezelfde plaats gebleven. We waren het er roerend over eens dat het nu lang genoeg was geweest, we misten het “on the road”-gevoel meer dan we vooraf hadden verwacht. Dus, ook al hadden we nog niet alles gedaan wat we hier rondom Moab van plan waren, het was tijd om de koffers weer in te pakken en te vertrekken. Lekker, verstand op nul en urenlang die lange rechte Amerikaanse wegen voor ons zien….
Hans is de chauffeur, ik ben de TomTom. Ik had het erg makkelijk; pas na een klein uurtje rijden hoefde ik voor het eerst iets aan te geven (In Monticello gaan we linksaf) en nog eens anderhalf uur later was het tijd voor mijn tweede en meteen ook laatste route-aanwijzing (linksaf in Shiprock). We zijn maar twee keer gestopt onderweg, een keer om te tanken, en een keer omdat we naast de weg een schitterend autokerkhof zagen. Honderden oldtimers stonden daar, ouwe Fordjes, pick-up trucks, Chevrolets, een Datsun die wel heel klein afstak tegen al die grote Amerikanen…. ook al geef ik helemaal niets om auto’s, hier keek ik echt mijn ogen uit! Er stond een afrastering rondom het autokerkhof, en een bord waarop luid en duidelijk te kennen werd gegeven dat de toegang verboden was. Jammer, we zouden ontzettend graag een tijdje met onze fotocamera’s tussen die auto’s hebben rondgelopen.
![]() Bisti Badlands Wilderness | ![]() Bisti Badlands Lizard |
Rond het middaguur bereikten we Farmington, een vrij grote plaats in het noordwesten van de staat New Mexico. Eerst maar eens een motelkamer zoeken, zo besloten we. Vorig jaar hadden we hier overnacht in de La Quinta Inn, dat was ons goed bevallen dus liepen we eerst daar maar eens binnen. Helaas, ze hadden geen kamer met koelkast, en zeker als we ergens meerdere nachten verblijven vinden we dat toch wel belangrijk. Het daarnaast gelegen motel was vol, er was een congres gaande in Farmington, zo kregen we te horen. De Travelodge die aan de overkant lag had nog wel plaats, en we konden er een kamer met koelkast krijgen. Perfect dus. Toen we de kamer zagen moesten we op dat ‘perfect’ toch wel wat afdingen, het was een onooglijk klein kamertje, rondom de twee bedden was vrijwel geen ruimte meer om ons nog te kunnen bewegen en we konden alleen in de badkamer komen door de deur met enig geweld voorbij de hoek van het bed te duwen. Ach, het was schoon, we hadden een koelkast en een magnetron, dat het allemaal wat krap was zouden we wel overleven, toch!
Nadat we boodschappen hadden gedaan, de koelkast moest immers wel worden gevuld, gingen we weer op pad. Op naar een van onze meest favoriete plekjes in Amerika: de Bisti Badlands. Vorig jaar hadden we urenlang rondgelopen in dit wilderness gebied, maar toch hadden we nog lang niet alles gezien. We hadden zo enorm genoten van deze hike dat we toen direct al wisten dat we er ooit terug zouden komen. Al hadden we nou ook weer niet verwacht dat dat zo snel al zou gebeuren….
Om het even kort en krachtig samen te vatten: Bisti Badlands is een van de allermooiste gebieden die we ooit heb gezien. “We zijn net twee kleine kinderen in een enorme speeltuin als je ons daar ziet lopen”, zo beschreef ik het in het liveverslag dat we tijdens onze reis bijhielden, en dat geeft precies weer hoe we deze hernieuwde kennismaking met Bisti hebben ervaren. Een heel leuk ‘speeltje’ bleek een smalle, ondiepe kloof te zijn die we zomaar op goed geluk zijn ingelopen. Aan de onderzijde waren de wanden donkergrijs en gitzwart van kleur, direct daarboven zat een goudgele laag die daar prachtig mee contrasteerde. Terwijl we door de kloof liepen hebben we heel goed opgelet of er geen slangen of andere enge beesten rondkropen, de kans dat we hier zoiets tegen zouden komen leek ons best wel groot. Maar nee hoor, we hebben er niets aangetroffen. Hans mopperde wel een beetje: dit was nu al onze negende reis in de USA, we lopen door de meest afgelegen prairies en woestijnen, en toch hadden we nog nooit een slang gezien. Verdorie! Niet in de kloof, maar in een meer open gedeelte, zagen we wel een groen-gele hagedis die prachtig voor ons bleef poseren. Okay, een hagedis is minder spannend dan een slang, maar het was wel erg leuk om dit beestje hier te zien. Het allermooiste gedeelte van Bisti ligt aan de zuidzijde van de wash, niet eens zo heel ver van de parkeerplaats vandaan. Bovenop een donkere koollaag stonden tientallen bruine en bruingestreepte hoodoos. Eerst bekeken we ze van beneden uit, daarna klommen we naar boven zodat we ook de hele groep hoodoos tegelijk konden overzien. Tja, wat kan ik nog meer zeggen dan dat we intens van onze hike hebben genoten. De foto’s spreken verder voor zich!
Uiteindelijk was het – net zoals vorig jaar – de vermoeidheid die ons dwong om terug te gaan naar de auto. Twaalf kilometer hadden we erop zitten toen we de parkeerplaats weer bereikten, samen met de zestien kilometer van vorig jaar hebben we hier dus al een behoorlijke afstand afgelegd. En ik heb zo het idee dat er ooit nog wel een derde bezoek zal volgen, zodat we dit fascinerend mooie gebied nog wat verder kunnen gaan ontdekken.
DAG 18 : DINSDAG 5 MEI : AH-SHI-SLE-PAH WILDERNESS
Gereden : 130 mijl, waarvan 28 mijl dirtroad
Hike in Ah-Shi-Sle-Pah : 10 kilometer
Vorig jaar was ons bezoek aan de wilderness area Ah-Shi-Sle-Pah helaas niet helemaal geslaagd. We hadden de wash waarin vele honderden hoodoos staan wel gevonden, maar we waren er niet in geslaagd een plek te vinden waar we veilig konden afdalen. We hadden al dat moois dus alleen van een afstandje kunnen bekijken. Omdat we nu toch weer in deze omgeving waren, wilden we heel graag een nieuwe poging ondernemen. Natuurlijk hadden we ons huiswerk nu beter gedaan, we hadden via e-mail contact gehad met enkele mensen die Ah-Shi-Sle-Pah ook hadden bezocht en van hen hadden we doorgekregen hoe we moesten lopen om de goede afdalingsplek te vinden. Het was wel, zo schreef een behulpzame Amerikaan, een lastige afdaling. Ik was dan ook heel benieuwd of we er deze keer wel in zouden slagen om beneden in de wash te komen.
Lastige afdaling?? Welke lastige afdaling bedoelde die man?? We stonden – dankzij onze nieuwe instructies die we natuurlijk netjes hebben opgevolgd – al een minuut of 10 nadat we de parkeerplaats hadden verlaten beneden in de wash. Het was zo supereenvoudig dat ik in eerste instantie niet eens in de gaten had dat we al helemaal beneden stonden, ik dacht echt dat het moeilijkste stuk nog zou moeten komen.
De wash is vrij breed, en behoorlijk kaal. Een beetje saai, eerlijk gezegd. Maar het ging ons natuurlijk om de mooie hoodoos die aan de randen van de wash staan, we probeerden het eerst maar eens aan de rand die het verst van ons vandaan lag. We kwamen er wel een aantal bezienswaardige plekken tegen, maar die lagen nogal verspreid en haalden nergens de overweldigende schoonheid van de Bisti Badlands. De overkant – de rand dus waar we vandaan kwamen – leek meer veelbelovend. Het was even zoeken, maar na een tijdje vonden we toch de prachtige gele hoodoos die we al diverse malen op internet hadden gezien. En ook al hebben we ondertussen al talloze hoodoos gezien, gisteren nog en natuurlijk ook tijdens onze eerdere reizen, deze hoodoos waren toch weer heel anders. Die gele kleur was heel apart, en ook de platte, min of meer ovaalvormige kappen waren heel typerend. Die kappen bestonden duidelijk uit een heel ander soort gesteente, grijs met roodbruine vlekken aan de bovenzijde.
Even verder bereikten we een kleine vlakte die helemaal bezaaid lag met keien die – dat denk ik tenminste – uit hetzelfde soort gesteente bestonden als de kappen van de gele hoodoos. De meeste keien lagen gewoon op de grond, maar er waren er ook bij die bovenop mini-hoodootjes balanceerden. Een andere ‘bezienswaardigheid’ bestond uit een stapeltje oude colaflesjes. Echt oude colaflesjes! Vreemd om dit aan te treffen in zo’n ongerept gebied, we waren eigenlijk best wel nieuwsgierig hoe lang die flesjes hier al lagen. Internet zou daarover best wel opheldering kunnen verschaffen, zo dachten we, gewoon even googelen op “Coca Cola bottle” en dan kijken welke afbeelding het meest op deze flesjes zou lijken. Tja, dan moet je natuurlijk wél foto’s van de flesjes maken. Maar om een of andere onbegrijpelijke reden hebben we dat niet gedaan…..
We begonnen zo langzamerhand flink last te krijgen van de hitte, het was aanmerkelijk warmer dan gisteren in Bisti Badlands. We besloten dan ook om niet verder weg te lopen, maar weer langzaam aan richting de parkeerplaats te gaan. Er was genoeg te zien onderweg, maar het enorme enthousiasme dat Bisti bij ons had opgewekt bleef hier – in Ah-Shi-Sle-Pah – toch uit. De beide landschappen lijken veel op elkaar, maar toch, Bisti wint met volle overtuiging op alle fronten: het is daar veel kleurrijker, er zijn meer hoodoos, mooiere kloven, er is meer versteend hout….
Nu lijkt het misschien of we Ah-Shi-Sle-Pah niet mooi hebben gevonden. Maar ben niet bang, ook al kan het de vergelijking met Bisti niet doorstaan, het gebied is absoluut de moeite waard hoor! We zijn dan ook blij dat we er opnieuw naartoe zijn gegaan, we hadden deze ervaring echt niet willen missen. Op de weg terug naar Farmington wilden we nog één extraatje aan onze dag toevoegen, in het boek Photographing the SouthWest wordt het uitzicht over de badlands van Angel Peak aangeprezen en we hoefden daarvoor maar een hele kleine omweg te maken. Nou, dat omweggetje hadden we gerust achterwege kunnen laten, nog nooit is iets dat we op advies van dat boek hebben gedaan ons zó tegengevallen! Ja, er waren badlands te zien vanaf het uitkijkpunt, maar die waren in geen enkel opzicht bijzonder of speciaal. Dus als je ooit in New Mexico over State Route 550 rijdt en je ziet het bordje Angel Peak staan, geen aandacht aan schenken en gewoon lekker door blijven rijden! (Tip: lees ook ons reisverslag van 2014. Ons advies t.a.v. Angel Peak is daarin gewijzigd van ‘sla dit park over’ naar ‘kom je in deze omgeving, ga er dan zeker naartoe!)
’s Avonds trakteerden we onszelf op een Chinees buffet, dat smaakte heerlijk. En wat zijn wij dan toch uiterst bescheiden eters als je ziet wat sommige Amerikanen daar op hun borden scheppen, we hebben echt in stomme verbazing toe zitten kijken wat een vrouw die daar alleen aan tafel zat allemaal heeft opgegeten. Zij at in haar eentje toch wel dubbel zo veel weg als Hans en ik samen, en dan druk ik me nog voorzichtig uit ook. Ik hoop maar dat we – onbewust – niet al te veel naar haar hebben zitten staren.
DAG 19 : WOENSDAG 6 MEI : CHACO CULTURE NATIONAL HISTORIC PARK
Gereden : 174 mijl, waarvan 42 mijl dirtroad
Pueblo Bonito Overlook Trail : 2,5 mijl
Drie korte trails : 1,6 mijl
Wij houden wel van lange autoritten. Dus we vonden het absoluut niet erg dat het een flink eind rijden was van Farmington naar Chaco Culture, het park waar je oude indianenwoningen kan bezichtigen. Eerst reden we een stukje naar het oosten, en daarna ging het via Highway 550 verder naar het zuiden. Bekend terrein, want gisteren waren we ook al via deze weg naar Ah-Shi-Sle-Pah gereden. Op gegeven moment zagen we rechts van ons, ergens boven de enorme vlakte die tussen State Route 371 en Highway 550 ingeklemd zit, een vreemde lichtbruine waas hangen. Laag boven de grond, en vele, vele kilometers lang. Natuurlijk waren we best nieuwsgierig waar die waas vandaan kwam… was het rook…. stond er ergens iets in brand? Ik verwachtte misschien wel ergens een vuurhaard te zien, maar nee hoor, we konden de oorzaak niet ontdekken. Daarginds, 20 of 25 mijl verderop, moest ergens Bisti Badlands liggen. Pfff, hadden wij even geluk dat die walm er niet had gehangen toen wij daar eergisteren rondliepen!
Toen we de highway verlieten en in westelijke richting verder reden, was de vreemde walm gelukkig niet meer te zien. Acht mijl na de afslag hield de verharde weg op, en moesten we verder via een dirtroad. De kwaliteit van het wegoppervlak viel best wel tegen, we hadden op weg naar een door de National Park Service beheerde bestemming een goed onderhouden zandweg verwacht, maar nee hoor, er zaten flink wat kuilen en gaten en hier en daar was het ook flink zanderig. “’t Zal vast niet druk zijn in het park”, zo dachten we, “zo’n hobbelige weg schrikt vast wel veel mensen af!” Tja, hadden we alweer fout gedacht, want toen we het park binnenreden zagen we dat we absoluut niet de eerste bezoekers waren vandaag, er stonden al heel wat auto’s (ook gewone personenauto’s!) bij het Visitor Center geparkeerd.
![]() Chaco Culture Visitor Center | ![]() Four Doors |
We hadden twee dingen gepland in het park. Natuurlijk wilden we de ruïnes gaan bekijken, dat spreekt voor zich, en we wilden ook de Pueblo Bonito Overlook Trail gaan lopen. Even flink klimmen, en dan vanaf ons hoge uitkijkpunt de ruïnes van bovenaf bekijken. Omdat het een erg warme dag dreigde te gaan worden, de temperatuur was al behoorlijk aan het oplopen, besloten we om dit klimwerk maar als eerste te gaan doen. Het eerste deel van de trail was heel eenvoudig, we liepen daar over een vlak, breed pad. Opeens zagen we vlak voor ons iets van links naar rechts over het pad heen kronkelen…. het duurde even een seconde voordat het tot ons doordrong dat dit dan toch echt de allereerste levende slang was die we zomaar tijdens een van onze hikes tegenkwamen. Geweldig toch! We waren helemaal happy…. dit was iets waarop we al een hele tijd hadden gehoopt. Natuurlijk moest dit moment wel worden vastgelegd, we hadden allebei een fototoestel om onze nek hangen dus we kwamen meteen in actie. Tja…. de slang bleek toch iets sneller te zijn dan wij…. Op het moment dat wij onze eerste foto’s konden nemen was het beest al de met lage struiken begroeide berm ingeglibberd. Eén keer staat ie maar op de foto, slechts half zichtbaar vanwege de struiken. Jammer dat we geen goede foto hebben kunnen maken, maar wel super om dit beest hier zomaar van dichtbij te kunnen zien. Natuurlijk hebben we ’s avonds op internet nog even geprobeerd te achterhalen wat voor soort slang het was; afgaande op de afbeeldingen gaan we ervan uit dat het een Bullsnake moet zijn geweest. Niet giftig, ook weer mooi om te weten.
Via het vlakke pad bereikten we Kin Kletso, een rechthoekige, 900 jaar oude pueblo die bestaat uit 55 kamers en 5 kiva’s. Direct naast Kin Kletso begon het serieuze deel van onze hike, we moesten hier via een uit grote rotsblokken bestaand pad ruim 80 meter naar boven klimmen. Eenmaal boven hadden we eerst een erg mooi zicht over Kin Kletso, en een heel stuk verder ook over de grootste pueblo in het park: Pueblo Bonito. We konden zo heel goed zien welke vorm de pueblo had, half rond, met in het midden een grote open ruimte waarin enkele kiva’s lagen. Nadat we een tijdje hadden rondgelopen op de top van de klif werd het tijd voor de terugweg…. De afdaling via het rotsblokkenpad was zwaarder dan de klim omhoog: we moesten goed uitkijken waar we onze voeten neerzetten, de hitte begon z’n tol te eisen, en ik merkte ook dat ik eigenlijk veel te weinig had gegeten voordat we aan deze hike waren begonnen. Gelukkig had ik een paar mueslirepen in mijn heuptas zitten, zodat ik het weeïge gevoel in m’n buik een beetje kon wegnemen. Toen we bij de auto terugkwamen voelde ik me nog steeds een beetje wiebelig… we besloten daarom om eerst maar eens uitgebreid te gaan picknicken voordat we de ruïnes zouden gaan bezoeken. Gelukkig hadden we bij het Visitor Center al een stel mooie overdekte picknickplaatsen gezien.
![]() Kin Kletso | ![]() Kin Kletso |
Na een flinke pauze en met een wat beter gevulde maag kon ik er weer tegen. Het leek ons wat te veel van het goede om alle ruïnes te gaan bekijken, we beperkten ons dus tot de sites die volgens het boek Photographing the SouthWest het meest de moeite waard waren. Als eerste reden we naar Chetro Ketl. Met 500 kamers en 12 kiva’s een heel stuk groter dan Kin Kletso. Chetro Ketl is gebouwd tussen de jaren 945 en 1090, het is toch wel verbazingwekkend om te zien waar de mensen destijds al toe in staat waren. Helaas mochten we de pueblo nergens binnengaan, we konden er alleen omheen lopen. Aan de achterzijde liepen we langs een hoge, lange muur met veel kleine raamopeningen; dit gedeelte van de pueblo was oorspronkelijk maar liefst vijf verdiepingen hoog.
Weet je wat niet zo slim is? Om te denken dat je zo’n korte hike wel even zonder water kan doen. We waren naar Chetro Ketl gelopen in de veronderstelling dat we snel weer terug zouden zijn bij de auto, we hadden dus geen water meegenomen. Maar toen we de ruïne hadden bekeken zagen we dat we – om bij de volgende pueblo te komen – niet eerst naar de parkeerplaats terug hoefden. We konden via een veel korter pad rechtstreeks naar Pueblo Bonito lopen. Dilemma: lopen we via het lange pad door de brandende zon zodat we onderweg ons water uit de koelbox kunnen halen, of kiezen we voor de korte maar meer dorstige route? Het werd uiteindelijk de korte route, vooral omdat we dan direct langs een rotswand met petroglyphs zouden komen.
De petroglyphs stelden niet veel voor, die hadden we gerust over kunnen slaan. Gelukkig maakte het bezoek aan Pueblo Bonito alles weer helemaal goed. We mochten hier wel naar binnen toe, en het bleek een prachtige ervaring te zijn om tussen de muren van de pueblo rond te dwalen. Het was er heerlijk koel, ondanks dat er geen dak meer op de pueblo zat kreeg de hitte geen kans om tussen de muren door te dringen. We wisten al dat er in Pueblo Bonito een heel fotogeniek plekje te vinden moest zijn: Four Doors wordt dat genoemd. We hoefden er niet eens naar te zoeken, we kwamen de vier deuropeningen vanzelf tegen. En zoals we al hadden verwacht was het echt leuk om te proberen dit zo netjes mogelijk op de foto te krijgen. Even later liepen we weer terug naar de parkeerplaats….. geloof me, ik weet nu dat er niets zo overheerlijk is als een flesje ijskoud water….
![]() Pueblo Bonito | ![]() Pueblo Bonito |
De laatste plek die we bezochten was Casa Rinconada, een hele grote kiva. Eigenlijk viel die, zeker in vergelijking met Pueblo Bonito, toch wel wat tegen. Het was wel een mooi gerestaureerde kiva, maar voor ons was het er net één te veel…. Een lange rit in onze ge-airconditionde auto leek ons heel wat aantrekkelijker dan nog een warme hike naar een van de pueblo’s. We zijn dan ook in een ruk teruggereden naar Farmington, voor onze laatste overnachting daar. Al met al wel dik tevreden over deze dag, het was toch weer eens wat anders dan hoodoos en slot canyons.
DAG 20 : DONDERDAG 7 MEI : FARMINGTON – ROUTE 235 – MULEY POINT – JOHNS CANYON – KAYENTA
Gereden : 266 mijl, waarvan 57 mijl dirtroad
De mensen van the Weather Channel hadden ons ingefluisterd dat er vandaag niet gelopen zou gaan worden: er werden nog hogere temperaturen voorspeld dan die waar we gisteren in Chaco Culture mee te maken hadden. We hadden een lange trail in Natural Bridges National Monument gepland, maar die werd dus resoluut van ons lijstje geschrapt. In plaats daarvan besloten we er een lekker relaxed dagje autorijden van te gaan maken. Nog een keer door de Valley of the Gods rijden sprak ons wel aan, en we wilden ook de voor ons nieuwe Johns Canyon Road gaan rijden.
Op het moment dat we Farmington uitreden zagen we weer zo’n zelfde walm boven de grond hangen als gisteren…. Met de grote electriciteitscentrale daarnaast was het ineens niet meer zo moeilijk om te bedenken waar die walm vandaan kwam! We lieten de stad en de luchtverontreiniging al snel achter ons, en via een aantal wat minder bekende achterafweggetjes reden we naar Utah. Niets spannends hoor, gewoon een paar stille, smalle, maar wel verharde wegen door het Navajo Indian Reservation.
Na een dikke twee uur rijden kwamen we weer op bekend terrein, we gingen via State Route 191 in westelijke richting. Nou… bekend…. om eerlijk te zijn herkenden we de omgeving helemaal niet. Terwijl we hier zes jaar geleden toch echt al eens eerder hadden gereden, samen met Rob en Melanie. Ik wist niet meer dat het hier zo ontzettend mooi was, vooral de roodbruine hanekam-achtige heuvelrug die we rechts van ons zagen vonden we geweldig. De afslag naar Valley of the Gods kwam zo langzaam aan dichterbij; ik zat op onze gedetailleerde landkaart te kijken of ik kon zien hoe ver het nog was, en Hans keek uiteraard op de weg. Zo ontdekten we precies tegelijkertijd dat er direct voorlangs de heuvelrug een weg zou moeten lopen…. Natuurlijk was het Hans, de meest avontuurlijke van ons tweeën, die meteen met het voorstel kwam: “Zullen we…”
En zo reden we dus even later niet zoals gepland door Valley of the Gods, maar over de onverharde San Juan County Route 235. Ook bekend als de Comb Wash Road, zo weet ik inmiddels. Op de kaart zag ik dat de weg vrij recht naar het noorden ging, en uitkwam op State Route 95. Een mijltje of twintig lang was ie, zo schatte ik. Het begin van de weg zag er perfect uit, een prima begaanbare zandweg. Hoe het verderop zou zijn, daarvan hadden we uiteraard geen idee. Als ’t slecht wordt, dan draaien we om, zo spraken we af. Al snel bereikten we een splitsing, we wilden dicht langs de heuvelrug blijven rijden en daarom hielden we rechts aan. Links van ons stroomde een beekje, daar rondomheen stonden veel mooie groene bomen. Hoewel het heus geen spectaculaire route was, genoten we toch volop. We dachten eerst dat we hier moederziel alleen waren, maar dat bleek toch niet zo te zijn. Hier en daar liepen koeien rond, en op gegeven moment zagen we een stel echte cowboys, compleet met leren cowboybroek, die daar aan het werk waren. Dit was zo compleet niet-toeristisch en zo heerlijk echt…. fantastisch vonden we het hier. We reden nog een ultrakort zijweggetje in dat eindigde bij een stel rotsblokken. Hans is daar nog een heel stuk omhoog geklommen… nou, hij liever dan ik in deze hitte. Ik werd ondertussen zodanig belaagd door tientallen kleine en ontzettend vervelende vliegjes (vooral mijn oren vonden ze erg interessant!), dat ik maar even in de auto op hem ben blijven wachten. Op de lager gelegen rotsblokken had Hans een heel stel petroglyphs gevonden; die wilde ik natuurlijk ook wel even zien dus ging ik nog even de auto uit. Al wapperend, om de vliegjes een beetje bij mijn gezicht weg te houden, heb ik de petroglyphs bekeken. Ze waren maar klein, maar er zaten wel diverse heel duidelijke afbeeldingen bij. We vonden ze veel mooier dan de petroglyphs die we gisteren in Chaco Culture hadden gezien.
Kort voor het einde van de weg zagen we een plek waar we de auto onder de bomen konden parkeren, lekker in de schaduw. Terwijl we daar zaten te picknicken draaiden vanaf State Route 95 een stuk of zes auto’s, elk met een aanhanger erachter, onze dirtroad op. Ah, nog meer cowboys die koeien op gaan halen, zo dacht ik. Nou nee, heel erg cowboyachtig zagen de bestuurders er bij nader inzien toch niet uit, uit elke auto stapte een vrouw van een jaar of zestig. Een van hen sprak ons aan, ze vertelde dat ze uit Colorado kwam en dat ze hier samen haar vriendinnen kwam paardrijden. En of wij misschien wisten waar Mules Canyon lag? Nu herinnerde ik me dat ik die naam wel op mijn kaart had zien staan. De kaart was er gauw bijgepakt, en ik heb daar gezellig even samen met twee van de dames uit staan zoeken waar ze precies moesten zijn. Mules Canyon bleek inderdaad vlakbij te zijn, aan de andere kant van State Route 95. We kwamen even in de verleiding om zelf ook die weg eens in te rijden, maar dat hebben we uiteindelijk toch maar niet gedaan.
Via State Route 261 zijn we weer teruggegaan naar het zuiden. We kwamen nu wel heel dicht bij Muley Point, en natuurlijk konden we het niet laten om dit zijweggetje even mee te pikken. Drie jaar geleden had ik immers niet voluit van het prachtige uitzicht hier genoten, omdat ik toen – na een week waarin we continu van het ene hoogtepunt in het andere waren gevallen – gewoon even té vol zat om nog echts iets nieuws in me op te kunnen nemen. Deze keer stond ik er helemaal voor open om de grootsheid van deze plek tot me door te laten dringen…. maar helaas…. op een of andere manier krijg ik maar geen ‘klik’ met Muley Point. Het is er hartstikke mooi, vrijwel nergens kan je zo ver rondom je heen kijken. Maar toch voel ik hier niet het enthousiasme dat bij andere mooie plekken wel spontaan naar boven komt borrelen. Was het deze keer de loeiharde wind die de spelbreker was? Ik denk het wel, we waaiden zowat uit onze sokken en we konden dan ook niet even rustig om ons heenkijken. Foto’s maken heb ik al heel snel opgegeven, ook met een statief was het onmogelijk om de camera stil te houden. Wat ik wel erg leuk vond was dat we de Johns Canyon Road, waar we zo meteen zouden gaan rijden, diep beneden ons zagen liggen.
![]() Johns Canyon Road | ![]() Johns Canyon Road |
Het was ondertussen veel te laat geworden om de twee geplande ritten – Valley of the Gods en de Johns Canyon Road – allebei nog te kunnen doen. We moesten dus kiezen. Dat was een heel makkelijke keuze hoor, Valley of the Gods hadden we immers al twee keer gedaan en de Johns Canyon Road nog nooit. Al vonden we het toch allebei wel jammer om Valley of the Gods over te slaan. Je had ons moeten horen toen we de afslag voorbij reden….. ik weet niet wie van ons tweeën het meest zielig “ooooh” uitriep op dat moment…..
Een paar minuten later reden we Johns Canyon Road op. De onverharde weg gaat rechtstreeks naar de voet van de machtige rotsen, en daarna onderlangs om die rotsen heen. De weg was smal en bochtig, en ging dicht langs enkele afgronden af. Aan onze rechterhand hadden we de rotswand en links van ons lag de San Juan River. ’t Was nergens eng of moeilijk, zelfs de twee steile gedeeltes waren heel goed om te doen. Een keer moest ik de auto uit om een hek te openen en achter de auto weer te sluiten. En natuurlijk zijn we ook vaak uitgestapt om lekker om ons heen te kijken en foto’s te maken; ik had het hier beneden veel beter naar mijn zin dan daarboven op het winderige Muley Point. De kans was groot dat vanaf Muley Point nu mensen naar ons stonden te kijken. Best een grappig idee eigenlijk…

Johns Canyon Road
Na 14 mijl bereikten we een plek waar water vanaf de rotsbodem enkele tientallen centimeters naar beneden sijpelde; daar vormde het water een vieze, stinkende poel die desondanks toch wel mooi was om te zien. De weg werd vanaf dit punt zichtbaar slechter, dus besloten we hier – tussen een kudde koeien in – te gaan keren. Op de terugweg vonden we nog enkele petroglyphs, we hebben er tijdens deze vakantie al meer gezien dan tijdens al onze andere vakanties samen.
Soms denk ik bij mezelf: “We hebben al zoveel rotslandschappen gezien, ooit zal het toch wel eens gaan vervelen.” Nou, dat ‘ooit’ is denk ik nog heel ver weg, want ik heb eerder de indruk dat het juist andersom is. Het lijkt wel of ik al die prachtige kleuren en vormen veel intenser in me opneem dan tijdens de eerste keren dat we in Utah en Arizona waren. Neem bijvoorbeeld Monument Valley, ook al zagen we dit landschap nu al voor de vierde keer, ik genoot er weer intens van. En dat terwijl we er alleen maar langsaf reden, voor een rit door de vallei hadden we immers geen tijd meer. Nadat we Monument Valley achter ons hadden gelaten, moesten we nog dik twintig mijl verder tot aan Kayenta, de plaats waar we wilden gaan overnachten. We voelden nu toch wel dat we al heel wat uurtjes in de auto hadden gezeten vandaag, dat laatste stuk leek wel veertig mijl lang te zijn…. We namen een kamer bij de Best Western. En wat voor één! Ons kamertje in Farmington, waar we de afgelopen nacht nog hadden geslapen, kon er denk ik wel drie keer in. En ik moet toegeven, om zo nu en dan eens een keer een wat luxere kamer te hebben, dat is toch best wel lekker.

Petroglyph Johns Canyon Road
DAG 21 : VRIJDAG 8 MEI : KAYENTA -PAGE
Gereden : 204 mijl, waarvan 35 mijl dirtroad
Op het moment dat we aan onze vakantie begonnen had ik veel meer ideeën dan beschikbare dagen. Ik verwachtte dan ook dat we tijd te kort zouden komen. Maar het is dus heel anders gelopen: we hebben veel minder gehiked dan we hadden gepland, en omdat zo stom waren om niet goed te kijken toen we bij Alamo een auto uitkozen, hebben we ook noodgedwongen de engst uitziende ritten geschrapt. En daarom hadden we nu zomaar ineens enkele dagen over, in plaats van tekort!
“Tours-met-een-gids”, dat is toch niet echt ons ding. We genieten nou eenmaal veel meer als we zelf, op eigen houtje, op pad gaan. Daarom hadden we thuis al besloten om niet naar Secret Canyon en Canyon X te gaan, je moet daar immers braaf achter een gids aanlopen. We vonden het wel jammer hoor, want uiteraard waren we wel nieuwsgierig naar deze twee slot canyons. Nu we een paar dagen rondom Page moesten gaan invullen, begon het toch weer te kriebelen…. zullen we niet toch een van die tours gaan doen? Lekker koel in een slot canyon in plaats van zweten tijdens een wandeling in de open lucht!
We gingen eerst maar eens naar het kantoor van Overland Canyon Tours, het bedrijf dat de tocht naar Canyon X organiseert. ’t Was wel even slikken toen we de prijzen hoorden: 120 dollar per persoon voor de gewone, 4 uur durende tour, en maar liefst 160 dollar per persoon als we nog twee uurtjes langer zouden willen gaan. Die langere tour werd aangeprezen als de Photography Tour. Uiteraard vroegen we aan de dame die daar aan de balie zat wat de meerwaarde van de Photography Tour zou zijn. Helaas, dat kon ze ons niet vertellen. Maar de gids, Janet, wist daar alles van, zo verzekerde ze ons. Alleen was Janet nu net even niet aanwezig.
We besloten eerst maar eens naar de concurrent te gaan; bij Slot Canyon Hummer Adventures, aan de overkant van de straat, werd de tour naar Secret Canyon aangeboden. De man die ons daar te woord stond was heel wat hartelijker en behulpzamer dan de vrouw bij Overland Canyon Tours. Toen hij hoorde dat het ons vooral om ‘mooie plaatjes schieten’ gaat, raadde hij ons aan om voor de korte tour te kiezen. We zouden dan alleen naar Secret Canyon gaan, en twee andere fotografisch gezien minder boeiende canyons overslaan. De man was echt geïnteresseerd in wat wij tot dusver zoal in de USA hadden gedaan, en hij vond het ook leuk om ons nog wat tips te geven. Dus toen we even later zijn zaak verlieten, hadden we niet alleen een reservering voor de tour naar Secret Canyon op zak, maar ook een paar leuke ideeën waar we de komende dagen misschien nog wel iets mee zouden kunnen doen.
Toen we een jaar geleden ook in deze buurt rondreden, hadden we eigenlijk het gebied “White Rocks” ten westen van Page willen bezoeken. Het was ons echter niet duidelijk of we het met de auto zouden kunnen bereiken, en uiteindelijk is het hele plan toen niet doorgegaan. Ook voor dit jaar had ik het niet op mijn lijstje gezet. Totdat we – een kleine week geleden – Jan en Marjan tegenkwamen bij Fisher Towers. Zij vertelden dat ze wel degelijk met de auto tot aan de witte rotsen hadden kunnen rijden, en dat het er geweldig mooi was. En dus reden wij vandaag vol goede moed bij het plaatsje Chuchwells onze zoveelste dirtroad op, op weg naar de White Rocks. Na 9 mijl rijden werd de weg versperd door een hek; ik moest dus even de auto uit om het open te maken. Meteen maar even lezen wat er op het kleine bordje stond dat aan de zijkant van het hek hing…… “Toegang uitsluitend voor wandelaars en paarden”, stond er op. Balen….. verschrikkelijk balen….. We vermoedden dat Jan en Marjan het geluk hadden gehad dat – toen zij hier aankwamen – het hek open had gestaan. En als je niet uit hoeft te stappen, dan valt dat kleine bordje echt niet op. Tja, wij wisten nu dus helaas wel dat we niet door mochten rijden. En om nu willens en wetens door te rijden waar dat niet is toegestaan, dat ging ons toch te ver.
Gelukkig maar dat we een leuk alternatief voorhanden hadden. Van de Hummer Adventures man hadden we vanochtend gehoord over de kleine slot canyon Blue Pool, die hier vlakbij onder State Route 89 door zou lopen. We reden een klein stukje terug richting Page, en gingen met de aantekeningen die we eerder vanochtend hadden gemaakt op zoek. Precies op de plek waar we ‘m verwachtten vonden we een zijweg, dat zag er goed uit. Maar de trailhead die zich hier ergens zou moeten bevinden was nergens te zien. We zijn de weg ongeveer 2 mijl ingereden, hebben te voet nog wat verkenningswerk gedaan, maar helaas….. er was niets te zien dat op een canyon leek.
Tja, dan maar even terug naar Page. Onderweg zaten we te overleggen wat we de komende dagen zouden gaan doen, en daarbij kwam zowaar Canyon X weer bovendrijven. Waarom niet gewoon een keer gek doen, en tóch naar die canyon toegaan. Anders zouden we immers altijd nieuwsgierig blijven….. Even later hadden we dus een tweede reservering op zak, morgen was Secret Canyon aan de beurt en overmorgen naar Canyon X.
Tegen de avond besloten we een derde poging te gaan doen om vandaag toch nog iets leuks te ondernemen. Ons doel: de hoodoos van Stud Horse Point. Maar we hadden duidelijk onze dag niet, onze routebeschrijving bleek niet gedetailleerd genoeg te zijn en we verdwaalden in een netwerk aan zandweggetjes. Op gegeven moment belandden we op een heel smal zanderig paadje waar zowel doorrijden als keren onmogelijk bleek te zijn. We moesten dus achteruit, door het zand, via een kleine helling omhoog rijden. En dat was dus écht niet leuk….. ik vond het doodeng en heb dus de hele tijd mijn ogen stevig dichtgeknepen. Alsof dat iets helpt…. Okay, we zijn veilig en wel weer bovengekomen. Maar mijn inspiratie om nog verder naar Stud Horse Point te zoeken was hierdoor wel definitief over….
Je ziet het, er staan geen foto’s bij de beschrijving van deze 8ste mei. De fototoestellen zijn de hele dag de tas niet uitgeweest!
DAG 22 : ZATERDAG 9 MEI : SECRET CANYON – SMOKEY MOUNTAIN ROAD
Zelf gereden : 204 mijl, waarvan 35 mijl dirtroad
Hummer tour : 44 mijl, waarvan 27 mijl dirtroad
Secret Canyon Trail : 1,1 kilometer
Knalgeel was ie, de Hummer die voor ons klaarstond bij het kantoor van Slot Canyon Hummer Adventures. Dat riep herinneringen op aan de auto waarmee we twee jaar geleden in Yellowstone en omgeving hadden rondgereden, ons “Gele Monster”. Uiteraard waren we ruimschoots op tijd – we houden niet van te laat komen – maar een ander stel bleek ons al voor te zijn. Het was een echtpaar uit Tucson; ook al woonden zij zo dichtbij, dit was voor hen toch het eerste bezoek aan Utah en dus ook de allereerste slot canyon ervaring. Nadat we een paar minuten met hen hadden staan praten kwam ook onze gids opdagen, een jonge kerel met de weinig gebruikelijke voornaam Jabe.

Secret Canyon Tours
Tijdens het begin van onze rit was Jabe echt zo’n typische gids… netjes maar wel een beetje plichtmatig de plekken noemen waaraan we voorbij reden… rechts van ons ziet u de Vermillion Cliffs, dat soort dingen. Maar naarmate de rit vorderde werd hij steeds spontaner, hij vond het bijvoorbeeld erg leuk om te horen dat onze medereizigers uit Tucson kwamen (daar was hij zelf geboren) en hij was ook erg geïnteresseerd in onze eerdere USA-reizen. We bleken heel wat gezamenlijke ervaringen te hebben, Buckskin Gulch en Bull Valley Gorge bijvoorbeeld; ook buiten Utah had hij al heel veel gezien. Gek genoeg kende hij Bisti Badlands niet, terwijl hij zelfs een tijdje in Farmington had gewoond. Daar had hij gewerkt in de electriciteitscentrale, je weet wel, die van de luchtverontreiniging.
Waar het de directe omgeving van Page betreft, kunnen wij uiteraard niet tippen aan Jabe z’n ervaring. Jarenlang had hij hier alles verkend, met zijn ATV was hij echt overal geweest. Hij kende ook de Native Americans erg goed, hij was op plekken geweest waar nooit blanke mensen komen en waar de indianen nog echt op de traditionele manier leven. Hij vertelde zo enthousiast, en wij vonden het geweldig om naar hem te luisteren. Wat een leven heeft die jongen zeg, we zijn jaloers….
Vanuit Page reden we naar het zuiden via State Route 89. Na enkele mijlen verlieten we de verharde weg, we reden verder via onverharde wegen die op privégronden van de Navajo Indianen lagen. Verboden toegang voor andere gebruikers, zo liet Jabe ons weten, Slot Canyon Hummer Adventures was de enige organisatie die toestemming had om hier te mogen rijden. Er lag nogal wat los zand, maar dat was voor de Hummer natuurlijk geen enkel probleem. Tot het moment dat we naar de top van een nogal steile heuvel moesten…. Jabe gaf eens flink gas, en de Hummer ploegde zich door het losse zand naar boven. Halverwege verloren we zoveel vaart dat Jabe de poging om de top te bereiken moest staken. Hij liet de auto in z’n achteruit weer naar beneden gaan, reed nog een stukje verder achteruit, en nam toen een flinke aanloop voor de tweede poging…. “Come on, girl…”, zo moedigde hij de Hummer aan. Maar nee hoor, vlak voor de top ging het weer mis, en opnieuw moesten we achteruit. Pas bij de derde poging slaagde de Hummer er in, natuurlijk opnieuw met de nodige aanmoedigingen van Jabe, om boven te komen. ’t Was echt heel leuk allemaal, okay, een beetje nep natuurlijk, maar wel leuk.
Na een mooie rit tussen door een zandstenen landschap, bereikten we een vlakte waar de Hummer werd geparkeerd. Daar stond al een andere Hummer, van een groep mensen die de lange tour had geboekt; zij zouden dus straks nog twee andere canyons gaan bezoeken. Van Jabe kregen we allemaal een fles heerlijk koel water, en daarna vertrokken we met ons vijven naar Secret Canyon. Die was slechts zo’n 100 meter lopen van ons vandaan…
Secret Canyon ligt in het verlengde van Water Holes, de slot canyon die we vorig jaar hadden bezocht. Dat was ook wel te zien, het was hetzelfde soort gesteente en ook de manier waarop de wanden gevormd waren had veel gelijkenis met Water Holes. De wandeling door de canyon voegde dan ook niet echt iets toe aan onze eerdere slot canyon ervaringen. Ook al is Secret Canyon zeker niet de meest indrukwekkende slot die we kennen, we hadden het wel prima naar onze zin. Het was heerlijk om hier, met maar weinig mensen om ons heen, rond te kijken en foto’s te maken. Toen we het einde van de canyon bereikten, na 450 meter was dat, hoorden we tot onze verrassing sfeervolle gitaarmuziek. Het bleek de collega van Jabe te zijn, de gids van die andere groep mensen, die daar aan het uiteinde lekker relaxed gitaar zat te spelen. Dat gaf ons bezoek aan Secret Canyon nog net even wat extra’s…

Secret Canyon
Op de terugweg wilde Jabe graag even demonstreren waartoe zijn ‘girl’, de Hummer dus, in staat was. Hans en de man uit Tucson stapten uit om e.e.a. op foto vast te leggen, wij dames mochten met Jabe samen gaan ‘rock crawlen’. We klommen omhoog via een slickrockwand; als we met onze eigen huurauto capriolen uit moeten halen die heel wat minder lastig zijn dan zit ik al gauw met samengeknepen billen, maar nu had ik totaal geen schrik. Want het was wel duidelijk dat Jabe precies wist waar ie mee bezig was en wat de Hummer allemaal aan zou kunnen. Na de klimpartij mochten de mannen ook weer aan boord komen, en reden we terug naar Page.
Tijdens deze rit zat Jabe echt honderduit te vertellen. De Native Americans lijken wel arm, zo zei hij, maar er zit veel meer geld onder deze mensen dan je denkt. Ze hebben met hun privégronden goud in handen, en daar zijn ze zich heel erg goed van bewust. Blijkbaar hoeven ze geen belasting te betalen, en hebben ze ook recht op gratis health care. Er schijnt op dit moment een rechtzaak te lopen, de Navajo claimen dat de helft van de oppervlakte van Lake Powell aan hen toebehoort. Als ze die zaak winnen, zo vertelde Jabe, dan zou dat echt een enorme impact hebben voor de regio. De Navajo zouden ook plannen hebben om tol te gaan heffen op de wegen die door het reservaat lopen, en als je weet hoe groot dat gebied is dan besef je ook dat hen dat heel wat geld op zou kunnen leveren! Er is nog een andere ingrijpende ontwikkeling gaande: de jonge indianen haken momenteel massaal af als het gaat om het in stand houden van de oude tradities. Als dat in dit tempo doorgaat, dan is de Navajo cultuur over enkele tientallen jaren helemaal verdwenen, voorspelde Jabe.
En hij bleef maar vertellen. Van de Navajo cultuur ging het gesprek over op de stad Page. Hoe enorm die was gegroeid, en welke politieke machtstrijd er achter de schermen gaande was. Een deel van de mensen wil dat de stad nog verder uitbreidt, anderen willen het juist – voor zover dat nog mogelijk is – kleinschalig houden. Een eigen zaak beginnen in Page is ook niet eenvoudig. Het is een echte ‘ons-kent-ons’ cultuur, als je niet de juiste personen kent dan krijg je hier geen voet aan de grond. En als het überhaupt wel lukt om iets op te starten, dan gaat het vaak mis op het moment dat het laagseizoen begint en de inkomsten kelderen.
Zo, we weten nu waar Jabe naar school is geweest, dat ze een geweldig mooie bibliotheek hebben daar, en dat Church Row (iedereen die ooit in Page is geweest weet welke straat ik hiermee bedoel) in het Guiness Book of Records staat. Wat een spraakwaterval is die jongeman zeg. Maar wel een leuke spraakwaterval, we hebben met heel veel plezier naar ‘m geluisterd. Tussendoor hadden we nog net kans gezien om hem te vertellen van ons mislukte avontuur naar Blue Pools, gisteren. Jabe wilde ons graag verder helpen en nodigde ons nog even uit om in de winkel binnen te komen. Daar tekende hij de route op een kaartje voor ons uit, met behulp daarvan konden we nog een nieuwe poging gaan doen om deze slot canyon te vinden. Daarna namen we afscheid, van Jabe uiteraard en ook van het stel uit Tucson.
![]() Smokey Mountain Road | ![]() Smokey Mountain Road |
We hadden nog een hele middag over, tijd genoeg dus voor een rit over het eerste gedeelte van de Smokey Mountain Road. Dat is een onverharde weg van maar liefst 78 mijl lang, die dwars door het Grand Staircase Escalante National Monument heenloopt. In 2006 hadden we al een stukje van deze weg gereden, toen we op weg waren naar Alstrom Point. We wisten dus wat ons te wachten stond: een rit door een surrealistisch maanlandschap dat bestaat uit zwart-gele rotsen en heuvels. Soms lees je wel eens in een reisverslag dat iemand een maanlandschap saai vindt. Nou, zoiets zal je in onze reisverslagen nooit zien staan hoor, wij vinden zo’n maanlandschap fascinerend mooi. Puur genieten!
Na zo’n 16, 17 mijl ongeveer bereikten we het begin van de Kelly Grade. De weg begon hier flink te stijgen, tussen mooie badlands door. Wat keien in het wegdek, een paar afgrondjes direct naast ons…. niet echt heftig maar toch wel van het niveau ‘overslaan als je last van hoogtevrees hebt’. We zijn vaak gestopt, het uitzicht werd alsmaar weidser en mooier. In de verte konden we zelfs nog net een stukje van Lake Powell zien. De weg slingerde over een afstand van 5 mijl langs de rotswand af, steeds verder omhoog. Keren was nergens mogelijk, daarvoor was de weg veel te smal. Niet dat we dat erg vonden hoor! Door al het gedraai en gekronkel werd ons uitzicht steeds weer anders, we zagen op gegeven moment op een tegenoverliggende rotswand de weg liggen waar we even daarvoor nog hadden gereden. Jammer genoeg werd fotograferen moeilijker, we moesten recht tegen de zon in onze plaatjes schieten en dat was natuurlijk niet zo’n succes. Op het moment dat we het einde van de klim bereikten, hadden we het mooiste gedeelte van de Smokey Mountain Road achter de rug. Tijd dus om om te draaien, gelukkig was dat hier wel goed mogelijk.
![]() Smokey Mountain Road | ![]() Kelly Grade |
We reden dezelfde weg weer terug; tijdens een van onze stops bleef ik even in de auto zitten terwijl Hans nog wat foto’s maakte. Ik voelde plotseling een heel vreemd plofje, net of de auto een miniscuul klein stukje omlaag zakte…. Ach, ik verbeeldde me dat maar, zo dacht ik. Tot we weer verder reden, en Hans na een paar honderd meter rijden ineens zorgelijk op z’n dashboard begon te kijken. “Ik denk dat we een lekke band hebben…”, was zijn mededeling. Uiteraard stopten we, en Hans liep om de auto heen om de boel te checken. Ja hoor, in onze rechterachterband zat duidelijk minder lucht dan in de drie andere banden. Nu was ik er natuurlijk direct van overtuigd dat het plofje dat ik had gevoeld het moment was geweest waarop de band was lek gesprongen. “Kan niet”, zei Hans, “zoiets kan je echt niet voelen!” Tja, of ik het nu wel of niet heb gevoeld, we zaten nu natuurlijk wel met een probleem. Geluk bij een ongeluk was dat het einde van de Kelly Grade al in zicht was; we zijn nog een klein stukje verder gereden zodat we in elk geval weer op vlak terrein stonden. Bij een tweede inspectie bleek dat de band nu nog verder leeg was gelopen, verder rijden was dus echt niet meer mogelijk.
![]() Kelly Grade | ![]() Smokey Mountain Road Kelly Grade |
We hadden, sinds we de auto drie weken geleden in Phoenix hadden opgehaald, al meer dan 700 mijl dirtroad achter onze kiezen. Het was niet gek natuurlijk dat we nu dan toch een keer een puntige kei waren tegengekomen die een van onze banden een beetje te hard gekieteld had. We hadden dan ook echt een “het moest er een keer van komen”-gevoel. Gelukkig maar dat we goed hadden gecontroleerd of er een krik en een reserveband aanwezig waren. Nu mocht Hans eens laten zien hoe goed hij een band kan verwisselen… da’s nou niet echt een karweitje waar hij zich vaak mee bezighoudt. Ook ik had zo mijn taken: foto’s maken (zoiets moet natuurlijk wel worden vastgelegd!), schaduw creëren met mijn fleecejack dat achter in de auto lag (want het was nog behoorlijk heet, daar in de volle zon) én in het bij de Nissan behorende boekje proberen te achterhalen hoe we de reserveband los moesten maken. Dat was nog een hele studie waard hoor. De band hing met een ketting onder de auto, het lukte vrij snel om de ketting los te maken maar toen bleef de band nog vastzitten aan een haak. Heel veel zweetdruppels later slaagde Hans erin, al liggend op z’n rug onder de auto, de zware band ver genoeg omhoog te duwen om ‘m van die haak los te krijgen.
Het verwisselen van de kapotte band was een peuleschilletje, vergeleken met het losmaken van de reserveband. Net toen het karwei was geklaard kwam er een auto aanrijden met daarop een embleem van de National Government. De bestuurder stopte en vroeg of we hulp nodig hadden. Nou, gelukkig niet dus, we konden weer op eigen kracht verder. We moesten nog ruim 15 mijl dirt rijden, en dat voelt toch anders als je weet dat je geen reserveband meer hebt. Gelukkig was de weg verder prima begaanbaar, en zonder verdere problemen bereikten we State Route 89. Als ik vooraf had geweten dat we een lekke band zouden krijgen, dan zou ik dat vreselijk hebben gevonden. Maar nu, achteraf, kan ik zeggen dat ik het veel minder vervelend vond dan ik had verwacht. Eigenlijk best een spannende en daardoor toch wel leuke ervaring.
Maar ja, we zaten nu natuurlijk wel zonder reserveband. In Page zijn we meteen naar een Tire Center gereden, maar die zaak was al gesloten. Een meisje dat daar in een winkel achter de balie stond wist ons te vertellen dat bij de Walmart ook een Tire Center gevestigd was, misschien konden we daar nog wel terecht. Een prima tip! We waren blij toen we zagen dat het Tire Center daar inderdaad nog open was, maar we waren minder blij toen de man die onze kapotte band bekeek meteen oordeelde dat het gat te groot was: hij kon het niet repareren.
Eigenlijk hadden we deze avond naar een restaurant willen gaan, maar het was inmiddels wel erg laat geworden en we waren bekaf. We hielden het dus maar bij een snelle hap bij de gloednieuwe MacDonalds hier in Page. Daarna zijn we naar onze motelkamer gegaan, even contact opnemen met Alamo. De dame die we aan de lijn kregen, Ashley heette ze, raadde ons aan om naar de dichtstbijzijnde locatie van Alamo te rijden. Tja, daar hadden we mooi even geen zin in, want Flagstaff lag niet echt op onze route. We konden ook de band zelf laten repareren, en de factuur bij Alamo indienen. Dat idee beviel ons veel beter, al hadden we natuurlijk wel onze twijfels of een ander Tire Center onze band wél zou kunnen maken. Morgen – zondag – zou dat zeker niet gaan lukken. Dat betekende dus dat onze Nissan een dagje rust zou krijgen, geen dirtroads voor ons grijze monster. Maar wel voor ons, we hadden immers voor morgen de tour naar Canyon X op het programma staan.
DAG 23 : ZONDAG 10 MEI : PAGE – CANYON X – KANAB
Zelf gereden : 81 mijl
Tour naar Canyon X : 40 mijl, waarvan 10 mijl dirtroad (geschatte afstanden)
Canyon X Trail : 1,5 kilometer
Je hebt van die mensen die lachen na elke zin die ze uitspreken. Dus toen we onze gids ontmoetten, ging het voorstellen als volgt: “Hi, I’m Janet, hahaha…” Ah, zij was dus de professionele slot canyon fotografe die ons zou begeleiden vandaag; we besloten meteen om haar maar even een nuttige vraag te stellen. Of we al onze lenzen mee moesten nemen, het had immers geen zin om iets mee te sjouwen wat we toch niet zouden gaan gebruiken. “Oh, just take everything, hahaha, you’ll never know when you will be needing it, hahaha” antwoordde Janet. Helaas, wij konden er niet om lachen. Want dit was duidelijk niet het antwoord van iemand die verstand had van fotografie.
We stapten in de oude, smoezelige Chevrolet – met dus toch maar voor de zekerheid ons hele hebben en houden aan fotografie-apparatuur bij ons – Janet nam al lachend plaats achter het stuur. De plek naast haar was voor haar dochtertje, een meisje van een jaar of zeven. “It’s mothersday” legde Janet uit, “that’s why she’s coming along on this trip, hahaha”. Het meisje kon zich geen goede voorstelling maken van wat het werk van haar ouders inhield, Janet vond het leuk om het haar nu een keer te laten zien. Wat ons betreft geen probleem hoor. Ik had wel op de site van Overland Canyon Tours gelezen dat kinderen tijdens deze trip niet waren toegestaan omdat het lopen op sommige plekken moeilijk zou zijn. Maar Janet kende de situatie, zij zou vast wel kunnen beoordelen wat haar dochtertje aan zou kunnen.
We reden via State Route 98 naar het zuidoosten, richting Kaibito. Na ongeveer 15 mijl verlieten we de verharde weg, net zoals gisteren reden we verder via dirtroads op privégebied van de Navajo Indianen. Hier was het dus Overland Canyon Tours die het alleenrecht had om van de wegen gebruik te maken, Janet moest op gegeven moment zelfs een afgesloten hek openen (en uiteraard ook weer sluiten) met een daarvoor meegebrachte sleutel. Ze vertelde dat het niet precies bekend is hoe de naam Canyon X is ontstaan, maar een van de mogelijke verklaringen is dat het bovenaanzicht (alleen te zien als je er met een vliegtuigje overheen vliegt) min of meer de vorm van de letter X heeft. Wij zouden twee verschillende takken van de X gaan bekijken.
Hoe ver het precies rijden was naar de trailhead weten we niet, ik schat een mijltje of vijf. De route was niet overal even makkelijk begaanbaar, maar ach, die oude rammelbak waarin we zaten kon er niet rammeliger meer van worden. Bij de trailhead kregen we – zoals beloofd – allebei een flesje koud water. En daarna gingen we op pad, al snel kwamen we het lastigste deel van de hike tegen: een rotsachtige afdaling. Die viel best mee hoor, dit moet voor de meeste mensen goed te doen zijn. Het dochtertje van Janet huppelde er nog het makkelijkst naar beneden, dus het ‘geen kinderen op deze tour’ is eigenlijk een beetje overdreven.
Na enkele minuten lopen bereikten we de canyon. Janet waarschuwde ons dat het bij de ingang heel donker zou zijn, en ze had helemaal gelijk. We liepen de kloof binnen, en we zagen echt geen hand voor ogen. Pikdonker was het…. Wel hoorden we wat krijsende vogelgeluiden, dat gaf best een apart sfeertje hoor. We zijn even in het eerste deel van de canyon blijven staan, onze ogen wenden aan het donker en langzaam aan begonnen we wat contouren waar te nemen. Hoge, donkere wanden. Een lage boog waar we onderdoor konden lopen. Meer een grot dan een canyon. Voorbij de boog werd het wel een echte slot canyon. Totaal anders dan die van gisteren. Het gesteente was veel donkerder, de wanden waren veel hoger, en grilliger van vorm. Sleuven die van bovenaf naar beneden liepen, veel breuklijnen, hoekige vormen, ronde vormen… Echt heel indrukwekkend allemaal. Plotseling weken de wanden uiteen en stonden we zomaar weer buiten. We waren helemaal verbaasd, uh…. was dit de hele canyon? Hooguit honderd meter lang was ie, schat ik. Janet keek ons vrolijk aan. “You guys aren’t hikers, hahaha, so we will be staying here”, besliste ze. “We’ll be going to the second part of Canyon X in about 3 hours, hahaha”. Ze installeerde zich samen met haar dochtertje op een schaduwplek, en liet weten dat wij tot een uur of 11, half 12, volop konden gaan fotograferen. Geen lucht in de foto meenemen, en het toestel op stand 18 zetten, zo raadde ze ons nog aan. Ik betwijfel ernstig of ze zelf wel enig idee had wat “het toestel op stand 18 zetten” betekent!
![]() Canyon X | ![]() Canyon X |
Nog nooit heb ik het zo slecht naar mijn zin gehad in zo’n mooie omgeving. Ja, Canyon X is prachtig. Maar drie lange volle uren, dat is echt te veel. Véél te veel, zelfs voor slot canyon fanaten zoals wij. In eerste instantie waren we te verbaasd om te reageren. Geen fotografietips, geen uitleg op wat voor manier dan ook. Gewoon gedumpt, zoek het verder zelf maar uit. We probeerden het vervelende gevoel maar wat van ons af te zetten, en de tijd te benutten met het maken van foto’s. Maar na zo’n drie kwartier ongeveer hadden we elke plek al meerdere keren gehad, we zagen het niet zitten om hier nog enkele uren rond te moeten hangen. Hans besloot Janet toch maar eens aan te spreken op haar “You guys aren’t hikers”-opmerking. We wilden toch wel graag nog wat meer van de omgeving zien, zo liet hij haar weten. Janet baalde zichtbaar, het “hahaha” klonk even net wat minder overtuigend. Met duidelijke tegenzin stelde ze voor om ons naar “The Wall” te brengen en eventueel ook nog naar een “very, very small little slot canyon”. Nu had ik wel eens foto’s gezien van een prachtige, golvende zandstenen rotswand die “The Wall” wordt genoemd, die wand bevindt zich ergens in de buurt van Water Holes Slot Canyon. Even dacht ik dat ze die wand bedoelde, maar tegelijkertijd besefte ik ook dat dat niet mogelijk was. Water Holes lag weliswaar niet heel ver hier vandaan, maar ik kon me niet voorstellen dat het te voet bereikbaar was.
Het bleek inderdaad niet om de Water Holes Wall te gaan, maar om een hele andere rotsmuur. Een lange, hoge en hele gladde wand met mooie lijnen erin. Leuk om te zien. We waren blij dat we weer even iets te doen hadden, en we zetten er (zoals gebruikelijk) even een flink tempo in. Janet was niet blij met ons, ze had duidelijk moeite met ons tempo en ze bleef dan ook een heel eind achter ons. Om eerlijk te zijn, het kon ons niet schelen. We konden maar één richting in, verkeerd lopen was dus niet mogelijk. Janet zag ons in de verte vooruit lopen, straks zouden we wel weer bij elkaar komen.
Het ieniemienie slot canyonnetje waar Janet het over had bleek verrassend leuk te zijn. Het was een smalle kloof in de grond, we moesten dus naar beneden toe. Daar zagen we dat de kloof niet alleen erg smal was maar ook, zoals we al van Janet hadden begrepen, erg kort; in een paar passen waren we er al doorheen. De bodem bestond uit opgedroogde modder en aan de viezigheid op de wanden kon je heel duidelijk zien dat er nog niet zo lang geleden flink wat water door dit kloofje is gestroomd. Even schrok ik me rot, het dochtertje van Janet sprong boven onze hoofden over de kloof heen, en dat ging bijna mis! Gelukkig vond ze net op tijd haar evenwicht.
![]() Canyon X | ![]() Mini slot Canyon bij Canyon X |
Na dit korte uitstapje liepen we via dezelfde weg terug naar Canyon X. Het was toch wel een pittige hike, er lag veel los zand en het was bloedheet. En we hadden ondertussen wel begrepen dat we zuinig moesten zijn met ons water, het dochtertje van Janet klaagde dat ze dorst had maar moeders liet weten dat ze niets meer te drinken bij zich had. We waren blij toen we weer in de koele canyon waren, even afkoelen en op adem komen. De lichtinval was ondertussen anders geworden, dus konden we de resterende tijd gebruiken om nog wat foto’s te maken. Daarna moesten we weer op pad, even een klein stukje lopen naar het tweede deel van Canyon X. Dit stukje canyon was zowaar nog veel korter dan de eerste tak, en opnieuw hadden we stomweg veel te veel tijd. Belachelijk dat Overland Canyon Tours zes uur uittrekt voor deze trip, en ook belachelijk dat ze op hun site zetten dat je wordt begeleid door een ervaren fotograaf.

Canyon X
Gisteren, na afloop van de hike door Secret Canyon, stond in de Hummer een koelbox met lekker koel water op ons te wachten. Maar vandaag hoefden we niet op zo’n service te rekenen, blijkbaar vond Overland Canyon Tours een flesje water per persoon voor een zes uur durende trip wel genoeg. En, eenmaal dorstig en wel terug in Page, de winkel openmaken zodat we even van het toilet gebruik konden maken was ook te veel moeite. Het zal ondertussen wel duidelijk zijn dat we niet erg te spreken zijn over deze organisatie. Maar gelukkig hebben we dit reisverslag, hier kunnen we onze ergernis van ons af schrijven en even flink wat antireclame voor Overland Canyon Tours maken….. hahaha!
Na een hoognodige sanitaire stop bij de Subway, en uiteraard ook een lekkere Chicken Teriyaki Sandwich, zijn we van Page naar Kanab gereden. Niet omdat we daar iets speciaals op het oog hadden, maar gewoon omdat we Kanab een veel leuker plaatsje vinden dan Page. Eerst even een Tire Center gezocht, dat was ons eerste doel morgenvroeg. En daarna een slaapplaats, we kwamen uit bij het kleine familiemotel Aiken’s Lodge. Een prima keuze, het bleek het fijnste motel te zijn van de hele reis. De kamer zelf was niet speciaal, maar de mensen waren er ontzettend vriendelijk en vóór onze kamer hadden we een klein terrasje met stoelen. Daar heb ik urenlang heerlijk in het zonnetje zitten lezen, dit was – na de regenachtige ochtend in Moab – het eerste echte rustmoment in onze vakantie. Ik heb ongelooflijk zitten genieten daar, het was heerlijk weer, ik keek uit over Main Street van mijn meest favoriete plaatsje in de USA, en het boek was ontzettend mooi. Ook dit is vakantie!
DAG 24 : MAANDAG 11 MEI : BUCKSKIN GULCH
Gereden : 204 mijl, waarvan 35 mijl dirtroad
Buckskin Gulch : 16 kilometer (geschatte afstand)
Om acht uur ’s ochtends stonden we bij Nick Ramsey voor de deur, de garagehouder van Kanab. En om half negen reden we met onze netjes geplakte band weer weg. Wat denk je dat een van de eerste dingen was die we deden? Ja hoor, dirtroad rijden! Een klein stukje maar hoor, want via de onverharde House Rock Valley Road is ’t maar 8 mijl rijden naar de parkeerplaats vanwaar de hike naar Buckskin Gulch begint.
We hadden twee hele goede redenen om Buckskin Gulch te gaan bezoeken. Vorig jaar hadden we al een heel stuk van deze prachtige slotcanyon gezien, maar nog niet genoeg naar onze zin. We hadden toen direct al afgesproken dat we de canyon ooit over een nog grotere afstand in zouden gaan lopen. De tweede reden was de temperatuur: het was ontzettend warm en dan is een hike door een koele slotcanyon toch echt het meest aantrekkelijk.
Ik twijfelde heel erg of ik opnieuw mijn sandalen aan zou doen. Ik wist inmiddels dat ik dan minder snel last van zere voeten zou krijgen, maar ook dat ik onderweg steeds maar bezig zou zijn om zand en steentjes uit de sandalen te schudden. Ik besloot om het toch maar weer eens op mijn oude vertrouwde wandelschoenen te gaan proberen, de sandalen gingen uiteraard wel mee de rugzak in.
Tijdens onze hike van vorig jaar hadden we veel foto’s gemaakt waarover we best wel tevreden waren. Dus was het deze keer niet echt nodig om op elk fotogeniek plekje te stoppen, best handig want zo konden we het tempo er lekker inhouden. De eerste twintig minuten waren wat saai, de wandeling door de Coyote Wash is niet echt spannend. Daarna liepen we door de prachtige Wire Pass Slotcanyon, waar we – net zoals vorig jaar – over een rotsblokversperring van een kleine twee meter hoog heen moesten klimmen. Een half uur nadat we van de parkeerplaats waren vertrokken bereikten we ons doel van vandaag: Buckskin Gulch.
We waren die kloof nog maar een klein stukje ingelopen toen ons een jong stel tegemoet kwam dat maar kort voor ons aan de hike was begonnen, we hadden hen nog op de parkeerplaats gezien. In eerste instantie snapten we dit stel niet, het is toch zonde om zo’n eind te gaan lopen en dan om te draaien op het moment dat het mooiste deel van de hike net gaat beginnen. Maar al heel gauw hadden we door waarom zij niet verder gingen: we stuitten op een flinke modderpoel die de bodem van Buckskin Gulch over een lengte van ongeveer 15 meter van wand tot wand bedekte!
Tja, wat nu? We hadden geen idee of we door de modder heen zouden kunnen lopen, we wisten immers absoluut niet hoe diep het zou zijn. Ook drie Amerikaanse mannen van een jaar of zestig stonden de modderpoel wat aarzelend te bekijken, ze waren er nog niet echt uit of ze een poging zouden gaan wagen, of dat ze toch maar terug zouden gaan. We raakten met elkaar aan de praat; uiteraard werd aan ons gevraagd waar we vandaan kwamen. Bleek dat de mannen vorig jaar – met een grotere groep – in ons eigen Nederland waren geweest, ze waren daar met de fiets rondgetrokken. Het was hen opgevallen dat Nederlanders hun gewone dagelijkse kleding aanhebben, op de fiets. “Wij vielen behoorlijk op in onze fel gekleurde fietskleding”, zo vertelde een van de mannen. “Ik voelde me net Mother Goose met haar kuikens toen we op de boot naar Texel stapten!” Toen hij hoorde dat dit al onze negende reis naar Amerika was, merkte hij op dat wij daardoor toch zeker wel het American Citizenship verdienden. Kijk, dit is nou eens een kerel naar ons hart!
Ondertussen kwamen er nog meer wandelaars aan, het werd behoorlijk druk daar net voor die modderpoel. Een groepje Franse toeristen liet zich niet tegenhouden, ze hadden sandalen bij zich die ze aantrokken, daarna stapten ze resoluut de modder in. Mooi, zo konden wij gelijk even kijken hoe diep de poel was….. de modder kwam tot aan hun knieën, zo bleek. Direct na hen kwam er nog een groep hikers, meer van het serieuze type want zij waren van plan – zo vertelden ze – om in drie dagen tijd heel Buckskin Gulch door te lopen. Uiteraard was de modderpoel ook voor hen geen serieus obstakel. Een van hen ging zelfs op blote voeten er doorheen. Er was ook nog een man die dacht dat hij zonder vieze voeten te krijgen wel aan de overkant zou kunnen komen, hij drukte zijn rug tegen de ene wand en zijn voeten tegen de andere wand, en wilde zo over de modderpoel heenschuifelen. Ha, dat had ie gedacht! Een kind kon nog wel zien dat de afstand tussen de beide wanden daarvoor toch echt te groot was, hij moest zijn poging dan ook al heel snel opgeven.
![]() Buckskin Gulch | ![]() Buckskin Gulch |
De drie vriendelijke Amerikanen zagen het niet zitten. Ze namen afscheid van ons en liepen terug. Wij hadden ondertussen besloten dat we het wél gingen doen, we laten ons toch verdorie niet door een beetje modder tegenhouden! Het kwam nu natuurlijk wel heel goed uit dat ik mijn sandalen in de rugzak had zitten! Hans stroopte zijn broekspijpen omhoog en deed z’n schoenen en sokken uit; vervolgens wrong hij zijn voeten, maatje 42, in mijn drie maten kleinere sandalen. Gelukkig maar dat die zijn gemaakt van heel soepel, rekbaar materiaal. Hij liep naar de overkant van de modderpoel, deed de sandalen uit en gooide ze vervolgens met een flinke boog naar mij terug. Wat was dat smerig zeg, om met mijn blote voeten in die vieze dingen te stappen…. ze waren helemaal nat en glibberig. Heel voorzichtig schuifelde ik de modderpoel in, dicht langs de wand zodat ik me een beetje vast kon houden. Het viel best tegen hoor, de modder was ontzettend koud en ik moest verschrikkelijk goed opletten dat ik niet op een of andere wiebelsteen ging staan. En dan de bodem, mijn sandalen zogen zich er elke keer in vast en ik moest dan ook met elke stap een sandaal lostrekken. Op het eind schoot mijn rechtersandaal zelfs van mijn hak af, even was ik bang dat ik ‘m kwijt zou raken. Maar gelukkig, toen ik de overkant bereikte hing de sandaal nog net aan mijn tenen te bengelen.

Buckskin Gulch
Direct voorbij de modderpoel was er een plek waar het zonlicht de canyon binnen kwam vallen. We hebben een van onze flesjes water gebruikt om de ergste modder van onze benen te spoelen, en daarna zijn we lekker een tijdje blijven zitten terwijl de zon onze benen droogde. Wat ook goed hielp: met los zand over onze benen heenwrijven en vervolgens een beetje schrapen met de rand van een steen. Na deze actie zagen onze benen er zowaar weer redelijk schoon uit. Met mijn sandalen was het dramatischer gesteld, die waren nog lang niet droog. Gelukkig hebben we tijdens het hiken altijd plastic afvalzakjes bij, de sandalen gingen in zo’n zakje en dat zakje werd aan de rugzak gebonden. Sokken en schoenen weer aan, en we konden weer verder. En nu maar hopen dat we niet over enkele meters weer zo’n modderpoel tegen zouden komen!

Buckskin Gulch
We kwamen nog wél een modderpoel tegen, maar gelukkig was die niet zo diep en konden we er via stenen en takken overheen lopen. Een klein stukje voorbij deze hindernis bereikten we de open plek tot waar we vorig jaar waren gekomen. Alles wat hier voorbij lag was dus nieuw voor ons. Het begon met een gedeelte waar de canyonwanden behoorlijk ver uit elkaar weken, hier was Buckskin Gulch naar ons idee dan ook geen echte slotcanyon meer. Het hiken werd direct een heel stuk zwaarder, geen wind en wel volop zon…. zweten dus. Gelukkig kwam het slotcanyon gevoel even later weer volop terug, de kloof werd weer veel smaller en de wanden waren hier zelfs nog donkerder dan in het begin. Prachtig was het, we waren enorm blij dat we hadden doorgezet. Bij een tweede open gedeelte leek het even of we nu toch echt om zouden moeten gaan draaien. De hele bodem lag bezaaid met enorme rotsblokken, en zo op het eerste oog was het niet te zien hoe we verder zouden kunnen. Kijk, voor dit soort situaties heb ik Hans meegenomen…. altijd handig dat hij net zo lang doorzoekt totdat hij wel een plekje vindt waar je overheen kan klimmen. ’t Was niet echt makkelijk, maar met Hans z’n hulp lukte het me toch. En zo konden we ook nog het direct voorbij de versperring gelegen slotcanyon gedeelte gaan verkennen.
We waren nu al zo’n vier uur onderweg, ik genoot met volle teugen en ik wilde niets liever dan nóg verder de canyon inlopen. Maar ja, vier uur heen betekent ook: vier uur terug. Dus – net zoals vorig jaar – moesten we met pijn in het hart besluiten dat dit ons eindpunt was. De terugweg viel gelukkig niet tegen, het ging allemaal vrij vlot tot het moment dat we de diepe modderpoel weer bereikten. Hans ging deze keer op blote voeten door de modder heen, ik gebruikte mijn sandalen, die waren immers toch al smerig. Er er was nog veel meer smerig, toen we eenmaal weer aan de andere kant van de modderpoel waren. Mijn wandelstokken, de laagste rand van Hans z’n broek, de draagriem van het fototoestel, overal zaten vieze vegen modder. Helaas viel er aan deze kant van de poel geen lekker zonnetje in de canyon, we konden dus niet alles lekker even snel laten drogen. Onze benen en voeten kregen we, dankzij de ‘inwrijven-met-droog-zand en modder-afschrapen-met-steentjes’-tactiek wel weer droog, onze spullen zouden tot vanavond moeten wachten voor een poetsbeurt.
Acht uur (!) nadat we waren vertrokken, bereikten we onze auto weer. Doodmoe. En bijzonder voldaan, want onze hernieuwde kennismaking met Buckskin Gulch mag als een van de hoogtepunten van onze vakantie dit reisverslag in. Wat is het toch een schitterende, imposante kloof. Een absolute must voor iedereen die van slotcanyons houdt. Het eerste wat ik deed toen we bij de auto aankwamen was mijn schoenen uitschoppen. Mijn voeten hadden zich behoorlijk goed gehouden tijdens deze lange wandeling, maar ik was nu toch wel heel erg blij dat ik ze weer wat vrijheid kon geven. Nog even een snack en wat te drinken achter uit de auto pakken, en daarna snel terug naar ons motel in Kanab.
We vergaten onze vermoeidheid op slag toen we, al rijdend over de House Rock Valley Road, ineens een slang voor ons zagen. Natuurlijk zetten we de auto meteen stil aan de kant van de weg en stapten we uit om dit beest te gaan bekijken; het was een prachtig gevlekte slang van wel anderhalve meter lang. Hij kronkelde naar de zijkant van de weg, waar hij tussen de keien bleef liggen. Wat was ie mooi zeg, veel mooier nog dan de slang die we enkele dagen geleden in Chaco Culture hadden gezien. Ik liep op m’n sokken, ik ben dan ook op een respectabele afstand van de slang gebleven. Helaas, ik zou ontzettend graag nog een paar stappen dichterbij zijn gegaan. Hans ook, maar dat mocht ie niet van mij. Ik heb nog wel even de telelens voor ‘m uit de auto gepakt, zodat hij wel wat mooie close-up plaatjes van het beest kon maken. Ondanks dat we niet echt dichtbij kwamen, vond de slang ons blijkbaar toch bedreigend; hij keerde z’n kop naar ons toe en siste flink. Tijd dus om ‘m verder maar met rust te laten, we zijn weer in de auto gestapt en verder gereden. ’t Was een schitterende afsluiting van een supermooie dag!

Buckskin Gulch
DAG 25 : DINSDAG 12 MEI : THE RIMROCKS
Gereden : 111 mijl, waarvan 6 mijl dirtroad
Rimrocks trail : 2 kilometer
Drie-en-een-halve week waren we nu onderweg, en dat begonnen we eerlijk gezegd best wel te merken. Tijdens het begin van de vakantie waren we nog behoorlijk fanatiek, lekker vroeg op, veel ondernemen, niet al te veel tijd verspillen aan rustmomenten. Maar vandaag hoefden we allebei even niet zo nodig, een stukje rust in ons schema was nu ineens wél heel aantrekkelijk geworden. We zijn lekker lui opgestaan, hebben op ons dooie gemak wat boodschappen gedaan, en daarna hebben we uitgebreid ontbeten op het terrasje voor onze motelkamer. Heerlijk!
Drie jaar geleden waren we er met veel moeite in geslaagd een glimps op te vangen van het Hoodoo Forest, een groep gigantisch grote hoodoos ergens in een vallei tussen Page en Kanab. We zagen ze toen – onbereikbaar – hoog boven onze hoofden op een rotsplateau staan. Vandaag gingen we opnieuw proberen om bij de hoodoos te komen. Maar dan wel vanaf de bovenkant, deze keer. Eerst even een ritje via de inmiddels wel heel bekende State Route 89, daarna nog een paar mijl via de Cottonwood Canyon Road, en vervolgens de wandelschoenen aan, stevig insmeren, en we konden op pad. In het begin ging het heel voortvarend, we vonden al snel het vage pad waarover we in het liveverslag van Jan en Marjan hadden gelezen, en een kwartiertje later bereikten we de rand van de vallei.
Een paar meter beneden de rand lag het Hoodoo Forest ons heel uitnodigend aan te kijken. Alleen nog even omlaag klimmen, en dan zouden we ons weer heerlijk uit kunnen leven met onze fototoestellen. Tja, dat ‘even omlaag klimmen’ bleek toch iets lastiger te zijn dan we hadden gehoopt. Het eerste stukje lukte nog wel. Het tweede stukje bezorgde ons al heel wat meer problemen, en bij het derde stukje hield het stomweg op. Geen veilige plek meer om nog verder af te dalen! Balen zeg, zo dicht bij al dat moois en dan niet meer verder kunnen. Dit was echt een Déjà Vu….. vorig jaar hadden we in Ah-Shi-Sle-Pah precies zo’n zelfde ervaring gehad.
We klommen weer omhoog. Teleurgesteld, verschrikkelijk warm en – om eerlijk te zijn – ook behoorlijk moe. We namen nog wel even een kijkje aan de andere zijde, de afdaling zou daar minder steil zijn, zo had Marjan in haar liveverslag geschreven, maar wel een heel stuk langer. Toen we het lange pad zagen dat we daar zouden moeten gaan lopen zakte de moed ons in de schoenen; we slaagden er echt niet meer in om elkaar hiervoor op te peppen. Terug naar de auto, dus.
De rest van de middag hebben we in Kanab volgemaakt. Een paar spijkerbroeken gekocht (toch heel wat goedkoper dan in Nederland), even een souvenirwinkeltje bekeken (waar net een buslading Duitsers werd uitgeladen) en langs de fotozaak van Terry Alderman gewandeld (hij was er niet). En – inmiddels hoort het bij onze tradities – even een ritje door de woonwijken van Kanab gemaakt. Alvast een plekje uitzoeken waar we later ons huisje willen bouwen, met een beetje dagdromen is niets mis, toch. We waren het er al snel over eens dat we wel in de Kanab Valley Drive willen wonen, dat was een leuke buurt met hele mooie woningen. En we weten ook al wie later onze buurman zal worden: heel toevallig zagen we Terry daar rijden! Hij zal vast niet beseft hebben dat in de auto die daar op de kruising stilstond de twee Nederlanders zaten met wie hij een jaar geleden naar White Pocket was geweest.
DAG 26 : WOENSDAG 13 MEI : KANAB – BLUE CANYON – COAL MINE CANYON – TUBA CITY
Gereden : 111 mijl, waarvan 50 mijl dirtroad
’t Gaat altijd hetzelfde; tijdens het begin van de vakantie hebben we het gevoel dat we nog alle tijd van de wereld hebben, maar steeds als we over de helft heen zijn vliegen de dagen razendsnel voorbij. En nu hadden we dus zomaar ineens nog maar twee dagen over…. jammer….. we hadden gerust nog vier weken langer willen blijven (of vijf, of zes….) We besloten om de rit van Kanab naar Phoenix netjes in tweeën te delen, en ook om even geen al te moeilijke capriolen meer uit te gaan halen. Maar wat dan wel? Bleek dat we allebei eigenlijk heel erg graag nog eens naar Blue Canyon terug wilden. Even de uitnodigende zijweggetjes die we hadden gezien inrijden, foto’s maken van de ‘andere’ plekken – dus niet alleen van die inmiddels zo bekende rotspunten -, en misschien hier en daar een stukje te voet gaan verkennen.
Met een beetje pijn in ons hart namen we afscheid van Aiken’s Lodge. Geen definitief afscheid, want als we ooit nog eens in Kanab komen (en dat zal vast nog wel gaan gebeuren, verwacht ik), dan weten we dit vriendelijke motelletje zeker weer te vinden. Kort voor Page maakten we één korte stop, we hadden immers nog steeds de routebeschrijving naar de kleine slotcanyon Blue Pools op zak, die we van onze gids Jabe hadden gekregen. Deze keer vonden we de juiste plek meteen, de slotcanyon loopt dwars onder State Route 89 door. Zo van bovenaf konden we niet goed inschatten hoe moeilijk het zou zijn om in Blue Pools af te dalen, en ook niet hoe zwaar het zou zijn om daar beneden te lopen. “Geen moeilijke dingen”, zo hadden we afgesproken, en daar hielden we ons ook aan. Blue Pools staat nu dan ook op ons ‘mooie dingen voor een volgende vakantie’-lijstje.
![]() Blue Canyon | ![]() Blue Canyon |
Geen Blue Pools dus, maar wel Blue Canyon. Na een paar uurtjes rijden stonden we zomaar opnieuw in dit prachtige gebied. Verklaar ons maar gek, dat we twee keer in dezelfde vakantie hetzelfde plekje gaan bezoeken, maar wij vonden het heerlijk. In eerste instantie lieten we de bekende rotspunten even links liggen, we wilden eerst gaan onderzoeken wat daarachter nog te vinden zou zijn. De kleuren veranderden al snel, de mooie rood-witte rotsen maakten plaats voor grauwwitte exemplaren met een blauwige zweem er overheen…. waardoor de naam van het gebied ook weer wat duidelijker wordt. Helaas werd de weg op gegeven moment versperd door een hek, aangezien we hier toch echt midden in een Indian Reservation zaten leek het ons toch iets te veel van het goede om het hek open te maken en verder te rijden. Tegen de rotswand ontdekten we een aantal mooie hoodoos die natuurlijk nog wel even op de foto moesten, maar verder moesten we toch oordelen dat het hier niet zo fotogeniek was als in het meest bekende deel van Blue Canyon. Op de terugweg ontdekten we nog veel meer hoodoos, hele mooie hoodoos zelfs. Wel even goed kijken hoor, want ze gingen een beetje schuil tegen de direct daarachter liggende rotswand die precies dezelfde kleur had. Hans kon ’t niet laten, hij is weer even klimgeit gaan spelen om de hoodoos van dichterbij te zien. Toen hij er direct naast stond, zag ik pas echt hoe groot ze waren, toch al gauw een meter of zeven!
Opnieuw reden we het bekende punt voorbij, ons tweede doel was de vrij open plek linksachter in Blue Canyon die we vorig jaar ook al hadden bekeken. Daar staan duizenden kleine rood-witte rotsen, echt een superleuke plek om in rond te dwalen en de meest fotogenieke exemplaren uit te zoeken. Zoals de rots met een lange smalle rode punt erop, net een vinger die omhoog steekt. Of de rots waar zomaar ogen, een neus en een mond op getekend lijken te zijn. En het groepje rode rotsen met verticale witte strepen, die samen een perfect setje op de foto vormen. Kortom, overuren voor onze fotocamera’s. Terwijl we daar zo bezig waren zagen we dat er inmiddels nog meer mensen in Blue Canyon waren aangekomen; op precies dezelfde plek waar een kleine vier weken de Suburban van Jan en Marjan had gestaan, stond nu weer een auto.
![]() Blue Canyon | ![]() Blue Canyon |
Toen wij even later toch nog even naar de bekende rotspunten toereden, stond die auto er nog steeds. Met twee mensen ernaast, een man en een vrouw. Hans stapte als eerste uit, en hij werd meteen uitbundig en in onvervalst Nederlands begroet: “Jij moet vast Hans Meulenbroeks zijn!” En ik kreeg direct een hand toegestoken, met een “Goeiemiddag, Henriëtte.” Nou, dan sta je toch echt even raar te kijken hoor, als je zo met je naam wordt aangesproken door mensen die je nog nooit eerder in je leven hebt gezien. Ze stelden zich aan ons voor als Helma en Peter, en die namen kwamen ons direct heel bekend voor. Bleek dat we een paar weken geleden – via e-mail – contact met elkaar hadden gehad. It’s a small, small world….
Natuurlijk hebben we een tijdje gezellig met Helma en Peter staan kletsen, je hebt elkaar heel wat te vertellen als je al een paar weken onderweg bent in je favoriete vakantieland. Ze vertelden dat ze gisteren naar The Wave waren geweest, pfff, en dat in die hitte zeg. Maar daar konden ze goed tegen, zei Helma. Gelukkig voor hen, ik herinner me nog maar al te goed hoe zwaar wij het drie jaar geleden hadden gehad tijdens die lange, schaduwloze hike. Toen we hoorden dat ze binnenkort richting New Mexico zouden gaan kwam natuurlijk ook Bisti Badlands ter sprake, wat een geweldig vooruitzicht voor hen dat ze deze plek nog mochten gaan bezoeken. Later – toen we weer thuis waren in Nederland – hebben ze ons laten weten dat ze hier maar liefst 19 kilometer te voet hebben afgelegd. Echt leuk om te lezen dat zij nu net zo enthousiast zijn als wij, over dit prachtige stukje natuur.
![]() Blue Canyon | ![]() Blue Canyon |
Over prachtige stukjes natuur gesproken, ook Blue Canyon bleek de extra tijd meer dan waard te zijn. Want toen we met de auto nog wat meer verkenningswerk deden, stuitten we zomaar op een aantal schitterende, gigantisch grote hoodoos. We hoefden er niet eens voor te klimmen deze keer, want ze stonden zomaar op de bodem van de vallei. Dit zijn toch echt wel de meest indrukwekkende hoodoos die we ooit hebben gezien, het maakte het missen van het Hoodoo Forest, gisteren, weer helemaal goed.
Het was ondertussen heel wat later geworden dan we vooraf hadden verwacht, we moesten nu toch echt weer richting de bewoonde wereld. Terwijl we naar State Route 264 reden, zagen we op het uitgestrekte veld links van ons een beest lopen. Een coyote! Een jagende coyote nog wel, we zagen hem ergens op afspringen en even later had ie daadwerkelijk iets in zijn bek. Het was net te ver weg om het goed te kunnen zien, helaas, maar wel erg leuk om dit live mee te maken.
Onderweg naar onze overnachtingsplaats Tuba City kwamen we weer heel dicht bij een van onze andere favoriete plekjes van deze omgeving, Coal Mine Canyon. Eigenlijk was het toch wel leuk om de dirtroad die we vier weken geleden waren ingegaan nog een stukje verder te gaan verkennen, toch? Nou, met Hans aan ’t stuur hoef je zoiets natuurlijk maar half te zeggen, hij draaide die zijweg gelijk weer in en we zijn een heel stuk verder het achterland ingegaan dan de vorige keer. Dat leverde niks nieuws op, we zagen Coal Mine Canyon weliswaar links van ons ook verder doorlopen, maar we kwamen geen goede uitkijkpunten meer tegen. Dus zijn we maar weer teruggereden. Waarbij we natuurlijk nog wel even zijn gestopt op het uitkijkpunt vanwaar je the Ghost en een heel stel andere mooie rotsformaties kunt zien. Eigenlijk lijken Coal Mine Canyon en Blue Canyon best wel veel op elkaar, hetzelfde soort gesteente, dezelfde kleuren, dezelfde lijnen. Toch beleef je beide canyons weer heel anders, omdat je er bij de een van bovenaf inkijkt, terwijl je bij de ander zelf tussen de rotsformaties door kan lopen. Absolute toppers zijn ‘t, allebei!
Toen we in Tuba City aankwamen was het al donker, ondanks onze afspraak om het rustig aan te doen vandaag was het al met al toch nog een behoorlijk pittige dag geweest. Even nog een hapje eten, en daarna snel door naar ons motel. De Quality Inn uiteraard, meer keus is er immers (nog) niet in dit wat troosteloze stadje.
DAG 27 : DONDERDAG 14 MEI : TUBA CITY – COAL MINE CANYON – PHOENIX
Gereden : 291 mijl, waarvan 6 mijl dirtroad
De Quality Inn had ons de verkeerde kamer gegeven, deze keer. Het leek wel of het in dit gedeelte van het motel veel gehorig was dan in de twee kamers die we hier eerder hadden gehad, elk geluidje vanuit de naburige kamers kwam luid en duidelijk bij ons over. En dan hadden we ook nog bovenburen die het nodig vonden om midden in de nacht rond te gaan lopen, van het toilet gebruik te maken, te douchen…. Toen om half zeven de wekker afliep voelden we ons behoorlijk brak. En dat gevoel werd er niet beter op toen we ontdekten dat we ergens een tijdgrens over het hoofd hadden gezien… het was een uur vroeger dan dat we dachten. Maar ja, op het moment dat we dat ontdekten waren we al vertrekklaar, we hadden dus echt geen zin om weer terug ons bed in te kruipen.
Tijdens onze eerste vakantiedag waren we tot de conclusie gekomen dat de achterzijde van Coal Mine Canyon het beste tijdens de ochtend kan worden gefotografeerd. En omdat we nu echt volop de tijd hadden voor onze rit terug naar Phoenix, kon het omweggetje naar Coal Mine Canyon er best nog wel even bij. Een uurtje hebben we er nog rondgehangen; daarna was het toch echt tijd om wat mijltjes weg te gaan werken.
![]() Coal Mine Canyon | ![]() Coal Mine Canyon |
We hebben absoluut geen hekel aan lange autoritten. Voor alle duidelijkheid: ik heb het hier over lange autoritten in Amerika, niet over lange autoritten in Europa. Heerlijk is het, die lange rechte wegen, de mooie landschappen om ons heen, en zelfs als de landschappen wat saaier zijn vermaken we ons prima onderweg. Als we wakker kunnen blijven tenminste, want dat bleek vandaag toch wel een beetje een probleem te zijn. We zijn vaker gestopt dan normaal, het was toch wel nodig om de sleur van het rijden zo nu en dan even te onderbreken. Tijdens een van onze stops – rond het middaguur – zijn we wat gaan eten bij een Subway die we langs Highway 17 aantroffen. Na het eten stapte ik weer in de auto, terwijl Hans uit de koelbox – die in de bagageruimte stond – nog een flesje cola pakte. Via de oprit reden we weer naar de Highway toe; nog op die oprit werden we ingehaald door een andere auto. De automobiliste gebaarde iets naar ons, ik had geen idee wat ze bedoelde maar Hans bleek al wel door te hebben wat er mis was. Hij remde heel voorzichtig, en zette de auto midden op de oprit stil. Pas toen hij uitstapte en naar de achterkant van de auto liep, zag ik ook wat er aan de hand was: onze achterklep stond nog wagenwijd open! Dat was wel even flink schrikken hoor, wie weet wat we onderweg – op die schuine helling – allemaal verloren zouden zijn. De grootste schrik kwam pas toen ik besefte dat er ook nog een reserveband rechtop in de achterbak stond, stel je voor zeg dat die aan het rollen zou zijn gegaan en naar beneden was gestuiterd… ik moet er echt niet aan denken hoor. Nou, alles is gelukkig goed afgelopen. Al onze bagage lag nog netjes achterin, en de reserveband was er ook nog. Pffff, opluchting!
Anders dan andere jaren hadden we nog geen laatste overnachtingsmotel geboekt. We verwachtten dat we vast wel iets in de buurt van het vliegveld zouden kunnen vinden, het liefst natuurlijk dicht bij de plek waar we morgenvroeg onze Nissan weer in zouden moeten leveren. Dat viel best wel tegen, de weinige motels die we vonden zagen er niet uit! Uitstraling: achterbuurt. Op gegeven moment vonden we een Days Inn die er enigszins acceptabel uitzag; we hadden geen zin om verder te gaan zoeken dus hebben we daar maar een nachtje geboekt.
![]() Coal Mine Canyon | ![]() Coal Mine Canyon |
Ik had Melanie beloofd een jas voor haar te zoeken, zo’n zelfde soort jas als ik zelf drie jaar geleden in Yellowstone had gekocht. In Moab en Kanab had ik niets gevonden wat er maar enigszins op leek, we wilden nu nog wel even een poging gaan wagen hier in Phoenix. Misschien vonden we zelf ook nog wel wat leuke kleding, ’t is hier toch een stuk goedkoper dan in Nederland, tenslotte. Even googlen op Internet, kijken of er een leuk shopping centre in de buurt te vinden was. We vonden er een in Camelback Street, dat was niet al te ver van ons motel vandaan dus zijn we daar naartoe gereden. ’t Bleek een ongelooflijk chic shopping centre te zijn, met een bijzonder hoog ‘stropdassen- en mantelpakgehalte’. Gauw wegwezen, dus. Een tweede winkelcentrum dat we direct daarna vonden leek van buitenaf meer bij onze stijl en onze portemonnee te passen, maar eenmaal binnen ontdekten we dat we nu een vrije val hadden gemaakt van een hoog stropdassengehalte naar een hoog Wibra-gehalte. En dat was nou ook weer niet echt waar we naar op zoek waren. Kortom, we hebben niets gekocht. Sorry, Mel, we hebben ons best gedaan.
We zijn nog even wezen eten, en daarna zijn we teruggegaan naar ons motel. Nog een keer een mailtje naar het thuisfront, even de vluchttijden checken, onze koffers inpakken en de handbagage goed indelen. Natuurlijk wilden we ook nog even douchen, maar toen ik die twee gitzwarte, vieze en vooral ook heel grote kakkerlakken op de muur zag zitten – vlak bij de knoppen van de douchekraan – had ik daar ineens helemaal geen zin meer in. Niet dat ik bang ben voor kakkerlakken, maar toch…..
DAG 28 en 29 : VRIJDAG 15 MEI EN ZATERDAG 16 MEI: PHOENIX- WASHINGTON – AMSTERDAM – GERWEN
Gereden : 4 mijl
Gevlogen : 5.823 mijl
Dit laatste kleine stukje reisverslag blijkt nog een van de moeilijkste van allemaal te zijn. Want hoe beschrijf je nu eigenlijk een dag waarop niets, maar dan ook echt helemaal niets noemenswaardigs gebeurde? Alamo maakte geen problemen over de reserveband in de bagageruimte, bij de security checks mochten we zo doorlopen, het vliegtuig in Phoenix vertrok precies op tijd, en ook de piloot die ons van Washington naar Amsterdam bracht bleek een man van de klok te zijn. Onze medepassagiers waren niet vervelend, niet leuk, niet opvallend….. kortom, ik heb gewoon helemaal niks waar ik over kan schrijven.
Behalve dan over het allerlaatste traject, dat van Amsterdam naar Gerwen. De bedoeling was dat we met de trein naar Eindhoven zouden gaan, daar zouden we dan door onze Rob worden opgehaald. Maar waarom stond ie dan zomaar ineens in de aankomsthal van Schiphol, samen met Melanie, Marcel en Elina?? Verrassing!! Een hele leuke verrassing, hier hadden we écht niet op gerekend.
In plaats van kaartjes kopen, sjouwen met onze bagage, en wachten op het kille perron, werd het nu dus even een korte wandeling naar de parkeergarage. Met maar liefst zes paar handen om de koffers te dragen, wat een luxe. Melanie vond dat Hans en ik elkaar na deze vier weken wel even een uurtje of twee konden missen. Dus werden we ‘verdeeld’, Hans mocht bij Rob en Elina in de auto en ik werd aan M&M toegewezen. Nou, je hoort ons niet klagen hoor, dit laatste stukje van onze reis is ons prima bevallen.
TOT BESLUIT
Aan het eind van dit reisverslag volgt natuurlijk het onvermijdelijke rijtje met cijfers, hoogtepunten en minder geslaagde momenten. Allereerst maar even de cijfers: we hebben 3.974 mijl gereden, ofwel een hele dikke 6.000 kilometer. Waarvan maar liefst 851 mijl (1.362 kilometer) via onverharde wegen. Onze Nissan heeft dus heel hard moeten werken, elke dag ruim 50 kilometer dirt is niet niks. Vandaar dan ook die lekke band, tijdens de laatste week van onze vakantie. Niet alleen onze auto moest hard werken, wij zelf ook. Want de 126 kilometer die we lopend hebben afgelegd waren een zware aanslag op onze voeten, vooral op die van mij!
Canyon X was het dieptepunt van de vakantie, we hebben echt geen goed woord over voor Overland Canyon Tours. Een van de heel weinige keren dat ik echt met een vervelend gevoel aan een Amerika-ervaring terugdenk. De andere dingen die niet helemaal volgens plan verliepen – de zoektocht naar Stud Horse Point, en de mislukte afdaling naar het Hoodoo Forest bijvoorbeeld – ach, zoiets hoort er gewoon bij. Dat zijn we allang weer vergeten.
Het rijtje hoogtepunten is gelukkig heel veel langer: het eerste dat bij me opkomt is de geweldig mooie rit over de Smokey Mountain Road, met als het letterlijke hoogtepunt de Kelly Grade. Absoluut fantastisch. Dat Bisti Badlands, Buckskin Gulch en Blue Canyon in het rijtje met hoogtepunten staan zal vast niemand verbazen. Chesler Park was supermooi, en the Great Gallery was erg indrukwekkend. De hike naar White Mesa Arch is vooral heel speciaal dankzij de vreemde ontmoeting met de Indiaanse schapenhoeder, en de hike naar Five Hole Arch vanwege de absolute eenzaamheid en de ligging in het onherbergzame rotslandschap van de San Rafael Desert. En dan zou ik bijna Yellow Rock nog vergeten, ook een absoluut hoogtepunt.
Het was leuk om dit reisverslag te schrijven, heerlijk om alle foto’s te bekijken, de aantekeningen door te nemen en zo alles nog eens te beleven. Maar ik vind het toch ook wel een lekker gevoel dat het nu af is: zo heb ik de komende maanden weer volop de tijd om onze volgende ontdekkingstocht voor te bereiden: California, here we come!!